Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Weg met deze VRT, leve de openbare omroep!

Journalistiek, Radio en Televisie Posted on za, januari 18, 2025 12:17:48

‘Waarom zou de Vlaamse overheid nog 260 miljoen euro per jaar in onze naam uitgeven, als de nieuwsdienst niet excellent is, en we het beste amusement gratis bij commerciële zenders krijgen? Ik krijg dat niet meer uitgelegd. Maar spreek mij vooral tegen. Ik zal niet in tranen uitbarsten, beloofd.’

Zo beëindigde senior writer Joël De Ceulaer vorig weekend een bijdrage over de openbare omroep in Zeno, de zaterdagbijlage bij De Morgen. Het is die ‘spreek mij vooral tegen’ die mij nu in de pen doet kruipen, wat overigens, geheel terzijde opgemerkt, een tenenkrommend beeld is: geen enkele schrijver is zó klein dat hij, zij of hen in staat mag worden geacht in zijn, haar of hun pen te kruipen. Wat moeten we ons daar verder ook bij voorstellen? Dat er lichaamssappen van de auteur uit die pen druppen in plaats van inkt? Is het iets zoals die ene zwarte spermatozoïde die zich tussen allemaal witte spermatozoïden in een scène uit Woody Allens Everything you always wanted to know about sex (but were afraid to ask) afvraagt ‘What am I doing here?’ Enfin, ik ben al afgedwaald nog voor de tocht begonnen is en op die ervaren gids is het vergeefs wachten, maar u moet mij dus vooral niet in een pen voorstellen, maar gewoon driftig tokkelend op een klavier.

Die ‘spreek mij vooral tegen’, daar had ik goede Joël nog voor ik zijn tekst had kunnen consumeren al van verwittigd dat ik dat ook zou doen. U moet weten: samen met elf mannen en één vrouw geniet ik de eer om in een WhatsApp-groepje te mogen zitten dat bijna drie jaar geleden werd opgericht om onze toenemende bezorgdheid over onze doodzieke vriend/collega/zielsgenoot Stijn De Paepe te kunnen delen. U mag weten: na het veel te vroege vertrek van de dichter bleef het groepje bestaan en gaat het zelden nog over Stijn, maar meandert de conversatie alle richtingen uit. U mag vooral NIET weten: wát we schrijven, want wat in de groep wordt geschreven, moet in de groep blijven. Het gevaar van collocatie en canceling loert immers om de hoek. Niet alles wat we schrijven is ernstig, zeg maar. Ik zou bijna durven zeggen: alles wat we niet schrijven, is ernstig.

Maar goed, ik wist dus dat Joël al een tijdje broedde op het idee om de openbare omroep er eens flink van langs te geven. In die groep zitten overigens behoorlijk wat lieden die ervaring hebben of hadden met de VRT, en geen van allen is onverdeeld gelukkig met hoe het er nu aan toegaat in dat spuuglelijke, helemaal uitgeleefde gebouwencomplex aan de Auguste Reyerslaan 52. Ik ook niet.

***

Laat me beginnen – schreef hij pas bij aanvang van de vijfde paragraaf, waarvoor mijn excuses – met het intrappen van een open studiodeur, waarvoor ik misschien wel in aanmerking kom voor de Wisselbeker Carl Devos, een initiatief van Joël om een volstrekt voorspelbare en daardoor overbodige en lege uitspraak van een zogeheten expert te ‘bekronen’.

Joël heeft 100 honderd procent gelijk.

Joël heeft 100 honderd procent ongelijk.

(Hier met die wisselbeker, hij zal mooi staan op de schouw.)

Joël heeft gelijk: de VRT mag in zijn huidige werking stevig bekritiseerd worden, zowel vóór de schermen (de uitzendingen) als erachter (het bestuur). Afschaffen is een brug te ver, zult u hieronder nog wel door mij beargumenteerd zien, maar hoe de openbare omroep als geheel momenteel functioneert, kan het best gecounterd worden met een parafrase van het in Vlaanderen wereldberoemde citaat van de voormalige voorzitter van de Vlaamse Executieve Gaston Geens (‘Wat we zelf doen, doen we beter’): wat de VRT doet, doen anderen minstens even goed of beter. EN NIET MET ÚW BELASTINGGELD!

En toch heeft Joël ongelijk: zoals meestal wanneer de openbare omroep over de hekel wordt gehaald, wordt er uitgegaan van het actuele functioneren van die omroep. Maar er is ook zoiets als een maatschappelijke taak, die uniek is en die niet altijd (zelden, zelfs) correct wordt opgenomen, maar die wel fundamenteel is binnen een samenleving. Mocht de openbare omroep niet bestaan, dan zou men hem moeten uitvinden. Het is voor mij absoluut niet aan de orde om het verrimpelde kind van pakweg vierennegentig met het vervuilde badwater weg te spoelen.

***

Als morgen de VRT wordt afgeschaft, zal dit leiden tot een algemene verschraling van het media-aanbod.

Wie zal er nog investeren in tv-documentaires en indringende reeksen, zoals Canvas dat doet? Antwoord: niemand, geen enkele zender, vanwege te duur in verhouding tot kijkcijfers, marktaandelen en reclameopbrengsten.

Wie zal nog uitgebreide dagelijkse nieuwsbulletins blijven brengen? Antwoord: niemand, ook VTM niet, want de aandeelhouders en de directie van die commerciële zender weten ook wel dat die uitgebreide redactie, die kwalitatief en kwantitatief de concurrentie durft aan te gaan met de VRT, veel te veel kost. Verdwijnt de concurrentie, dan zal ook de VTM-nieuwsdienst grotendeels verdwijnen en zal Het nieuws voortaan beperkt worden tot een overzichtsblokje van een kwartier of zo, omdat het nu eenmaal decretaal bepaald werd dat er een nieuwsuitzending móét zijn. Dan wordt Het nieuws een excuustruusje, met opnieuw aandacht voor de prijs van de tomaten, zoals in die allereerste uitzending. Een extra reclameblok of een gesponsord vehikel is voor de VTM-bonzen véél interessanter dan nieuws, want nieuws brengt niet op.

Wie zal nog duiding brengen of praatprogramma’s over de actualiteit? Antwoord: niemand, geen enkele zender, om dezelfde reden. Te duur voor te weinig return on investment. Elke dag heb ik wel kritiek over de concrete invulling van Terzake, De afspraak of De zevende dag, maar het zou nog veel erger zijn zónder die programma’s. (Neen, Joël, De tafel van Gert zal evenmin blijven bestaan. Te grote inspanning voor te weinig rendement.)

Net door de onmisbaarheid van de openbare omroep aan te tonen, geef ik meteen ook aan waarom die zo stilaan als misbaar wordt beschouwd: omdat de invulling van de kerntaken wordt ingeperkt of genegeerd. Geen jaaroverzicht op VRT 1, maar wel een overzichtsquizje op VRT NWS, een betere illustratie van fout management is er niet. Prioriteiten, daar draait het om: informatie, duiding, overzicht, analyse. Dat mag u van de VRT verwachten en dat krijgt u te weinig of onvoldoende diepgaand. Zoals u in het verre verleden te weinig ontspanning kreeg van wat toen nog de BRT heette. De managers van weleer waren met weinig, ze waren politiek benoemd en ze voelden zich niet boven God maar wel boven klein Pierke verheven. Te hoogdravend, te high brow, te hermetisch. Schooltelevisie voor volwassenen door leraren die vooral níet begrepen wilden worden. De managers van nu zijn met veel te veel, ze dreigen na een periode van onthechting opnieuw politiek bevoogd te worden en ze voelen zich boven én God én klein Pierke verheven, maar ze doen wel alsof ze de taal van klein Pierke spreken. Meer nog: ze spreken die inderdaad. Ook daar heeft Joël De Ceulaer een punt: er wordt te veel tussentaal gebrabbeld op uw scherm en – in iets mindere mate – uw radiotoestel. De oude omroep, daar liepen de presentatoren elke ochtend met een bang hartje naar hun bureau, want misschien lag daar wel een blauwe enveloppe met daarin een briefje met taalkundige correcties over de voorbije uitzending van de gevreesde taalraadsman Eugène Berode. Dat werd aangevoeld als een persoonlijke blamage, en terecht. De nieuwe omroep, daar passeert heel veel. De jongste decennia is er op taalkundig vlak een beleid van laisser aller, laisser passer geïnstalleerd. Laat maar waaien. Daarom stond in de voorgaande paragraaf niet ‘Wie zal nog keurig Nederlands blijven hanteren?’, omdat de VRT dit nu al niet meer doet. De helft van de huidige presentatoren zou in de tijd van Berode niet aan bod zijn gekomen. Of ze zouden hun bureau niet meer hebben teruggevonden omdat dat bedolven zou zijn geweest onder de ‘blauwe brieven’.

Verkavelingsvlaams dendert alle kanten op aan de Reyerslaan en in de in de rest van Vlaanderen verspreide bijgebouwen van de openbare omroep. Tussentaal verhoudt zich tot standaardtaal zoals een match tussen schoolkameraden op een geïmproviseerd veldje op woensdagnamiddag zich verhoudt tot een officiële voetbalwedstrijd. Leuk om te doen, maar niet ernstig te nemen en al zeker niet tot voorbeeld strekkend. Nie miejr doeng! Om het met de titel van een nogal oubollig, opvoedkundig taalprogrammaatje uit de jaren 60 te zeggen: Hier spreekt men Nederlands! Doe dat dan ook, astemblieft.

***

‘De VRT weg ermee!’ is echter niet de oplossing. Wat dan wel? Voer de kerntaken uit. Laat de oude BBC-wijsheid‘To make good things popular and popular things good’, ooit nog opgepikt door BRT-administrateur-generaal Cas Goossens, opnieuw de leidraad worden. Maak toegankelijke programma’s over moeilijke (maar noodzakelijke) onderwerpen, zoals Canvas dat trouwens doorgaans al doet, en breng populaire uitzendingen die toch over een bepaalde lat moeten gaan. De VRT moet geen shiny floorshows brengen, laat dat aan de commerciële jongens over. Die kunnen dat beter. MNM, het vroegere Radio Donna? Afvoeren, want geen meerwaarde in vergelijking met Qmusic of Joe. De openbare omroep moet geen commerciële radio maken.

Waar het dan is fout gelopen? Nergens en overal. De oude BRT-directeuren waren politiek benoemde vazallen die hun oren in eerste instantie te luisteren legden in het bevriende partijhoofdkwartier als het op strategische beslissingen aankwam. Tussen 1996, de komst van de eerste moderne CEO, Bert De Graeve, en 2003, het vertrek van De Graeve en kort daarna directeur televisie Christina von Wackerbarth, haalde de omroep een historische achterstand op: de kijkers keerden terug (de luisteraars bleven sowieso, want commerciële initiatieven moesten nog ontplooid worden), de populariteit van de omroep en zijn schermgezichten vergrootte, de omroep werd onder zijn nieuwe benaming Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie, VRT, weer relevant, toonaangevend, interessant. Wel besteed overheidsgeld. Maar toen kwamen de marketeers in groten getale de directielokalen bevolken en groeide het eerder vrij beperkte aantal managers uit tot een heus Mexicaans leger, met onderlinge stammentwisten en strategische terreinbezettingen tot gevolg.

Weet u waar het in feite op neerkomt? Het mag allemaal weer wat hoogdravender worden. Wie voor de openbare omroep werkt, moet zich bewust zijn van zijn, haar of hun maatschappelijke taak. Misschien valt Tom Waes daar nog wel in te passen, maar Niels Destadsbader of Sven De Leijer? Wie er een leidinggevende functie mag invullen, moet wat meer civil servant worden, niet in de letterlijke vertaling ‘ambtenaar’, maar in het ten dienste staan van de hele gemeenschap. De laatste CEO die daar nog van doordrongen was, was Leo Hellemans, een man die gepokt en gemazeld was binnen de omroep, die er zijn hele professionele carrière in had doorgebracht, bij radio én televisie, die er alle in- en uitgangen kende. Eigenlijk zou de grote baas van de VRT altijd iemand moeten zijn die ofwel het huis van binnen en van buiten kent, ofwel in het recente verleden in de publieke dienstverleningssector heeft gewerkt. De baas van de VRT, die moet meer bekommerd zijn om roeping dan om pingping. Dat kan van meneer Delasurplace niet gezegd worden. Een complete miscast is dat, die in zijn zog allerlei mensen heeft aangesteld die evenmin oog hebben voor de basisopdracht, de vermaledijde Ricus Jansegers op kop. Dat leuren met formats in ruil voor financiële inbreng van Vlaamse ministeries, dat is van een intense treurnis waarvan we ten onrechte vermoedden dat die tot het onfrisse verleden behoorde, de tijd van de jaknikkers met een partijkaart. Die onderdanigheid is helemaal terug. Het lijkt wel alsof de huidige VRT-leiding werd aangesteld door lieden die de omroep zo snel mogelijk willen laten verdwijnen en daarom deze paarden van Troje installeerden om het wat sneller te laten verlopen.

De VRT moet terug naar de basis. Het huidige management, weg ermee. De huidige mentaliteit, weg ermee. MNM, weg ermee. De vermarketeering, weg ermee. De nauwelijks Nederlands pratende patjepeeërs, weg ermee. De gepolitiseerde raad van bestuur, weg ermee. De programma’s die de commerciële omroepen achternahollen, weg ermee. Het opvoeren van steeds weer datzelfde kringetje BV’s, weg ermee. Rik Torfs, Mia Doornaert en Maarten Boudry voor de tigste keer in De afspraak, weg ermee. Die mateloos irritante opgefokte leukigheid en verquizzing van de actualiteit, weg ermee.

Maar de VRT zelf? Neen, die moet blijven. Die moet eindelijk weer zichzelf worden. Die moet de omroep worden die het goed met ons voor heeft en die niet alleen op zichzelf terugplooit. Die moet ten dienste van de gemeenschap staan en niet alleen van het politieke luikje daarvan.

De vraag is nu: wat doet de omroep zelf in de nabije toekomst? Maakt die zichzelf volstrekt overbodig, waarna een politieke beslissing over subsidiëring en bijgevolg het voortbestaan heel makkelijk worden? Of krijgt die opnieuw een smoel? Mág die opnieuw een smoel krijgen? Mag die weer spraakmakend worden zoals in de tijd van de Tweede Wereldoorlogsprogramma’s van Maurice De Wilde, talloze Panorama-reportages, de beginjaren van Terzake met Walter Zinzen, Dirk Tieleman en Dirk Sterckx of, recenter nog, Godvergeten of Als je eens wist? Of blijft het bij een doorslagje van wat de commerciëlen doen? In dat geval heeft Joël De Ceulaer gelijk met zijn opmerking dat de openbare omroep overbodig wordt. Maar principieel zal ik hem nooit gelijk geven. Ook niet in ons besloten WhatsApp-groepje. Vanzelevenie!



Muskolini

Communicatie, Geschiedenis, Journalistiek, Politiek, Samenleving Posted on za, januari 11, 2025 12:03:32

‘Woke is koren op de molen van Trump, Musk en consorten, en draagt daarmee een verpletterende verantwoordelijkheid,’ schreef filosofe Alicja Gescinska deze week in haar column in De Morgen. ‘Terwijl autoritarisme en totalitarisme in opmars zijn, terwijl uiterst rechts wereldwijd hoogtij viert, terwijl zovele fundamentele rechten en vrijheden van minderheden en vrouwen onder druk staan, heeft een deel van progressief links zich vastgereden in de modder van achterhoedegevechten. Woke is geen ontwaken. Woke heeft zijn eigen demonen wakker gemaakt en zichzelf in slaap gewiegd voor wat er écht toe doet’.

Qué?

Toen mijn koffie eindelijk van het verkeerde naar het juiste keelgat was getransporteerd, herlas ik deze zinnen. Gescinska, toch een gereputeerde filosofe en schrijfster, voorzitster van PEN Vlaanderen, niet meteen gekend als idioot en kortzichtig, had het in haar column over het verbieden van Of mice and men van haar lievelingsauteur John Steinbeck, omdat het n-woord er frequent in voorkomt. Maar haar terechte oprispingen over de spijtige uitwassen van het schier ongrijpbare fenomeen woke – het ongenuanceerd proberen te verbieden van gedateerde culturele bijdragen met de ogen en oren van vandaag, terwijl die in een heel andere context tot stand kwamen – gingen over in een algemene jeremiade over woke, iets wat in intellectuele kringen helaas wel vaker gebeurt.

Ik noem mezelf woke én verdraagzaam. Ik ben op vele punten politiek correct – zeker als het over het bejegenen van mensen gaat –, maar durf ook te lachen met gewaagde en ietwat stoute humor. Zoek gerust de grenzen op, maar weet dat die er zijn. Woke is in mijn ogen een noodzakelijke maatschappelijke correctie die niet altijd even keurig wordt uitgevoerd, maar die wel uitgaat van de juiste principes: solidariteit, gelijkwaardigheid, antiracisme. En net als bij vroegere emancipatorische bewegingen – syndicalisme, feminisme, antiracisme, Mei ’68 – loopt er weleens iets fout of wordt er overdreven bij het proberen afdwingen van die ‘noodzakelijke maatschappelijke correctie’. Jammer, maar daarom is de intrinsieke bedoeling nog niet fout. Door woke dan ook nog eens te linken aan de successen van extreemrechts wereldwijd lijkt het wel alsof Gescinska en andere hyperventilerende intellectuelen woke verantwoordelijk achten voor die opmars van de nieuwe laarzendragers. Dat is a) wel heel kort door de bocht, b) woke een veel te grote maatschappelijke invloed toekennend, en c) lichtjes waanzinnig, want het komt er dan ongeveer op neer dat maatschappelijk verzet ongewenst is, omdát het reactie zou kunnen uitlokken. Zullen we dan voortaan racisme, discriminatie, misogynie, verkrachtingen, enzovoort maar normaal gaan vinden, om lieden als Trump en Musk niet nodeloos te provoceren? (Alsof de heren die provocatie nodig hebben!)

***

Nog een mening van een mens waarvan we tot nog toe vermoedden dat die bovengemiddeld intelligent was: Guillaume Van der Stighelen over het schrappen van de factcheckers op Facebook. ‘De valse illusie dat alles op Facebook naar waarheid was gecheckt, daar zijn we dus van af. Eindelijk. Social media zijn een digitale toog en cafépraat moet niet gecheckt worden op waarheidsgehalte.’

Qué?

Dus: praat maar raak, verkondig maar halve waarheden en hele leugens zonder boe of ba, beledig gerust je medemensen zonder enige consequentie? Laten we elkaar vanaf nu juist wel een mietje noemen! Moet kunnen?

Van der Stighelen ging nog verder: ‘Waar social media (en andere togen) wel goed voor zijn, is het horen van andere meningen. Het ondervinden dat andere mensen op een andere manier naar eenzelfde gegeven kijken, en op een andere manier met dezelfde feiten omgaan. Dat is mijn mening hierover.’

Ik weet niet in welke bubbel de voormalige reclamemaker verblijft, maar de realiteit dringt er zo te lezen zelden in door. Als sociale media de jongste jaren in één ding uitblinken, dan is het net dat er níét meer naar andere meningen geluisterd wordt. Iedereen leeft in zijn bubbel, gaat op zoek naar meningen die stroken met de zijne, versterkt daardoor het eigen Grote Gelijk. Hoera, zie óns eens gelijk hebben! En daardoor worden sociale media – hoe goedbedoeld ze ooit ook waren – extreem asociaal.

Wie anders over de dingen denkt, wordt uitgesloten. Sterker nog: dankzij de algoritmes worden gebruikers meegezogen in hun eigen bubbel, vol onwrikbare ‘waarheden’ en overtuigingen, waar tegenspraak ondenkbaar is geworden. Om in het beeld van de cafépraat te blijven: ze gaan alleen nog iets drinken aan een toog met gelijkgestemden. Het tegenovergestelde van wat Van der Stighelen poneert.

***

Over negen dagen wordt Donald Trump ingezworen als Amerikaans president. Zijn rechterhand Elon Musk doet al volop alsof het nieuwe regime een feit is. De rijkste man ter wereld heeft een pertinente mening en die verkondigt hij voortdurend. Tot zover geen probleem. Problematisch wordt het wel wanneer die man zijn eigen medium X constant misbruikt om complottheorieën en andere verzinsels te verspreiden onder zijn 212 miljoen volgers, en zijn centen en invloed aanwent om het democratische proces in steeds meer landen naar zijn hand te zetten. Hij wil een regimewissel in Groot-Brittannië, hij biedt een forum aan de nazaten van nazisme en fascisme in Duitsland en Italië, hij jaagt op andersdenkenden. Hij is niet te stuiten, dit zelfverklaarde genie – laten we wel wezen: Musk is een gewiekste opportunist, wat een verdienste is binnen het kapitalistisch systeem, maar hij heeft de elektrische auto niet uitgevonden en bouwt zelf geen raketten, hij is geen ondernemer, maar een overnemer, wegnemer of afnemer, kortom: hij is verre van geniaal, gewoon een doortrapte zakenman, maar dan met net iets diepere zakken dan de meeste van zijn collega’s. En dat andere grote genie, Trump, fulmineert intussen dat hij Groenland, Canada en het Panamakanaal zal binnenrijven. Op de planeet Narcissus barsten de vulkanen uit, benieuwd hoe lang ze elkaar kunnen verdragen, met andere woorden: tot de echte president de schijnpresident uit zijn entourage zal verwijderen omdat die te veel van zijn zonlicht wegneemt.

Tot die onvermijdelijke implosie er komt in Washington zal Musk blijven te keer gaan. Wat mij tot een sprongetje naar de jaren 30 van vorige eeuw brengt. Toen palmde het nationaalsocialisme van Hitler en de zijnen eerst Duitsland en vervolgens een groot deel van Europa in, terwijl het fascisme van Mussolini Italië in zijn onmenselijke machtsgreep hield. In nazi-Duitsland was Joseph Goebbels de man die, als rijksminister van Volksvoorlichting en Propaganda, het volk alternatieve waarheden toeschoof, nuttig om bevolkingsgroepen te kunnen haten: Joden, zigeuners, homo’s, al wie niet-Arisch dacht. Goebbels was op dat vlak geniaal. Een pervers genie, zeer zeker, maar wel uiterst bedreven in wat hij (aan verschrikkelijke dingen) deed.

Máár: de invloed van Goebbels reikte niet veel verder dan die ene taal, Duits, en dat ene land, Duitsland, al kon hij uiteraard wel rekenen op antidemocratische stromingen in andere Europese landen. Aan collaborateurs is er nooit een gebrek.

Duits is geen wereldtaal, Engels is dat wel. Dat maakt Musk in wezen véél gevaarlijker dan Goebbels. Hij kan zich in toegankelijke bewoordingen invloed kopen in de wereld, nóg meer geld verdienen, en terloops democratische geplogenheden doen verdwijnen. Democratie is eerder een hinderpaal dan een zegen voor zulke machtspotentaten. Ikke ikke ikke en de rest kan stikken.

Die andere miljardair, Mark Zuckerberg, is ondertussen ook op de knieën gegaan voor Trump: uit opportunisme of uit overtuiging, dat moet nog duidelijk worden, maar nefast is het alleszins. Straks mag iedereen alles zeggen, maar die ‘iedereen’ moet je met een korrel zout nemen, want wie bereid is een klein beetje na te denken, zal zich aan de gekende waarheden houden, terwijl wie minder scrupules heeft, dat niet zal doen. Met alle gevolgen van dien. De sluizen van de alternatieve waarheden zullen volop openstaan, daar is geen dam tegen bestand. Het mogen beledigen van trans personen is voortaan zelfs expliciet opgenomen in de Facebook-statuten. Vrije meningsuiting, quoi?

***

Binnenkort leven we in een feitenvrije wereld waar de waarheid naar hartenlust verdraaid wordt, minderheidsgroepen en mensen met een andere huidskleur of afkomst nog meer het doelwit van haatzaaiers worden, wetenschappers opgejaagd wild zullen zijn en revisionisme en negationisme de norm worden. Geschiedenis, heden en toekomst zullen worden herschreven of geherdefinieerd op maat van de financieel machtigen en hun gewillige dienaars in regeringen en overheidsapparaten. Een not so brave new world met 1984 van Orwell als handboek, niet als waarschuwing. Newspeak als het nieuwe Esperanto, een officieuze wereldtaal. Dat Jean-Marie Le Pen dat niet meer mag meemaken. Joseph Goebbels ontkurkt alvast de sekt in zijn graf.

Steenrijke, (extreem)rechtse oligarchen hebben een methode gevonden om kritische media de mond te snoeren. Ze kopen ze over, laten hun vazallen censuurmaatregelen opleggen, jagen onafhankelijke geesten weg, helpen op termijn de democratie en de rechtsstaat om zeep. Jeff Bezos slaagde er al in om een cartooniste ontslag te laten nemen bij The Washington Post. Zuckerberg schaft de factcheckers af bij Meta. Musk heeft Twitter omgevormd tot X: van een levendig en kritisch medium naar een extreemrechtse bubbel met de occasionele tegenstemmen, die snel versmoord worden door het hyperactieve trollenleger. Twee en een half jaar geleden verliet ik Twitter vanwege de ranzige figuur van nieuwe eigenaar Musk, begin vorig jaar keerde ik terug, maar nu overweeg ik om mijn account definitief op te doeken. Wat heeft het ook voor zin? De trollen roepen luider en zijn met veel meer. Het aantal lieden dat kritiekloos met de laarzen klakt om toch maar in de gunst van de leider te kunnen staan, is altijd al groot geweest. Gewillige beulen.

Mochten we in een Bondfilm leven, denk aan Grab ‘em by the Octopussy, dan zou held 007 er alles aan doen om de schurk een definitief halt toe te roepen, na onder meer een spectaculaire achtervolgingsscène door de straten van Washington, D.C., waarbij de Tesla van de slechterik het moet afleggen tegen de klassieke Aston Martin met zijn onverbiddelijke gadgets. Maar we leven niet in een fictief scenario en de vraag is: hoe stoppen we Musk af? Door de schuld op woke te steken of lacherig op te merken dat we nu eenmaal cafépraat uitstoten? Ik dacht het niet.

Elon Musk móét worden afgestopt. Hopelijk beseffen steeds meer mensen en instellingen met invloed dat, te beginnen bij de Europese Unie en de nationale overheden. Schrijf maar in die nieuwe versie van de supernota, meneer de formateur: Muskolini mag zich bemoeien in de staat Arizona, maar niet in de gelijknamige toekomstige regering. Anders kunnen we hier binnenkort een Nederlandstalige en Franstalige variant van ‘Wir haben es nicht gewußt’ boven halen.

Willen we het wel weten?



De jeugd van tegenwoordig

Geschiedenis, Politiek, Samenleving Posted on za, januari 04, 2025 11:46:43

‘Wil Gen Z niet meer dansen op oudjaar?’ titelde een krant die hier elke ochtend in de brievenbus wordt gedropt op oudejaarsdag. Daar volgde een bijdrage onder die ik niet heb gelezen, omdat ik me vooraf al begon te ergeren.

Waarom toch altijd die opdeling in generaties? Wat kan het mij – naar verluidt Generatie X, want geboren tussen 1955 en 1970, terwijl ik ocharme geregeld ook ‘boomer’ wordt genoemd, de generatie net vóór mij – schelen wat die of die generatie wil, niet wil, doet, niet doet, vindt, niet vindt? Waarom telkens dat onderscheid maken? En welke theorie moeten we dan volgen? Sommigen spreken van zeven generaties: vooroorlogse generatie (1910-1930), stille generatie (1931-1940), babyboomers (1941-1955), verloren generatie (1956-1970), pragmatische generatie (1971-1985), grenzeloze generatie (1986-2000) en generatie Z (2001-2012). Anderen doen dat ook, maar die vergeten de Tweede Wereldoorlog en wat daarvoor kwam, en beginnen hun opdeling in 1946. Daar wordt de ‘verloren generatie’ – waartoe ik zou moeten behoren – ‘Generatie X’ genoemd en volgen daarna Xennials, Generatie Y (Millennials), Zillenials, Generatie Z en Generatie Alpha. Weer anderen houden het op vijf en laten ‘Gen Z’ eindigen in 2015.

Waarom worden we in hokjes geduwd?

Waarom láten we ons in hokjes duwen?

Waarom wíllen we in een hokje geduwd worden?

Ik zal het u zeggen: het is allemaal marketing, luie marketing. Bij reclamebureaus en tv-zenders doen ze dat ook, en eens je een bepaalde leeftijd hebt bereikt, word je uitgerangeerd, vanwege commercieel niet meer interessant. Je mag dan wel nog naar die programma’s kijken en die producten kopen, maar je wordt niet meer geacht om dat slaafs te doen, zoals andere leeftijdscategorieën. Typeringen worden zo stereotyperingen. Te oud. Passé. Weg ermee.

Bijna twee jaar geleden schreef De Morgen-journaliste Katrin Swartenbroux – een uitmuntende stiliste – het boek OK dan niet, met als ondertitel Over mijlpalen, maakbaarheid en de millennial mindfuck. Swartenbroux deed dit in een reeks aparte essays, stuk voor stuk zeer leesbaar, waarbij ze telkens uitging van wat haar generatie (Y) als struikelblokken tegenkwam op het levenspad. Boeiend, zeer zeker, maar ik dacht ook: waarom opnieuw zo krampachtig uitgaan van iets zo toevalligs als een geboortedatum om problematieken te schetsen die in vele gevallen universeel zijn?

Ik stelde aan mijn toenmalige uitgeverij voor om deels als antwoord op OK dan niet een boek te schrijven over de verschillende jongerengeneraties sinds de Tweede Wereldoorlog, niet vertrekkende van de categorieën die ons worden opgedrongen, maar per decennium: 1945-1955, 1955-1965, 1965-1975, enzovoort. Of desnoods: de jaren 40, 50, 60, enzovoort. Werktitel: De jeugd van tegenwoordig. Ik wilde gaan praten met mensen die toen jong waren en hen vragen wat zij hadden meegemaakt en welke obstakels zij moesten overwinnen. Mijn overtuiging was en is nog altijd dat die zeer vergelijkbaar zijn met daaropvolgende generaties: moeite om de huurprijs te betalen en al zeker om een eigen huis te kopen of te bouwen, carrière maken, beslissen of je kinderen wil of niet, financieel zien te overleven, een vriendenkring opbouwen, overleven. Dat maken al die generaties mee, weliswaar in een aangepaste context – de wereld staat niet stil – of in andere levensomstandigheden maar toch wezenlijk vergelijkbaar. Helaas is het boek er nooit gekomen, maar misschien moet iemand dat toch ooit schrijven, dan kan de huidige onzin eindelijk ophouden.

We zijn niet zo verschillend. Toen ik twintig was, zat ik met dezelfde levensvragen als de twintigers in de jaren 90 of de twintigers nu. Het heeft geen zin en het is zelfs buitengewoon vals om generaties tegen elkaar op te zetten. En de term ‘de jeugd van tegenwoordig’ – al vele decennia gretig gebezigd door bazige ouders, grootouders en luidruchtige opiniemakers om het gedrag van jongeren aan te klagen, goed wetende dat ze zelf óók jong zijn geweest – mag wat mij betreft definitief de schop op, tenzij het om de gelijknamige Nederlandse rapformatie gaat.

***

Interludium: Jimmy Carter is gestorven. Honderd jaar oud geworden, rijk leven geleid, alom gerespecteerd vanwege zijn aanhoudende strijd voor de mensenrechten. Maar wel ooit zwaar verguisd als president. Ik herinner me dat ik een kwarteeuw geleden in een Amerikaanse boekenwinkel een boek vast had over Amerikaanse presidenten en dat Carter daarin als de allerslechtste werd bestempeld. Dat de auteur Ronald Reagan hoog klasseerde, verklaarde veel. Ik heb het boek gelukkig niet gekocht, weggegooid geld leek me, en kijk: vandaag wordt naar Carter verwezen als iemand die zijn tijd ver vooruit was. Een goede, diepgelovige man.

Leve de gutmenschen!

***

Gutmenschen kun je lieden die hulpdiensten aanvallen en auto’s in brand steken niet noemen. Het onbegrip is terecht groot: ambulanciers of brandweerlui op weg naar een dringende opdracht laat je met rust. Je gaat zelfs netjes uit de weg, want iemand is in nood en verdient onmiddellijke bijstand. Wie dat niet begrijpt, is een minkukel. Wie dat ook nog eens wil verhinderen, gedraagt zich als een crimineel.

Maar opnieuw: media en extreemrechtse luitjes maakten daar alweer een generationeel probleem van. Voor wie tegen migratie is, pasten de rellen perfect in hun kraam: het is allemaal de schuld van migratie, gezinsherenigingen, de weigering om te integreren, gebrek aan respect voor ‘onze’ waarden en normen, religieus fanatisme. Terwijl dit soort zinloos geweld van alle tijden is.

Toen ik jong was – héél lang geleden! – en opgroeide in Merksem, werd ons enige angst ingepraat om in sommige wijken rond te lopen. ‘De mannen van den Dam’, naar de wijk in Antwerpen waar die jongerenbende actief was, in vogelvlucht een halve kilometer van waar wij woonden, hadden een reputatie van het noorden tot het zuiden van de agglomeratie. Geregeld werd er gevochten met andere bendes. West Side Story, maar dan zonder de muziek van Leonard Bernstein en de choreografie van Robert Wise. Wel met messen en de occasionele zwaargewonde. Volstrekt zinledig, maar het hoorde bij de cultuur van bravoure en stoerheid. Er werd nauwelijks over geschreven in de kranten, omdat die zich toen nog een hoogdravende opdracht hadden toebedeeld, waarbij de faits divers naar een binnenpagina werden doorverwezen. Er werd minder over gesproken, behalve dan op de speelplaats en op café, maar het geweld was er wel. En die jongeren, zo werd hardop gezegd, hadden geen doel in hun leven: arm, geen werk, geen vooruitzichten, alleen bendevorming tilde hen boven het stilletjes verdwijnen uit. Eens op het slechte pad was er geen weg terug. ‘De jeugd van tegenwoordig!’

Het volstrekt misplaatste geweld van oudejaarsavond en nieuwjaarsnacht in Brussel, Antwerpen en Gent is dus niet uniek en het is allerminst een monopolie van jongeren met een migratieachtergrond. Het heeft niets met Generatie X, Y of Z te maken. Het is even ontoelaatbaar als pakweg hooliganisme, maar daar zul je extreemrechtse luitjes dan weer niet over horen, want rellende voetbal’supporters’ zijn a) wit, b) ‘van ons’, c) hangen geen andere cultuur of religie aan en d) mogen niet verloren gaan als potentiële kiezers. Opportunisme troef. Steeds weer komt die opdeling bij de Filip Dewinters en de Theo Franckens terug: échte Belgen versus niet-echte Belgen. Zelfs als je hier geboren bent en altijd hier hebt gewoond, hoor je er voor hen niet bij met een andere huidskleur of een vreemd klinkende familienaam. Dat is, laten we de dingen vooral benoemen, onversneden racisme.

Rond die voorspelbare rellen – je kunt er elk jaar je horloge op gelijk zetten, alsof het bij het aftellen naar het nieuwe jaar hoort – ontstonden polariserende dovemansgesprekken. Kort door de bocht: die amokmakers horen hier niet thuis versus het is hun reactie tegen het racisme dat ze elke dag ondervinden. Tegenwoordig kun je zelfs een opdeling in sociale media maken: veroordeling van die jongeren op X, vergoelijking op Blue Sky.

***

Het is een en-enverhaal. Die jongeren moeten streng bestraft worden (voorstelletje: laat zo’n idioot die een ambulance probeert tegen te houden vijftig weekends meerijden met een ziekenwagen, hij – het zijn meestal jongens/mannen – zal voortaan wel anders piepen), én hun ouders moeten hun kinderen beter in het oog houden en opvoeden, én opruiende taal in andere geloofsgemeenschappen moet aan banden worden gelegd én het systemische racisme en discriminatie moet uit de samenleving, te beginnen bij ordehandhavers, én de gettoïsering en marginalisering van armere bevolkingsgroepen moet stoppen, én in het onderwijs moet er meer de nadruk worden gelegd op gelijkwaardigheid, én we moeten komaf maken met de idealisering van de geweldcultus bij jongens en jonge mannen, én de samenleving als geheel moet ook openstaan voor de problemen waarmee andere groepen te maken krijgen, én de rechtsstaat moet gerespecteerd worden. Heel wat linkse commentaargevers hamerden vooral op dat racisme, die systematische achterstelling van groepen jongeren en het gebrek aan gelijk(waardig)heid. Rechtse roeptoeters waren het eens over die strenge bestraffingen en gaven de schuld aan de ouders. Waarom niet met rubberen kogels op die kerels schieten, werd her en der gesuggereerd.

Mag het iets genuanceerder, alstublieft?

Kunnen we eindelijk het grotere plaatje bekijken?

Door de microscoop van de ene zien we alleen die vechtende jongeren en de brandende binnenstad. Door de microscoop van de andere zien we het voortdurende pesten en racistisch bejegenen. Met een microscoop zullen we er echter niet geraken. Daarvoor hebben we helikopterzicht nodig en de bereidheid om verder te kijken dan de strikte actualiteit. Deze samenleving heeft meer nodig dan de megafoon van het nu; het verleden heeft ook zijn rechten. ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt,’ schreef Jeroen Brouwers. Niets gebeurt zonder dat het ergens in geworteld is, zou je die prachtige literaire zin kunnen parafraseren. Geweld is zelden honderd procent zinloos, het komt ergens vandaan. Kunnen we ook daarnaar kijken?

Er moet bijgevolg heel veel gebeuren en liefst dan nog tegelijk. En. En. En. En. En. De sanctie voor de relschoppers komt dan wellicht, logischerwijs, eerst: de feiten zijn immers wat ze zijn en ze zijn het meest recent. Maar preventie, creëren van maatschappelijk draagvlak, het beschouwen van (migranten)jongeren als volwaardige burgers, het (opnieuw) aanstellen van straathoekwerkers en jongerenbegeleiders als vertrouwenspersonen en eerstelijns probleemdetectoren, het uitbannen van racistisch gedrag en discriminatie (in de eerste plaats bij ordehandhavers en openbare functionarissen), het werken aan integratie langs twee kanten, het stopzetten van de verloedering van wijken en stadsdelen: het maakt onlosmakelijk deel uit van een totaalplan. En. En. En. En. En. Er is geen of in dit verhaal.

***

De mannen van den Dam tegen die jonge amokmakers, dat zou wat gegeven hebben. Gesteld dat die eersten hun rollator nog snel genoeg kunnen voortbewegen, natuurlijk.



Wensen

Journalistiek, Memories & mijmeringen Posted on za, december 28, 2024 11:25:35

Ik doe daar niet aan mee, aan die jaarlijkse goede voornemens. Mijn mening: ofwel gaat het om verwezenlijkingen die je allang had moeten doen en zijn dit eigenlijk als ‘voornemen’ vermomde gevallen van gebrek aan zelfdiscipline, ofwel leg je de lat bewust veel te hoog, in de hoop dat wie onthouden heeft wat uw goede voornemen was, u meteen ook met een schouderklopje zal troosten met een ‘Je had het goed bedoeld, maar…’ eens duidelijk wordt dat het doel niet gehaald wordt.

Doe het gewoon.

Of doe het gewoon niet.

***

Aan wensen doe ik wel.

Ik wens mezelf en mijn geliefde de moed en de gemoedsrust om te aanvaarden wat onafwendbaar is.

Ik wens u een jaar dat in alle opzichten beter, rijker, in positieve zin onvergetelijker is dan dit jaar. En, vanzelfsprekend, een goede gezondheid, een cliché, zeer zeker, maar dan wel één van de onmisbare soort. Als die gezondheid door omstandigheden al minder goed zou zijn: genezing, verbetering, stabiliteit, dat de ziekte of handicap niet allesoverheersend moge zijn.

Ik wens ons land een federale regering die bestaat uit politici van goede wil die constructief willen samenwerken in een geest van solidariteit, met elkaar, met ons allemaal, met wie het minder goed heeft in het leven. (Ja, ik besef het: net als de ‘goede voornemens’ kunnen ‘beste wensen’ bijzonder naïef zijn. Zonder een flinke dosis idealisme en een snuifje naïviteit zou het leven alleen maar kleurloos zijn.)

***

Ik wens de wereld meer stabiliteit. Als gewetensbezwaarde mag ik gewelddadigheden niet goedkeuren, maar ik zou een ‘Opgeruimd staat netjes!’ niet onderdrukken mochten lieden als Poetin, Netanyahu, Trump, Musk, Khamenei, Meloni en tutti quanti het nieuwe jaar niet beëindigen in de functie waarin ze het beginnen. (In het geval van Trump: de functie die hem op 20 januari 2024 opnieuw in de schoot wordt geworpen.) Een staatsgreep, een geslaagde impeachmentprocedure, ontslag om dwingende redenen, een verdwaalde kogel, een niet-verdwaalde kogel. Soms wordt weleens de hypothetische vraag gesteld wat u zou doen mocht u worden terug gekatapulteerd naar begin jaren 30 en de kans krijgen om Adolf Hitler te liquideren nog vóór hij aan zijn vernietigende doortocht kon beginnen? Wel, bekijk het in dat licht en bedenk dat de wereld, óók die van u, er beter aan toe zou zijn zonder dat soort figuren. Vooral in de Verenigde Staten moet men zich zorgen maken, want buiten de 77.297.721 egoïsten, opportunisten, narcisten en achterlijken die op het Grote Oranje Gevaar hebben gestemd – en van wie er een flink deel heel snel heel veel spijt zal hebben –, zullen de anderen worden gemarginaliseerd, vervolgd, aangevallen. Een democratische dictatuur is op til, de gevolgen zullen vernietigend zijn. Trump I zal op een onschuldig stormpje lijken, vergeleken met de orkaan van vernietigend leiderschap die Trump II zal worden.

***

Ik wens mijn vakbroeders, de journalisten, tonnen moed, zelfrespect en beroepsfierheid om dit prachtige, o zo noodzakelijke en toch zo gecontesteerde vak opnieuw eer te bewijzen door zorgvuldig, eerlijk en rechtvaardig te selecteren, rapporteren, analyseren en commentariëren, zodat de grote gebeurtenissen begrijpelijker worden voor de kijker, luisteraar en lezer die zich wil laten informeren, wat erop zal neerkomen dat de huidige populistische, gemakzuchtige, slaafs de denkbeeldige wil van de mediaconsument volgende trend wordt verlaten om weer tot de essentie terug te keren: het nieuws brengen, het nieuws zinvol samenvatten, het nieuws proberen te verklaren, maar wel telkens vanuit het besef dat het de journalist is, en niet de mediaconsument of de luid roepende kritische watcher langs de zijlijn, die dit proces moet leiden. Lange zin om aan te geven dat de meeste journalisten opgeleide specialisten zijn – zoals loodgieters, bakkers of tandartsen dat zijn –, die zich niet mogen laten leiden door de publieke opinie of de politieke en economische constellatie van het moment. Een loodgieter of bakker vraagt ook niet aan de buren wat er van hem verwacht wordt, en ik hoop van harte dat mijn nieuwe tandarts – de vorige is met pensioen gegaan in 2024 – dat ook niet doet. We hebben meer Maurice De Wildes, Walter Zinzens en Phara de Aguirres nodig, mannen en vrouwen van houvast, onafhankelijken die niet per se de populairste willen zijn, maar die beroepsernst koppelen aan een onstuitbare ijver om tot de essentie van het nieuws door te dringen. Helaas, in de journalistiek is het zoals in alle beroepscategorieën: te veel mooipraters, te veel volgzame meelopers, te veel charlatans.

Nog specifieker wens ik mijn (ex-)collega’s van de openbare omroep een jaar waarin ze niet meer delaplace blijven trappelen. Dus, met een nieuwe grote baas en – toe maar! – een grotendeels nieuwe directie met een hart voor deze instelling en haar specifieke objectieven, weg van het semi-commerciële keurslijf waarin het gedwongen werd door marketeers, louter op cijfers beluste managers en andere patjepeeërs. Zelfs in intellectuele kringen, waar ik weleens per ongeluk vertoef, wordt het nut van de VRT nu in vraag gesteld en geheel onterecht is dat niet. Tenminste, als je beoordeelt tot wat de omroep van álle Vlamingen verworden is en niet wat het oorspronkelijke opzet ervan was. Elk democratisch land verdient zijn openbare omroep, ook de regio Vlaanderen. Maar dan moet die wel opnieuw beseffen wat zijn kerntaken zijn. Een recent en pertinent voorbeeld: dat het jaaroverzicht op televisie, bij gebrek aan personeel om het te maken, vervangen werd door een online actualiteitsquiz is erg, héél erg. Het is de ultieme ontkenning van de noodzaak van een openbare omroep. Mijn boodschap en wens is niet ‘VRT weg ermee!’, de ultieme natte droom van rechts Vlaanderen, maar wel: weg met de huidige leiding. Ander én beter. Zo moeilijk kan dat niet zijn, zowel die ‘ander’ als die ‘beter’.

***

Ik wens ons allemaal letterlijk en figuurlijk meer zonuren toe. Anders gaan al die ontkenners van de klimaatopwarming alleen nog maar meer gehoor krijgen met hun onzinnige, onwetenschappelijke praatjes. ‘Welke klimaatopwarming? Het regent de hele tijd en het is koud!’ Domheid weerklinkt luider en uit meer monden dan slimheid.

Ik wens de wereld meer mededogen en empathisch vermogen toe. Dat we mensen in de eerste plaats als mens zien, en niet als kleur, afkomst of religie. Dat we niet alles afmeten op wie of wat we zelf zijn. Dat we beseffen dat er altijd mensen in nood zullen zijn en dat hén helpen ook óns kan helpen, want niets zegt dat we zelf niet in nood zullen raken in een niet zo verre toekomst. En als er niemand van ons bereid is zijn medemens te helpen, hoe willen we dan dat we zelf ooit geholpen zullen worden?

Ik wens u verder nog een fijne dag toe. Begin gewoon bij het volgende uur, de volgende minuut, de volgende seconde om een betere versie van uzelf te worden. En zo eindig ik dan toch verdorie met een zeer uitdagend goed voornemen.



Kerstgedachten

Memories & mijmeringen, Samenleving Posted on za, december 21, 2024 12:09:34

So this is Christmas / And what have you done?

Tja, wat heb ik gedaan in de voorbije twaalf maanden? De afgelopen pakweg veertig jaar volgde dan een lange opsomming als antwoord op die pertinente vraag van John Lennon en Yoko Ono. Druk druk druk, er viel zoveel te beleven, té veel soms. We moesten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan. En we deden dat dan ook, soms struikelend of verdrinkend, maar toch.

Niet nu, niet in het ongezegende jaar 2024. Ik heb één boek onder eigen naam laten verschijnen, ik heb twee (nog) niet-gepubliceerde boeken in opdracht geschreven, ik heb een manuscript geredigeerd, ik heb nog een handvol artikels geschreven voor een krant, ik heb een tiental lezingen gegeven en dat was het zowat voor mijn (semi-)professionele bezigheden. Ik heb mijn vijfenzestigste verjaardag gevierd – sinds 1 februari ben ik officieel met pensioen –, maar ik was nog lang niet van plan om voortaan te ‘genieten’ van het leven, omdat – in mijn optiek – genieten een dagelijks werkwoord behoort te zijn, niet iets voor wanneer je professioneel uitgerangeerd bent.

En toen… werd mijn vrouw ziek. Héél ziek. Doodziek. Sindsdien ben ik naast echtgenoot ook chauffeur-mantelzorger-poetsman-kok-(huis-, tuin- en keuken-)psycholoog. Genieten werd plots een vloek. Pensioen werd een vreemde combinatie van a) gelukkig toeval (door mijn permanente beschikbaarheid) en b) ongelukkig zijn (door haar ziekte). Waardoor ik ook amper kon genieten van de publicatie van mijn boek, wat normaal toch een uitermate prettige gebeurtenis is, ook al blijkt het aantal kopers en lezers achteraf meestal lelijk tegen te vallen.

U hoeft mij niet te bewonderen.

U hoeft ook geen medelijden te hebben.

Het is wat het is.

Dikke miserie.

***

Leve onze sociale zekerheid, schreeuw ik nu van de daken. Sommige privé-behandelingen kosten zakken vol pensioengeld, dat wel, maar voor geconventioneerde onderzoeken en medicatie betaal je daarentegen een habbekrats. Echt. Het is fantastisch dat dit kan in ons land, dat medische behandelingen toegankelijk zijn voor nagenoeg iedereen, dat je je huis niet moet verkopen om medicijnen in, nou ja, datzelfde huis te kunnen halen dat intussen verkocht is. De sociale zekerheid is ons resterend stukje algemeen fatsoen, het werkelijk waarmaken van de belofte dat iedereen mee moet kunnen, en dan nog is ze onvolmaakt. Maar we moeten ze koesteren, bewaken, met hand en tand verdedigen tegen de budgettaire scherpslijpers, de egoïsten en de Musketiers van deze wereld. En we moeten ook immens dankbaar zijn voor de zorgverleners, van de dagelijkse huisverplegers tot de palliatieve begeleiders, die ongetwijfeld te weinig verdienen voor wat ze doen en die daarvoor ook nog eens te weinig (of te zelden) maatschappelijk erkend worden. Populistische bedenking: neem gerust een hap uit de al te rijkelijke beloning van ceo’s van overheidsbedrijven en gebruik die om wie actief is in de zorgsector correcter te vergoeden. Loon naar werken, daar waren we toch voor? Wel, als dat werk écht onmisbaar is, past daar een serieuze vergoeding bij.

Over onvolmaakt gesproken: pas wanneer iemand die dicht bij jou staat rolstoelgebonden wordt, besef je hoe onze infrastructuur niet aangepast is aan deze nochtans niet zo kleine groep mensen. Een rolstoel is een maatschappelijke handicap bovenop de fysieke. Gebouwen zijn niet voorzien op rolstoelgebruikers. Wat ben je met gehandicaptenparkings wanneer die mensen vervolgens de ongelijke betegeling van trottoirs moeten overleven, onaangepaste drempels moeten overwinnen, bijna nergens in openbare gebouwen en cultuurhuizen voldoende comfort kan geboden worden? Alleen al in de gemeente waar wij wonen moeten we bij de huisarts en de apotheek letterlijk een trapje op om binnen te geraken. Zonder hulp lukt dat niet. Met hulp nauwelijks, omdat de patiënt bij elke onverhoedse beweging pijn heeft. Hoe kán dit? Wie heeft die infrastructuur bedacht en waarom werd die daarvoor niet aangepakt?

De bewuste en onbewuste stigmatisering van wie het fysiek of psychisch moeilijk heeft, staat haaks op dat systeem van sociale zekerheid dat ik twee paragrafen eerder roemde. Inclusie geldt blijkbaar niet voor wie ziek is, voor wie moeilijk te been is, voor wie helemaal niet méér te been is. Uitgesloten. Rode kaart. Ga terug naar huis, u ontvangt geen startgeld. Bizar.

***

Bizarre samenleving, die anno 2024 mensen met een tijdelijke of definitieve beperking nog altijd als tweederangsburgers behandelt.

Bizarre samenleving, waarin een beleefde conducteur die op Vlaams grondgebied ‘Goeiemorgen, bonjour’ zegt hiervoor door een zure passagier met een klacht wordt bedacht. De taalwetten toepassen staat voor sommigen boven elementaire beleefdheid.

Bizarre samenleving, waarin een op de vier kiezers de voorkeur geeft aan een partij die openlijk mensen uitsluit vanwege hun afkomst, religie of huidskleur. ‘Eigen volk eerst’ klinkt steeds luider, alleszins een pak luider dan Alle Menschen werden Brüder.

Bizarre samenleving, waarin lieden die voorheen als vooraanstaande intellectuelen werden gezien steeds meer de populistische toer op gaan, in de hoop zo virtuele duimpjes te kunnen verzamelen. Lieden als ‘bozige barones’ Mia Doornaert, ‘eng mannetje’ Rik Torfs en ‘zionistenpijper’ Maarten Boudry – laten we toch maar namen noemen en passende adjectieven gebruiken – zijn mee in de fuik van het rechts extremisme beland, een intellectuele neergang die zo te merken niet te stuiten valt, waarbij ze gretig de retoriek van de macht overnemen: naar boven likken, naar beneden trappen. (En wie helemaal bovenaan de piramide staat, likt naar een denkbeeldig opperwezen.)

Bizarre samenleving, waarin columnisten en andere meningenspuiers medemensen openlijk mogen beledigen. (Ja, ik zal het er zelf maar aan toevoegen, anders denkt u nog dat ik Brusselmans viseer.)

Bizarre samenleving, waarin de media een podium bieden aan luide roepers en onbereikbaar zijn geworden voor bezadigde stemmen. Waar Theo Francken na elke domme tweet studiogast is en slimme mensen daarnaar mogen kijken.

Bizarre samenleving, waarin je bij de minste kritiek op Israël van antisemitisme wordt beticht.

Bizarre samenleving, waarin de hoogdringendheid van het vormen van een federale regering eerder tot jolijt dan tot onvrede leidt.

Bizarre samenleving, waarin zonder dat de rechterlijke macht wordt geconsulteerd en zonder medische hoogdringendheid (denk aan de coronacrisis) avondklokken worden ingesteld en huisarresten opgelegd aan jongelui die misschien vervelend zouden kunnen doen.

Bizarre samenleving, waarin rond deze tijd van het jaar Kerstmis is dien dag dat ze niet schieten van wijlen Wannes Van de Velde op alle continenten in een aantal landen zou kunnen weerklinken.

***

A very Merry Christmas / and a happy New Year / Let’s hope it’s a good one / Without any fear.

John Lennon zat duidelijk in wereldverbeteraarsmodus toen hij najaar 1971 Happy Xmas (War is over) schreef, zo kort na het al even idealistische en intens mooie Imagine. ‘War is over’, hoe naïef kan je zijn?

Bizarre samenleving, waarin naïef idealisme als veel negatiever wordt beschouwd dan opportunisme, egoïsme en – laten we Trump, Musk & co dan alsnog maar even vermelden in deze blogpost – ongeneeslijk narcisme.

And so this is Christmas / I hope you have fun / The near and the dear one / The old and the young.



Syrië

Geschiedenis, Memories & mijmeringen, Politiek Posted on za, december 14, 2024 11:58:46

Het moet kort na 1 februari 1979 geweest zijn. Een ochtend aan wat toen nog het Hoger Rijksinstituut voor Toneel en Cultuurspreiding was – afgekort: HRITCS, nog korter: RITCS –, een instelling die tegenwoordig als, jawel, RITCS door het leven gaat, afkorting van Royal Institute for Theatre, Cinema and Sound. Destijds gevestigd in een afgeleefd gebouw vlak bij de Naamsepoort in Brussel, waar voorheen de Bank van Congo in was ondergebracht. Ik dubbelde het eerste jaar – te laat in gang geschoten voor de examens – en broste heel wat lessen. Maar niet Culturologie (toen nog geschreven als ‘Kulturologie’), het vak van Jaap Kruithof, de linkse prof die vooral bekend was van de Rijksuniversiteit Gent en van zijn controversiële tv-optredens, die in het katholieke Vlaanderen, slechts enkele zetels verwijderd van de CVP-staat, niet gesmaakt werden. Hij praatte in lang vervlogen tijden vrijuit over seksualiteit, homofilie, het recht op abortus, dat soort dingen, die nog volop taboe waren. Een boeiende lesgever.

Die ochtend zat Kruithof – die zijn lessen steevast begon met het inpikken op de actualiteit – voor ons met een kamerbrede lach, in het overvolle lokaal met zijn afbladderende verf op de lichtjes beschimmelde muren. Reden van die vrolijkheid was de regimewissel in Iran, waar ayatollah Khomeini zijn ballingschap in Parijs net had afgelegd om de sjah wandelen te sturen. De sjah was een despoot, die met behulp van de geheime inlichtingendienst Savak andersdenkenden liet oppakken, opsluiten, martelen en, indien hij daar zin in had, executeren. Een dictator die met gulle steun van het Westen, verslaafd aan de Iraanse olie, op zijn troon bleef zitten. Wat Kruithof – en van de weeromstuit ook ons, de jonkies die aan zijn lippen kleefden – blij maakte, was dat een volksopstand mogelijk was en tot ingrijpende resultaten kon leiden. Enter Khomeini. Maar ook: enter de sharia, de religieuze onverdraagzaamheid, het islamitisch fundamentalisme en… een nieuwe vorm van despotisme. Even onverbiddelijk en onmenselijk als dat van de sjah, maar dat kon professor Kruithof toen nog niet weten. Hij was gewoon content dat de despoot weg was.

Aan die scène moest ik terugdenken toen vorig weekend rebellen Damascus inpalmden. De Syrische despoot Bashar al-Assad was toen al gevlucht, hij wist dat hij anders niet levend de regimewissel zou doorkomen, want zou gaat dat met despoten: ze laten hun volk eerst jarenlang figuurlijk in de steek, om dat om hun eigen hachje te kunnen redden vervolgens ook letterlijk te doen.

Assad is vierentwintig en een half jaar aan de macht geweest in Syrië, zoals zijn vader, Hafiz al-Assad, het land voordien negenentwintig jaar geleid had. Zo gaat dat in die kringen, nepotisme is nooit ver weg, ‘ons kent ons’ wordt er aangevuld door ‘ikke ikke ikke en de rest kan stikken’. Terwijl het Syrische volk al meer dan een decennium steunt en kreunt onder een bloederige burgeroorlog, leefden Assad en zijn familieleden en vertrouwelingen in grote luxe. De vergelijking met de Roemeense leider Ceausescu werd deze week in onze pers gemaakt. En er zijn er nog (zijn er eigenlijk wel andere?): dictators die hun volk inlepelen dat ze sober moeten leven en die voor zichzelf kastelen bouwen, luxeauto’s verzamelen en elke avond genieten van een driesterrenmaal. Overdag gaan ze op de koffie met collega-despoten, af en toe mag een verre buitenlandse vriend à la Filip Dewinter langskomen voor een koffie en een fotomoment.

Zoals Jaap Kruithof destijds zo verheugd reageerde omdat Mohammad Reza Pahlavi, zoals de sjah voluit heette, verjaagd was, zo tevreden ben ik dat Assad verdreven werd. Maar met wat ik weet dat er na die Kruithofiaanse vreugde van toen gebeurd is, wordt mijn blijdschap meteen getemperd. Want wat of wie komt er in de plaats? Syrië is nu in handen van de islamitische militie Hayat Tahrir al-Sham, die zich voorlopig menselijk lijkt te gedragen, maar blijft dat wel duren? De militie was in het verleden onderdeel van Al Qaida. Zelfs de leider van IS was betrokken bij de oprichting ervan. Van die twee terreurorganisaties werd dan wel afstand genomen, maar het doel is wel het vestigen van een fundamentalistische islamitische heerschappij, lees ik. Echt geruststellend klinkt dat niet. Zeker niet met de wetenschap dat regimewissels in andere Arabische landen – denk aan Irak – evenmin ten goede kwamen van de bevolking.

Het is goed dat Assad weg is, het is goed dat de steun van Rusland en Iran uiteindelijk onvoldoende was, het is goed dat aan eender welke dictatuur een einde komt. Maar de geschiedenis wijst uit dat de modale Syriër daar niet direct beter van zal worden. Een catch-22-situatie, want hoe ga je daar vanuit onze nog altijd redelijk stabiele westerse democratieën mee om? Te veel bemoeienis is uit den boze, omdat het naar neokolonialisme ruikt en geopolitiek onverantwoord is. De Syriërs aan hun lot overlaten, daarentegen, is evenmin de goede keuze.

Blij dat ik geen internationale politicus of diplomaat ben, zo kan ik hier vanaf mijn comfortabele bureaustoel ongehinderd meninkjes produceren. Mocht die stoel in Damascus, Palmyra, Bosra, Aleppo of Hama staan, zou ik die vrijheid wellicht niet hebben. Ook niet na de regimewissel. Jammer dat professor Kruithof al een poos niet meer onder ons is: ik had graag zijn mening gekend over de actualiteit. Misschien zit hij nu wel ergens weg met een monkellachje toe te kijken, terwijl hij zijn vriend Vermeersch aanstoot: ‘Goed hé, Etienne? Weg met Assad!’



0,0

Samenleving Posted on za, december 07, 2024 12:27:32

Stiepelzat en stijf van de coke, zeker?’

Neen, het beste in de mens komt niet naar boven wanneer een Bekend Iemand (BI) iets ernstigs voor heeft. Laten we zeggen: als die met een vintage auto tegen een botsabsorbeerder aanrijdt in de nacht van vrijdag op zaterdag. Dan wordt er geroddeld, gespeculeerd, de wildste theorieën verspreid, geginnegapt, een portie leedvermaak uitgesmeerd, geweend (de fans van de BI), boos gereageerd op de verspreiding van al die geruchten (diezelfde fans). In pre-sociale media-tijden gebeurde dat aan de toog van het stamcafé of in een ochtendlijk gesprek met de buurman die ook zijn auto kwam proper spuiten of de buurvrouw die, aan de krulspelden te zien, net heur haar had gewassen. Heel veel mensen deden dat, maar omdat het in beperkt gezelschap (zowel qua aantal als qua geestelijke capaciteiten) gebeurde, kreeg het weinig weerklank. Nu is de virtuele toog heel lang geworden. En luidruchtig.

Een paar dagen na het levensgevaarlijke manoeuvre bekende de BI dat hij inderdaad te veel gedronken had (gesnoven, dat moet nog blijken uit het bloedonderzoek). Opnieuw stond het hek open, van een dam was allang geen sprake meer. De fans van de BI bleven hem verdedigen: kan iedereen overkomen, hij zal wel gestresseerd geweest zijn, mogen we nu werkelijk niets meer, enfin, zo een goede hebben wij nog niet gehad (strontzat)! De anderen vielen grosso modo in twee categorieën op te delen: zij die de BI respecteren en die afstand hielden, en zij die hem maar een dikke nek vinden en die vol op het orgel gingen. (Het drankorgel, haha.)

***

Zoals Joël De Ceulaer vandaag volkomen terecht opwerpt in zijn wekelijkse brief op pagina 2 van de courant De Morgen, vanzelfsprekend gericht aan die BI, zit het probleem oneindig veel dieper dan die ene dronkenlap die een al bij al goed afgelopen accident heeft meegemaakt. Natuurlijk is het de man die de alcohol heeft genuttigd, niemand anders, maar het is vooral de manier waarop wij in het algemeen met dit genotsmiddel-dat-eigenlijk-een-harddrug-is omgaan dat problematisch is.

De Ceulaer gaf het voorbeeld van zijn eigen ladderzatte crash in 1991 en hoe hij daarna nog tien jaar geregeld door de drank niet meer wist van welke parochie hij was en toch in de wagen stapte. Zelf zag ik als tiener hoe volwassen mannen bier hesen alsof het niets kostte. Dat was trouwens ook (bijna) zo. Mijn vader werkte als rapporteur bij een scheepsherstellingsbedrijf: hij stelde rapporten op over schepen die averij hadden opgelopen. In de haven werd weleens een pint verzet, en twee ook, dat was en is geweten. Hij was secretaris van de voetbalploeg van zijn werkgever. Elke zaterdag toog ik mee naar een wedstrijd in het Koninklijk Sportverbond Antwerpens Handel. Ik observeerde, merkte hoe de collega’s van mijn pa, supporters van het elftal, vóór de wedstrijd een paar pinten wegwerkten, tijdens de rust drie tot vier pilsjes dronken (op een kwartier tijd!) en ook achteraf nog stevig pintelierden. Daarna was het etenstijd en stapten ze doodgemoedereerd in hun auto richting moeder de vrouw. Toen ik zelf mijn eerste pinten dronk – als mijn herinnering me niet alweer bedriegt moet dat op mijn veertiende geweest zijn – en de ongelukkige ingeving had om dit op een koude winternamiddag te combineren met een warme Oxo, moest mijn vader, na de match tegen veertig kilometer per uur door de straten van een Antwerpse buurgemeente laverend, op mijn commando abrupt stoppen, waarna ik het op een spurten zette en nog net op tijd een haag onderkotste.

Dat is wellicht mijn geluk geweest. Sindsdien associeer ik te veel alcohol met ziek worden. Mijn lichaam roept op tijd stop. Niet dat ik nooit dronken ben geweest, maar nooit tot op een laveloos niveau. Zelfs niet die ene keer dat ik dj was in mijn stamkroeg en de afspraak was dat ik pas zou stoppen wanneer de fles cognac (gelukkig van het kwalitatieve merk Remy Martin) helemaal leeg was, waarna ik vlekkeloos naar huis reed, platenbakken op de achterbank. Klinkt dit alsof ik daar trots op ben? Excuus dan, ik was een idioot. Zoals er nog veel meer idioten elke dag denken dat ze de alcohol de baas kunnen. Hoogmoed. Overmoed. Razend gevaarlijk en compleet onverantwoord. Jazeker, noem het gerust misdadig en niet eens ‘potentieel misdadig’, want het verschil tussen een rit zonder brokken en een rit mét zit in kleine details waarop de dronkaard nauwelijks vat heeft. Dat je géén brokken maakt in die toestand heeft meer met geluk dan met kunde te maken.

Doe het niet.

Een auto is zowel een vervoermiddel als een moordwapen. Gebruik het enkel in die eerste hoedanigheid, dat is al gevaarlijk genoeg.

Denk niet dat jij wél in staat bent om veilig thuis te geraken.

***

Van die domme BI ging de discussie vervolgens over een alcoholverbod voor chauffeurs (en laten we dat met enige zin voor consequentie ook uitbreiden naar al wie een voertuig zou willen besturen, want ook een dronken motard, fietser of stepper is een gevaar op de weg). Nu ligt het toegelaten alcoholgehalte op 0,5 promille. Moeten we dat verlagen naar 0,0? Ja, zeggen de mensen die vinden dat elke druppel alcohol een risico voor jezelf en voor alle anderen inhoudt. Neen, zeggen diegenen die pleiten voor verantwoord alcoholverbruik, wat dat verder ook moge betekenen.

Ik herkende die discussie. Voor mijn boek De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium – hopla, daar heb je die kleine commerçant in mij weer, vinnig baasje toch! – ben ik voor het hoofdstuk Verkeer in de problematiek van toen gedoken. De jaren 70 begonnen met een toegelaten promille van… 1,5, het drievoudige van vandaag dus. Het heeft járen gevergd om dat na oeverloze discussies en dovemansgesprekken terug te brengen tot 0,8. Een reporter van Gazet van Antwerpen nam toen de proef op de som en kwam tot de conclusie dat dit overeenkwam met vier pinten de laatste twee uur voor je in de auto stapte. 1,5 promille was bijgevolg acht pinten op twee uur tijd, één om het kwartier. Vonden we normaal toen. Net als die drieduizend verkeersdoden per jaar, waarvan ontelbare veroorzaakt door één of meerdere dronken chauffeurs. Alsof het erbij hoorde.

Nog even terug naar die voetbalclub waarvan mijn vader secretaris was. In dezelfde afdeling was het team van de rijkswacht actief, die zijn thuiswedstrijden speelde op het domein van de kazerne. In de kantine daar kostten de pinten vijf frank, de helft van wat ze elders kostten. Er werd dus nóg meer gezopen, er werd nóg meer gewallebakt, er werd nóg vaker gebukt om de op de grond gevallen autosleutels weer op te rapen. Er gold slechts één regel: je moest zonder brokken te maken door de toegangspoort kunnen rijden. Dat viel overigens wel mee, want die was ongeveer drie vrachtwagens breed. Kortom, zelfs de ordehandhavers moedigden alcoholmisbruik aan.

Die mentaliteit is er nog altijd niet uit. En dus verdient de vraag tot een alcoholverbod een ernstig antwoord. Zelf drink ik nauwelijks en als ik het wél doe, kruip ik niet meer achter het stuur. Als ik afspreek om een hapje te gaan eten met mijn Antwerpse vrienden, drink ik aan het begin van de avond één bolleke – mijn vaste ritueel, in Antwerpen drinkt de koning De Koninck, zeg maar – en daar blijft het bij. Vier uur later rij ik nuchter naar huis. Kan ik dat bolleke nog wel drinken bij 0,0 promille, vraag ik me dan af. Mag ik nog wel coq-au-vin of tiramisu eten op restaurant? Zijn we, met andere woorden, niet té pietluttig en is die 0,0 eigenlijk onhaalbaar en onrealistisch?

Máár… zelfs met 0,0 – een heldere afbakening – sluit je niet uit dat een BI of een OI (Onbekend Iemand) dronken in zijn wagen stapt. Dat is die hoogmoed, die overmoed, dat gebrek aan verantwoordelijkheidszin, de alcohol die het overneemt en ons brein tot medeplichtige degradeert. ‘Mij zal het niet overkomen!’

Recidivisten zijn per definitie hardleers, daar helpt geen lievemoederen of eender welke beperkende maatregel tegen. Bovendien zijn wij, Belgen, plantrekkers, foefelaars, je-m’en-foutisten van de ergste soort. De Vlaming staat bekend als een harde werker, maar intellectueel is hij een luierik. Niet denken, doen. Dat verklaart zijn omgang met alcohol: verstand op nul, glazige blik op oneindig. (Ik schrijf ‘hij’, want het hoogmoedprobleem vind je toch vooral bij dronken chaufferende mannen. Niet dat er geen vrouwen aan de drank zijn, maar die beleven hun verslaving blijkbaar eerder thuis, met de gordijnen dicht, onzichtbaar voor de buitenwereld, op die paar na die vandaag in de kranten getuigen. Mannen doen dat openlijker: binken aan de toog. Kom op, one for the road!)

***

De mentaliteitswijziging die vijftig jaar geleden werd geëist, is er nog altijd niet. Daarvoor zijn een aantal elementen noodzakelijk. De erkenning dat alcohol een harddrug is, die misschien niet verboden dan wel gelimiteerd moet worden. De vaststelling dat autorijden een extreem ingewikkelde vaardigheid is, die zoveel van onze hersenen en onze spieren vereist, dat we dit niet onder invloed mogen riskeren. Het inzicht dat onze persoonlijke vrijheid op de openbare weg ondergeschikt is aan het algemeen belang en de opgetelde vrijheid (en veiligheid) van alle anderen. De bescheidenheid om te beseffen dat we geen supermensen zijn die alles aankunnen. Het besef dat dronken lallen alleen in je eigen hoofd de overtuiging sterkt dat je de plezantste thuis (en op café) bent. In werkelijkheid wordt je omgeving overvallen door plaatsvervangende schaamte.

Er moet méér gecontroleerd worden en strenger bestraft. Toon je een echte vriend en overtuig de overmoedige toogmaat dat hij/zij/hen niet meer mag rijden. Toon je een empathische kroegbaas en doe hetzelfde (neem desnoods de autosleutels af en bel zelf een taxi). Schiet niet op de pianist (de benevelde), maar op de pianostemmer (de alcoholleveranciers, de te tolerante samenleving, onze te rooskleurige visie op drinken en dronken zijn). Bedenk dat het alcoholverbod in andere godsdiensten wellicht té streng is, maar wel zinvolle elementen bevat en realiseer je dat de afwezigheid van mensen die een andere religie aanhangen op het verenigingsfeest of in de voetbalkantine, niet is omdat ze niet willen integreren, maar omdat ze een afkeer hebben van ongecontroleerde drinkgelagen. (En, laten we wel wezen, terecht.)

Zoals de Nederlandse zanger Sjakie Schram al in februari 1966 wist: Glaasje op, laat je rijden. ‘Glaasje op laat je rijden / Maak de borrel die je drinkt niet extra duur / Glaasje op niet achter ’t stuur’. Destijds uit volle borst meegezongen tijdens de spontane polonaise in het café, waarna de beschonken zangers net het tegenovergestelde deden van wat ze zonet in die carnavalshit hadden gehoord.

0,0, 0,1, 0,2: kies maar. (Maar gun mij mijn bolleke.)



Laten we een kat een kat noemen (en een klimaatcatastrofe een klimaatcatastrofe)

Communicatie, Politiek, Samenleving Posted on vr, november 29, 2024 15:54:48

‘Trek uw plan, het zijn uw kinderen, bescherm ze zelf.’

Zo klonk een van de meest beklijvende zinnen uit de column van klimaatwetenschapper Valérie Trouet exact een week geleden in De Morgen. Trouet is niet zomaar iemand die om den brode het klimaat bestudeert, ze is een wereldwijd gerespecteerde experte in haar vakgebied. ‘Defaitisme verslaat soms zelfs de hardnekkigste pragmatist,’ schreef ze onder meer. En ze was al zo gedesillusioneerd door de tegenkantingen en het gebrek aan politieke interesse die ze twee jaar lang ondervond als wetenschappelijk directeur van het Belgische Klimaatcentrum. Ze vertrekt binnenkort terug naar de States, waar haar werk wél volop geapprecieerd wordt, zij het dat onder de toekomstige oude/nieuwe president (klimaat)wetenschap niet bepaald gewaardeerd zal worden.

‘Ik probeer niemand nog te overtuigen,’ zo ging Trouet verder in haar bijdrage. ‘Ik ben het Cassandrabestaan beu, beu om de enige te zijn die beseft dat de remmen niet werken van de voortdenderende Eurostar waarop wij leven. Ik heb het u gezegd en u heeft uw schouders opgehaald.’ Waarna dus die ene zin volgt waarmee ik mijn blogpost opende.

‘Wat u alarmisme noemt, noem ik eufemisme,’ vervolgde ze. En ze eindigde met deze paragraaf. ‘Noem mij maar een alarmist, bespreek het maar met uw maten op X, hoe klimaatverandering van alle tijden is en dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. I’m out. Ik hoop alleen uit het diepst van mijn hart dat u gelijk heeft en ik ongelijk. Als wetenschapper hopen dat je ongelijk hebt, is dat ook hoop?’

***

De boodschap kwam onzacht binnen en werd een hele week bediscussieerd. De reacties waren voorspelbaar, van ‘Eindelijk zegt er iemand waar het op staat!’ tot ‘Ze krijgt geen gelijk, de subsidieslurpster, dus reageert ze dan maar gefrustreerd’. De column was niet bedoeld om zieltjes te winnen. Dat zou ook moeilijk lukken: wie al een poos de klimaatberichtgeving volgt, heeft niets nieuws gelezen, alleen de keiharde bevestiging van een hardnekkig vermoeden (en in het geval van andere klimaatexperten: van onderbouwde wetenschappelijke hypothesen). Wie tot de groep ontkenners behoort, zal ook niets nieuws hebben vernomen, want wappies vinden al veel langer dat klimaatwetenschappers onverbeterlijke pessimisten zijn. En de grote massa haalt, zoals altijd, de schouders op. ‘We zullen wel zien.’ Tja.

Had die schreeuw vanuit haar diepste binnenste dan wel zin? Op het eerste gezicht wellicht niet: wie bang is, blijft gewoon bang, wie vindt dat er niets aan de hand is, drinkt nog een glas en gaat ervan uit dat alles blijft zoals het was. Toch vind ik het bemoedigend dat een expert de harde woorden bovenhaalt, zoals de virologen dat vier jaar geleden óók deden tijdens de coronacrisis. Dat moest toen wel, de toestand was immers acuut. Bij de klimaatproblematiek is het acute van die toestand minder visibel en voelbaar, tenminste: niet in de zin dat iedereen overal tegelijk getroffen wordt of kan worden. Na een zware overstroming of een onverdraaglijke hittegolf gaan we snel weer over tot de orde van de dag. Het is goed dat een vooraanstaande wetenschapper stelt dat die ‘orde van de dag’ een luxe is die we ons niet kunnen permitteren.

***

In mijn boek De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium – nu in de handel, zeg ik er als kleine commerçant even bij – liet ik in het hoofdstuk Klimaat & Milieu een statisticus van de Rijksuniversiteit Gent aan het woord. In een interview met het weekblad Humo van 21 mei 1970 (!) zei Walter Prové: ‘Hoe meer alarmkreten, hoe beter. We mogen op de televisie niet in gedistingeerde praatpanels over “biologisch evenwicht” of “de voedselpiramide” zitten te eieren, dan kijkt geen kat. Toon liever de vissen die bovendrijven, de vogels die uit de lucht stuiken: de televisie moet angstaanjagende filmbeelden blijven tonen. Grijp de mensen bij de keel, of de bezoedeling verstikt ze.’

Vertaal die woorden over de luchtvervuiling en bezoedeling alom van toen naar de klimaatopwarming nu en ze sluiten perfect aan bij wat Trouet schreef (en deze week in een reeks interviews herhaalde): pamperen heeft geen zin meer. Ontkennen is ronduit misdadig, de boodschap afzwakken is egoïstisch en kortzichtig, schouderophalen komt overeen met schuldig verzuim.

Van wetenschappers verwachten we dat ze twijfelen tot ze met een aan zekerheid grenzende conclusie afkomen. Wat het klimaat betreft, bestaat die conclusie al verschillende decennia, alleen de details worden nog bijgestuurd. Wat heeft het dan nog voor zin om de op ons afstormende maatschappelijke waarheid in hapklare brokken proberen te verpakken? Prové had verdorie gelijk vierenvijftig jaar geleden: toon angstaanjagende beelden. Toon die niet alleen op het ogenblik dat Valencia onder water staat, maar blijf die wekenlang na de watersnood tonen, want het water mag dan stilaan wegtrekken, de miserie blijft. En die miserie kan iederéén morgen overkomen. U. Mij. Ons allemaal. Kunnen we straks weer zeuren over de oncontroleerbare migratie van klimaatvluchtelingen.

***

Zeg als expert waar het op staat, dan kan achteraf niet het verwijt worden gemaakt dat je niet, te weinig of te omfloerst gecommuniceerd hebt. Schrijf als journalist niet dat radicaalrechts of een ultranationalist ergens gewonnen heeft, maar noem een kat een kat: extreemrechts, fascist, racist. Wie rechts is, benadrukt voortdurend dat we de dingen moeten durven te benoemen – meestal wanneer het over de vermeende negatieve gevolgen van migratie gaat. Wel, benoem de dingen inderdaad: migratie is nodig, de Verenigde Staten krijgen een extreemrechtse president, het klimaat is naar de knoppen.

Niet dat er dan heel snel heel veel zal veranderen – wat uiteindelijk wel zal moeten –, maar waarom verbloemen wat móét geweten zijn? Kijken de mensen dan nog de andere kant op, dan is dat maar zo. Het is aan de politiek om de wetenschappelijke bevindingen in wetteksten en besluiten om te zetten, ook al druist dat in tegen wat ‘de kiezer’ wil en dreigt het stemmen te kosten. Je moet de burger veel vrijheid gunnen, maar soms moet je als overheid harde maatregelen opleggen, opnieuw: zie coronacrisis. Daar dienen regeringen voor, dat is de verantwoordelijkheid van ministers en parlementen. Gouverner, c’est prévoir, niet achteraf constateren dat het te laat is.

***

Wat Rutger Bregman ook moge beweren: de meeste mensen deugen niet. Naast de gepatenteerde slechteriken is er de grote massa die niets doet en net dat niets doen is funest voor het klimaat. Als je de harde realiteit ontkent of ervan wegkijkt, deug je niet. Dan ben je een falende, dwalende mens, iemand die op het eerste gezicht geen kwaad doet, maar vooral: iemand die niet het goede doet. Die niet aan zijn kinderen of kleinkinderen denkt. Die het aan de anderen overlaat (die ook veel te weinig of niets doen). Die het wel ziet gebeuren. Die stemt op populisten die hen de hemel op aarde beloven (en hen vervolgens laten stikken).

Om Walter Prové te parafraseren: grijp de mensen bij de keel, of we verdrinken straks collectief. Dank u, Valérie Trouet, voor die rechttoe rechtaan communicatie. Al word ik er niet direct vrolijker van.



Volgende »