Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

‘De jaren 70’: de geschrapte passages (4/4, slot)

Geschiedenis, Journalistiek, Literatuur Posted on za, oktober 19, 2024 09:11:30

(Over een week ligt ‘De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium’ in de handel. Zoals de meeste auteurs meemaken, is een boek schrijven niet alleen schrijven maar ook schrappen. Dagelijks post ik dezer dagen en weken op Facebook en X een geschrapte passage. Op deze blog doe ik dat met iets langere teksten. Vandaag gaat het over terrorisme en kapingen. Heel veel terrorisme. Ont-zet-tend veel terrorisme. Elke week was er wel ergens een zware aanslag waarbij mensenlevens te betreuren vielen, de verantwoordelijkheid van Zwarte September, Rote Armee Fraktion, Brigate Rosse, Zuid-Molukkers, IRA, ETA en tutti quanti. Ik had net het hele zware ‘Oorlog & Vrede’-hoofdstuk beëindigd en dacht: dit kan ik de lezer niet aandoen, nog eens zo’n lang hoofdstuk over verschrikkelijke dingen. In het boek worden veel terroristische aanslagen dus niet vermeld. Hieronder die geschrapte passages. Waarschuwing: het zijn er behoorlijk wat. En bedenk dat de ergste gevallen in het boek staan…)

***

• 3-1-1970: eerste vliegtuigkaping van dat jaar. Een Braziliaans lijnvliegtuig met 33 mensen aan boord wordt gekaapt onderweg van Montevideo naar Rio de Janeiro. Eerst wordt er een tussenstop gemaakt in Lima, dan kennen de kapers pech (er is een nieuwe generator nodig), dan vliegen ze naar Panama-Stad en hebben ze opnieuw pech (weer een nieuwe generator nodig, de motoren slaan niet aan), uiteindelijk landen ze in Havana. Gazet van Antwerpen van 5 januari heeft het over ‘de onfortuinlijke kapers’.

• 21-2-1970: een bom ontploft aan boord van een vliegtuig van Swissair dat van Zürich naar Tel Aviv vliegt. Het stort neer nabij het dorpje Würmelingen in Zwitserland. Balans: 38 doden, onder wie 13 Israëli’s, 1 Belg en 9 bemanningsleden. Zelfde weekend: een ander vliegtuig, op weg van Frankfurt naar Tel Aviv, moet een noodlanding maken na een ontploffing in de laadruimte. Er vallen geen slachtoffers.

• 6-4-1970: in Guatemala wordt de West-Duitse ambassadeur graaf Carl von Spreti met twee kogels in het hoofd teruggevonden in een verlaten wijk van de hoofdstad. De betrekkingen met Guatemala worden bevroren, West-Duitsland roept zijn ambassadepersoneel terug.

• 4-6-1970: de Amerikaan Arthur Barkley uit Phoenix kaapt een Boeing-727 met 51 passagiers aan boord dat van Phoenix naar Washington vliegt. Hij eist een losprijs van 100 miljoen dollar. Bij de landing op Dulles wordt hem 100.750 dollar overhandigd. Hij laat het toestel opnieuw opstijgen, maar twee en een half uur keert het terug in Washington. Daar dreigt hij met het opblazen van het toestel. Er worden hem postzakken vol papier overhandigd, terwijl de passagiers één voor één uit het toestel werden geloodst. Uiteindelijk geeft de man zich over. Hij had het toestel gekaapt omdat hij een achterstallige inkomstenbelasting van 23.550 Belgische frank (inclusief interesten) heeft.

• 10-8-1970: Tupamaros vermoorden de Amerikaanse politie-adviseur in Montevideo. Het Uruguayaans parlement kent voor twintig dagen alle machten toe aan president Areco. Rebellen dreigen ermee twee gijzelaars (de Braziliaanse consul en een Amerikaanse landbouwdeskundige) om te brengen. Een woordvoerder van de VN noemt de Tupamaros ‘gemene moordenaars’.

• 19-8-1970: drie vliegtuigkapingen op één dag. Een Japanner die een spectaculair einde aan zijn leven wil maken, een Amerikaan die dringend naar Cuba wenst te reizen en vijf jonge Polen die een binnenlandse vlucht dwingen naar Denemarken te vliegen, waar ze politiek asiel aanvragen.

• 1-11-1970: een anticommunistische Pakistani rijdt in Karachi in op een delegatie van Poolse politici. President Spichalski ontsnapt ternauwernood aan de dood, vier andere Polen (onder wie de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken) komen om.

• 26-11-70: een Boliviaanse man van vijfendertig wil de paus met een mes te lijf gaan in Manila. Hij wordt tegengehouden door de privésecretaris van de paus en vervolgens uitgeschakeld door een karateslag van president Marcos. De man verklaart dat hij de paus niet wilde doden. Zijn motief: ‘het volk van de Filipijnen de huichelarij en onwetendheid van het rooms-katholicisme duidelijk willen maken.’

• Half december 1970: de Zwitserse ambassadeur Bucher wordt door guerrillacommando Juarez de Brito ontvoerd in Rio de Janeiro. Een maand later komt hij vrij in ruil voor zeventig Braziliaanse politieke gevangenen.

• 7-3-1972: Een actiegroep die zich ‘De Mao’s’ noemt steekt auto’s in brand in de vestiging van Renault in Vilvoorde, uit protest tegen de dood van een jonge maoïstische arbeider in Frankrijk, die op 25 februari stierf door kogels van de bedrijfswacht. Een dag later ontvoeren de maoïsten het hoofd van de personeelsdienst in de fabriek van Boulogne-Billancourt.

• Half april 1972: de 37-jarige Mexicaan Ricardo Chavez-Ortiz kaapt een lijntoestel om de slechte levensomstandigheden van de ‘chicanos’, Amerikanen van Mexicaanse oorsprong, aan te klagen en laat de piloot landen in Los Angeles. Hij eist dat er een cameraploeg aan boord komt om zijn grieven op te nemen. In ruil laat hij de 41 passagiers uitstappen. De persconferentie wordt op radio en televisie uitgezonden. ‘Miljoenen worden verspild aan reizen naar de maan, de oorlog in Vietnam en kernwapens. Maar wij worden door u verwaarloosd en we hebben hulp nodig. We worden als honden behandeld,’ aldus Ortiz. Achteraf blijkt dat zijn vuurwapen ongeladen is. Chavez-Ortiz verontschuldigt zich voor het ongemak dat hij heeft veroorzaakt.

• 24-5-1972: twee kapers met een Ethiopisch paspoort kapen een Boeing 727 van de Zuid-Afrikaanse luchtvaartmaatschappij SAL op weg van Salisbury naar Johannesburg. Ze willen dat het toestel naar Malagasië (Madagaskar) vliegt. Maar omdat er niet voldoende brandstof aan boord is, vliegt het dan maar onverrichterzake terug naar Salisbury.

• 8-6-1972: twee Tsjecho-Slowaakse mannen schieten de piloot van een klein vliegtuigje met elf personen aan boord dood, wanneer die weigert om hen naar West-Duitsland te vliegen. De kapers worden op het vliegveld Latsch in Noord-Beieren gearresteerd. Diezelfde dag dreigen piloten uit zestig landen ermee het werk 24 uur stil te leggen tot de Verenigde Naties doeltreffende maatregelen nemen tegen vliegtuigkapingen en geweldplegingen in de burgerluchtvaart. De staking vindt plaats.

• 11-9-1972: in Brussel wordt in Prince’s Tavern een aanslag gepleegd op de Israëlische attaché Ophir Zadok door twee ‘Noord-Afrikanen’.

• 19-9-1972: de Israëlische attaché in Londen, dr. Ami Shachori, wordt gedood door een bompakket in de Israëlische ambassade in Row-Kensington.

• 1-3-1973: Zwarte September gijzelt een groep van vijf diplomaten in Khartoem, daarbij onder anderen de Belgische zaakgelastigde in de Soedanese hoofdstad. Het voorval gebeurt tijdens een receptie op de ambassade van Saudi-Arabië. Ze eisen onder meer de vrijlating van Sirhan B. Sirhan, de moordenaar van presidentskandidaat Robert Kennedy. De eisen worden afgewezen. De gijzelnemers doden drie gijzelaars, onder wie de Belg Guy Eid. De zeven leden van Zwarte September geven zich uiteindelijk over.

• 9-4-1973: drie Arabieren voeren een aanval uit op de ambtswoning van de Israëlische ambassadeur in het Cypriotische Nicosia. Ze schieten in het wilde weg en plaatsen een bom tegen de voorgevel. Die richt alleen aanzienlijke materiële schade aan. Op hetzelfde ogenblik tracht een andere groep Arabieren een vliegtuig van El Al te overmeesteren op de luchthaven van Nicosia. Dat mislukt en bij een vuurgevecht vallen verscheidene doden aan beide kanten.

 • 21-7-1973: een Boeing 747-Jumbo met aan boord 123 passagiers en 22 bemanningsleden van Amsterdam-Schiphol op weg naar Anchorage, Alaska, wordt gekaapt door vier mannen die beweren lid te zijn van de Palestijnse organisatie Jebel Carmel. Het toestel wordt afgeleid naar de luchthaven van Dubai. Vervolgens wordt er doorgevlogen naar de Libische stad Benghazi, waar het toestel tot ontploffing wordt gebracht, nadat de passagiers eerst konden ontkomen.

• 5-8-1973: Palestijnse aanslag in de luchthavenhal van Athene. Als bij wonder vallen er slechts drie doden en enkele tientallen gewonden.

• 5-9-1973: gijzeling in de ambassade van Saudi-Arabië in Parijs. Vijf Palestijnse mannen gijzelen dertien aanwezigen. Eén gijzelaar wordt uit het raam geworpen (of springt zelf): hij overleeft zijn val. De commando’s eisen een vliegtuig en worden met een Syrische Caravelle naar Caïro gevlogen, met nog zes gijzelaars aan boord. Vervolgens landen ze in Koeweit. Uiteindelijk geven ze zich zonder bloedvergieten over.

• 18-10-1973: vier Arabieren, leden van de Libanese Revolutionaire Socialistische Beweging, werken zich schietend een weg door de Bank of America in het centrum van Beiroet. Ze eisen de vrijlating van alle in Libanon gevangen Palestijnse verzetsstrijders en 380 miljoen frank losgeld ten voordele van de verzetsbeweging. Bij de bestorming van het bankgebouw worden twee terroristen gedood en de 35 gijzelaars bevrijd.

 • 26-11-1973: KLM-Boeing 747 Amsterdam-Tokio wordt gekaapt boven het Syrische luchtruim. De Palestijnse kapers bekomen de vrijlating van twee Egyptische diplomaten en brandstof, de 264 passagiers blijven ongedeerd. De drie kapers geven zich in Dubai over aan de autoriteiten.

• Begin januari 1974: de Londense luchthaven Heathrow kreunt onder de terreurdreiging, die zowel van het Iers Republikeins Leger als van internationale terroristen komt. Zevenhonderd militairen en tweehonderd politieagenten moeten alles onder controle houden. Elders worden de 30.000 toeschouwers van de Boat Show naar huis gestuurd.

• 6-2-1974: een groep van vier Japanse en vijf Palestijnse terroristen bezet de Japanse ambassade in Koeweit. Ze gijzelen de ambassadeur en nog vijftien anderen. Ze eisen een vrijgeleide voor de vier terroristen die drie mensen gegijzeld houden op een veerboot in Singapore. De Japanse regering willigt de eisen in, maar de regering van Koeweit wil het vliegtuig met de vrijgelaten terroristen aan boord niet laten landen. Na druk van Japan volgt er toch toestemming. Alle gijzelaars overleven het.

• 20-3-1974: mislukte aanslag op het pas gehuwde Britse paar prinses Anne en Mark Philips.

• 4-8-1974: bomaanslag op de Italicus-expres van Rome naar Oostenrijk die net door de spoorwegtunnel onder de Appennijnen rijdt halfweg tussen Firenze en Bologna. Er vallen twaalf doden en 39 gewonden.

• 13-9-1974: drie Japanse commando’s gijzelen de Franse ambassadeur en acht personeelsleden in Den Haag. Ze eisen en bekomen de vrijlating van een in Parijs opgesloten Japanse terrorist. De onderhandelingen worden geleid door de Nederlandse premier Den Uyl. Pas na drie dagen worden twee vrouwelijke personeelsleden vrijgelaten. De terroristen vertrekken in een klaarstaande Boeing-707 op Schiphol, waar ze ook 300.000 dollar losgeld ontvangen. Alle gijzelaars worden vrijgelaten. Daarop vliegt de Boeing naar Damascus, waar de drie Japanners zich alsnog overgeven.

• In de nacht van 27 op 28-12-1974 gijzelen acht terroristen twaalf politici en diplomaten – onder anderen de minister van Buitenlandse Zaken – in een villa in de Nicaraguaanse hoofdstad Managua. Ze eisen de vrijlating van politieke gevangenen, hogere salarissen voor staatsambtenaren en een losgeld van vijf miljoen dollar in kleine coupures.

• 28-4-1975: zes Arabische terroristen bezetten het Israëlisch consulaat in Johannesburg.

• 9-5-1975: een kneedbom ontploft in de buurt van de televisiecaptatiewagens op het filmfestival van Cannes. Er vallen geen gewonden.

• 4-8-1975: drie gemaskerde en zwaarbewapende terroristen gijzelen vijftien personeelsleden van het Amerikaanse consulaat in Kuala Lumpur. Ze eisen de vrijlating van zeven terroristen die in Japan gevangen zitten. De Japanse regering geeft toe en laat de leden van het ‘Rode Leger’ vrij. Probleem: niemand wil de terroristen op zijn grondgebied welkom heten. Negen gijzelaars worden vrijgelaten.

• 11-11-1975: gijzeling op de Belgische ambassade in Tunis. Gijzelnemer is de 36-jarige Tunesiër Tijani Herzi, die eist dat zijn Belgische vrouw naar Tunis komt wonen, wat zij eerder geweigerd had. Na zesendertig uur geeft Herzi zich over.

• 7-4-1976: een tweemotorige BAC-111 van Philippine Airlines wordt door drie mannen gekaapt op de luchthaven van Manila. Aan boord: 67 passagiers en de zeskoppige bemanning. De kapers eisen 300.000 dollar. President Marcos toont zich niet bereid op de eisen in te gaan en laat de onderhandelingen verder over aan de militaire autoriteiten. Bij gebrek aan brandstof is het toestel gedwongen te stationeren op de Maleisische luchthaven Kota Kinabaloe; de Maleisische regering laat niet toe dat er getankt worden. Er blijven nog twaalf gijzelaars over. Na een toegeving van de Maleisiërs en een tankbeurt kan het toestel tot Bangkok doorvliegen, waar een defect aan het neuswiel wordt vastgesteld.

• 14-5-1976: de Franse bankdirecteur Jacques Chaine, president-directeur-generaal van Credit Lyonnais, wordt vermoord door de jonge anarchist Jean Bilski.

• 23-5-1976: een kaping van een BAC-111-toestel van de Filipijnse maatschappij PAL met 105 mensen aan boord eindigt dramatisch: tien passagiers en de drie kapers overleven het niet.

• 3-6-1976: in Parijs komen vier mensen, onder wie een kind van twaalf, om het leven door een brand die het gevolg is van een bomexplosie. Het is op dat ogenblik al de 168ste terroristische actie van dat jaar in Frankrijk. De aanslag wordt opgeëist door het Internationaal Revolutionair Front.

• 27-6-1976: kaping van een Frans vliegtuig  met 257 personen aan boord op weg van Tel Aviv naar Parijs boven Griekenland. De kapers zijn Arabieren. Het vliegtuig heeft net een tussenlanding gemaakt in Athene.

• 5-9-1976: drie kapers gijzelen 78 passagiers op een KLM-vliegtuig in Larnaca. Wanneer ze een vrijgeleide krijgen naar Libië, is de kaping voorbij.

• 8-9-1976: Corsicaanse autonomisten blazen een lege Boeing-707 van Air France op op het vliegveld van Campo dell’Oro, nabij Ajaccio.

• 10-9-1976: een Boeing-737 van Indian Airlines wordt door drie mannen gekaapt en gedwongen koers te zetten naar Lahore in Pakistan. Nadat er drie West-Duitsers, drie Indiërs en een Nederlander zijn vrijgelaten, laten de kapers de zeventig inzittenden vrij.

• 17-11-1976: vier Palestijnse terroristen gijzelen een groep gasten in het chique Hotel Intercontinental in de Jordaanse hoofdstad Amman. Negen uur na het begin van hun actie grijpen commando’s van het Jordaanse leger in. Drie van de vier overvallers, twee hotelbedienden en twee militairen worden gedood.

• 9-3-1977: honderd personen worden in drie openbare gebouwen in Washington gegijzeld door een commando onder leiding van Hamaas Abdul Khaadis van de Hanafi-groep, een afsplitsing van de Zwarte Moslims. Khaadis voert een ‘jihad’ (heilige oorlog). Een zwarte radioverslaggever wordt doodgeschoten.

• 28-9-1977: kaping van een Japanse DC-8 die pas na vijf dagen eindigt in Algiers met de overgave van de kapers en zes vrijgelaten Japanse terroristen, en de vrijlating van negentien gijzelaars.

• 16-10-1977: twee terroristen kapen een bus in de Japanse stad Nagasaki. Tijdens een bliksemactie wordt één kaper gedood, de passagiers komen er met de schrik van af.

• 29-10-1977: ontvoering van de schatrijke Joods-Nederlandse zakenman Maup Caransa in Amsterdam. De gijzelnemers eisen vier miljoen gulden, de vrijlating van de Duitse terrorist Knut Folkerts (Rote Armee Fraktion) en alle Zuid-Molukse gevangenen, en het aftreden van koningin Juliana. Caransa onderhandelt zelf met zijn ontvoerders en komt vrij na betaling van tien miljoen gulden (op dat ogenblik 150 miljoen frank, nu zo’n 11 à 12 miljoen euro).

• 4-12-1977: een door leden van de Japanse terreurgroep Rode Leger gekaapt Maleisisch vliegtuig ontploft in de lucht op 50 kilometer van Johore Bahroe, in het zuiden van Maleisië. Er vallen 100 doden: 93 passagiers, onder wie de kapers, en 7 bemanningsleden.

• 19-2-1978: Palestijnse terroristen plegen een moord in Nicosia en gijzelen een stel Egyptenaren. Wanneer Egyptische commando’s willen ingrijpen, worden zij beschoten door de Grieks-Cypriotische nationale garde. Daarbij vallen vijftien doden. Alle gijzelaars komen met de schrik vrij.

• Begin juni 1978 dreigt Michael ‘Bommi’ Baumann van de Rote Armee Fraktion ermee dat de organisatie zal overgaan tot het gebruik van kernwapens, na de dood van de RAF-kopstukken in de cel en om het ‘West-Duitse fascisme’ te bestrijden. Om aan kernwapens te geraken, zouden wapendepots worden overvallen.

• 25-6-79: een aanslag op Navo-generaal Haig mislukt. Er vallen twee lichtgewonden.

• 16-4-1979: op paasmaandag wordt gepoogd een aanslag te plegen op de luchthaven van Zaventem. Twee terroristen worden tijdig gegrepen. Bij een schietpartij vallen enkel lichtgewonden. De daders behoren tot de terreurgroep Zwarte Maart.



‘De jaren 70’: de geschrapte passages (3/4)

Film, Journalistiek, Literatuur Posted on za, oktober 12, 2024 12:27:06

(Over precies veertien dagen ligt ‘De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium’ in de handel. Zoals de meeste auteurs meemaken, is een boek schrijven niet alleen schrijven maar ook schrappen. Dagelijks post ik dezer dagen en weken op Facebook en X een geschrapte passage. Op deze blog doe ik dat met iets langere teksten. Vandaag gaat het over film. Eerst even melden dat volgende films van toen wél aan bod komen in mijn boek: Woodstock, A clockwork orange, The godfather 1 + 2, The sting, Jaws, One flew over the cuckoo’s nest, Taxi driver, All the president’s men, Network, Annie Hall, Star Wars, Saturday night fever, Grease, The deer hunter, Apocalypse now, Kramer vs. Kramer en The elephant man. In de inleiding van het hoofdstuk dat de titel ‘An offer you can’t refuse’ heeft meegekregen, vermeld ik verder o.m. La grande  bouffe, Kurosawa, Fellini, Una giornata particolare, Fassbinder, Jeanne Dielman en De Witte van Sichem. Heb ik vanwege de lengte – te lang! – van het boek moeten schrappen en zag u eerder al passeren op Facebook en X: M*A*S*H, Superman en Monty Python’s Life of Brian. Hieronder iets over The shining – ook gesneuveld in het zicht van de eindstreep – en een quote van Robert Redford, steracteur/regisseur/producer uit die periode, over de filmindustrie.)

***

The shining

Aan het eind van het decennium presenteert Stanley Kubrick zijn visie op horror: The shining is gebaseerd op een boek van succesauteur Stephen King. Het gruwelijke zit hem veel meer in wat níet getoond wordt, dan in bloederige griezelscènes. En in de vertolking van Jack Nicholson, natuurlijk, die lustig mag cabotineren in zijn rol als mislukte schrijver. Of in het verschrikte gelaat van Shelley Duvall.

            ‘De wetten van tijd en ruimte worden volledig opgeheven binnen deze labyrintale, feilloos geconstrueerde en onverbiddelijk naar zijn climax voortschrijdende film,’ schrijft Het Laatste Nieuws, en zo is het maar net.[i]

***

De filmwereld is intussen door een crisis gegaan. Tegenover de blockbusters staan veel meer mislukkingen. En de grote productiefirma’s zijn onderdeel van een industrie geworden, waar marketeers evenveel te zeggen hebben als de filmmakers zelf.

            Robert Redford blikt eind 1980 terug op een woelige periode binnen zijn vakgebied. ‘Rond het einde van de jaren zestig gaven de grote filmbonzen hun studio’s uit de hand aan reuzebedrijven zoals General Foods of aan een of ander automobielconcern; die nieuwe eigenaars veronderstelden dat je kunst op dezelfde planmatige computermanier kon beheren als een bedrijf. Maar toen liep een aantal films met grote, reuzegrote budgetten op een sisser af. Er is iets heel natuurlijks aan het filmbedrijf, en daardoor is het onmogelijk alles te gaan berekenen.’[ii]

            ‘Dus toen stapten de managers op en kwam er een nieuwe ploeg – agenten, zeg maar – die de studio’s gingen beheersen. En we hebben gezien tot wat voor corruptie dat leidde. En nu heb ik de indruk dat ze gesnapt hebben dat filmmakers nog de meest aangewezen mensen zijn om films te maken. Probeer hun budget wat in de hand te houden en hun gekke invallen, maar laat ze toch maar zelf hun film maken.’


[i] Het Laatste Nieuws, 30 oktober 1980, p. 15

[ii] Humo, 4 december 1980, p. 168



‘De jaren 70’: de geschrapte passages (2/4)

Journalistiek, Literatuur, Sport Posted on vr, oktober 04, 2024 18:29:16

(Eind oktober ligt ‘De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium’ in de handel. Zoals de meeste auteurs meemaken, is een boek schrijven niet alleen schrijven maar ook schrappen. Dagelijks post ik dezer dagen en weken op Facebook en X een geschrapte passage. Op deze blog doe ik dat met iets langere teksten. Hieronder een stukje over het opzienbarend dopingboek van schrijver Jan Emiel Daele uit de zomer van 1970. Helaas niet in mijn boek, maar toch niet verloren voor de mensheid. In tegenstelling tot Daele zelf, die op valentijnsdag 1978 zijn vrouw doodschoot en dan zelfmoord pleegde.)

In de zomer van 1970 brengt de Vlaamse romanschrijver Jan Emiel Daele Strijd in de wielersport, of: een inleiding tot betere kennis over doping en uitbuiting in de Westeuropese wielersport na de Tweede Wereldoorlog uit, een non-fictieboek dat in afleveringen wordt gepubliceerd in Humo. ‘Deze documentaire is een authentieke verzameling ervaringen en vaststellingen in de wielersport, een stukje mythe uit onze maatschappij,’ schrijft Daele in de lange inleiding. ‘Daarom draag ik deze artikelenreeks op aan de wielersportmassa, die evenzeer wordt uitgebuit en bedrogen als de wielrenners zelf.’[i]

            Wijlen Fausto Coppi wordt geïdentificeerd als ‘de eerste dopingkampioen’. Daele gebruikt doorzichtige pseudoniemen: Skot is Briek Schotte, Stonedbergen is Rik Van Steenbergen, De Pruyme is Fred De Bruyne, Van der Look is Rik Van Looy, Banketil is Jacques Anquetil en Koppi is, nou ja, gewoon Coppi. ‘Ikzelf ben nooit bang geweest voor spuiten,’ zegt een van de tientallen anonieme coureurs die worden geïnterviewd voor het boek. ‘Ik was daar een geschikt type voor, want op drog moet je kunnen rijden.’ ‘Het is goed als je regelmatig je bloed laat vernieuwen, vooral als je zwaar drogeert. Bij Banketil is dat zo,’ zegt een andere. Nog een renner: ‘In de Ronde van Frankrijk werden altijd de laatste snufjes geprobeerd, omdat daar de prestaties steeds meer opgedreven moesten worden. Mijn gestel kon er goed tegen.’ En zo gaat dat weken aan een stuk.

            In Humo van 30 juli 1970 mocht Daele zowaar Eddy Merckx spreken. Nou ja, gesprek, noem het gerust een confrontatie. Merckx wil weinig of niets kwijt over zijn wedde, wat zijn ploegmaats verdienen en de belastingen die hij betaalt. En dan komt het gesprek op het gespreksonderwerp doping, ruim een jaar nadat Merckx uit de Giro was gezet in Savona.

HUMO: Was die positieve controle op u in Italië een vergissing?

Merckx: Ze is niet volgens de reglementen gebeurd. Het tweede flesje moest geopend worden in mijn aanwezigheid en dat is niet gebeurd.

HUMO: Hebben de dokters een fout begaan?

Merckx: Nee.

HUMO: Dus u was wel positief?

Merckx: (geen antwoord)

HUMO: Dr. Luc Van de Caveye, de ploegdokter van Mars-Flandria, heeft vastgesteld dat 95% van de Ronderenners stimulerende middelen en hormonen gebruiken.

Merckx: Ik ken daar niets van. Maar ik neem geen middelen die verboden zijn.

HUMO: Ook geen hormonen?

Merckx: Dat is verboden. Géén hormonen. (nvdr: hormonen zijn niet verboden)

HUMO: Hebt u geen amfetamines gebruikt voor de dopingcontrole werd ingevoerd?

Merckx: Nooit!

HUMO: In 1957 was u wereldkampioen bij de beroepsrenners te Heerlen?

Merckx: Neen.

Interventie Van Buggenhout (Jean Van Buggenhout, manager van Merckx en wielerorganisator, fvl): In 1957 koerste Eddy nog niet, meneer.

HUMO: In 1967 bedoel ik natuurlijk. U werd toen positief bevonden. Dat bleek uit het wetenschappelijk rapport van de controle. U was vijfmaal positief op cafeïne.

Merckx: Van cafeïne wist ik niets. Ik zal ’s morgens een kop koffie gedronken hebben. Of misschien koffie tijdens de koers. Ja, dat zal wel. Zeker en vast.’

Einde gesprek.

            Een paar weken later mag radioreporter Jan Wauters voor hetzelfde weekblad Lomme Driessens interviewen, sportdirecteur van Merckx. ‘Afbreken is gemakkelijk. De journalisten van vroeger leefden meer voor hun beroep, die leefden ook meer mee met de renners. Nu zie je dat niet meer, ’t is allemaal sensatie. Wat er in de koers gebeurt, dat zien jonge journalisten niet. Zij zien alleen wat er rond gebeurt.’ Over doping: ‘Neen, nooit gezien. Ik kan er niet tegen. Ik ga buiten als ze bezig zijn, met wát dat weet ik niet. Ik wil dat niet zien. (…) Er zijn altijd jonge coureurs die misschien toch pakken. Om ze het af te leren of om te verhinderen dat ze er mee zouden beginnen, is die controle nodig. Voor de kleintjes, dus. Maar voor de groten, die gaan toch allemaal lang mee.’[ii]


[i] Humo, 9 juli 1970, p. 20

[ii] Humo, 13 augustus 1970, p. 6



‘De jaren 70’: de geschrapte passages (1/4)

Geschiedenis, Literatuur Posted on vr, september 27, 2024 18:56:25

(Eind oktober ligt ‘De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium’ in de handel. Zoals de meeste auteurs meemaken, is een boek schrijven niet alleen schrijven maar ook schrappen. Dagelijks post ik dezer dagen en weken op Facebook en X een geschrapte passage. Op deze blog doe ik dat met iets langere teksten. Hieronder enkele paragrafen over de moeilijke relatie tussen de Belgische regering en de artsensyndicaten in die periode, plus ook nog een uitsmijtertje over onderwijs. Straks niet in het boek, nu wel een opwarmertje voor u.)

Al sinds het begin van het decennium wordt er gebakkeleid tussen artsen en ziekenhuizen, artsen en mutualiteiten, artsen en politici. De Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS), geleid door de combattieve dokter André Wynen, een gewezen verzetsstrijder, eist hogere erelonen. Opeenvolgende regeringen willen hier niet in meegaan, maar blijven voorzichtig in hun afwijzen: ze herinneren zich maar al te goed de artsenstaking van 1964, waaraan destijds bijna 95 procent van de artsen en tandartsen heeft deelgenomen. Die chaos wil men vermijden.

            Wat volgt is een schimmenspel: dreiging met staking, stiptheidsstakingen, eenzijdige verhoging van de erelonen – eind 1976 kost een raadpleging in het dokterskabinet 224 frank en een huisbezoek 315 frank (om naar vandaag om te rekenen moet u vermenigvuldigen met 3 en dan delen door 40) –, prestatiegeneeskunde (hoe meer patiënten, hoe liever!), discussies over het remgeld, de weigering om een fiscale strook in te voeren, een conflict tussen de overkoepelende Orde van Geneesheren en de regering. Maar in tegenstelling tot 1964 is de eenheid onder de artsen zoek. Een van de hevigste dissidenten is dokter Herman Le Compte, een man die beweert dat hij 1000 jaar oud zal worden. ‘Mijn patiënten zijn trots op mij, en ze vinden het fijn dat ik in een Porsche rijd. Dan kunnen ze met mij gaan stoefen. Ik geloof dat gij van de Copernicaanse revolutie die Le Compte in de geneeskunde wil doorvoeren, om de patiënt in het middelpunt van de geneeskunde te plaatsen in plaats van de “geneesheer”, niet veel begrepen hebt. Uiteindelijk wil ik de patiënt als primum movens, als middelpunt van de gezondheidszorg. C’est tout! (…) Moi, je m’en fous. Maak maar zoveel venijnige opmerkingen als ge wilt, Le Compte trekt zich dat niet aan. Hoe meer ik mezelf in het zonnetje zet, hoe sneller ons doel bereikt zal zijn en de Orde zal worden afgeschaft.’[i]

            De Orde neemt trouwens wel vaker controversiële standpunten in. Over euthanasie, bijvoorbeeld, denkt ze het volgende: ‘Bewust de dood veroorzaken van een zieke, om welke reden ook, is een misdaad. (…) Het uitdrukkelijke verzoek hierom vanwege een zieke, geeft volstrekt geen rechtvaardigingsgrond aan deze daad.’ Professor Etienne Vermeersch, vroege voorstander en voorvechter van het recht op euthanasie, is teleurgesteld. ‘Hier zie je weer hoe een bijzonder ingewikkelde problematiek, waarover de laatste jaren hele bibliotheken zijn volgeschreven, waarover in de hele wereld wordt nagedacht en van gedachten gewisseld, versimpeld wordt tot twee zinnetjes. De problemen van een ongeneeslijk zieke, die geen enkele hoop meer heeft, en die huilend van de pijn om een injectie vraagt, worden hier met één pennetrek van de kaart geveegd. Het is hemeltergend.’[ii]

            Herrie is er ook in het onderwijs wanneer bevoegd minister Herman De Croo voorjaar 1976 een plan heeft om tweejarige peuters toe te laten in de kleuterklassen. Ondanks hevig verzet van kleuterleidsters komt het erdoor. Enkele maanden later willen De Croo en zijn Franstalige ambtgenoot Antoine Humblet een ‘numerus clausus’ invoeren in de normaalscholen en het paramedisch onderwijs. Weer verzet, weer wordt de maatregel (tijdelijk) doorgevoerd. Een derde ideetje van De Croo, de spreiding van de zomervakantie, haalt het niet. ‘Men heeft me verweten dat ik als minister van onderwijs geen pedagoog ben,’ zegt de liberaal over de heisa. ‘Maar dan zou je ook moeten eisen dat de minister van Volksgezondheid geneesheer is, die van Defensie generaal en die van Arbeid en Tewerkstelling werkman.’[iii]


[i] Humo, 1 april 1976, p. 38

[ii] Humo, 4 december 1975, p. 8

[iii] Humo, 20 maart 1975, p. 24



Sudoku

Literatuur Posted on wo, mei 25, 2022 12:05:15

Ik wil uw aandacht voor één keer vestigen op een debuutroman van een hele goede vriend die een goed boek heeft geschreven, wat ik u niet zeg omdat hij een hele goede vriend is, maar omdat het echt een goed boek is. Debuteren op je 63ste, het is niet iedereen gegeven. Allemaal de schuld van uitgeverijen die in het verleden geen brood zagen in zijn absurde verhalen — een van die manuscripten bestond uit zo’n vijfhonderd volgetikte pagina’s! —, wat wil je anders in een tijdsgewricht en een taalgebied waar conservatisme en voorspelbaarheid troef zijn. Uitgeverijen zoeken altijd maar meer van hetzelfde, succesvolle auteurs kopiëren is lonender dan een eigen smoel hebben, copy/pasten krijgt de voorkeur op originaliteit. Kookboeken genieten de voorkeur op fictie.

Sudoku, want zo heet die roman, is het soort boek dat je best in één ruk uitleest, omdat het verhaal je ontvoert naar een ander, tijdelijk universum, waar de gebeurtenissen elkaar in recordtempo opvolgen en waar alles met alles samenhangt, en toch weer niet. ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’, wist wijlen Jeroen Brouwers al. Bij Luc Marteleur, want zo heet mijn vriend-de-auteur, krijg je de meest waanzinnige connecties binnen één etmaal. Om goed te kunnen blijven volgen, moet je dus blijven lezen.

Enfin, u wil een synopsis, begrijp ik. Goed dan, een poging tot. Eddy Stoelen, een rockjournalist die randje pensioen staat, meldt zich aan op de Arbeidsdienst, waar hij in een lange wachtrij aanschuift, zó lang dat hij zich niet eens meer herinnert waarom hij überhaupt in die rij stond. Volgen: de vrouwelijke loketbediende die met hem naar buiten wandelt en allerlei metamorfoses ondergaat, een gangster die hem vraagt om op tijd een sudoku binnen te leveren waarmee ie een prijs kan winnen, die sudoku die vervolgens ontvreemd wordt door een dwergachtige figuur, ontmoetingen met andere maffiose figuren, enzovoort, enzoverder. En dat allemaal binnen ongeveer een etmaal en minder dan honderdvijftig pagina’s.

Ik weet dat Luc Marteleur een fan is van Kafka, kafkaiaans is dan ook een aardige manier om te omschrijven wat het hoofdpersonage allemaal overkomt. En niet overkomt. En herhaaldelijk overkomt. Het gebeurt allemaal in een grootstad die niet genoemd wordt en, behalve Eddy Stoelen zelf, hebben de figuren zowel bekend klinkende namen (Margriet Tatcher, Claudia Cardinale, Gina Lollobrigida, Kenzaburo Oë, Meyer Lansky) als absurde (wat dacht u van De Vogelaar Belhamels?).

Er zit vaart achter, never a dull moment in Sudoku. Het is spannend, al weet je dat het uiteindelijk allemaal maar om te lachen is. En het is bij momenten gruwelijk, maar zelfs dat mag u niet beletten verder te blijven lezen. Tarantino op speed, zo lijkt het wel, maar meer vergelijkingen wil ik u (én hem) besparen: het is in de eerste en de laatste plaats het onnavolgbare debuut van Luc Marteleur.

Sudoku is zo’n boek dat je niet zou missen mocht je niet van het bestaan ervan afweten, maar waarvan je na het lezen denkt dat je dit voor geen geld van de wereld — in dit geval de luttele som van niet eens twintig euro — had willen missen. Een goed boek van een hele goede vriend, had ik u dat al gezegd?

Sudoku, Luc Marteleur, Ertbrand, 147 pagina’s, 19,95 euro.



We have a dream!

Literatuur, Samenleving Posted on za, april 02, 2022 10:56:13

(Nog één keer bij wijze van teaser een fragment uit het boek We have a dream! van Paul Beloy en mezelf, over racisme en discriminatie vroeger en nu. In hoofdstuk 24, ‘Toekomst’, reiken we 38 suggesties aan van mogelijke oplossingen. Onze drie leest u hieronder, de vijfendertig andere moet u maar in het boek ontdekken.)

Als je op 1 januari 2022 de zoekterm ‘racism’ intikte op Google, kreeg je 320 miljoen resultaten. Toegegeven, dat is minder dan de 3,5 miljard resultaten die de term ‘porn’ opleverde, en ook minder dan de 646 miljoen voor ‘democracy’, maar het geeft een pak meer resultaten dan ‘communism’ (177 miljoen), ‘feminism’ (154 miljoen), ‘socialism’ (153 miljoen), ‘capitalism’ (143 miljoen), ‘liberalism’ (63,8 miljoen) en ‘sexism’ (53,5 miljoen). ‘Discrimination’ haalde overigens 275 miljoen resultaten.

Tot zover de getallen. Dit hoofdstuk gaat over mensen, suggesties voor een oplossingsgerichte aanpak, ideeën om samenlevingsproblemen betaalbaar en toch kordaat aan te pakken. De eerste twee suggesties en de laatste zijn afkomstig van de auteurs van dit boek, de andere werden ons aangereikt door experten en ervaringsdeskundigen.

***

HET BEGINT BIJ SAMEN-LEVEN

We moeten hier samen door. We moeten de maatschappij zien als een gemeenschappelijk proces, work in progress. Dat vereist een zware inspanning van alle geledingen ervan, zowel instituten en organisaties als individuele burgers. We moeten het willen. We moeten taboes doorbreken. En we moeten vervolgens mogelijke oplossingen implementeren. Laten we de hokjes doen verdwijnen, letterlijk (mensen niet langer in getto’s stoppen omdat dat ons en zogezegd ook hun goed uitkomt) en figuurlijk (hoe meer we bewust en vrijwillig in contact komen met elkaar, hoe beter we elkaar zullen begrijpen, ook al zullen er altijd wezenlijke verschillen blijven). Deze samenleving moet doordrongen zijn van ‘Yes, we can!’, anders zullen we het inderdaad niet kunnen.

***

WITTE MENSEN ZIJN HET PROBLEEM… MAAR OOK DEEL VAN DE OPLOSSING

Op 22 februari 2014 publiceerde de dan vierentwintigjarige Britse journaliste Reni Eddo-Lodge een blogpost onder de titel Why I’m no longer talking to white people about race. De (vertaalde) tekst begon als volgt. ‘Ik ga met witte mensen niet langer in gesprek over racisme. Misschien met een enkeling, maar niet met de overgrote meerderheid die weigert te accepteren dat structureel racisme met al zijn symptomen keiharde realiteit is. Ik kan niet meer uit de voeten met het volslagen gebrek aan begrip, aan de emotionele distantie die witte mensen aan de dag leggen wanneer ik als gekleurde persoon vertel wat ik allemaal tegenkom.’

Haar blogpost mondde in 2017 uit in een gelijknamig boek, dat twee jaar later in een Nederlandstalige versie werd uitgebracht. In De Morgen van 25 juli 2020 zei mensenrechtenactiviste Sabrine Ingabire iets vergelijkbaars. Begrijpelijke boosheid, gezien wat ze persoonlijk meemaken. En toch mag die deur niet definitief dicht. Zoals de Amerikaanse psycholoog Gordon Allport al in de jaren 1950 aantoonde met zijn onderzoek naar vooroordelen: hoe groter de afstand wordt, hoe groter de vooroordelen, hoe groter dus ook racisme en discriminatie zullen zijn. We moeten in dialoog blijven gaan. Hoe moeilijk dat ook is.

***

LEG RACISTEN HET ZWIJGEN OP WAAR HET KAN

We blijven de belangrijkste principes uit ons boek Vuile zwarte opwerpen voor de sportwereld, en dan met name in het gepolariseerde voetbal. Maak het mogelijk om een time-out aan te vragen. Leg bij élk racistisch incident consequent de wedstrijd stil, zet die stop bij een tweede voorval. Stap zelf van het veld als je te diep gekwetst bent door de uitlatingen. Stap van het veld uit solidariteit met je medespeler. Investeer als club in community-werking (wat nu slechts bij een handvol profclubs ernstig gebeurt). Durf als overkoepelende organisatie en overheid in te grijpen en clubs sanctioneren (wat nu nauwelijks gebeurt: de Pro League heeft blijkbaar schrik dat ze De Supporter tegen de borst zal stuiten).

Tot. Het. Stopt.

We have a dream! Racisme vroeger en nu, Paul Beloy & Frank Van Laeken, Houtekiet, 2022, 24,99 euro.

wehaveadream.one



Racisten hebben nog altijd ongelijk

Geschiedenis, Literatuur, Samenleving Posted on za, maart 19, 2022 11:18:34

Dit is een ingekorte versie van de inleiding tot het boek We have a dream!Racisme vroeger en nu van Paul Beloy en Frank Van Laeken dat maandag 21 maart, de Internationale Dag tegen Racisme, in de handel zal liggen.

***

In 1982 lag Racisten hebben ongelijk van Rita Bollen en Frank Moulaert in de Vlaamse boekhandels. Belgen weten te weinig over de gastarbeiders, poneerden de auteurs al meteen in de inleiding, en die onwetendheid zorgde ervoor dat ze zich lieten meeslepen in een negatieve attitude tegenover mensen van een andere origine en met een andere huidskleur. Hun studie was bedoeld om die onwetendheid weg te werken. Het boekje telde amper 93 pagina’s, nochtans ruim voldoende om op basis van een overzicht van wetten, reglementen en correcte of gecorrigeerde informatie duidelijk te maken dat migranten niet profiteerden van de sociale zekerheid, niet het werk afpakten van autochtone Belgen, er niet voor zorgden dat er een grote kapitaalvlucht was vanuit België naar de landen van herkomst.

Vraag is hoeveel en welke lezers dit dunne boek bereikt zal hebben. De overtuigden zullen nog meer overtuigd geraakt zijn van hun antiracistische engagement. De niet-overtuigden zullen het boek wellicht niet eens gelezen hebben. De racisten zullen er niet van wakker hebben gelegen. Maar zwijgen — of: niet schrijven — was toen én nu geen optie. Daarvoor zijn racisme en discriminatie te ontwrichtend, in de eerste plaats voor wie ermee te maken krijgt, maar net zo goed voor de rest van de maatschappij. Wij vonden dat dit boek er móést komen, precies veertig jaar na Racisten hebben ongelijk. Omdat racisten nog altijd ongelijk hebben (en dat zullen blijven hebben).

***

99,9 procent

Eigenlijk zou dit boek er niet mogen zijn. Niet alleen omdat er dan geen sprake meer zou zijn van de maatschappelijke uitwas die racisme is, maar omdat er gewoon geen verschillende rassen zíjn. Het menselijkgenoomproject, dat tussen 1990 en 2003 werd uitgevoerd en waarin drie miljard basenparen van ons DNA werden onderzocht, resulteerde in de bevinding dat slechts 0,1 procent van ons DNA bestaat uit echte, unieke genen. Voor 99,9 procent zijn alle mensen hetzelfde. Huidskleur zorgt voor een visueel onderscheid, maar diep vanbinnen zijn we gelijk, hebben we dezelfde verre voorouders. De genen die we doorgeven zijn nagenoeg identiek. Elk onderscheid dat gemaakt wordt op basis van kleur en afkomst is kunstmatig. Nieuw was die vaststelling negentien jaar geleden trouwens niet, want al in 1950 had de Unesco een brochure uitgegeven met de titel Het concept ras, waarin zwart op wit te lezen stond dat er geen wetenschappelijke gronden waren om te blijven volhouden dat de mensheid uit meerdere rassen bestond.

En toch moeten we het over racisme hebben. Dat heeft alles te maken met hardnekkige racistische theorieën die over de hele wereld voortdurend herkauwd worden, overgoten met een pseudowetenschappelijk sausje. Pas als we die negatieve stereotyperingen, vooroordelen en raciale indelingen gemarginaliseerd hebben, kunnen we overwegen om het opnieuw over dat ene menselijke ras te hebben. Door jezelf kleurenblind te noemen los je het probleem niet op. Je ontwijkt het alleen maar. Het is een van die privileges die witte mensen frequent ge- en misbruiken.

***

Donkere geschiedenis

Het uitgebreidste hoofdstuk in het boek behandelt de lange geschiedenis van racisme en discriminatie. Hiervoor konden we gelukkig op de schouders van reuzen staan. Historici als George M. Fredrickson en Ibram X. Kendi schreven uitvoerig over racisme in de Verenigde Staten en, daarvóór nog, de Britse nederzettingen. In totaal werden in meer dan drie eeuwen tijd 12.331.637 Afrikaanse slaven, meer dan de huidige Belgische bevolking, naar Noord- en Zuid-Amerika getransporteerd om er in erbarmelijke, mensonterende omstandigheden te werken voor niets en niemand ontziende plantagebezitters. Van de uitbuiting van de allereerste slaven tot ‘I can’t breathe’ en #BlackLivesMatter, het is een bijzonder pijnlijke tocht. En toch zijn we verre van compleet geweest. De uitroeiing van de inheemse Amerikanen bespreken we slechts kort, net als het racisme tegenover andere bevolkingsgroepen in de VS, zoals Aziaten en Joden. Daarmee geven we niet aan dat die er niet zijn (geweest), laat daar vooral geen misverstanden over bestaan.

De segregatiepolitiek in de racistische Verenigde Staten verschilde nauwelijks van de uitgangspunten van de nazi-rassenwetten en het apartheidsregime in Zuid-Afrika, zo leren we, en dit brengt ons zelfs naadloos bij het 70 puntenplan van Vlaams Blok, dat uit dezelfde ruif at als die infame voorgangers. We overlopen anti-Joodse gevoelens in het Duitsland van de zeventiende en achttiende eeuw, een opstapje naar de Holocaust, die we eveneens slechts summier zullen behandelen, niet omdat die onbelangrijk is geweest, maar omdat die periode al ruim gedocumenteerd werd.

We konden niet voorbijgaan aan de gruwelen die in Kongo-Vrijstaat gebeurden, het privéproject van koning Leopold II, en de manier waarop men in ons land ook daarna naar de kolonie is blijven kijken: paternalistisch, imperialistisch en, ja, racistisch. De twintigste eeuw was trouwens de duisterste periode uit de geschiedenis op dit vlak, met de opkomst en ondergang van openlijk racistische regimes. Die ‘ondergang’ moet ons moed geven, die ‘opkomst’ moet ons waakzaam doen blijven. Het kan opnieuw gebeuren. Genocides zijn van alle tijden.

***

Witte dominantie

Racisme zit tot in de diepste vezels van de moderne samenleving: het is tegenwoordig vooral een instrument om de macht te kunnen behouden, witte macht. Dat betekent niet dat witte mensen een monopolie hebben op racistische gedragingen. Er bestaat ook niet zoiets als ‘omgekeerd racisme’. Racisme is racisme, een gedragsattitude die ontstaat vanuit een superioriteitsgevoel op basis van huidskleur. Er zijn tal van voorbeelden te geven van niet-wit racisme, daarvoor volstaat het om op Wikipedia ‘Racism by country’ in te tikken. Waarschuwing: u zult er even zoet mee zijn. Al waren en zijn de opvallendste racisten wel wit, en waren en zijn de meeste slachtoffers mensen van kleur. Als iemand wijst op het racisme ‘van de anderen’, is dat meestal een whataboutism, een manier om het moeilijke gespreksonderwerp te verleggen naar een ander terrein, maar in feite niet meer dan een drogreden.

Als we moeten kiezen tussen ‘wit’ of ‘blank’, gaan we voor ‘wit’. Dit is niet zomaar een semantische discussie, taal is wel degelijk belangrijk. Maar we gebruiken in dit boek verschillende omschrijvingen door elkaar, zeker wanneer we citeren uit andere teksten. Dan nemen we de originele terminologie doorgaans gewoon over. U zult het ons vergeven dat daar zeer choquerende termen tussen zitten, maar soms moet je onverbloemd ‘neger’ schrijven, om maar één voorbeeld te noemen, om de onverbiddelijkheid, de onverdraagzaamheid en het gebrek aan mededogen aan te tonen van de lieden die zich van dat soort ontmenselijkende retoriek bedienen.

In een ideale wereld zouden we trouwens niet meer over wit of zwart praten, omdat die kleurspecificaties nergens op slaan. Niemand is echt wit, lichtroze benadert die lichte huidskleur nog het best. Niemand is echt zwart, donkerbruin is de donkerste huidskleur die je zult tegenkomen. Accurater zou dus zijn om te spreken van mensen met een lichte, lichtbruine of donkerbruine huidskleur, helaas verval je dan algauw in vage omschrijvingen. We moeten af van zwart-witdenken, maar soms zijn zwart en wit het helderst om situaties te omschrijven. Vergeef ons dus de haast onvermijdelijke inconsequentie wanneer we het, bijvoorbeeld, afwisselend over zwarte mensen, mensen van kleur en Afro-Amerikanen, of indianen en inheemse Amerikanen hebben. Over geel hoeven we intussen gelukkig niet meer te praten: wereldwijd is er een consensus gegroeid dat Aziaten geen gele huidskleur hebben. Zij worden voornamelijk nog geviseerd vanwege een ander visueel kenmerk.

***

We have a dream!

Op internet vind je verschillende filmpjes terug waarin een groep jonge mannen en vrouwen met verschillende huidskleuren naast elkaar op een lijn staan. De zoekterm ‘What is privilege?’ voert u op weg op YouTube. Een instructeur stelt daarin vragen of doet statements die te maken hebben met hun persoonlijke leefsituatie, niet met hun capaciteiten of verdiensten. Vragen gaan van ‘Zijn jouw ouders nog altijd met elkaar getrouwd?’ over ‘Heb je toegang tot openbaar onderwijs?’ tot ‘Weet je zeker wanneer je volgende maaltijd zal zijn?’ Is het antwoord positief, dan mogen de deelnemers een of twee stappen voorwaarts zetten. Op het eind zie je alleen witte personen op de eerste rij staan. Wie niet wit is, is op de achtergrond verzeild geraakt. Wanneer de deelnemers daarna de opdracht krijgen om naar de eindstreep te spurten, zijn de bevoorrechte witte jongeren uiteraard in het voordeel. Wit wint altijd. Deze test is een harde confrontatie met de sociale realiteit, die weinig met meritocratie en heel veel met structurele voorrechten of structurele achteruitstelling te maken heeft.

Oprah Winfrey deed in 1992 een vergelijkbare test (An exercise in prejudice). Ze liet het studiopubliek opdelen in mensen met bruine ogen en mensen met blauwe ogen. De bruinogige gasten werden behandeld als vips, de blauwogige werden verwaarloosd of gekleineerd. Wie bruine ogen had, mocht vooraan in de wachtrij komen staan. Wie blauwe ogen had, moest achteraan aanschuiven. Het publiek werd wijsgemaakt dat mensen met blauwe ogen minder intelligent zijn dan mensen met bruine ogen. De groepsdynamiek zorgde ervoor dat bruinogige mensen zich superieur begonnen te gedragen, mede ondersteund door een opruiende vrouwelijke expert, Jane Elliott, die stellingen vol vooroordelen poneerde, opmerkingen die we allemaal weleens hebben horen passeren in een zwart-witcontext. Op het eind benadrukte Winfrey dat de kleur van de ogen niet relevant is om mensen in categorieën op te delen, net zomin als de huidskleur.

***

‘Ik ben geen racist, maar…’ is een zinssnede die doorgaans gevolgd wordt door een opeenstapeling van vooroordelen, stigmatiserende opvattingen en ronduit racistische stellingen. Niet iedereen die een racistische opmerking maakt ­— of een opmerking die als racistisch geïnterpreteerd of gepercipieerd kan worden —, is overigens een racist, maar hij (m/v/x) zou er goed aan doen vaker zijn woorden te wikken en te wegen. Dat is geen censuur of een beperking van het recht op vrije meningsuiting. In de menselijke omgang is het normaal dat we empathisch vermogen tonen en rekening houden met de anderen.

Wij zijn geen racisten, maar… Nog veel belangrijker dan die vaststelling is dat we meer antiracisme en antiracisten nodig hebben in dit derde decennium van de eenentwintigste eeuw. Het is niet langer voldoende om niet-racistisch te zijn. Als we racisme stukje bij beetje uit de wereld willen helpen, moeten we actief antiracistisch worden. Een tussenweg is er niet. Of we er nu rechtstreeks of onrechtstreeks mee te maken krijgen. Bij de ene, Frank, is dat indirect: hij kreeg in zijn jeugdjaren weleens pesterige liedjes over zijn roodharigheid te horen, vervelend maar niet onoverkomelijk. Bij de andere, Paul, is dat direct: over de banaan die vijandige supporters voor zijn voeten wierpen tijdens een Antwerpse derby, hadden we het al in ons vorige gezamenlijke boek, Vuile zwarte, over racisme in het Belgische voetbal. Ondanks een carrière van meer dan veertig jaar in het voetbal, het onderwijs en de culturele sector krijgt Paul nog geregeld onheuse opmerkingen naar zijn hoofd geslingerd. Dat went niet. Nooit.

Máár… er is altijd hoop. Een regenboog. Een horizon. Een droom. De droom van Martin Luther King Jr. mag dan hooguit gedeeltelijk gerealiseerd geweest zijn, hij blijft wel intact. Net zoals in Vuile zwarte brengen we op het eind concrete suggesties om racisme en discriminatie aan te pakken. Die komen vooral van mensen die er zelf mee te maken hadden en hebben. Zij reiken ons ook hún droom aan en rechtvaardigen zo de titel van dit boek, dat over racisme vroeger en nu gaat, over discriminatie van mensen, over misdaden tegen de menselijkheid, maar dat hopelijk ook doet dromen van een betere wereld.

We have a dream!

***

We have a dream! Racisme vroeger en nu, Paul Beloy en Frank Van Laeken, uitgeverij Houtekiet, 24,99 euro (ook als eBook beschikbaar: 15,99 euro).

wehaveadream.one

Twitter: @wehaveadream22

Facebook: facebook.com/PaulBeloyFrankVanLaeken

Instagram: @wehaveadream2022



‘Schat, wij waren met cinema bezig, niet met revolutie’ (Kleine hommage aan Robbe De Hert)

Film, Literatuur, Memories & mijmeringen Posted on di, augustus 25, 2020 10:42:00

 (Drie jaar geleden mocht ik Robbe De Hert interviewen voor het boek Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden?, dat ik samen met Geert De Vriese schreef en dat in april 2018, vijftig jaar na de semi-revolutionaire gebeurtenissen, werd uitgegeven bij Houtekiet. Ik herinner me een warrig en verwarrend gesprek in een buurtcafeetje, dat toch een uitermate boeiende bijdrage heeft opgeleverd, want uiteindelijk had hij toch wel wat te vertellen over die rumoerige periode, maar oordeelt u daar vooral zelf over. Ik herinner me ook een ruwe bolster, waaronder een schat van een vent verscholen zat, onveranderlijk plat Antwerps pratend, van de hak op de tak springend. Daarna hielden we even contact. Ik stuurde hem het boek, maar dat ging verloren omdat hij een paar maanden in het ziekenhuis moest verblijven. Een nieuw exemplaar kwam wel toe. Hij belde me af en toe op, omdat hij ons vorige boek, InFERno, over de brand in de Innovation van 22 mei 1967, interessant genoeg vond om er een scenario van te maken. Het is er niet van gekomen, wat ook niet erg is. De Vlaamse cultuurwereld moet Robbe dankbaar zijn, als wegbereider, als dwarsligger, als filmer pur sang. Merci, schat!)

***

Robbe De Hert (25, filmregisseur)

‘Als filmmakers hebben wij niet veel aan Mei 68 gehad,’ stelt Robbe De Hert ferm. ‘Die waren niet met cultuur bezig.’ In 1968 probeerde de jonge cineast zich met vallen en opstaan een weg te banen in de woestenij die de Vlaamse cinema nog was. Terwijl hij weinig interesse had voor de studentenrevolte, draaide hij wel een sociaal geëngageerde documentaire die de gemoederen zou beroeren én tot in het parlement invloed zou hebben: S.O.S. Fonske. ‘Achteraf hebben we nog ambras gehad met Fonske, die vond dat hij recht had op een deel van de opbrengsten.’

Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, deed Robbe De Hert  aanvankelijk zeer uiteenlopende jobs. Cameraman bij de BRT, onder meer. In 1968 werkte hij op de stockage-afdeling van het luxewarenhuis Vaxelaire in Antwerpen. Daar vernam hij van een van zijn vrouwelijke collega’s dat die eerstdaags de deurwaarder op bezoek zou krijgen. Het toeval wilde dat haar man, Fons Noydens, in dezelfde drukkerij werkte als Patrick Le Bon, die zich net voordien had aangesloten bij Fugitive Cinema, het filmcollectief dat De Hert mee had opgericht. Noydens had een auto-ongeval gehad, maar omdat zijn verzekeringsmaatschappij failliet was gegaan, moest hij zelf opdraaien voor de schade. Het enige wat hem resteerde was zijn inboedel verkopen.

En zo stond Robbe De Hert op 15 mei 1968 samen met Le Bon, cameramannen Paul De Fru en Louis Celis, collega-cineast Guido Henderickx en gelegenheidsinterviewer Frans Buyens – die ook zo sympathiek was om de onmisbare, maar ‘geperimeerde’ filmpellicule mee te brengen (pellicule die eigenlijk voorbij houdbaarheidsdatum was) – in de huiskamer van ‘Fonske’ te wachten op de deurwaarder. Ze filmden de intrede van de deurwaarder, het weghalen van het meubilair, de wenende vrouw, de boze reacties van de buren en de openbare verkoop, die niet eens de kosten van de deurwaarder dekte.

‘Eerlijk gezegd hadden we ook een beetje oneerlijke bedoelingen,’ zegt hij daar nu over. ‘Ik had namelijk vernomen dat Fonske stotterde. Dat vond ik de max, niet om hem uit te lachen, maar het zou de zaak nog veel schrijnender gemaakt hebben. Bleek dat hij dat alleen maar deed wanneer hij te veel gedronken had en dat hij – toen wij daar stonden – al twee dagen geen druppel had aangeraakt. Maar wat bleek: de deurwaarder begon zelf te stotteren. Waarschijnlijk omdat zoiets nog nooit eerder gefilmd was geweest en de man zenuwachtig werd. Niet dat we die mensen wilden uitlachen, voor alle duidelijkheid. S.O.S. Fonske was ook als antwoord bedoeld op de uitlachtelevisie die Echo was (het wekelijkse magazine Echo bracht van 1961 tot 1973 op satirische, maar ook nogal paternalistische wijze het gewone leven van de Vlaming in beeld. Een soort Man Bijt Hond of Iedereen Beroemd avant la lettre; gdv&fvl). Wij wilden echt een anti­-Echo maken.’

‘Inbeslagneming als huwelijksverjaardag / Jong gezin met matras, twee stoelen en een tafel op straat / Zoveelste slachtoffer van Belfort-schandaal’ – Gazet van Antwerpen, 16 mei 1968.

Een linkse. Een dwarsligger. Een man die nooit een blad voor zijn mond neemt. Zo kennen we Robbe De Hert, maar dat engagement heeft hij niet van thuis uit meegekregen. Of toch? ‘We hadden in 1951 al Humoradio in huis. Ik was acht, negen jaar en las iedere week Open venster, de brievenrubriek van Willy Courteaux. Dat was een openbaring voor een jonge gast. Courteaux had een zeer linkse visie op de samenleving, hij heeft mij sterk beïnvloed. Na het draaien van mijn eerste kortfilm, Twee keer twee ogen, in 1963, leerde ik Louis Celis kennen, een fotograaf uit Merksem. Een zeer geëngageerde vent. En mijn derde linkse invloed was Fernand Auwera, die ik in 1977 voor het eerst ontmoette.’

Die laatste, auteur, zou mee de scenario’s schrijven van De Herts films De Witte van Sichem, Marie Danneels (Of het leven dat we droomden), Gaston’s War en Lijmen/Het been. Maar eerst moeten we terug naar de jaren vijftig van de vorige eeuw. De jonge Robbe, ‘Robin’ voor de burgerlijke stand, was in zijn jonge jaren meer in de bioscoop dan thuis, op school of op straat te vinden. Hij verslond films. Samen met zijn oudere broer Jos, ‘Grapjos’, wilde hij iets doen in de filmwereld. ‘Onze eerste lokalen waren in het ouderlijke huis in Schoten: in de ene ruimte stonden de confituurpotten, in de andere lag de vuile was. Dat waren Studio 1 en Studio 2. Op de deur van onze kamer stond “Fugitive Cinema”. Die “fugitive” hadden we gelezen in een boek, maar deed ons ook denken aan de film The Fugitive Kind met Marlon Brando. Ik was een jaar of twaalf. ‘

Serieuzer werd het toen hij begin jaren zestig met generatiegenoten als muzikant Walter Heynen, fotografen Louis en Frans Celis, geluidsman André Boeren en dichter Paul De Vree begon na te denken over een coöperatieve vereniging. Hoewel Fugitive Cinema pas officieel werd opgericht in maart 1966, werd de kiem vier jaar eerder al gelegd. ‘Iedereen was zo serieus en pretentieus in die dagen. Bedrijven in de filmsector werden Omega en Odeon genoemd, dat soort dingen. Triestig eigenlijk.’

Fugitive wilde een antwoord bieden op het gebrek aan filmcultuur in dit land. Streefdoel was om alles en iedereen uit het filmbedrijf onder één dak samen te brengen, van regisseur over monteur tot distributeur. ‘Toen ik begon was er werkelijk niks in Antwerpen. Edith Kiel was gestopt en daarachter gaapte de grote leegte (de Antwerpse cineaste Edith Kiel, 1904-1993, maakte in de jaren vijftig lowbudget-komedies in het Antwerps; gdv&fvl). Dat had ook een voordeel: we vielen onmiddellijk op. Twee keer twee ogen kreeg zo onverwacht veel aandacht in de pers. Iedereen kende mij, terwijl ik niemand kende. Pas op het Filmfestival van Antwerpen van 1964 leerde ik mensen uit de filmwereld kennen. En uit de politiek, zoals gouverneur Richard Declerck, die het festival mee patroneerde en wiens naam ik drie jaar later heb gebruikt voor het personage dat ik speelde in de film De vijanden van Hugo Claus (De Hert acteerde in meerdere films in die periode; gdv&fvl). Dat was als hommage bedoeld, omdat dat filmfestival heel veel betekend heeft voor de Vlaamse cinema. Ik heb daarna trouwens nog verschillende keren samengewerkt met Declercks dochter, Annie, die op de dienst Kunstzaken van de BRT zat.’

In filmkringen werd de jonge rebel niet met open armen ontvangen. ‘De enigen uit de filmwereld die mij steunden waren Roland Verhavert en Ivo Michiels. Ivo noemde mij “zijn beste leerling”. Toen we weer eens dringend geld nodig hadden, heeft hij mij zo bestoeft bij een rijke madame dat ze me spontaan honderdduizend frank (2.500 euro; gdv&fvl) gegeven heeft. Ik heb altijd goede kritieken gehad, maar het meest opvallende waren de positieve reacties van Maria Rosseels van De Standaard. Voor de rest beperkten onze connecties zich tot vrienden en kennissen.’

‘FRANKENSTEIN SCHIEP DE VROUW / KLEUR DELUXE / Een beeldschone jonge vrouw ten prooi van een vreselijk monster’ – filmadvertentie voor Frankenstein Created Woman van regisseur Terence Fisher, die z’n tweede week ingaat in cinema Quellin te Antwerpen, Volksgazet, 3 mei 1968.

‘De BRT was de enige plek waar je terecht kon met kortfilms en documentaires, maar dat was een gesloten bastion waar je niet binnengeraakte. Ik heb elf keer voorgesteld dat ze S.O.S. Fonske zouden kopen. Altijd geweigerd. Tot hij in de prijzen viel op het filmfestival van 1969, als “beste sociale film”. Hij kreeg ook prijzen van zowel de Katholieke als de Socialistische Filmliga en werd uitgeroepen tot “beste tv-reportage”, terwijl hij nog niet op televisie te zien was geweest. Toen konden ze het niet snel genoeg programmeren bij de BRT. S.O.S. Fonske werd zelfs uitgezonden op een zaterdagavond, vlak vóór het Eurovisiesongfestival. Zo hadden we nog veel kijkers ook. Achteraf kreeg de film een bekroning van Humo “voor de informatie zoals die van televisie verwacht werd”. Tja…’

De kortfilm werd ook gebruikt door een comité van bedrogen verzekerden van diezelfde failliete verzekeringsmaatschappij. ‘Een aantal maanden later werd S.O.S. Fonske vertoond voor een parlementaire commissie en lag daarmee mee aan de basis van een wetswijziging over de eindverantwoordelijkheid bij het afsluiten van verzekeringen. Dat vonden wij wel straf, dat je met een film zoiets teweeg kon brengen. Al hebben we achteraf nog ambras gehad met Fonske, die vond dat hij recht had op een deel van de opbrengsten, terwijl we met die film nauwelijks uit de kosten zijn geraakt.’

‘Geheime Agent, Vechtpartijen… en Mooie Meisjes! / Goed gespeeld MATT HELM’ – filmadvertentie voor The Wrecking Crew van Phil Karlson, met Dean Martin als geheimagent Matt Helm, nieuw in zaal Metro, Volksgazet, 3 mei 1968.

Terwijl S.O.S. Fonske gunstige reacties kreeg, was Robbe De Hert al volop bezig met zijn volgende project: De bom. Het draaien daarvan was al een jaar eerder, in 1967, begonnen, maar hij werd pas in 1969 voltooid. In De bom vindt een garagehouder, gespeeld door Louis Paul Boon, op een dag een atoombom. Hij verstopt ze en zorgt voor ophef met de aankondiging dat hij de bom pas zal teruggeven als de productie van vernietigingswapens wereldwijd wordt stopgezet. Tegenspeelster van Boon was de Amerikaanse actrice Betsy Blair, de ex van Gene Kelly.

De dreigende atoomoorlog hield hem meer bezig dan de studentenrevolte, vertelt De Hert, al kwam dat in eerste instantie toch weer door de film. ‘Prachtige films zijn er gemaakt over dat thema. The World, the Flesh and the Devil, met Harry Belafonte: fantastisch! Een zwarte man die wordt ingesloten in een mijn en die als hij weer boven komt verliefd wordt op een blanke vrouw, ook racisme komt erin aan bod. On the Beach, met Gregory Peck, Ava Gardner en Fred Astaire: geweldig! Dr. Strangelove, natuurlijk: die heb ik zo vaak gezien, dat ik hem zo ongeveer van buiten ken. Schrik van de bom? Dat nu ook weer niet en dat heb ik ook weer te danken aan Dr. Strangelove, omdat daarin gelachen wordt met de machthebbers. Maar het woog wel op de maatschappij.’

‘Weet je wat zo straf was aan De bom? Die straatinterviews waren echt. Niets voorgekauwd. Wij gingen klaarstaan aan de cinema en als de mensen buitenkwamen, zei Maurice De Wilde – die dat graag voor ons wilde doen – dat er iemand in de buurt mee gedreigd had een atoombom te laten ontploffen. Een van hen reageerde: “Ik zou die bom ontmantelen”. “Hoe ga je dat doen?” vroeg Maurice. “Ha, een mekanieker bellen hé.” De meeste andere reacties waren heel negatief en pessimistisch.’

‘DUIKEN IN DE GAGS – BADEN IN DE VREUGDE – PLONSEN IN DE LACH / LOUIS DE FUNES / DE KLEINE BADER’ – filmadvertentie voor Le petit baigneur van Robert Dhéry met Louis de Funès, voor de vijfde week vertoond in ciné Pathé, Volksgazet, 3 mei 1968.

Met de maatschappelijke revolutie was De Hert niet echt bezig in die dagen. ‘Ikke? Schat, wij waren met cinema bezig, niet met de revolutie. We hebben veel betogingen gefilmd, zeker een honderdtal, dat wel. Erin meestappen kon ik niet, het filmen deed ik heel graag. Onze Jos, die op de Lloyds Bank werkte, was daar veel meer mee bezig dan ik. En om de actualiteit uit Parijs te kunnen volgen was mijn Frans toch te slecht. Een tv? Had ik niet, daarvoor moest ik naar mijn moeder gaan. Televisie is trouwens pas interessant geworden met Koot & Bie op de VPRO.’

‘Och, zoals het spreekwoord zegt: als ’t in Parijs regent, druppelt het in Brussel. Ik herinner me nog dat we zijn gaan filmen toen eind mei de Bozar bezet werd. Maar in Antwerpen was er niets. Of in elk geval toch niets dat mij bijgebleven is.’

‘Het culturele elan van mei ’68 is trouwens altijd maar nep geweest’ – Robbe De Hert in Drinkend hert bij zonsondergang, 1983.

In zijn autobiografie uit 1983 is De Hert niet mals voor wat Mei 68 voor gevolg heeft gehad. Hij schrijft: ‘Fatsoensrakkers in Oost (Praag ’68) en West wilden onze jongste verworvenheden weer inpakken. Pas uit het keurslijf gescheurd in het begin van de jaren 60, mochten we er terug in kruipen. De “verbeelding aan de macht”, het vuurwerk van gedachten en stromingen dat zich zo pas concreet manifesteerde in Knokke en elders (de Free-cinema in Europa en de USA), van Vera Chytilova (“De madeliefjes”), Milos Forman, Jiri Menzel (“De streng bewaakte treinen”), Makavejev (“Mysteries van het organisme”, waarin Stalin en Mao er eens goed van langs kregen), werden eveneens als burgerlijk omschreven.’

‘Je kan van mij nu niet verwachten dat ik hier eens gauw-gauw het bilan ga opmaken van mei ’68,’ gaat hij in het boek door op z’n elan. ‘Ik wil hier alleen maar even kwijt dat, wat zich manifesteerde op cultureel vlak vóór die hete mei-dagen, meer vrijheid in zich droeg dan wat zich ernà zou afspelen. Mei ’68 (e.a.) bevatte ideeën die me nauw aan het hart liggen, en natuurlijk waren wij tegen de cultuur als speelterrein van de burgerij (je zou voor minder), maar om nu met al die droevige theoretici over de nieuwe cultuur akkoord te gaan? De meest zure en verbitterde stellingen, ontdaan van elke charme, haalden de bovenhand. Zelfs Jean-Luc Godard zag zijn eigen niet meer graag…’

‘Staat dat er echt?’ vraagt hij zich vijfendertig jaar na datum af. ‘Och ja, wij hebben zelf aan Mei 68 niet veel gehad. Die waren niet met cultuur bezig.’

‘eerst… JAMES BOND 007 TEGEN Dr NO – dan… HARTELIJKE KUSSEN UIT RUSLAND / vervolgens… GOLDFINGER – eindelijk… OPERATIE DONDER – en nu… MEN LEEFT SLECHTS TWEE MAAL’ – filmadvertentie voor You Only Live Twice van Lewis Gilbert met Sean Connery als James Bond, al zes weken op het programma in ciné Astra, Volksgazet, 3 mei 1968.

Zelf ging hij zich begin jaren zeventig engageren in trotskistische kringen. Dat had veel te maken met zijn lief, Ida Dequeecker, die een van de eerste dolle mina’s van ons land was en die hem zou beïnvloeden met haar politieke ideeën. Het waren de jaren waarin extreemlinkse partijtjes elkaar de loef probeerden af te steken: communisten (KP), maoïsten (Amada) en trotskisten (RAL) staken bijna evenveel energie in de onderlinge strijd als in het bekampen van de rechtse krachten in de samenleving. De Hert: ‘Dat ging zover dat toen in juli 1982 de King Kong in brand werd gestoken door extreemrechtse criminelen, de maoïsten daar niet eens iets over schreven in hun weekblad Solidair. Wij zijn ooit eens opgepakt toen we rijkswachters filmden die inreden op betogers en die mannen van Amada beweerden daarna doodleuk dat wij collaboreerden met de rijkswacht.

Vijftigduizend films moet hij zo ongeveer gezien hebben in zijn leven. Ook vandaag nog altijd vijf per week. ‘Ik heb eindelijk een passe-partout gekregen. Kan ik gratis gaan. Van meneer Heylen (baron Georges Heylen was vijf decennia lang de grote baas van zowat alle Antwerpse bioscopen; gdv&fvl) kregen we dat niet. “Ge denkt toch niet dat we onze beste klanten gratis binnenlaten, die komen toch!” zei die.’

‘Ik heb nooit een plan gehad. En ik ben geen terugkijker. Maar vraag me iets en ik zal je zo vertellen hoe het gegaan is. Het zit allemaal hier, in mijn hoofd.’



Volgende »