Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

8 mei

Geschiedenis Posted on za, mei 07, 2022 11:09:19

Je kunt er zonder enig risico een fortuin op verwedden dat bij het begin en het einde van de ramadan islamhaters giftige reacties zullen sturen naar politici en opiniemakers die het aandurven om moslims een mooie ramadan of een fijn Suikerfeest toe te wensen. ‘En wat dan met de christelijke feestdagen, waarom wensen jullie óns dan niets toe?’, klinkt er telkens. Meestal slaat deze bedenking op niets, want wie moslims iets positiefs toewenst tijdens de ramadan doet dat doorgaans ook voor christenen rond Kerstmis of Pasen. Daar gaat het de haters ook niet om. Je mag moslims níets positiefs toewensen, daar draait het uiteraard om. ‘En dan krijgen die moslimkinderen ook nog eens een vrije dag,’ werd ons maandag door ongezond agressieve lieden toegebeten. Liefst zo snel mogelijk naar een oord ver hiervandaan vertrekken en als dat niet lukt, zwijgen en je honderd procent aanpassen aan ónze westerse wereld, met zijn tradities en zijn papieren waarden en normen, dat is de niet eens onderliggende boodschap, want iedereen mag, neen: móét, het horen.

Verdraagzaamheid is niet iedereen gegeven. De groep onverdraagzame burgers lijkt almaar toe te nemen, al kan dat ook een gevoel zijn, ingegeven door hun luidruchtigheid. Misschien gaat het om een kleine minderheid en moeten mensen zoals ik minder ongerust zijn. (Tot je de verkiezingsresultaten van de voorbije dertig jaar analyseert en een blik werpt op de meest recente peilingen, en die minderheid schrikbarend groot begint te worden. Toch maar waakzaam blijven, kortom.)

Al enkele jaren gaan er stemmen op om 8 mei uit te roepen tot een officiële feestdag, ter herdenking van de overwinning op het nazisme en het fascisme, morgen zevenenzeventig jaar geleden. Ik vind dat een zeer gezond voorstel, omdat datgene wat bijna acht decennia geleden zo hartstochtelijk bestreden werd en waarvan onze voorouders dachten dat het definitief op de knieën gedwongen was, zeer nadrukkelijk aanwezig blijkt in de samenleving anno 2022. Niet alleen de onze, maar wereldwijd. Een deel van de triomferende troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog behoorde tot naties die zich de daaropvolgende jaren bezondigden aan krek dezelfde haat en onverdraagzaamheid tegen andersdenkenden als de nazi’s en hun bondgenoten. Denk aan de Sovjet-Unie (Stalin), de Chinese Volksrepubliek (Mao) en tig andere regimes, die dezelfde methodes gebruikten tegen hún volk of tegen naburige volkeren. Pseudowetenschappelijke theorieën, angstaanjagende propaganda, genadeloze vervolging, genocide, het was typisch voor nazi-Duitsland, maar duidelijk niet alléén voor Hitler en verwanten. Je zag en ziet het bij sympathiserende regimes, bij autocratische en semi-autocratische leiders, of die nu behoren tot wat we in het Westen als een schurkenstaat of dictatuur beschouwen, of tot een gerespecteerde democratie. Eén naam voor dat laatste: Trump. Het kan overal gebeuren. Het kan ons allemaal overkomen. We mogen nooit op onze lauweren rusten.

11 november is sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog een symbolische feestdag, waarin elk jaar wordt herdacht dat de toenmalige geallieerde krachten Duitsland hadden bedwongen. Mooi, maar intussen is er niemand nog in leven die de Groote Oorlog bewust heeft meegemaakt. Wat mij betreft blijft die elfde november voor altijd een feestdag, maar als er dan toch moet bespaard worden op het aantal wettelijke vrije dagen, mag die 11-11 vervangen worden door 8-5. (Er mag ook geknipt worden in het aantal door gelovigen opgedrongen feestdagen, vindt deze ongelovige, maar dit enigszins terzijde.)

Als we van 8 mei een officiële feestdag maken, zou dat een helder statement zijn tegen al wie toen dweepte én nu dweept met autoritaire regimes en ontmenselijkende ideologieën. Het zou een krachtig en breed gedragen maatschappelijk ¡No pasarán! kunnen zijn tegen alle gevaren die onze democratie bedreigen. Een signaal dat je als samenleving een lijn in het zand trekt, een ‘Tot hier en niet verder!’-markering. Om al die redenen schaar ik mij ondubbelzinnig achter die vraag om van 8 mei een feestdag te maken. Hoe sneller, hoe liever. Gewoon doen.



&

Politiek Posted on za, april 30, 2022 11:09:31

Dankzij Arno, Henny Vrienten en Elon Musk ging het de voorbije week niet alleen over de oorlog in Oekraïne en de strapatsen van vooraanstaande Vlaamse politici, waarvoor dank/merci/thanks, al had ik het in deze drie gevallen liever anders gezien: Arno en Henny Vrienten alive and kicking en Musk alive and tweeting (but without owning Twitter). Enfin, je kunt niet alles willen in het leven.

Dinsdag ging het op Twitter in onze contreien — dat wil zeggen: het kleine deel van Vlaanderen dat op dat specifieke sociale medium zit, kortom een zéér kleine maar zéér luidruchtige minderheid — over een uitspraak van Conner Rousseau in Humo. ‘Als ik door Molenbeek rijd, voel ik me ook niet in België’ had het weekblad boven een interview met de Vooruit-voorzitter gezet. Zo’n eindredacteur is ook niet van gisteren, en als hij al van gisteren is dan is hij zeker niet van eergisteren. Kies een pakkende titel, al dan niet binnen zijn context, en het volk zal lezen, zo zijn eindredacteuren nu eenmaal opgevoed, áls ze al opgevoed zijn. (Extreem)rechts vond dat Rousseau gelijk had, maar dat hij nu maar eens daden aan die woorden moest koppelen. Versta: honderd procent assimilatie, dat ze zich maar aan óns aanpassen, daar in Molenbeek. (Extreem)links vond dat Rousseau ongelijk had, en ook aan die zijde van het spectrum werden de hyperbolen niet gespaard. Het centrum zweeg, weinig moedig als het doorgaans is wanneer er juist moed vereist is.

Laten we er even de volledige quote bij halen. De Humo-reporter werpt op: ‘Bij de Franse verkiezingen speelde migratie weer een belangrijke rol. Drie kwart van de Fransen zegt dat ze het gevoel willen hebben dat ze in hun eigen land wonen.’ Rousseau repliceert: ‘Als ik door Molenbeek rijd, voel ik me ook niet in België. Maar de meeste van die mensen zijn hier geboren. Het belangrijkste is dat ze onze taal spreken en werken. In Brussel staan er door het lerarentekort mensen voor de klas die in het Arabisch lesgeven, omdat ze geen Frans spreken. Onaanvaardbaar. Maar wat doet de Vlaamse regering? De prijs van de taalcursussen verhogen om de wachtlijsten in te korten.’

Als je dit leest, is die titel boven het stuk helemaal geen goedkope clickbait. Er wordt niets uit de context gerukt. Rousseau heeft gezegd wat er staat en hij heeft ongetwijfeld de tekst mogen nalezen en waar nodig bijsturen. Wat hij en zijn communicatieadviseurs niet (of onvoldoende) gedaan hebben. Ofwel meent hij honderd procent wat hij zegt, wat het alleen maar erger maakt. En dus zegt Rousseau dat Molenbeek onbelgisch aanvoelt, dat ‘de meeste van die mensen’ hier geboren zijn (het woord ‘Belgen’ of ‘landgenoten’ krijgt hij blijkbaar niet over zijn lippen), dat er mensen in het Arabisch lesgeven omdat ze geen Frans spreken en dat de Vlaamse regering daar iets aan moet doen. Waarop Vlaams minister Dalle tweette dat er in het Vlaams onderwijs niet in het Arabisch gedoceerd wordt: naast de kwestie, want dát heeft Rousseau dan weer niet gezegd. Maar waarom legt Rousseau dan de link tussen Frans/Arabisch en de Vlaamse regering? Het zijn twee aparte dingen.

Conner Rousseau geeft in die ene uitspraak aan dat hij de situatie in Molenbeek niet begrijpt. Zijn maatschappijbeeld verschilt nauwelijks van dat van de doorsnee Reuzegommer: geprivilegieerde tunnelvisie, wereldvreemd, eurocentrisch, etnocentrisch, hautain. Sinnekloas is duidelijk de wereld niet, misschien moet Rousseau daar wat vaker een stapje in zetten. Flinks scoren is al te makkelijk, daar heeft pseudolinks trouwens Elchardus al voor. Om de problematiek van de enige wereldstad die dit land telt te kunnen doorgronden, moet je er ofwel zelf gaan wonen, ofwel regelmatig langsgaan en in contact treden met de plaatselijke bevolking, ofwel je laten informeren door experten in de grootstedelijke samenleving. Door Molenbeek rijden is niet voldoende.

Rousseau bepleit een betere sociale mix. Daar kan niemand iets op tegen hebben, alleen blijft er een gigantische kloof tussen iets bepleiten en er iets concreets aan doen. In de stad die ik het beste ken, Antwerpen, hebben opeenvolgende sociaaldemocratische burgemeesters het vertikt om de ghettoïsering te voorkomen, met als gevolg dat traditionele witte volkswijken als de Seefhoek en het Kiel helemaal ‘verkleurden’ — wat normaal is in een multiculturele samenleving, alleen vergat de politiek om de plaatselijke bewoners te ‘masseren’ en werden ‘nieuwkomers’ er gewoon gedumpt, omdat het er nog betaalbaar wonen was in de verkrotte huizen en appartementen —, waardoor de oorspronkelijke bevolking bijna automatisch werd opgezet tegen de als indringers beschouwde ‘gastarbeiders’. Een sociale mix verdient meer dan lippendienst, je moet het ook willen én doen. Dat zou pas echt socialistisch zijn.

***

Twee en een half jaar al is Conner Rousseau voorzitter van een partij die van oorsprong socialistisch was, daarna sociaaldemocratisch mocht genoemd worden en nu…, ja, wat nu? Wat is er nog sociaal of socialistisch aan Vooruit? Waarom zou een linkse jongen als ik nog op die partij moeten stemmen, op basis van welke standpunten of realisaties? Waar moet een linkse jongen als ik überhaupt nog op stemmen, wetende dat Groen communicatief bijzonder onhandig is en op alle vlakken buiten het ecologische verschillende richtingen uitschiet, en dat PVDA nog altijd moeite heeft om de oude demonen — stalinisme, maoïsme, aangekweekte sympathie voor Oost-Europese regimes — van zich af te schudden, om het nog niet te hebben over het soms iets te makkelijke populisme?

Een linkse jongen als ik kan maar één conclusie trekken: er zijn te weinig linkse jongens (m/v/x) zoals ik en dat maakt dat de van oorsprong linksere partijen uit puur opportunisme ofwel naar het centrum beginnen over te hellen, ofwel het extremisme omarmen.

Vooruit — een naam die dan nog gejat werd bij een historisch cultuurhuis, vadertje Anseele draait zich om onder zijn al bij al bescheiden grafzerk — probeert wanhopig de verloren kiezers uit het verleden terug te winnen. De naïeve gedachte daarbij is dat opschuiven naar rechts de verloren zonen en dochters zal terugbrengen die intussen al meer dan dertig jaar op Vlaams Blok/Belang stemmen. Waardoor het risico bestaat dat de overblijvende linkse kiezers worden afgestoten. Wat is er mis met de oorspronkelijke ideologische uitgangspunten en waarom worden die niet vertaald naar het eenentwintigste-eeuwse Vlaanderen?

Door de laatste restantjes socialisme van zich af te schudden, maken Conner Rousseau, en bij uitbreiding al wie hem volgt, zichzelf volstrekt overbodig. Ach ja, de peilingen geven veertien procent aan, maar daar kan je niets mee realiseren, noch in Vlaanderen, noch in België. Met instagrampopulariteit bouw je geen samenleving op. Tweets zijn geen wetteksten die het leven van de mensen beter maken. Populair zijn bij tienermeisjes levert geen stemmen op, want ze zijn nog niet stemgerechtigd. Met ‘Als ik door Molenbeek rijd, voel ik me ook niet in België’ krijg je schouderklopjes van lieden die nooit op Vooruit zullen stemmen. So what? Wat ben je daarmee? Gaat het dan toch alleen maar om de likes en de retweets, en niet om de inhoud? Kwantiteit boven kwaliteit? Het zou zomaar eens kunnen.

Linkse jongens zoals ik kijken niet optimistisch naar de toekomst van onze politiek.

***

En dan zouden we de amechtige pogingen van Open VLD en CD&V om relevant te blijven haast nog vergeten. ‘Van en voor het volk’ is nu de nieuwe mantra van de christendemocraten. Hoezo, is er dan een partij die zich profileert ’tegen het volk’? Indien niet, is dit niet meer dan een holle slogan, zoals die ampersand altijd al een kunstmatig gedrocht is geweest in de afkorting van de partijnaam. Een fantasietje, voor veel te veel centen bedacht door een marketinggoeroe. Als er dan toch weer een nieuwe partijnaam moet bedacht worden, kunnen Open VLD en CD&V misschien samenleggen. Mijn voorstel: ‘&Dan?’ Dan heb je én die modieuze ampersand én een veelzeggend vraagteken én je kan van die ‘Dan’ een acroniem maken voor ‘Democratisch Alternatief Niemandsland’. Van en voor niemand.

Voor liberalen en christendemocraten geldt hetzelfde als voor de sociaaldemocraten: it’s about the ideology, stupids! Vertaal de ideologie naar 2022 en je zult veel meer bereiken dan met dit staaltje windowdressing-voor-gevorderden. Een mooi opgesmukte etalage is in staat om mensen binnen te lokken in je winkeltje, dat klopt, maar ze zullen niets kopen als de uitgestalde waren hen niet aanstaan.

Tel uit onze winst, denken ze intussen bij N-VA en, nog veel meer, Vlaams Belang. Ook die laatste partij veranderde ooit van naam: in 2004, na de veroordeling wegens inbreuken tegen de antiracismewet. Maar Vlaams Belang verschilt in niets van Vlaams Blok. Meer nog: steeds meer eist extreemrechts sociale standpunten op, hoe nep die ook mogen zijn. Het eist zelfs de feestdag van de Arbeid van morgen op, in de wetenschap dat veel traditionele arbeiders allang niet meer achter een rode vlag aanlopen.

Als papieren links nu eens écht links zou worden, dat zou die partijen al een pak aantrekkelijker maken. Of niet, dat kan ook, maar dan weten we dat tenminste. Tussen rechts en links blijven zwalpen, zal zeker de oplossing voor het linkse debacle niet aanreiken. Door Molenbeek rijden met een huizenhoog dedain evenmin.



Systemisch racisme aanpakken interesseert onze media niet

Journalistiek, Samenleving Posted on do, april 21, 2022 09:58:06

Precies een maand geleden lag We have a dream! in de boekhandel, het boek dat Paul Beloy en ikzelf hebben geschreven over racisme en discriminatie, met als ondertitel Racisme vroeger en nu. 21 maart 2022, internationale dag tegen racisme. Uitstekende timing, dachten we. Een goed boek, al zeggen we het zelf. Een relevant boek, dat heeft met het onderwerp te maken, dat, helaas, blijvend actueel is. Een noodzakelijk boek, daar zijn wij, auteurs, weer met ons promopraatje.

Waar geen discussie over mag bestaan, is dat het thema alomtegenwoordig is. Elke dag lees of hoor je wel iets over racisme, in de traditionele en op de sociale media. Omdat je niet kunt weten waar je naartoe gaat als je niet doorhebt waar je vandaan komt, staat in We have a dream! het meest uitgebreide geschiedenishoofdstuk over racisme en discriminatie dat je kunt vinden in Nederlandstalige boeken. Niet ‘uitgebreid’ in de zin van het aantal pagina’s dat eraan besteed wordt — minder dan honderd —, maar door de link die gelegd wordt tussen religieuze en pseudowetenschappelijke theorieën en de slavernij, de Ku Klux Klan, het nazisme en zelfs het 70-puntenplan van Vlaams Blok. Dat mocht weleens gebeuren. Zo ziet de lezer het totale plaatje, van de middeleeuwen tot nu.

Waar evenmin discussie zou over mogen bestaan, is dat racisme en discriminatie ontwrichtend werken: voor de slachtoffers, uiteraard, maar ook voor de brede samenleving. Een belangrijke minderheidsgroep heeft het niet alleen moeilijk om aan bod te komen, de leden van die groep worden ook onbewust (en geregeld ook bewust) uit de maatschappij geweerd. Ze zitten niet op plekken waar de grote beslissingen worden genomen, ze horen er niet bij omdat ze er niet bij mógen horen. Dat is structureel en systemisch racisme, wat in het boek wordt aangetoond via tig wetenschappelijke bijdragen: doctoraatsstudies, thesissen, met betrouwbaar cijfermateriaal onderbouwd onderzoek. Bij mijn weten werd nooit eerder zo grondig aangetoond dat racisme en discriminatie voor achterstelling zorgen, op het vlak van de persoonlijke leefomgeving, het onderwijs, de huizenmarkt, de arbeidsmarkt, enzovoort. Je kunt die discriminatie aanklagen, maar nóg belangrijker, lijkt me, is dat je die eerst grondig kunt staven. Je kunt niet naast die bewijzen kijken. Ze zijn er, voor wie ze wil zien.

Waar je wel over kunt discussiëren, móét zelfs, is hoe je dit concreet kunt aanpakken. Daar werden wel al boeken en opiniestukken over geschreven, maar ook voor het eerst worden al die ideeën, voorstellen en meningen samengebracht in een slothoofdstuk met maar liefst achtendertig remediërende suggesties, drie van de auteurs, vijfendertig van experten en ervaringsdeskundigen. Daar kun je mee aan de slag, dachten we in al onze naïviteit.

***

Op 19 maart verscheen er een dubbelinterview met de auteurs in De Morgen. De dag nadien zat Paul Beloy in De ochtend op Radio 1 en ikzelf in Wakker op zondag bij ATV. Maandag 21 maart, de eigenlijke verschijningsdatum, zaten Paul en ik in een reportage op TV Oost en stond er een gesprek met ons in Gazet van Antwerpen. Daarna… de Grote Stilte. Ik schreef zelf een bijdrage over pseudowetenschappelijke theorieën in het maandblad Eos Wetenschap. Afgelopen weekend stonden er nog kleine recensies in de weekendbijlage van Het Laatste Nieuws en De Zondag. Dank daarvoor, het werd ten zeerste geapprecieerd.

Maar waar blijft de rest?

Waarom schrijven die andere bladen niets over het boek, desnoods een vernietigende recensie, maar íets?

Waarom doen al die andere radio- en tv-programma’s hier niets mee?

Of vinden ze racisme alleen maar aandacht waard als het over individuele incidenten gaat, liefst met bekende koppen als slachtoffer, zoals Romelu Lukaku of Vincent Kompany, want dat levert lekkere clickbait op?

Er iets vreemds aan de hand in onze pers en ik probeer dat te duiden aan de hand van enkele stellingen, die gebaseerd zijn op jarenlange ervaring.

1. Als De Morgen een exclusief gesprek of een exclusieve voorpublicatie rond een onderwerp doet, haken de andere ‘kwaliteitsmedia’ af. Dan mag je een artikel in De Standaard, De Tijd, Knack en Humo vergeten. Zo gaat dat nu eenmaal. Ook andersom, trouwens. Redacties gaan ervan uit dat iedereen alles leest of ziet (quod non!) en willen niet achteroplopen. Terwijl het om het thema gaat, stupids. Hoe relevanter, hoe interessanter om er iets mee te doen, los van wat de concurrentie doet. De lezer, luisteraar of kijker weet meestal niet eens dat het onderwerp al ergens anders behandeld werd.

2. Op radio en televisie speelt die hokjesgeest nog veel meer. Paul Beloy zat enkele maanden geleden in De afspraak, na het incident met Brugse supporters tegen de trainer, stafleden en spelers van Anderlecht. Prima reflex van de redactie — Kompany is toch niet beschikbaar voor gesprekken los van de context van een wedstrijd —, maar een onmiddellijk gevolg daarvan is dat diezelfde redactie drie maanden later zegt ‘Oh, maar dat hebben we al behandeld’. En andere redacties van de openbare omroep zeggen ‘Oh, maar dat zat onlangs nog in De afspraak‘. Alsof alle mediaconsumenten alle programma’s zien en horen. Alsof een thema niet relevant genoeg kan zijn om het meerdere keren te behandelen. Eventueel nodig je vaste gasten Mia Doornaert en Rik Torfs mee uit, probleem (min of meer) opgelost.

3. Je hoeft een boek niet goed te vinden om er iets mee te doen. Als het thema maatschappelijk voldoende relevant is — nogmaals: daar kan echt geen discussie over bestaan —, schrijf je erover. Desnoods door wat in dat werk staat, af te kraken of bij te sturen of er eigen bevindingen aan toe te voegen of…

4. Onze media zijn te zeer gefocust op anekdotiek en casuïstiek. Individuele incidenten. Die staan overigens óók in het boek, via persoonlijke getuigenissen, maar dat kan je pas ontdekken als je het gelezen hebt, natuurlijk. Verbanden en samenhang zien, ho maar.

5. Onze media zijn niet geïnteresseerd in oplossingen. Stel je maar even voor: als een probleem opgelost geraakt, kun je er niet meer over schrijven of spreken! Daar doen we niet aan mee, hoor. Er wordt dus wel gezegd dat er een probleem ís, en hoe erg dat is, en dat er dringend iets aan gedaan moet worden, maar concrete oplossingen die worden aangereikt, neen, dankjewel, dat is dan weer een stap te ver. Morgen moeten we opnieuw een incident kunnen belichten. En de dag nadien weer één.

6. De coördinatoren van boekenbijlagen laten zich maar wat graag opvrijen door grote uitgeverijen. Die krijgen voorrang. Of door grote buitenlandse namen waar ze mee kunnen uitpakken. Of door connecties uit het verleden. (Vier jaar geleden verscheen Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden? van Geert De Vriese en mezelf, toch ook niet belachelijk, denk ik, vijftig jaar na de feiten. We hadden pech, want het boek verscheen op hetzelfde ogenblik als de ‘viering’ van het tienjarig overlijden van Hugo Claus, waarmee volledige boekenbijlagen gevuld werden. Tip voor toekomstige auteurs: plan geen boeken in de periode maart-april 2028, 2033 of 2038, want dan zal de schrijver respectievelijk twintig, vijfentwintig en dertig jaar dood zijn.)

7. U kunt dit persoonlijke frustratie noemen, overigens terecht, maar deze problematiek gaat natuurlijk veel ruimer dan Frank Van Laeken, Paul Beloy, Geert De Vriese en noem al die net iets te weinig bekende auteurs maar op: het is — nu komen de grote woorden — systemisch en structureel. Het is een vorm van discriminatie. Ook dat nog.

***

Enfin, het is niet omdat ik even mijn rancune ventileer, dat het probleem opgelost is. U kunt het boek ook zelf lezen, uiteraard, kritische recensies zijn meer dan welkom.

Paul Beloy & Frank Van Laeken, We have a dream! Racisme vroeger en nu, Houtekiet, 24,99 euro.

we haveadream.one



Journalist tussen hond en wolf

Journalistiek Posted on za, april 16, 2022 11:25:03

‘Het uur tussen hond en wolf’, zo leert mij onzetaal.nl, slaat op de avondschemering, het moment van de dag dat het nog net licht genoeg is om zonder kunstlicht te kunnen rondkijken, hoewel de zon intussen al is ondergegaan. Metaforisch slaat het op het aanbreken van gevaarlijke uren, ‘waarop mensen een hond niet goed van een wolf kunnen onderscheiden’. De hond is de trouwe en betrouwbare gezel van de dag, de wolf is de dreiging die uitgaat van de nacht. Licht en donker.

Waarmee ik naadloos bij het thema van deze blogpost ben aanbeland: de stand der dingen in de journalistiek. Het zal wel toeval zijn — twee auteurs die op hetzelfde ogenblik dezelfde bekommernis hebben — maar de voorbije weken zijn er twee boeken verschenen die draaien rond dit prachtige maar o zo gecontesteerde vak. Zo belanden er niet zoveel op korte tijd in de boekhandel. Zeker niet als ze kritisch naar het journalistenbestaan en de interne en externe bedreigingen voor deze eerbare stiel kijken: licht versus donker. Hond versus wolf. Luc Pauwels schreef Journalistiek in tijden van fake news. Een gewetensonderzoek van een insider, Guido Van Liefferinge pende Fuck de media red de pers neer.

Ik ken beide heren.

Luc Pauwels (°1966) kwam op mijn pad toen ik eindredacteur was op de sportredactie van de VRT Televisie, in het drukke sportjaar 2000. Euro 2000, Olympische Spelen in Sydney, Anderlecht dat groepswinnaar werd in de Champions League, de Belgische tennismeisjes die doorbraken, het hield niet op. Luc was geslaagd voor het strenge sportjournalistenexamen dat destijds nog georganiseerd werd door Ivan Sonck — aimabel in het echt, streng op het scherm en in de commentaarcabine. In maart 2000 kwam Luc binnenwaaien, na vijf jaar als onderzoeker en adviseur aan de KU Leuven te hebben gewerkt. Hij zat vol goede wil, maar had geen enkele media-ervaring, laat staan dat hij al eens een journaalstukje over een ingewikkeld onderwerp van anderhalve minuut in elkaar had gebokst. Het was aan mij om Luc te kneden, wat ik — aimabel in het echt, streng op de werkvloer — dan ook gedaan heb. Aan de opdracht die hij in mijn exemplaar van zijn boek heeft geschreven te lezen, werd dat geapprecieerd. Graag gedaan, Luc. Al snel groeide hij door naar het algemene nieuws, waar hij, zoals bekend, de energiespecialist werd. In 2012 schreef hij samen met Wim Van den Eynde De keizer van Oostende, over de strapatsen van sp.a-machtspoliticus Johan Vande Lanotte.

Guido Van Liefferinge (°1941) ontmoette ik eerder. U moet weten dat ik in 1982 ben afgestudeerd, een tijd vol (jeugd)werkloosheid, waarin het, voor iemand met een diploma dat moest leiden naar een carrière in de journalistiek, onmogelijk bleek om een job te vinden bij een dag- of weekblad. Ik kon wel voor een habbekrats freelancen — stel u voor: 750 frank voor een bijdrage in het weekblad De Nieuwe, nog geen 20 euro, maar wat een leerschool! —, om iets op mijn boterham te kunnen smeren moest ik uitzwermen naar marketing- en communicatie-afdelingen van bedrijven die ver van mijn geprefereerde sector afstonden.

Tot ik eind 1993 op straat werd gezet bij een Amerikaanse firma. Jarenlang had ik vruchteloos gesolliciteerd bij de bladen die ik zelf, als linkse jongen, gretig las, De Morgen en Humo. Áls ik al antwoord kreeg op mijn voorstellen — een hoge uitzondering —, was dat afwijzend. Ze zaten niet te wachten op Frank Van Laeken. Werkloos en zonder vooruitzichten dacht ik begin 1994: ik moet mijn horizon verbreden. En dus schreef ik zowat alle bladen in Vlaanderen aan, van het ene uiterste in het andere. In die tijd was er nog geen e-mail. Rikketikketik, briefje op de post, de priorzegel bestond nog niet, hopen dat het ding niet verloren ging. Binnen de drie dagen werd ik telefonisch uitgenodigd door Mathias Danneels, de rechterhand van Guido Van Liefferinge bij Dag Allemaal. Het gesprek was blijkbaar overtuigend genoeg, dus loodste Danneels mij even in het bureau van de Grote Guido binnen. Het kortste gesprek uit mijn lange carrière. ‘120’, riep hij (Guido spreekt niet, Guido roept). De duizend voegde ik er zelf in mijn hoofd aan toe, het was nog de tijd van de Belgische frank. Leuke maandelijkse som voor een freelancer. En zo kon ik op een blauwe maandag starten bij een blad dat heel ver van me afstond, al mocht ik er wel voor het tweede katern werken, de serieuzere pagina’s, waar politiek, economie en sport werden behandeld. Op de zeldzame redactievergaderingen waar Guido aanwezig was, bulderde hij minstens drie keer ‘Amateurs!’: naar ons en naar de buitenwereld. Zonder mijn ingeving om ook bladen aan te schrijven die mij als lezer niet na aan het hart lagen en zonder die snelle reactie van Mathias en Guido, zat ik nu wellicht niet in de journalistiek. En las u deze blogpost niet. Dank u, Guido.

***

In Journalistiek in tijden van fake news — waarbij de ‘fake’ op de ingenieuze cover ook gelezen kan worden als ‘fact’ — schetst Luc Pauwels de zes werven die er zijn in zijn vak. Óns vak.

We hebben het te laat gezien.

We laten ons te veel wijsmaken.

We laten ons te veel opjagen.

We laten ons te veel afleiden.

We laten ons te veel afglijden.

We laten ons te veel opnaaien.

Pauwels houdt het niet bij kritische beschouwingen van buitenaf, hij heeft het ook over zichzelf en zijn VRT-collega’s. Dat vereist moed, want hij heeft nog enkele jaren te gaan alvorens hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. (Het weze terloops opgemerkt: een jaar of zeven geleden zat ik met Luc in een etablissement in Wambeek om de idee van een gezamenlijk boek over journalistiek te bespreken. Het is er niet van gekomen, tenminste: sámen toch niet.)

‘Ik kijk naar mezelf in de spiegel, ik blik terug op mijn loopbaan met vallen en opstaan’, noteert hij in de inleiding. ‘Maar ik doe ook anderen in de spiegel kijken.’ De VRT-journalist heeft veel energie — sorry, die kon ik niet laten liggen! — gestoken in wat er fout loopt in de journalistiek, hier en elders, maar hij benadrukt aan het eind toch dat het merendeel van de journalisten hun job wél uitstekend (dat wil zeggen: eerbaar, onpartijdig, onafhankelijk) uitoefent. ‘Maar ik ben er evenzeer van overtuigd dat dit geen excuus mag zijn om de effectief bestaande mistoestanden in onze sector met de mantel der liefde te bedekken. Uit een soort van corporatistische zelfreflex het falen van jezelf en je collega’s verschonen: daar is nog geen enkele instantie beter van geworden.’

Terechte opmerking.

***

Fuck de media red de pers klinkt veel minder subtiel als boektitel. Hier herken ik Guido Van Liefferinge weer in: de man die ‘Amateurs!’ roept naar alles en iedereen wat hem niet zint. Ongeveer alles en iedereen, dus. Het onderscheid uit de titel verklaard: ‘de media’ gaat meer over de organisatie achter het journalistieke gebeuren, ‘de pers’ over de journalisten zelf. De auteur waarschuwt voor de gevolgen van fusies en synergieën, waardoor er nauwelijks nog onafhankelijke journalistiek overblijft. Een taak voor lokale, regionale, federale en Europese beleidsmensen, vindt hij. ‘De democratische overheden hebben hierin een voortrekkersrol te spelen die ze vooralsnog om onbegrijpelijke redenen niet opnemen.’

Via William Randolph Hearst, Rupert Murdoch en Mark Zuckerberg schetst hij een beeld van de almacht van mediatyconen en de onmacht van ons, mediaconsumenten en persmensen, daartegen. Mocht hij het boek later actualiseren kan hij er de onhandige poging van Elon Musk om Twitter in handen te krijgen van deze week nog aan toevoegen. Van Liefferinge heeft het consequent over ‘(a)sociale media’, een typering die voor een deel terecht is, maar die ook uiterst vermoeiend leest na een tijd. Het is niet alleen kommer en kwel op sociale media. Maar wel héél véél, daar heeft hij ongetwijfeld een punt. Een tweet is namelijk niet altijd wereldnieuws. Leest u even mee? ‘De stokende politici leveren controverse, de kranten, radiomakers en tv-praatbarakken nemen het gretig af en breien erop voort. Het kost niets en het levert een ketting van reacties op. Het monster voedt zichzelf. Slimmer wordt de lezer, luisteraar en kijker er niet van. Bozer en cynischer, dat wel.’

Terechte opmerking.

***

Het voorwoord werd in beide boeken geschreven door Rik Van Cauwelaert, ook dat kan geen toeval zijn. Iemand die, op zijn tweeënzeventigste, geen schrik meer hoeft te hebben om kritisch naar zijn eigen vak(broeders) te kijken, een man met een scherpe pen en een klare kijk. ‘Elke journalistieke slordigheid, elke leugen, is een aanslag op de geloofwaardigheid, het hoogste goed van de media. Het siert Luc Pauwels dat hij zich hierom bekommert’, schrijft Van Cauwelaert in het ene boek. ‘Van Liefferinge, intussen tachtig, heeft vanuit zijn Thaise retraite heel attent de ontwikkelingen gevolgd van het wereldje waarin hij ooit evolueerde. Zijn beschrijving van wat zich dezer dagen in de perswereld afspeelt, is correct en zal door insiders worden onderschreven’, schrijft hij in het andere. Twee complimenteuze opmerkingen, en terecht.

Pauwels schrijft bij wijze van spreken vanonder de kerktoren, in dit geval geen belediging, maar gewoon een vaststelling: hij staat nog met zijn twee voeten middenin het Vlaamse journalistieke bedrijf. Van Liefferinge toont meer helikopterzicht. Wat de heren schrijven is niet nieuw — wie het wilde weten, wist het al, maar schoof het meestal ver van zich weg —, maar het blijft pijnlijk dat die vaststellingen tien en twintig jaar geleden ook konden gemaakt worden, en over tien of twintig jaar ongetwijfeld opnieuw. Er verandert weinig en al zeker niet ten goede. Van Liefferinge ging in zijn vorige boek, Glamour en glitter, geld en macht (2006),al stevig tegen de mediaconcentraties in, al ging dat boek nog zwaar gebukt onder persoonlijke rancune tegenover de man die hem zijn geesteskinderen Joepie, Dag Allemaal, Goed gevoel en TV Familie had ontnomen, Christian Van Thillo, wat de leesbaarheid niet ten goede kwam.

Interessant is het contrast tussen beide auteurs: Pauwels is een outsider die insider werd, Van Liefferinge een insider die outsider werd. Hun bevindingen liggen in elkaars verlengde. Nog een contrast: Pauwels steekt deemoedig de hand in eigen boezem, Van Liefferinge gebruikt de sloophamer. Er is ook iets wat hen bindt: geen van beide boeken mag op veel media-aandacht rekenen. Want ja, in een journalistiek medium de eigen vuile was laten buitenhangen, dat doen hoofd- en eindredacteuren niet graag. Struisvogelpolitiek is ons, journalisten en zij die boven ons staan, niet vreemd. Zo kreeg Fuck de media tot nog toe enkel enige aandacht op MO* en Apache, die aan de linkse kant van het spectrum te situeren vallen. Even opmerkelijk: het boek werd uitgegeven bij de uitgesproken linkse uitgeverij Epo, terwijl de Guido Van Liefferinge die ik ken toch eerder een blauwe was, of heb ik me zo vergist? Journalistiek in tijden van fake news kwam iets ruimer aan bod, in (een uitgebreid interview in) Humo, (een kort vraaggesprek) in De Morgen, eveneens Apache en enkele satirische rubrieken. Waar blijft de rest? Als we het slechte nieuws doodzwijgen, bestaat het niet, is het dat? Riep er daar iemand ‘nestbevuilers’, goed wetende dat het nest al veel langer een poetsbeurt verdient?

Wat Luc Pauwels doet, is moediger dan wat Guido Van Liefferinge doet. Luc steekt zijn nek uit, tien jaar nadat zijn toenmalige hoofdredacteur hem tijdelijk schorste voor zijn medewerking aan het Vande Lanotte-boek. Van Guido had ik, behalve die paar zinnetjes in zijn slotbeschouwing, ook een bekentenis verwacht. Dag Allemaal was, in zijn periode als hoofdredacteur, niet het ordinaire vod waarvoor het vaak versleten werd, maar het heeft wel het voyeurisme van de lezer en bij uitbreiding de andere mediaconsumenten aangemoedigd, en dat voelen we in wat we vandaag zien, horen en lezen. Een kleine mea culpa had wel gemogen.

Dat mag u niet beletten om beide boeken van de eerste tot de laatste letter te lezen. Mocht u zelf journalist, eind- of hoofdredacteur zijn, besef dan: we moeten de stiel helpen redden. Mocht u zelf niet actief zijn in de pers, besef dan: het gaat niet goed, maar het gaat minder slecht dan de stevigste critici beweren. En toch is er nog heel veel werk willen we vermijden dat de journalistiek definitief van het schemerlicht in de complete duisternis stapt. Tussen hond en wolf moeten we toch maar voor het huisdier gaan. Licht is beter dan donker.

***

Verander nooit, Luc Pauwels, blijf zoeken naar een waarheid die verborgen is of wordt gehouden. En blijf kritisch op jezelf en de prachtige stiel die je beoefent.

Verander nooit, Guido Van Liefferinge, blijf hardop signaleren wat er fout loopt (en roep misschien nog iets luider dan gewoonlijk, want om de afstand Thailand-België te kunnen overbruggen zijn er heel wat decibels nodig).

***

Luc Pauwels, Journalistiek in tijden van fake news. Een gewetensonderzoek van een insider, Kritak, 247 pagina’s, 22,99 euro.

Guido Van Liefferinge, Fuck de media red de pers, Epo, 195 pagina’s, 20 euro.



Wat zoudt gij zonder de koopkracht van ’t werkvolk zijn?

Economie, Samenleving Posted on za, april 09, 2022 11:14:20

De indexering van de lonen staat weer ter discussie. Niet voor het eerst, ongetwijfeld ook niet voor het laatst. In tijden dat het minder goed gaat — zijn er andere? — wordt dit langs werkgevers- en neoliberale kant op tafel gelegd, want: onze concurrentiekracht zal dalen en werkgevers zouden weleens geneigd kunnen zijn om hun activiteiten naar het (goedkopere) buitenland over te hevelen. Competitiviteit, meneer.

De schuld voor de start van het debat ligt deze keer bij de Gentse econoom Stijn Baert, die in Humo pleitte voor een indexsprong. Nu ken ik Baert een beetje: aimabele kerel, niet geheel wereldvreemd gezien zijn pleidooi tegen elke vorm van discriminatie op de werkvloer — hij is dan wel supporter van Anderlecht, maar er zijn wel meer slimme mensen die rare voetbalkeuzes maken —, maar duidelijk ook iemand die in de neoliberale economische hoek te situeren valt. Op zich geen bezwaar, laat duizend bloemen bloeien, of zoiets.

Wat ik, als leek, absoluut niet begrijp aan die terugkerende mantra van economen, bedrijven en werkgeversorganisaties, is de zogeheten logica die erachter zit. Ben ik nu dom als ik ervan uitga dat het niet indexeren van de lonen werknemers de facto armer maakt, waardoor hun koopkracht daalt, wat vervolgens ten koste gaat van de economie als geheel? Toch geen kromme redenering? De loonindexering is net bedoeld om de stijgende levenskosten op te vangen. Hoe duurder het leven wordt, hoe meer er nood is aan een lichte aanpassing van de lonen, zodat mensen met net iets meer geld evenveel kunnen kopen. Ze worden niet rijker, hun afdaling in de krochten van de armoede wordt alleen wat afgeremd. Ja, hé?

Iemand schreef dat de lonen maal vier zouden gaan, want dat krijg je dan ook: bewuste desinformatie, of regelrechte domheid, dat kan ook. Tegenstanders van de automatische loonindexering vergeten nogal eens snel waarvoor het mechanisme dient: de lonen op niveau houden. Ja, de gemiddelde werknemer zal dan meer nettoloon ontvangen. Neen, hij zal daar niet meer mee kunnen doen. Hij wordt niet rijker en ook niet armer. Status quo is het beste wat hij eruit kan halen. (En, ja, misschien moet er ook even naar de reële nettolonen worden gekeken en zou het systeem alleen kunnen toegepast worden op mensen die het moeilijker hebben, zeg maar: de lagere middenklasse en daaronder.)

Trouwens, het argument dat bedrijven naar het buitenland zullen verhuizen, klinkt net iets te ‘goedkoop’, vind ik. Eén, als ze willen vertrekken, waren ze dat sowieso al van plan. Dat gebeurt niet van vandaag op morgen. Je kan niet de bestaande, degelijke beschermingsmaatregelen om de koopkracht van ónze werknemers te vrijwaren als excuus gebruiken om die verhuis te voorkomen. Wees gerust, in vele landen zijn de lonen véél aantrekkelijker in werkgevers- en aandeelhoudersogen dan bij ons. De syndicaliseringsgraad zal er ook lager zijn, da’s eveneens meegenomen. Geen gezeur. Kijk naar Amazon in de States, waar een ex-werknemer een vakbond mocht oprichten en de hele uitbuitingssector op z’n achterste poten ging staan. Dat de CEO bij Amazon 6.500 keer meer verdient dan het mediane loon van de ‘gewone’ medewerker is een onwaarschijnlijke anomalie, want natuurlijk is die topbaas — die morgen misschien elders nog een fractie meer kan gaan verdienen en hop, daar gaat-ie – geen 6.500 keer beter of nuttiger of productiever dan de gewone Steve of Stella in het magazijn. Als uw pakje op tijd wordt geleverd heeft dat meer met Steve of Stella te maken, dan met Andy Jassy, zo heet die topman die vorig jaar 213 miljoen dollar opstreek tegenover 32.855 dollar voor Steve of Stella. Ik schreef het hier eerder al: dat gesloten circuit van topmanagers, hier en in het buitenland, houdt vooral zichzelf en de zorgvuldig gecreëerde mythe van hun onmisbaarheid in stand.

Twee, wat ben je met een bedrijf dat producten maakt die door minder mensen kunnen gekocht worden? De man (m/v/x) in de straat betaalt zich alle kleuren van de regenboog aan energie, benzine, eten en nog wat van die fijne, levensnoodzakelijke dingen, neem hem dat beetje extra loon af, en hij kan zich nóg minder permitteren. Weegt dát dan niet op de economie? Is het overigens toeval dat draconische ingrepen zoals het schrappen van de loonindexering steeds opnieuw bedacht worden door lieden die zelf niets te kort komen? Die, met andere woorden, voor hun eigen portemonnee geen noodzaak zien om die nog dikker te maken — dat compenseert hun aandelenportefeuille wel —, maar die even vergeten dat de meeste anderen ruim minder ter beschikking hebben? Ik denk het niet.

Misschien moet ik mezelf eens laten uitnodigen door Stijn Baert op zijn neverending steak-friettocht door Vlaanderen om me wat te laten bijspijkeren in economische logica. In mijn, simpele, logica zullen alleen de aandeelhouders heel kort applaudisseren voor het tijdelijk bevriezen van het systeem van loonindexering, waarna ze een jaar later bij de CEO zullen klagen omdat er minder omzet gedraaid werd. A ja, er moet toch iemand die producten kopen, nietwaar?



We have a dream!

Literatuur, Samenleving Posted on za, april 02, 2022 10:56:13

(Nog één keer bij wijze van teaser een fragment uit het boek We have a dream! van Paul Beloy en mezelf, over racisme en discriminatie vroeger en nu. In hoofdstuk 24, ‘Toekomst’, reiken we 38 suggesties aan van mogelijke oplossingen. Onze drie leest u hieronder, de vijfendertig andere moet u maar in het boek ontdekken.)

Als je op 1 januari 2022 de zoekterm ‘racism’ intikte op Google, kreeg je 320 miljoen resultaten. Toegegeven, dat is minder dan de 3,5 miljard resultaten die de term ‘porn’ opleverde, en ook minder dan de 646 miljoen voor ‘democracy’, maar het geeft een pak meer resultaten dan ‘communism’ (177 miljoen), ‘feminism’ (154 miljoen), ‘socialism’ (153 miljoen), ‘capitalism’ (143 miljoen), ‘liberalism’ (63,8 miljoen) en ‘sexism’ (53,5 miljoen). ‘Discrimination’ haalde overigens 275 miljoen resultaten.

Tot zover de getallen. Dit hoofdstuk gaat over mensen, suggesties voor een oplossingsgerichte aanpak, ideeën om samenlevingsproblemen betaalbaar en toch kordaat aan te pakken. De eerste twee suggesties en de laatste zijn afkomstig van de auteurs van dit boek, de andere werden ons aangereikt door experten en ervaringsdeskundigen.

***

HET BEGINT BIJ SAMEN-LEVEN

We moeten hier samen door. We moeten de maatschappij zien als een gemeenschappelijk proces, work in progress. Dat vereist een zware inspanning van alle geledingen ervan, zowel instituten en organisaties als individuele burgers. We moeten het willen. We moeten taboes doorbreken. En we moeten vervolgens mogelijke oplossingen implementeren. Laten we de hokjes doen verdwijnen, letterlijk (mensen niet langer in getto’s stoppen omdat dat ons en zogezegd ook hun goed uitkomt) en figuurlijk (hoe meer we bewust en vrijwillig in contact komen met elkaar, hoe beter we elkaar zullen begrijpen, ook al zullen er altijd wezenlijke verschillen blijven). Deze samenleving moet doordrongen zijn van ‘Yes, we can!’, anders zullen we het inderdaad niet kunnen.

***

WITTE MENSEN ZIJN HET PROBLEEM… MAAR OOK DEEL VAN DE OPLOSSING

Op 22 februari 2014 publiceerde de dan vierentwintigjarige Britse journaliste Reni Eddo-Lodge een blogpost onder de titel Why I’m no longer talking to white people about race. De (vertaalde) tekst begon als volgt. ‘Ik ga met witte mensen niet langer in gesprek over racisme. Misschien met een enkeling, maar niet met de overgrote meerderheid die weigert te accepteren dat structureel racisme met al zijn symptomen keiharde realiteit is. Ik kan niet meer uit de voeten met het volslagen gebrek aan begrip, aan de emotionele distantie die witte mensen aan de dag leggen wanneer ik als gekleurde persoon vertel wat ik allemaal tegenkom.’

Haar blogpost mondde in 2017 uit in een gelijknamig boek, dat twee jaar later in een Nederlandstalige versie werd uitgebracht. In De Morgen van 25 juli 2020 zei mensenrechtenactiviste Sabrine Ingabire iets vergelijkbaars. Begrijpelijke boosheid, gezien wat ze persoonlijk meemaken. En toch mag die deur niet definitief dicht. Zoals de Amerikaanse psycholoog Gordon Allport al in de jaren 1950 aantoonde met zijn onderzoek naar vooroordelen: hoe groter de afstand wordt, hoe groter de vooroordelen, hoe groter dus ook racisme en discriminatie zullen zijn. We moeten in dialoog blijven gaan. Hoe moeilijk dat ook is.

***

LEG RACISTEN HET ZWIJGEN OP WAAR HET KAN

We blijven de belangrijkste principes uit ons boek Vuile zwarte opwerpen voor de sportwereld, en dan met name in het gepolariseerde voetbal. Maak het mogelijk om een time-out aan te vragen. Leg bij élk racistisch incident consequent de wedstrijd stil, zet die stop bij een tweede voorval. Stap zelf van het veld als je te diep gekwetst bent door de uitlatingen. Stap van het veld uit solidariteit met je medespeler. Investeer als club in community-werking (wat nu slechts bij een handvol profclubs ernstig gebeurt). Durf als overkoepelende organisatie en overheid in te grijpen en clubs sanctioneren (wat nu nauwelijks gebeurt: de Pro League heeft blijkbaar schrik dat ze De Supporter tegen de borst zal stuiten).

Tot. Het. Stopt.

We have a dream! Racisme vroeger en nu, Paul Beloy & Frank Van Laeken, Houtekiet, 2022, 24,99 euro.

wehaveadream.one



Mannenbastion

Samenleving, Sport Posted on za, maart 26, 2022 11:17:29

Vijf sponsors van Antwerp hebben al afgehaakt sinds de eigengereide voorzitter-eigenaar Paul Gheysens zonder enig overleg met welk bestuursorgaan dan ook en zonder medeweten van de bedrijven die geld in de club steken, Marc Overmars heeft binnengehaald als sportief directeur. And counting. Elke dag is er een nieuwe aflevering van de soap waarvan het scenario ’s ochtends wordt aangepast. Spannend. Toch fijn om vast te stellen dat er binnen reguliere bedrijven meer waarden en normen gelden dan in het professioneel buitenbeentje dat de voetbalsector nog altijd vormt, met z’n vuile handen en al even vieze voeten. Niet alles passeert zomaar. Goed zo.

Het ging deze week over een tweede kans krijgen en hoelang het dan moet duren alvorens iemand daar recht op heeft.

Als u het mij vraagt: zes weken na het verplichte opstappen bij een vorige werkgever wegens seksueel overschrijdend gedrag is lang niet lang genoeg. Op z’n minst had men het afronden van het dossier in Nederland moeten afwachten. Begin van het nieuwe seizoen zou vroeg genoeg zijn, al weet ik dat de snoodaards van de Bosuil dan nog met Overmars hadden kunnen onderhandelen en hem dan, pakweg half juni, out of the blue (of, in dit geval, out of the red) introduceren alsof ze hem pas de week voordien hadden opgezocht. Deus ex machina! Ook hypocrisie is de voetbalwereld niet vreemd.

Als u het mij vraagt: twee weken na het in de media komen van die dickpic en ander onverkwikkelijk gedrag op de werkvloer Overmars opzoeken en aftasten of die geïnteresseerd zou zijn in een avontuur bij de Royal Antwerp Football Club was royaal te vroeg.

Als u het mij vraagt: die Gheysens heeft geen scrupules. Eerst stelt hij een sportief directeur (Luciano D’Onofrio) aan die tot vier keer toe veroordeeld is en een paar keer in de cel heeft gezeten voor frauduleuze praktijken in zijn periode als voetbalmakelaar, een man die eigenlijk niet meer in dat wereldje thuishoorde — zoals we iemand die vier keer dronken een ongeval heeft veroorzaakt ook liefst rijbewijsloos de rest van zijn leven zouden willen zien doorbrengen. Dat ging al over ethische grenzen heen, grenzen die heel wat voetbaljournalisten overigens niet kennen, zo graag gingen ze mee in dat verhaal, zo gretig publiceerden ze stukken over hoe goed die D’Onofrio wel niet was en hoe slim de eigenaar van Antwerp dat hij zo iemand de sleutels van het sportieve beleid had overhandigd. Hoernalistiek en journalistiek liggen dichter bij elkaar dan je zou denken. En nu is er die met veel poeha en weinig excuses voor het recente verleden aangekondigde komst van een snelle jongen uit een buurland. De enige excuses die Antwerp maakte gingen over de communicatie rond de ’transfer’, niet over de ‘aanwinst’ zelf.

Als u het mij vraagt…

Misschien vraagt u het mij helemaal niet.

Misschien denkt u wel: wie is die Van Laeken die alwéér een mening klaar heeft over een onderwerp?

Misschien zegt u wel: wat denkt hij wel, die oude witte man, dat hij weer de grote woorden bovenhaalt over een materie die ver van hem afstaat?

Want ja, ook dat toont de (sociale) media-coverage van deze zaak aan: het zijn opnieuw vooral (witte) mannen die willen beslissen over een tweede kans voor een (witte) man die in de fout is gegaan. Staat er iemand bij stil wat die Ajaxmedewerksters nu moeten denken? Beseffen al die pro- en contra-Overmars-stemmen dat voor die door hem belaagde vrouwen deze affaire nog niet terzijde is geschoven? Kunnen de heren die de Royal Antwerp Football Club leiden dit verantwoorden tegen die onbekende Nederlandse vrouwen én de eigen vrouwelijke medewerkers (en bij uitbreiding álle vrouwen die in hun carrière te maken krijgen met seksueel grensoverschrijdend gedrag)?

Ik snap heus de ironie wel als ik hier, als man, schrijf dat het van buitenaf makkelijk oordelen is, ten goede en ten kwade. Dat gebeurt al jaren in zowat alle discussies. Over abortus en euthanasie, thema’s waarin zelfbeschikking centraal stond, waren het vooral mensen die tégen zelfbeschikking waren die zich roerden. Erger nog: abortus werd door oude mannen aangegrepen om ethische dammen op te werpen, mannen die volgens hun geloof niet eens zouden mogen beseffen wat seks is, laat staan dat ze zwanger konden worden. In de Zwarte Piet-discussie zijn het bijna uitsluitend witte mensen die hun mening ventileren, maar wat doet zo’n personage uit een door volwassenen opgedrongen kinderfeest met kinderen die een donkere huidskleur hebben? Wordt hen dat soms weleens gevraagd?

Waarom wordt er niet naar de slachtoffers geluisterd, naar de rechtstreekse betrokkenen, naar zij die een stem in het debat zouden moeten hebben? Het geval-Overmars toont nogmaals aan dat de muren rond traditionele mannenbastions dringend de confrontatie met een sloophamer mogen aangaan. De vrouwen die door Marc Overmars ongevraagd en ongewild werden lastiggevallen, verdienen beter dan deze nieuwe botsing met toxische mannelijkheid, véél beter. Royaal beter.



Racisten hebben nog altijd ongelijk

Geschiedenis, Literatuur, Samenleving Posted on za, maart 19, 2022 11:18:34

Dit is een ingekorte versie van de inleiding tot het boek We have a dream!Racisme vroeger en nu van Paul Beloy en Frank Van Laeken dat maandag 21 maart, de Internationale Dag tegen Racisme, in de handel zal liggen.

***

In 1982 lag Racisten hebben ongelijk van Rita Bollen en Frank Moulaert in de Vlaamse boekhandels. Belgen weten te weinig over de gastarbeiders, poneerden de auteurs al meteen in de inleiding, en die onwetendheid zorgde ervoor dat ze zich lieten meeslepen in een negatieve attitude tegenover mensen van een andere origine en met een andere huidskleur. Hun studie was bedoeld om die onwetendheid weg te werken. Het boekje telde amper 93 pagina’s, nochtans ruim voldoende om op basis van een overzicht van wetten, reglementen en correcte of gecorrigeerde informatie duidelijk te maken dat migranten niet profiteerden van de sociale zekerheid, niet het werk afpakten van autochtone Belgen, er niet voor zorgden dat er een grote kapitaalvlucht was vanuit België naar de landen van herkomst.

Vraag is hoeveel en welke lezers dit dunne boek bereikt zal hebben. De overtuigden zullen nog meer overtuigd geraakt zijn van hun antiracistische engagement. De niet-overtuigden zullen het boek wellicht niet eens gelezen hebben. De racisten zullen er niet van wakker hebben gelegen. Maar zwijgen — of: niet schrijven — was toen én nu geen optie. Daarvoor zijn racisme en discriminatie te ontwrichtend, in de eerste plaats voor wie ermee te maken krijgt, maar net zo goed voor de rest van de maatschappij. Wij vonden dat dit boek er móést komen, precies veertig jaar na Racisten hebben ongelijk. Omdat racisten nog altijd ongelijk hebben (en dat zullen blijven hebben).

***

99,9 procent

Eigenlijk zou dit boek er niet mogen zijn. Niet alleen omdat er dan geen sprake meer zou zijn van de maatschappelijke uitwas die racisme is, maar omdat er gewoon geen verschillende rassen zíjn. Het menselijkgenoomproject, dat tussen 1990 en 2003 werd uitgevoerd en waarin drie miljard basenparen van ons DNA werden onderzocht, resulteerde in de bevinding dat slechts 0,1 procent van ons DNA bestaat uit echte, unieke genen. Voor 99,9 procent zijn alle mensen hetzelfde. Huidskleur zorgt voor een visueel onderscheid, maar diep vanbinnen zijn we gelijk, hebben we dezelfde verre voorouders. De genen die we doorgeven zijn nagenoeg identiek. Elk onderscheid dat gemaakt wordt op basis van kleur en afkomst is kunstmatig. Nieuw was die vaststelling negentien jaar geleden trouwens niet, want al in 1950 had de Unesco een brochure uitgegeven met de titel Het concept ras, waarin zwart op wit te lezen stond dat er geen wetenschappelijke gronden waren om te blijven volhouden dat de mensheid uit meerdere rassen bestond.

En toch moeten we het over racisme hebben. Dat heeft alles te maken met hardnekkige racistische theorieën die over de hele wereld voortdurend herkauwd worden, overgoten met een pseudowetenschappelijk sausje. Pas als we die negatieve stereotyperingen, vooroordelen en raciale indelingen gemarginaliseerd hebben, kunnen we overwegen om het opnieuw over dat ene menselijke ras te hebben. Door jezelf kleurenblind te noemen los je het probleem niet op. Je ontwijkt het alleen maar. Het is een van die privileges die witte mensen frequent ge- en misbruiken.

***

Donkere geschiedenis

Het uitgebreidste hoofdstuk in het boek behandelt de lange geschiedenis van racisme en discriminatie. Hiervoor konden we gelukkig op de schouders van reuzen staan. Historici als George M. Fredrickson en Ibram X. Kendi schreven uitvoerig over racisme in de Verenigde Staten en, daarvóór nog, de Britse nederzettingen. In totaal werden in meer dan drie eeuwen tijd 12.331.637 Afrikaanse slaven, meer dan de huidige Belgische bevolking, naar Noord- en Zuid-Amerika getransporteerd om er in erbarmelijke, mensonterende omstandigheden te werken voor niets en niemand ontziende plantagebezitters. Van de uitbuiting van de allereerste slaven tot ‘I can’t breathe’ en #BlackLivesMatter, het is een bijzonder pijnlijke tocht. En toch zijn we verre van compleet geweest. De uitroeiing van de inheemse Amerikanen bespreken we slechts kort, net als het racisme tegenover andere bevolkingsgroepen in de VS, zoals Aziaten en Joden. Daarmee geven we niet aan dat die er niet zijn (geweest), laat daar vooral geen misverstanden over bestaan.

De segregatiepolitiek in de racistische Verenigde Staten verschilde nauwelijks van de uitgangspunten van de nazi-rassenwetten en het apartheidsregime in Zuid-Afrika, zo leren we, en dit brengt ons zelfs naadloos bij het 70 puntenplan van Vlaams Blok, dat uit dezelfde ruif at als die infame voorgangers. We overlopen anti-Joodse gevoelens in het Duitsland van de zeventiende en achttiende eeuw, een opstapje naar de Holocaust, die we eveneens slechts summier zullen behandelen, niet omdat die onbelangrijk is geweest, maar omdat die periode al ruim gedocumenteerd werd.

We konden niet voorbijgaan aan de gruwelen die in Kongo-Vrijstaat gebeurden, het privéproject van koning Leopold II, en de manier waarop men in ons land ook daarna naar de kolonie is blijven kijken: paternalistisch, imperialistisch en, ja, racistisch. De twintigste eeuw was trouwens de duisterste periode uit de geschiedenis op dit vlak, met de opkomst en ondergang van openlijk racistische regimes. Die ‘ondergang’ moet ons moed geven, die ‘opkomst’ moet ons waakzaam doen blijven. Het kan opnieuw gebeuren. Genocides zijn van alle tijden.

***

Witte dominantie

Racisme zit tot in de diepste vezels van de moderne samenleving: het is tegenwoordig vooral een instrument om de macht te kunnen behouden, witte macht. Dat betekent niet dat witte mensen een monopolie hebben op racistische gedragingen. Er bestaat ook niet zoiets als ‘omgekeerd racisme’. Racisme is racisme, een gedragsattitude die ontstaat vanuit een superioriteitsgevoel op basis van huidskleur. Er zijn tal van voorbeelden te geven van niet-wit racisme, daarvoor volstaat het om op Wikipedia ‘Racism by country’ in te tikken. Waarschuwing: u zult er even zoet mee zijn. Al waren en zijn de opvallendste racisten wel wit, en waren en zijn de meeste slachtoffers mensen van kleur. Als iemand wijst op het racisme ‘van de anderen’, is dat meestal een whataboutism, een manier om het moeilijke gespreksonderwerp te verleggen naar een ander terrein, maar in feite niet meer dan een drogreden.

Als we moeten kiezen tussen ‘wit’ of ‘blank’, gaan we voor ‘wit’. Dit is niet zomaar een semantische discussie, taal is wel degelijk belangrijk. Maar we gebruiken in dit boek verschillende omschrijvingen door elkaar, zeker wanneer we citeren uit andere teksten. Dan nemen we de originele terminologie doorgaans gewoon over. U zult het ons vergeven dat daar zeer choquerende termen tussen zitten, maar soms moet je onverbloemd ‘neger’ schrijven, om maar één voorbeeld te noemen, om de onverbiddelijkheid, de onverdraagzaamheid en het gebrek aan mededogen aan te tonen van de lieden die zich van dat soort ontmenselijkende retoriek bedienen.

In een ideale wereld zouden we trouwens niet meer over wit of zwart praten, omdat die kleurspecificaties nergens op slaan. Niemand is echt wit, lichtroze benadert die lichte huidskleur nog het best. Niemand is echt zwart, donkerbruin is de donkerste huidskleur die je zult tegenkomen. Accurater zou dus zijn om te spreken van mensen met een lichte, lichtbruine of donkerbruine huidskleur, helaas verval je dan algauw in vage omschrijvingen. We moeten af van zwart-witdenken, maar soms zijn zwart en wit het helderst om situaties te omschrijven. Vergeef ons dus de haast onvermijdelijke inconsequentie wanneer we het, bijvoorbeeld, afwisselend over zwarte mensen, mensen van kleur en Afro-Amerikanen, of indianen en inheemse Amerikanen hebben. Over geel hoeven we intussen gelukkig niet meer te praten: wereldwijd is er een consensus gegroeid dat Aziaten geen gele huidskleur hebben. Zij worden voornamelijk nog geviseerd vanwege een ander visueel kenmerk.

***

We have a dream!

Op internet vind je verschillende filmpjes terug waarin een groep jonge mannen en vrouwen met verschillende huidskleuren naast elkaar op een lijn staan. De zoekterm ‘What is privilege?’ voert u op weg op YouTube. Een instructeur stelt daarin vragen of doet statements die te maken hebben met hun persoonlijke leefsituatie, niet met hun capaciteiten of verdiensten. Vragen gaan van ‘Zijn jouw ouders nog altijd met elkaar getrouwd?’ over ‘Heb je toegang tot openbaar onderwijs?’ tot ‘Weet je zeker wanneer je volgende maaltijd zal zijn?’ Is het antwoord positief, dan mogen de deelnemers een of twee stappen voorwaarts zetten. Op het eind zie je alleen witte personen op de eerste rij staan. Wie niet wit is, is op de achtergrond verzeild geraakt. Wanneer de deelnemers daarna de opdracht krijgen om naar de eindstreep te spurten, zijn de bevoorrechte witte jongeren uiteraard in het voordeel. Wit wint altijd. Deze test is een harde confrontatie met de sociale realiteit, die weinig met meritocratie en heel veel met structurele voorrechten of structurele achteruitstelling te maken heeft.

Oprah Winfrey deed in 1992 een vergelijkbare test (An exercise in prejudice). Ze liet het studiopubliek opdelen in mensen met bruine ogen en mensen met blauwe ogen. De bruinogige gasten werden behandeld als vips, de blauwogige werden verwaarloosd of gekleineerd. Wie bruine ogen had, mocht vooraan in de wachtrij komen staan. Wie blauwe ogen had, moest achteraan aanschuiven. Het publiek werd wijsgemaakt dat mensen met blauwe ogen minder intelligent zijn dan mensen met bruine ogen. De groepsdynamiek zorgde ervoor dat bruinogige mensen zich superieur begonnen te gedragen, mede ondersteund door een opruiende vrouwelijke expert, Jane Elliott, die stellingen vol vooroordelen poneerde, opmerkingen die we allemaal weleens hebben horen passeren in een zwart-witcontext. Op het eind benadrukte Winfrey dat de kleur van de ogen niet relevant is om mensen in categorieën op te delen, net zomin als de huidskleur.

***

‘Ik ben geen racist, maar…’ is een zinssnede die doorgaans gevolgd wordt door een opeenstapeling van vooroordelen, stigmatiserende opvattingen en ronduit racistische stellingen. Niet iedereen die een racistische opmerking maakt ­— of een opmerking die als racistisch geïnterpreteerd of gepercipieerd kan worden —, is overigens een racist, maar hij (m/v/x) zou er goed aan doen vaker zijn woorden te wikken en te wegen. Dat is geen censuur of een beperking van het recht op vrije meningsuiting. In de menselijke omgang is het normaal dat we empathisch vermogen tonen en rekening houden met de anderen.

Wij zijn geen racisten, maar… Nog veel belangrijker dan die vaststelling is dat we meer antiracisme en antiracisten nodig hebben in dit derde decennium van de eenentwintigste eeuw. Het is niet langer voldoende om niet-racistisch te zijn. Als we racisme stukje bij beetje uit de wereld willen helpen, moeten we actief antiracistisch worden. Een tussenweg is er niet. Of we er nu rechtstreeks of onrechtstreeks mee te maken krijgen. Bij de ene, Frank, is dat indirect: hij kreeg in zijn jeugdjaren weleens pesterige liedjes over zijn roodharigheid te horen, vervelend maar niet onoverkomelijk. Bij de andere, Paul, is dat direct: over de banaan die vijandige supporters voor zijn voeten wierpen tijdens een Antwerpse derby, hadden we het al in ons vorige gezamenlijke boek, Vuile zwarte, over racisme in het Belgische voetbal. Ondanks een carrière van meer dan veertig jaar in het voetbal, het onderwijs en de culturele sector krijgt Paul nog geregeld onheuse opmerkingen naar zijn hoofd geslingerd. Dat went niet. Nooit.

Máár… er is altijd hoop. Een regenboog. Een horizon. Een droom. De droom van Martin Luther King Jr. mag dan hooguit gedeeltelijk gerealiseerd geweest zijn, hij blijft wel intact. Net zoals in Vuile zwarte brengen we op het eind concrete suggesties om racisme en discriminatie aan te pakken. Die komen vooral van mensen die er zelf mee te maken hadden en hebben. Zij reiken ons ook hún droom aan en rechtvaardigen zo de titel van dit boek, dat over racisme vroeger en nu gaat, over discriminatie van mensen, over misdaden tegen de menselijkheid, maar dat hopelijk ook doet dromen van een betere wereld.

We have a dream!

***

We have a dream! Racisme vroeger en nu, Paul Beloy en Frank Van Laeken, uitgeverij Houtekiet, 24,99 euro (ook als eBook beschikbaar: 15,99 euro).

wehaveadream.one

Twitter: @wehaveadream22

Facebook: facebook.com/PaulBeloyFrankVanLaeken

Instagram: @wehaveadream2022



« VorigeVolgende »