65 jaren op de teller, 41 jaar ervaring in de journalistiek. De 29 dagen die februari dit jaar telt, keer ik even terug in de tijd met journalistieke bijdragen van mijn hand. Werk voor radio of televisie komt helaas niet aan bod. Niet chronologisch, maar kriskras grasduinend door wat met enige zin voor overdrijving een journalistiek oeuvre zou kunnen genoemd worden. Vandaag bijdrage 27.

Ik heb nooit begrepen waarom de meeste sportjournalisten zich beperken tot het beschrijven van sportevenementen en gesprekken met sporters. Net als in de samenleving als geheel loopt er heel wat mis in de sport, maar als dat gebeurt duiken sportjournalisten onder hun bureau: ze laten dat vuile werk over aan collega’s van de algemene redactie. Bang dat ze niet meer welkom zullen zijn bij hun favoriete voetbalclub of dat hun favoriete atleet niet meer zal willen praten. Eigenlijk zijn ze meer sportliefhebber dan journalist. Voordeel: zo bleef er speelruimte voor mensen zoals ik. Of zoals Jan Hauspie en Hans Vandeweghe, en er zijn er nog, maar niet al te veel.

Voor de talkshow Van Gils & gasten had ik al mee de problematiek van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport op de kaart gezet. Voor Sporta Magazine had ik in juni 2018 een goed gesprek met Tine Vertommen, de onderzoekster die de problematiek in het openbaar had gebracht.

***

‘Wat me diep raakte, was hoe slecht de omgeving van de sporters reageerde op het misbruik’

***

Van opmerkingen over te kleine borsten tot aanranding en verkrachting. Het Voice-onderzoek rond seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport deed stof opwaaien en resulteerde al in concrete beleidsmaatregelen. Criminologe Tine Vertommen mag nu 41 diepte-interviews in een eindrapport gieten. “Het ging om zoveel meer dan het afvinken van een checklist met vragen. Mensen vertelden hun levensverhaal, dat schept een band.”

Sport en criminologie. Veel verder van elkaar kunnen twee onderwerpen niet af staan, althans zo lijkt het toch. Voor onderzoekster Tine Vertommen, verbonden aan de Thomas More-hogeschool en de Universiteit Antwerpen, komen ze elke dag samen. Zo is haar leven tot nog toe ook verlopen: beloftevolle zwemster, mocht op haar veertiende deelnemen aan de European Youth Olympic Days en twee jaar later aan de Europese Jeugdkampioenschappen, behaalde als studente achtereenvolgens masters in de ethiek en de criminologie, is doctor in de Medische Wetenschappen. En haar man heet Ronald Gaastra, gelauwerd zwemcoach, dus ook bij het ontbijt is sport een voor de hand liggend thema.

Zelf kreeg ze niet te maken met opdringerige trainers of andere zwemmertjes met losse handen. “Dit is iets wat je meestal niet te zien krijgt. Het gebeurt in kleedkamers, achter gesloten deuren. Wat ik wel heb gemerkt: psychisch grensoverschrijdend gedrag. Op internationale toernooien zag ik hoe coaches hun zwemmers uitscholden, hen hardhandig aanpakten, trainingsregimes oplegden waar ik van schrok. Rare praktijken, vooral in de Oostbloklanden. Zaken waarmee ik in mijn klassieke begeleiding niet te maken kreeg. Dat was een van mijn drijfveren om me tijdens mijn studies te verdiepen in kinderrechten in de sport: fysiek geweld, intimideren, chanteren, mensenhandel. Maar dus ook: seksuele intimidatie. Dat vond ik heel intrigerend.”

Voice

Eind 2015 werd Vertommen coördinator van het Vlaamse luik van Voice, een Europees onderzoeksproject over seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sportwereld. “Op dat ogenblik waren we er als onderzoekers al wel bijna twee jaar mee bezig: om een consortium op te richten, de methodologie op poten te zetten en na te gaan hoe we de financiering konden rond krijgen. Voor mij startte Voice dus niet op 1 januari 2016, ook de jaren voordien waren belangrijk. We zijn dan ieder voor zich in onze eigen achtertuin gaan kijken hoe groot het probleem was en wat er al gebeurde qua preventie. En de vaststelling was: we hébben al cijfermateriaal. In Engeland, Duitsland, Nederland en Vlaanderen werd er al aan studenten gevraagd of ze als kind tijdens het sporten in een georganiseerde context te maken hadden gehad met grensoverschrijdend gedrag. We wisten dus dat het gebeurde. En toch hadden we het gevoel dat die cijfers niet de nodige impact creëerden bij het beleid. In Vlaanderen waren er nochtans opvallend véél gevallen van seksueel misbruik, in 2014 hadden we daar al met de minister (toen al Philippe Muyters, red.) over gepraat, maar het drong precies niet goed door. Ook in andere landen was dat het geval.”

Niet dat er helemaal niets gebeurde op overheidsvlak. Er werden preventie-instrumenten ontwikkeld en het Centrum voor Ethiek in de Sport (ICES) ontving financiële steun om sportorganisaties te helpen om een beleid op poten te zetten. Maar de vrijblijvendheid bleef groot. “Dan hebben we op initiatief van Mike Hartill, van de Edge Hill University in Engeland, de koppen bij elkaar gestoken. De conclusie was: we moeten de stemmen van de slachtoffers meer naar buiten brengen. Het onderwerp was taboe, werd onderdrukt. Als er mensen kunnen luisteren naar de verhalen, zal de impact groter zijn, dachten we. Maar hoe moesten we eraan beginnen? Hoe zorgden we ervoor dat we slachtoffers tot bij ons kregen? We zijn zeker een halfjaar bezig geweest met het afbakenen van onze eigen ethische spelregels. Er moest professionele hulp paraat staan, alle data moesten geanonimiseerd worden, deelnemers moesten op elk moment kunnen beslissen dat ze ermee stopten, tot acht weken na het gesprek moesten ze opnamen kunnen laten wissen of notities verscheuren.”

Er volgden Facebook-oproepen, er werd geflyerd in sporthallen en cafés, de sociale media werden bespeeld om ruchtbaarheid te geven aan Voice. Met relatief succes. Tot er in mei 2017 een sensibiliseringsfilmpje werd gemaakt met medewerking van gerenommeerde topsporters. Zwemmer Pieter Timmers, zilveren medaille op de Olympische Spelen in Rio, wielrenster Ann-Sophie Duyck, Belgisch kampioene tijdrijden, taekwondoka Jaouad Achab, wereldkampioen, ex-judoka Ann Simons, brons op de Spelen in 2000. ‘Het hoort er écht niet bij!’, was de teneur. Op het eind verscheen er een contactadres in beeld. In De Standaard en in de tv-talkshow Van Gils & gasten getuigde Ann Simons dat ze zelf een slachtoffer was, ook al werd ze niet graag in die rol geduwd. Een hooggeplaatste man uit de judofederatie had haar en collega-judoka’s jarenlang geïntimideerd, denigrerende opmerkingen gemaakt over hun lichaam, seksuele toespelingen geroepen. Vertommen: “Dat iemand als Pieter Timmers, die zelf geen slachtoffer is, zich achter het project schaarde, was heel belangrijk. Natuurlijk heb ik een direct contact met Pieter, omdat mijn man zijn persoonlijke coach is, maar ik hoefde hem niet te overtuigen om dit te doen. Hij deed dit niet voor mijn plezier, kwam zelf af met voorbeelden die hij had gehoord of gezien. En van toen af stroomden de mails binnen.”

41 getuigenissen

Meer dan honderdtwintig mensen contacteerden haar. Slachtoffers, of getuigen, occasioneel zelfs een dader die zijn spijt betuigde. Geregeld iemand die schreef: “Ik heb het zelf meegemaakt, ik wil niet meewerken omdat ik niet wil riskeren dat ik door het oprakelen van mijn ervaringen opnieuw mijn balans verlies, maar ik steun je onderzoek ten volle.” Eénenveertig uitvoerige getuigenissen nam ze op. Diepte-interviews die soms tot zes uur duurden of over verschillende dagen werden verspreid. Verhalen die gingen van verbale intimidatie tot verkrachting. “We zijn vaak geneigd om dat laatste veel erger te vinden dan het eerste, maar als je op heel jonge leeftijd in zo’n precaire omgeving de hele tijd opmerkingen te horen krijgt, kan ook die impact enorm zijn. Over te dik zijn, of te dun, over te grote of te kleine borsten, seksmopjes. Ann Simons noemt dat een ‘cultuur van normvervaging’. Ik heb uit verschillende getuigenissen opgemaakt dat dit zeer ver kan gaan, waardoor grensoverschrijdend gedrag per generatie wordt doorgegeven in een sportvereniging. Uit onderzoek weten we dat intimidatie evenveel of meer effect kan hebben dan een fysieke aanranding of zelfs verkrachting. Je verliest vertrouwen in je omgeving, je voelt je voortdurend onveilig.”

“In de media kreeg je aanvankelijk de indruk dat de toestand in het judo het ergst was, maar dat blijkt niet uit het onderzoek in zijn geheel. Bij Voice hadden we tot dan toe één enkele getuigenis uit het judo. Vergeet niet: Ann Simons kwam niet naar ons als slachtoffer, maar als ambassadeur. Daarna hebben er wel meerdere judoka’s mij gecontacteerd. Heel wat getuigenissen waren er ook uit het zwemmen en het voetbal, maar dat zijn dan ook de sporten die het vaakst beoefend worden in ons land. Je kunt daaruit niet besluiten dat seksueel grensoverschrijdend gedrag typisch is voor díe sporten. Het kan in iedere sport gebeuren, hoe klein ook. Dat bleek al uit het prevalentie-onderzoek dat we in 2014 hadden gedaan met tweeduizend mensen uit álle sporttakken. Seksueel grensoverschrijdend gedrag werd gerapporteerd in vrijwel elke van de tweeënzeventig bevraagde sporttakken! We hebben ook in het buitenland gemerkt dat een getuigenis uit één sport kan leiden tot een sneeuwbaleffect: bij ons was dat in het judo, in Engeland in het voetbal, in de Verenigde Staten in het turnen. Wie een publieke getuigenis zag uit zijn of haar sport, is eerder geneigd om te praten, maar in andere sporten blijft men vooralsnog zwijgen.”

“Wat we vooral niet mogen vergeten is dat het niet alleen gaat over coaches en officials die zich misdragen. Uit onderzoek van het Kinderrechtencommissariaat bleek dat grensoverschrijdend gedrag voornamelijk voorkomt onder jongeren onderling. Ongepaste opmerkingen, ongewenste aanrakingen, pesten, groepsdruk, seksueel experimenteergedrag. Als je aan kinderen vraagt van wie ze het meeste hinder ondervinden, zijn dat meestal leeftijdsgenoten. Maar dat normaliseren we. En toch: dáár liggen kinderen het vaakst wakker van. We mogen de coach niet zien als Verdachte Nummer Eén, maar in de eerste plaats als de vertrouwenspersoon die tussen zijn sporters staat en zulke signalen kan opvangen om er gepast op te reageren.”

Loyauteit aan de hiërarchie

Seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport is niet iets van de jaren tien van de 21ste eeuw, integendeel zelfs, weet Tine Vertommen. “Heel wat van die getuigenissen gaan over de jaren tachtig en negentig. Volwassenen die nu vertellen over wat ze jaren geleden als kind hebben meegemaakt. Het is van alle tijden en alle culturen. Scheefgegroeide sociale relaties, uitbuiting van bepaalde groepen, vertrouwenspersonen die misbruik maken van kwetsbare kinderen en jongeren. We hebben dat ook gezien in de Kerk. Vroeger werd daar minder over gezegd, vond men het ‘normaler’, keken we ervan weg. Dat is nu gelukkig wel veranderd. Seksueel misbruik komt voor in alle geledingen van de samenleving, maar in de sport zijn er specifieke risicofactoren. En wat in de topsport meer speelt dan elders in de maatschappij: het taboe is veel groter, het is een cultuur van ons-kent-ons, van je carrière beschermen, van topcoaches hun gang laten gaan omdat ze zo goed zijn in hun vak. De loyauteit aan de hiërarchie is enorm groot in de sportwereld, vaak zelfs vele jaren nadat je gestopt bent.”

Van al wie seksueel geweld meemaakt, zijn er maar vijf à tien op honderd die daar officieel aangifte van doen op het politiekantoor, zo weten we. De andere negentig of vijfennegentig zwijgen, vormen een dark number, zoals dat in wetenschappelijke kringen heet. “Ik denk dat dit in de sport vergelijkbaar zal zijn. Trouwens, als je bij Voice je verhaal doet, zit je nog altijd niet in de officiële statistieken. Het is aan de getuigen om die stap te zetten. Als er geen acuut gevaar voor hen of voor anderen was, drong ik ook niet aan om naar de politie te stappen.”

Nieuw was het overigens allemaal niet, wat Vertommen te horen kreeg. In het verleden werkte ze in het kader van ander onderzoek al met plegers van seksuele misdrijven. Ze kon dus tegen een tik, toen ze hieraan begon. En toch. “Wat me diep raakte, was hoe slecht de omgeving van de sporters vaak reageerde op het misbruik. Ze kregen het deksel op de neus, konden nergens terecht en stuitten op ongeloof. Daardoor waren ze al helemaal niet geneigd om naar buiten te treden. Hoe dikwijls ik tijdens een interview te horen kreeg: ‘Het zal wel niet erg genoeg zijn wat ik u vertel, zeker?’ ‘Je hebt al vreselijkere dingen gehoord, neem ik aan?’ ‘Bij mij was het máár aanranding, ik ben natuurlijk niet verkracht geweest.’ Slachtoffers minimaliseren de feiten, schamen zich ervoor. Het is dan wel een wetenschappelijk onderzoek, maar negentig procent van mijn tijd heb ik besteed aan het opvangen en doorverwijzen van die mensen, een netwerk voor hen opzetten, informele dingen organiseren. Een picknick. Een barbecue. Er was heel veel nood om elkaar te leren kennen, steun bij elkaar te zoeken. Het ging hier om zoveel meer dan het afvinken van een checklist met vragen. Mensen vertelden hun hele levensverhaal, dat schept een band.”

Er waren ook plegers onder de personen die haar contacteerden. “Een aantal onder hen is tot inzicht gekomen, wilden mijn onderzoek zelfs steunen, maar binnen het kader van het ethisch protocol kon ik geen officiële getuigenis van hen afnemen. Met sommigen heb ik wel gesproken, ja. Anderen reageerden dan weer negatief, vonden dat alles overdreven werd. ‘Als dat al niet meer mag!’, die toon. ‘Die kinderen hebben dat toch zelf gewild’, las ik ook eens.”

Meldpunt

Zeventien procent van de jonge Vlaamse sporters heeft ooit al een of andere vorm van seksuele intimidatie meegemaakt. Dit gegeven maakte het verzamelen van getuigenissen en het geven van een stem aan de slachtoffers tot een belangrijk onderdeel van het Voice-onderzoek. Het tweede, even onmisbare, luik is preventie: ervoor zorgen dat het niet meer kan gebeuren in de toekomst. Liefst in samenwerking met de overheid en de sportbonden. Minister van Sport Muyters pakte eind februari uit met zes maatregelen: een aanspreekpunt rond integriteit, het opstellen van een handelingsprotocol, de oprichting van een ethische adviescommissie, gedragscodes, een tuchtrechtelijk systeem, en preventie, vorming en sensibilisering. Wat de minister nadrukkelijk niet wilde, ondanks aandringen van onderzoekers en slachtoffers: een verplicht uittreksel uit het strafregister (het vroegere bewijs van goed gedrag en zeden) voor wie trainer wil zijn en een apart meldpunt voor slachtoffers.

“Leg maar eens uit aan ouders van seksueel misbruikte kinderen waarom de sport geen uittreksel uit het strafregister mag eisen van trainers,” werpt Vertommen op. “Als je de sportieve en pedagogische vaardigheden checkt, kun je dat aspect er net zo goed bijnemen. Om twee uur per week aardrijkskunde te mogen geven, heb je dat wél nodig, en als je twintig uur per week training geeft niet, dat begrijp ik niet. En ik heb er niets op tegen dat slachtoffers moeten bellen naar een algemeen meldpunt, op voorwaarde dat de hulpverleners een opleiding hebben gekregen om te praten met mensen uit de sportsector. Ik ken een verhaal uit het buitenland van een meisje dat basket speelde en aangerand werd door haar coach. Op die hulplijn zeiden ze: ‘Zoek dan een andere coach’. Zo simpel is het natuurlijk niet. Ambitieuze sporters zitten in een tunnel, het zal voor hen díe coach zijn en blijven, omdat hij in hun ogen nu eenmaal de beste is. Je hebt dus advies op maat nodig. Sporters kennen 1712 niet, of de drempel is veel te groot.”

“Toch zijn we behoorlijk tevreden,” zegt ze. “De meeste federaties hebben ingezien dat er iets moet veranderen. Er zijn veel goede bedoelingen, nu moet dat in de praktijk worden omgezet. Daar is tijd voor nodig. Slachtoffers beseffen tegenwoordig veel meer dat wat hen overkomen is, absoluut niet normaal is. Ik heb dat gemerkt tijdens mijn onderzoek: naar het einde toe kwamen er meer getuigenissen van jonge mensen, die nog heel recent misbruikt waren en die niet tot hun veertigste of vijftigste wilden wachten om erover te praten. Dat is een teken dat het tij aan het keren is. Ze vinden het oké om hulp te zoeken. De media hebben er ook veel aandacht aan besteed. Ik verwacht niet dat ze nu elke week een artikel zullen schrijven over iemand die misbruikt is geweest, maar mijn vrees is wel dat ze alleen de zeer zware gevallen nog aan bod zullen laten komen. Terwijl ook de mildere vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag onze aandacht verdienen. Dat is óók erg.”

“Wat heel positief is: er is een beleidsshift gekomen, van vrijblijvend naar verplicht. Dat zie je niet in elk land dat deelneemt aan Voice. Daardoor was ik aangenaam verrast: eerst wilde minister Muyters al die regeltjes niet, omdat er al zoveel waren volgens hem, een paar maanden later pakte hij zelf uit met die zes maatregelen.”

Voice liep alleen in Vlaanderen, niet in Brussel of Wallonië. “Er zijn geen cijfers voor Wallonië, er is niemand in de openbaarheid gekomen met een verhaal. Bij mijn weten is er ook geen actieve beleidsvoering. Daar is het dus erg stil rond dit thema. Sport is in dit land gescheiden materie. Ik kreeg weleens telefoon van een Waalse journalist, om te vragen hem aan een Waalse getuigenis te helpen, maar die heb ik niet. Ik ben er nochtans rotsvast van overtuigd dat het probleem zich daar minstens in dezelfde mate stelt. Seksueel misbruik houdt niet op bij de taalgrens.”

Rapport

Het definitieve, Engelstalige Voice-rapport verschijnt eind augustus, met aanbevelingen voor de Europese Commissie. Daar wordt nu overal in de deelnemende landen hard aan gewerkt, ook in een bureautje in Antwerpen. “Wat ik nóg belangrijker vind dan het uiteindelijke rapport, is wat ermee gebeurt,” stelt Tine Vertommen. “Slachtoffers hebben geen boodschap aan een wetenschappelijk rapport van tachtig pagina’s. Er moeten handleidingen worden geschreven, opvang geregeld, een veilige omgeving gecreëerd, aan preventie en vorming gedaan. Federaties en clubs moeten dit een belangrijk thema vinden en er ook werk van maken. Voor mij wordt dát de echte meerwaarde van Voice.”

Of haar kinderen zelf nog naar de sportclub mogen, vragen we tot slot. “Ik voel me daar geen seconde ongerust over”, lacht ze. “Op dat vlak ben ik geen model-sportouder, helaas, en doe ik zoals de meeste anderen: afzetten en komen halen. Niet te veel bemoeien met wat ze doen, een beetje met de andere ouders praten en proberen te voelen wat er leeft. Ik spreek daar ook over met mijn kinderen. Vanaf hun derde weten mijn dochters dat er niemand onder hun ondergoed mag tasten en dat als iemand iets zegt wat ze niet leuk vinden, ze dat aan mij of hun papa kunnen zeggen. Omgekeerd moeten ze ook niet aan het been van de buurman gaan hangen. Een paar maanden geleden had ik een cameraploeg van ATV op bezoek. Terwijl ik in de tuin werd geïnterviewd, zaten zij aan de keukentafel te tekenen. Mijn oudste had een tekening gemaakt van de journalist, de cameraman en ik, en uit mijn mond kwam een tekstballonnetje: ‘Omdat de sporters dat gewoon niet leuk vinden!’ Ik dacht: dat is het, daar draait het allemaal om!”