Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Solidariteit

Samenleving Posted on di, maart 04, 2014 12:07:57

Solidariteit. Ik vind dat een schoon en warm woord. Het is
minder formeel dan dat beladen ‘sociale zekerheid’. Het zegt zoveel meer dan
dat paternalistische ‘medelijden’. Mijn Van
Dale
, een wat verfomfaaid driedelig exemplaar dat al van 1992 dateert,
definieert het onder meer als ‘bewustzijn van saamhorigheid en bereidheid om de
consequenties daarvan te dragen’. Wikipedia heeft het over het onderschrijven
van een gemeenschappelijk belang door de leden van een groep, ’ten gunste van
de groepsleden, maar soms ten koste van zichzelf’.

Meer dan dertig jaar geleden vonden we het in het westen
fantastisch dat er in Polen, een land dat grensde aan West-Europa maar hevig
onder de invloed bleef staan van het Oostblok, een vakbond opstond die zich
Solidariteit noemde en het aandurfde het starre communistische regime te
tarten. Ook (en vooral) lieden die in eigen land de vakbonden verfoeiden,
vonden dat toen geweldig. Dat de leider van Solidariteit, de met een walrussnor
versierde Lech Walesa, achteraf een reactionaire rechtse zak met zeer
ouderwetse ethische standpunten bleek te zijn, wist je op dat moment nog niet.
In 1980 was hij Held Snorremans die achter een banier liep met dat mooie woord erop,
solidariteit, maar dan in ’t Pools.

Iemand tweette vandaag een Bond Zonder Naam-achtig
slogannetje: ‘When ‘i’ is replaced by ‘we’, even ‘illness’ becomes ‘wellness”.
Grotendeels flauwekul, natuurlijk, zoals al die BZN-toestanden, maar ook met
een grond van waarheid. En iets om over na te denken, in een tijdsgewricht
waarin solidariteit en menselijkheid zwaar onder druk staan. Waarin steeds meer
zogezegd weldenkende mensen bij het Amerikaanse model beginnen te zweren en
het West-Europese solidariteitsmodel afkraken. Kost te veel. Er
zijn andere prioriteiten. Die mensen zijn het niet waard. Ze moeten maar niet
ziek worden of werkloos of een andere huidskleur hebben of andere politieke en
religieuze ideeën koesteren. Geef ze een leefloon en we zwijgen erover, die
mentaliteit.

Ik huiver van zulke samenleving, omdat het begrip ‘samen-leven’
zodanig wordt ingevuld dat we allemaal apart zullen gaan leven. Op ons eentje
of in onze kleine, familiale kring. Terug naar de stammen van weleer, die we
met zijn allen primitief noemden, maar die steeds meer de norm worden in onze
hedendaagse maatschappij. Het hoeft voor mij niet alle dagen ‘één voor allen,
allen voor één’ te zijn, maar zeker ook geen ‘één tegen allen, allen tegen één’,
neen, dankuwel.

Solidariteit was het woord dat door mijn hoofd flitste toen
ik gisteren een tweet las van Kom op tegen Kanker. Ik citeer woordelijk: ’26
personen gaven @KOTKanker een bijdrage dankzij #TTK14. Goed voor 190,01 euro.
Dank voor het hart onder de riem voor kankerpatiënten’.

Mooi dat KOTK dankbaar is, maar ik dacht vooral:
zes-en-twin-tig personen??? Hon-derd-ne-gen-tig kom-ma nul-één euro??? Los nog
van wie de onverlaat is die één eurocent doneerde aan het goede doel,
vond ik het een belachelijk laag bedrag. En dus bleef solidariteit een deel van
de nacht door mijn hoofd spoken en dan weet ik: Van Laeken wil iets schrijven. Et voilà!

Ik neem u terug mee naar maandag 10 februari om 8u49. Toen
tweette @Sarcist: ‘Goedemorgen Twitter. Laat ons 1x per jaar iets betekenen
voor anderen. Wat vinden jullie van dit voorstel? #TTK14’. Als bijlage een brief
die begon met ‘All jokes aside, we kunnen anderen helpen met de kracht van
Twitter’ en eindigde met de oproep om op vrijdag 28 februari 5 euro te storten op
de rekening van Kom op tegen Kanker. Vijf euro, geen kapitaal bedrag. Voor wie
het niet al te breed heeft: twee pinten minder tijdens een avondje stappen.
Voor wie het breed genoeg heeft: een habbekrats. Wie zelfs die vijf euro niet
kan ophoesten zit allicht niet op Twitter en hoefde zich niet aangesproken te voelen.

Het bericht werd 141 keer geretweet en 70 keer als favoriet
aangestipt. @Sarcist heeft op het moment dat ik dit schrijf 5.996 volgers op
Twitter. Mensen die hem grappig, aanstekelijk, ad rem, interessant vinden.
Leest u die getallen rustig opnieuw: 141, 70, 5.996. En bedenk dan dat 26
stortingen voor een totaalbedrag van niet eens 200 euro bijzonder weinig is. We
– dat wil zeggen: de meesten onder jullie, want ik heb zelf tien euro gestort,
ook al heb ik maar één Twitter-account – vinden dingen leuk, lachen ons te pletter, zijn het ermee
eens, willen dat anderen het ook te weten komen, maar als het er écht op
aankomt geven we niet thuis.

Ik zou er iets cynisch over kunnen opmerken, maar ik besef
dat ik niet cynischer kan zijn dan dit harde, statistische gegeven: we roepen
massaal dat we solidair zullen zijn en doen net het tegenovergestelde. Ik weet
dat je die 141 retweets en 70 favorites niet klakkeloos mag optellen, omdat
mensen vaak de twee doen, maar laten we zeggen dat er een kleine honderd mensen
die tiende februari buitengewoon hypocriet zijn geweest, om het nog niet te
hebben over de bijna zesduizend die helemaal niets hebben gedaan (wat eigenlijk
veel eerlijker is dan de idee van valse solidariteit opwekken, maar soit…). (Iemand zocht het intussen even uit: blijkbaar gebruikte een aantal donateurs niet de afgesproken ‘mededeling’ of code. Uiteindelijk zouden er toch 75 mensen in totaal 570 euro gestort hebben. Nog altijd een bijzonder tegenvallend bedrag, als je ’t mij vraagt.)

Normaal ben ik niet diegene die onmiddellijk op de kar
springt bij dit soort acties: ik draag met veel plezier af via mijn sociale
zekerheidsbijdragen, waarvan ik weet dat ik er soms zelf van zal profiteren
(gelukkig niet al te vaak!), maar dat het ook anderen ondersteunt. Ik wil dat
ook in de toekomst blijven doen. Ik klaag niet dat ik te véél belastingen betaal, wel dat mijn centen naar domeinen ga die ik niet ondersteun. Het leger, bijvoorbeeld. Maar in dit geval vond ik het initiatief van
@Sarcist te fijn om te laten passeren.
Solidariteit, weet u wel. Misschien moet
u het woord eens opzoeken in Van Dale.
Dat hoeft niet de editie van 1992 te zijn, het staat er nog altijd in, vermoed
ik. Al zou het best kunnen dat het woord de editie van 2020 niet meer haalt.
Kijk, nu word ik alsnog cynisch.



Ceci n’est pas une épitaphe

Samenleving Posted on do, februari 27, 2014 17:27:19

Hij gaf een stem aan de stemlozen. Kunstenaars zijn
doorgaans goed in wat ze doen, maar het zijn geen verkopers. Hun expressie zit
in hun werk. Meestal is er een hoek af bij hen, sporen ze niet recht in de
samenleving, drukken ze zich onhandig of brutaal uit, zijn ze overdreven
schuchter, hebben ze maatschappelijke pleinvrees, of zijn ze net het tegenovergestelde: hautain, arrogant en
betweterig. Dan was het goed dat daar iemand was die hen vertegenwoordigde, vurig verdedigde, bewierookte, op een podium zette, ook al was er bij hem ook een hoek
af. De hoek van Hoet.

Ik heb het woord ‘kunstpaus’ vandaag al veel te vaak
gelezen, net als de makkelijke woordspeling ‘hoed af voor Hoet’ (variant: ‘hoet
af voor Hoet’). Als woorden te kort schieten wordt wel eens vaker gegrepen naar
de overdrijving. Laat de paus maar rustig in Rome zitten. Jan Hoet was in
eerste instantie een kunstliefhebber, maar dan zonder de amateuristische
connotatie die daaraan vasthangt. Hij hield tot in zijn diepste vezels
zielsveel van kunst.

Geboren in Leuven, opgegroeid in Geel, getogen in Gent, waar
hij in de duistere jaren tachtig, vol doem en treurnis, een decennium dat werd
ondergedompeld in volmachten, kruisraketten, Voeren en nooit opgehelderde
misdaden, waar vele honderdduizenden werklozen hopeloos op zoek waren naar een
job en intussen werden bekeken als uitschot (gaat er een belletje rinkelen?),
met een even briljant als eenvoudig concept afkwam: kunst uit het museum halen
en in de huiskamers van gewone mensen plaatsen. Chambres d’Amis was in 1986 in vele opzichten ongezien. Als de mensen niet tot de kunst kwamen, dan moest kunst maar tot de mensen komen.

De rest van zijn parcours is genoegzaam onbekend. In 1992
curator van het internationaal belangrijke Documenta IX in het Duitse Kassel, in
1999 stichter-bezieler-curator van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst
(SMAK) in Gent, na zijn pensioen ook nog vijf jaar lang artistiek leider van
het MARTa in Herford, ook al in Duitsland, en in 2012 curator van de biënnale
in het Chinese Yinchuan. En ook nu nog, ondanks chronische nierproblemen, een
virale longinfectie en verschillende hartaanvallen, was hij medecurator van een
internationale tentoonstelling onder de noemer ‘De Zee’ in – hoe kan het
anders! – het MuZee van Oostende. Die expositie, die start in oktober dit jaar,
wordt meteen een ultiem eerbetoon, want het hart van Hoet begaf het finaal deze
donderdag de 27ste februari.

Op zijn eigengereide, provocerende, niets en niemand
ontziende, maar ook intense, mateloos enthousiaste en onwaarschijnlijk
dynamische manier maakte Hoet veel Vlamingen warm voor kunst. Hij deed dat als
de bokser die hij ook in werkelijkheid was: zachte, vriendelijke tikken
uitdelend, maar soms ook met een krachtige punch en heel uitzonderlijk, als hij
dat nodig achtte, met een verbale slag onder de gordel.

Een mooie, lieve man, zo zou je hem nog best kunnen
omschrijven. Iemand die in staat was om een ordinaire pot mosselen als kunst te
verkopen en ons daar met zijn allen ook nog eens warm voor maakte ook. Een
unieke persoonlijkheid, een marketeer die het niet nodig had om marketingtaal
te spreken, een verkoper die je geen brol wilde opsolferen, een
levenskunstenaar die de samenleving druppelsgewijs kunst inlepelde.

Het is jammer dat Hoet op het eind van zijn leven op
televisie te vaak werd opgevoerd als een typetje. Alsof je naar Tegen de sterren op zat te kijken of een
zoveelste creatie van Chris Van den Durpel, zo werd de ‘kunstpaus’ te pas en te
onpas uitgenodigd in programma’s waar men vooral geïnteresseerd was in zijn
sappige taaltje en zijn spitante opmerkingen, veeleer dan in de inhoud van zijn
onstuitbare discours. Het deed me denken aan de manier waarop wijlen Raymond
Goethals op het eind van zijn leven werd uitgemolken. Toen was de
meester-tacticus allang begraven, maar wilden de media voor de elvendertigste keer de
lachband laten lopen onder verbasterde namen als ‘Van Batsen’ en ‘Gullik’.
Hahaha, die Raymond toch, den tuveneir.

Jan Hoet werd een vergelijkbaar lot toebedeeld. Niet dat hij
niet meer wist waarover hij sprak, maar interviewers hengelden vooral naar een
spraakmakende quote, naar een oneliner
die van het rechte pad afweek, naar controverse. Ze wilden elk op hun beurt de
schalkse ruiter in Hoet horen en, ach, dat gezeur over kunst namen ze er dan
maar bij. Terwijl Hoet en kunst één en ondeelbaar geheel vormden.

Een Jan met de pet was hij allesbehalve, deze Jan Hoet. Een
belangrijk man is heengegaan. Knock-out op het canvas van het leven, zonder
zelf de handdoek geworpen te hebben. Als er al een hemel bestaat, dan zal de
moderne kunst daar weldra liefdevol onder handen worden genomen.

Rust zacht, warme man.



Oekanda?

Samenleving Posted on wo, februari 26, 2014 10:22:56

Eén van de weinige voordelen van dictators uit landen die
zelden in het nieuws komen, is dat je bij elke wrede daad die ze plegen of
idiote beslissing die ze nemen, je aardrijkskundige kennis weer wat kunt
verbreden. Zo weet ik sinds maandagavond weer precies waar ik Oeganda moet
situeren op het Afrikaanse continent. Een naar Afrikaanse normen niet eens zo
groot land in het oosten, omringd door – in klokwijzerzin – Soedan, Ethiopië,
Kenia, Tanzania, Rwanda en Congo.

Oudere jongeren en mensen die de twintigste-eeuwse
geschiedenis grondig hebben bestudeerd, weten dat Oeganda tot 1962 een
protectoraat van Groot-Brittannië was, maar vooral dat in de jaren zeventig de
bloeddorstige dictator Idi Amin Dada er, letterlijk, de scepter zwaaide. Naar
schatting driehonderdduizend politieke tegenstanders werden tussen 1971 en 1979
vakkundig geliquideerd, een praktijk die de opvolger van Idi Amin, Milton
Obote, vrolijk, zij het iets minder drastisch, voortzette. De huidige president
Yoweri Museveni is al sinds 1986 aan de macht. Bijna achtentwintig jaar dus, een regeertermijn die alleen dictators tegenwoordig nog bereiken.

Jarenlang werd Museveni door de internationale gemeenschap
geroemd omdat hij schijnbaar een einde had gemaakt aan de executies en
verdwijningen van opposanten, en omdat hij voor relatieve stabiliteit en economische
groei zorgde. Oeganda verdween van de radar, ook al vernamen we wel eens dat
een religieuze gek als Joseph Kony in het noorden van het land een zogeheten Verzetsleger
van de Heer had opgericht, waarvoor hij kinderen ontvoerde om hen vervolgens in
te zetten als kindsoldaat of seksslavin. Ook stammentwisten bleven een
aandachtspunt, maar dat vonden we enigszins normaal, voor Afrika. En, o ja, Johan Van Hecke en zijn geliefde Els De Temmerman runden er een krantje.

Drie jaar geleden werd de homorechten-activist David Kato in
zijn huis vermoord, maar ook dat was een pijnlijk fait divers dat het nieuws bij ons slechts heel even haalde. De man
had jarenlang gestreden voor gelijke rechten voor homo’s en lesbiennes.
Homoseksuele handelingen waren in Oeganda toen al bij wet verboden. Er stonden
gevangenisstraffen tot veertien jaar op, als de beschuldigde tenminste de
rechtszaal haalde. Want al onder Idi Amin werden homo’s systematisch vermoord in de zogeheten
‘iron bar killings’.

In de tabloid Rolling
Stone
, absoluut niet te verwarren met het gelijknamige Amerikaanse
muziekblad, werden destijds namen en foto’s van homo’s gepubliceerd met de vraag
hen op te sporen en aan te geven, iets waar Kato hevig tegen protesteerde. Maar
al die tijd weigerde Museveni, wellicht ook onder buitenlandse druk, een
strengere anti-homo-wet goed te keuren, waarin de doodstraf was voorzien voor
daden van homofilie. Tot eergisteren. Een andere tabloid, Red Pepper, pakte een dag later al uit met een nieuwe lijst van
homo’s en lesbiennes, zowel mensen die openlijk homoseksueel zijn, als anderen
die nog niet uit de kast zijn gekomen. Hun Top 200 bevatte uiteindelijk ‘amper’ 61 namen, maar de boodschap is duidelijk: homo’s zijn outlaws en moeten verklikt en berechtigd
worden. Versta: bij voorkeur terechtgesteld. Weg uit de samenleving.

Oekanda?, zult u
zich misschien afvragen, vooral als u in Antwerpen woont en het lokale dialect
beheerst. Er zijn enkele eenvoudige verklaringen voor te vinden. Zesennegentig
procent van de Oegandezen is diepgelovig: 84% behoort tot het christendom, 12%
tot de islam. Amerikaanse evangelisten hebben de arme inwoners (meer dan een
derde van de Oegandezen leeft onder de armoedegrens) jarenlang ingepeperd dat
homoseksualiteit des duivels is. Museveni voegde er nog een dimensie aan toe:
hij sprak van een westers kwaad. En zoals in de meeste landen waar Kerk en
Staat niet gescheiden zijn, is er dan één logisch gevolg: andersdenken of
-geaarden worden gehaat, gepest, vervolgd en desnoods een kopje kleiner
gemaakt. In een opiniebijdrage in De Morgen stelt Afrikakenner Guy Poppe dat de Oegandese overheid de westerse inmenging beu was, zodat de invloed van het westen contraproductief werd en leidde tot deze ‘opstandige’ wet.

De bevolking van Oeganda is op elf jaar tijd, van 2002 tot
2013, met maar liefst tien miljoen eenheden toegenomen: van 24 naar 34 miljoen.
Beeld het u in: in iets meer dan een decennium zijn er even veel inwoners bij
gekomen als dat België er in totaal telt. Religie heeft daar alles mee te
maken, ook al omdat de katholieke kerk condoomgebruik in aidstijden bleef
verbieden, waardoor paus Johannes Paulus II – ik geef het toch maar even mee –
meer doden op zijn geweten heeft dan Hitler, Stalin en Mao sàmen.

Wat er begin deze week in de hoofdstad Kampala is gebeurd,
is uiteraard de beslissing en dus de schuld van de machthebbers, Museveni op
kop. Maar laten we toch de verantwoordelijkheid van Vaticaanstad niet vergeten.
Oeganda werd deze week terug in de tijd gecatapulteerd. Dat vinden
fundamentalisten best prettig. In duistere tijden voelen ze zich thuis, waar absolute
gehoorzaamheid heerst en niemand openlijk afwijkt van de norm.

Mijn gedachten zijn bij de mensen die niet onze luxe kennen
om in een ethisch progressief land te wonen, waar homo’s en lesbiennes van
elkaar mogen houden, hand in hand op straat mogen lopen, elkaar kussen, ja,
zelfs met elkaar trouwen. Zij zijn verplicht onder te duiken, zonder enig
vooruitzicht op vrijheid of rechtvaardigheid, in een land dat nogmaals de
achterlijkheid van georganiseerde religies, de onmenselijkheid van een
dictatoriaal bewind en de ziekelijke combinatie van beide bewijst.



Kiev

Samenleving Posted on vr, februari 21, 2014 12:25:38

‘Ik ga dood’. De woorden van de 21-jarige medische
vrijwilligster Olesja Zjoekovskaja gingen gisteren aan een ongeziene snelheid de wereld
rond. Achteraf waren er tegenstrijdige berichten. Eerst werd haar overlijden
aangekondigd, daarna bleek ze de verwondingen in haar nek overleefd te hebben.

‘Ik ga dood’. Veel wreder kan een conflict tussen een
regering en protesterende burgers niet samengevat worden. Kiev anno 2014 lijkt
verdacht sterk op andere plekken waar machthebbers in het recente en veel
verdere verleden met alle mogelijke en onmogelijke middelen probeerden de macht
te behouden. Het inzetten van sluipschutters is daarbij niet nieuw. Wreedheid
is van alle tijden.

Zjoekovskaja’s ‘Ik ga dood’ doet me denken aan de iconische
foto uit 1968 van een naakt Vietnamees meisje dat samen met haar wanhopige
familieleden huilend van onmacht en angst op de vlucht slaat voor een
Amerikaans napalmbombardement. Het verschil is dat we vandaag onmiddellijk
weten wie die tot eergisteren nobele onbekende Olesja Zjoekovskaja is, terwijl we
jaren hebben moeten wachten om de identiteit van Kim Phuc te achterhalen. Zelfs
de naam van de fotograaf, Nick Ut, nochtans winnaar van een Pulitzer Prize,
behoorde niet tot de algemene kennis.

Het zegt veel over de snelheid waarmee tegenwoordig informatie
verspreid wordt. Destijds was het soms dagen wachten. Best mogelijk dat die
foto van toen pas een week nadien in onze kranten stond, ik weet het niet meer.
Sinds de komst van CNN in 1980 en de introductie van het begrip ‘Breaking
News’, en nog veel meer met de introductie van internet, nieuwssites en sociale
media in de afgelopen twee decennia is het nieuws ‘instant’ geworden. Niet
altijd even betrouwbaar, helaas, maar wel onmiddellijk. Nu. En omdat iedereen
met een smartphone een beetje burgerjournalist is geworden, krijgen we er ook
meteen de schokkende beelden bij.

Wat in Oekraïne gebeurt, onderstreept de stelling die enkele
Australische evolutiebiologen eind vorig jaar poneerden: de mens is lang niet
de slimste diersoort. We kijken naar natuurdocumentaires en zijn onder de
indruk van de wreedheid van de natuur. Een troep hongerige leeuwen stort zich
op een kudde grazende buffels. De zwakste buffel bekoopt het met de dood. De wet van
de sterkste, dat kennen we als mens ook. Overleven, ja, zeer zeker. Maar hoe onmenselijk
moet je zijn om je eigen burgers in de rug te schieten? Hoe ver is zo’n
Janoekovitsj heen dat hij naar zulke middelen grijpt? Maar ook: in hoeverre
kunnen we klakkeloos de oppositie steunen, niet echt een samenhangend geheel en
waarvan sommige onderdelen niet echt vertrouwen geven voor de toekomst van het
land, mochten ze ooit aan de macht komen? In die zin doet Oekraïne dan weer heel
sterk aan Syrië denken. Andere omstandigheden, andere gradaties van wreedheid,
maar even verwarrend en riskant om ons er verregaand in te engageren. Het heeft
geen zin om de ene dictator van de troon te stoten, om er een andere in te
zetten.

Onze verontwaardiging, die vijftig jaar geleden pas dagen na
de feiten kwam en daardoor te laat was, is er nu ogenblikkelijk. Het zal machthebbers
niet beletten om desnoods hun eigen bevolking neer te schieten. Het zal Poetin
niet beletten om na afloop van zijn prestigeproject in Sotsji krachtig in te
grijpen in de vroegere Sovjetstaat, alsof we de teletijdmachine nemen naar 1956
of 1968. Het zal de geloofwaardigheid van de Europese Unie niet versterken, die
alweer amechtige pogingen doet om haar eigen relevantie duidelijk te maken.
Oekraïne vormt voor de Europese leiders een belangrijkere test dan de
verkiezingen van 25 mei.

Minder dan twee jaar geleden werd in die stad en op een paar
kilometer van dat plein van de wreedheid de finale van het Europees
Kampioenschap voetbal gespeeld. Een feestelijk gebeuren dat Polen en Oekraïne
in de verf moest zetten als vooruitstrevende landen, waardig genoeg om lid te
worden van de grote Europese club. Huiveringwekkend hoe snel positivisme kan
keren in uitzichtloosheid. Het doet me aan iets denken. O ja, herdenken we in 2014
niet dat honderd jaar geleden de Eerste Wereldoorlog begon?

(Ondertussen bereikten president Janoekovitsj en de verzamelde oppositie een akkoord over vervroegde verkiezingen en wordt de vrijlating van gewezen premier Joelia Timoesjenko aangekondigd. Dat zou betekenen dat de Europese druk heeft geholpen, dat Poetin niet de agressor zal willen spelen en dat er uitzicht is op een vreedzame oplossing. Het brengt de meer dan honderd doden van de jongste dagen niet terug, maar we leven op hoop…)



Uit de kast

Samenleving Posted on ma, februari 17, 2014 11:35:43

Ellen Page is uit de kast gekomen. De actrice uit onder meer
X-Men: The Last Stand, Juno en Inception, die in onze seksistisch geïnspireerde
showbizzjournalistiek ongetwijfeld als ‘bevallig’ zou worden gecatalogeerd,
kwam op haar zesentwintigste een beetje angstvallig met het Grote Nieuws dat ze
lesbisch is. Big deal, zult u
misschien sarcastisch opmerken, maar in de puriteinse Verenigde Staten is dat
inderdaad ‘a very big deal indeed’.

Ik hoorde de rauwe stand-up comedian Rich Hall gisteravond
op Acht in een zoveelste herhaling van een aflevering van Live at the Apollo nog een schitterende analyse maken van de
Amerikaanse samenleving. Die kwam ongeveer neer op het volgende: ‘Je hebt
republikeinen en democraten. De republikeinen vind je in de staten die rood
ingekleurd worden, de democraten in de blauwe staten. De meeste blauwe staten
vind je aan de west- en de oostkust. Een democraat is dus iemand die al wel
eens water heeft gezien’.

Water, dat weten we allemaal, is doorheen de hele
geschiedenis van de mensheid een bron van beschaving gebleken, zowel om die
civilisatie in te voeren als om ze te exporteren. De meest florissante steden
zijn altijd diegene geweest die aan de oceaan of op zijn minst aan een grote
rivier lagen. In de Amerikaanse Midwest, die knalrood kleurt, vind je vooral
diepgelovige achterlijkheid. Daar zal Ellen Page heel wat fans verliezen met
haar ontboezeming.

Bij ons zou zo’n outing van een geliefde actrice veel minder
ophef veroorzaken. Een voetballer, ja, dat zou tot hoongelach en vunzige
slogans bij de supporters van de concurrentie leiden, maar een actrice, ach
neen. Over de VRT doet al jaren het weinig geïnspireerde grapje de ronde dat je
er ofwel promiscuë moet zijn, ofwel homofiel, of liefst nog een combinatie van
beide. We lachen ermee. Dat gebeurt niet altijd even smaakvol, maar we zijn
tenminste geen kwezels.

In de Verenigde Staten, waar dertig procent van de bevolking
niet-blank is, werd vijfeneenhalf jaar geleden voor het eerst een zwarte tot
president gekozen. Dat vond de hele wereld opzienbarend, de Amerikanen nog het
meest. Nu is het wachten op de eerste vrouw in het Oval Office. Wij kijken er al
lang niet meer van op dat onze premier openlijk homoseksueel is. Zelfs de meest
fervente tegenstanders van Elio Di Rupo be- en veroordelen hem op zijn politieke
daden, niet op zijn geaardheid.

In ons land kunnen twee homo’s die elkaar doodgraag zien,
gewoon trouwen. Een vrouw die ongewenst zwanger is, kan die vrucht laten
verwijderen. Iemand die ondraaglijk lijdt, heeft de mogelijkheid om het leven
waardig te beëindigen. Maar omgekeerd vinden we even normaal. Heterostellen
blijven met elkaar trouwen, kinderen worden nog altijd geboren in al dan niet
liefdevolle omgevingen, wie tot de laatste snik wil leven omdat dat nu eenmaal
zo hoort volgens zijn of haar geloof zal daar niet op nagekeken worden. Dat is
allemaal niet zonder slag of stoot gegaan, maar een revolutie was het evenmin.
In ethische kwesties is België een voortrekker. Iets om trots op te zijn, toch?

België, dat volstrekt onmogelijke land waar veel mogelijk
is. Waar bijna niets mag en ongeveer alles kan. En natuurlijk heeft dat met
gefoefel en plantrekkerij te maken, dat ook, en met een gezonde dosis je m’en foutisme, zeer zeker. Maar
misschien vergeten we te snel dat we een veel progressievere samenleving zijn
dan de talloze landen waar de scheiding van Kerk en Staat niet bestaat of niet
wordt gerespecteerd. Misschien zijn we er ons te weinig van bewust dat een centrumrechtse Belg op ethisch vlak véél linkser is dan een centrumrechtse
Amerikaan. Misschien moeten we wel meer onze zegeningen tellen.
Zo slecht hebben we het hier nog niet.



De goede dood

Samenleving Posted on vr, februari 14, 2014 13:06:23

Ik verontschuldig me: in onderstaand stuk komt het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’ heel
vaak voor. Deze bijdrage gaat dan ook in eerste instantie over mij. Omdat dit
mijn leven is. Omdat ik er maar één heb. En omdat ik vind dat ik dit zelf zo
goed en zo kwaad mogelijk moet kunnen invullen, inclusief drastische en
onomkeerbare beslissingen.

Ik ben sinds 1994 lid van de vzw Recht op Waardig Sterven.
Ik was toen vijfendertig en kerngezond. Vandaag ben ik vijfenvijftig en – voor
zover ik weet – nog altijd kerngezond. Maar ik wil nu, net als toen, zelf
kunnen beslissen wanneer het genoeg is geweest, mocht ik door omstandigheden
niet meer in staat zijn om een volwaardig leven te leiden. Het is míjn leven.
Niet dat van u, niet dat van mijn ouders, niet dat van mijn familie, niet dat
van mijn vrienden, kennissen en collega’s, niet dat van de leidende machten in
mijn land of van de eventuele hogere ‘goddelijke’ instanties, waarvan het bestaan nooit
bewezen werd en waarin ik dan ook niet geloof.

Dat ‘volwaardig leven’ hangt trouwens af van persoon tot
persoon. Misschien bent u wel diepgelovig en vindt u dat God het alleenrecht
heeft om te beschikken over leven en dood, over vreugde en verdriet, over
genieten en lijden. Ik respecteer dat: als u nu ook even mijn visie kunt
respecteren, dat zou fijn zijn. Dan kunnen we netjes naast elkaar blijven
leven, ieder volgens zijn eigen overtuiging.

Voor Hugo Claus was het leven op het eind niet meer ‘volwaardig’, omdat
hij niet meer kon schrijven. Alzheimer hield lelijk huis in zijn bovenkamer,
die kamer die ertoe doet als je heerlijk krullende zinnen aan het papier wil
toevertrouwen. Hij nam afscheid. Mario Verstraete had al negen jaar multiple
sclerose en voelde het leven uit zijn aderen wegstromen. Langzaam, pijnlijk,
alles verterend. Hij wilde dat het gedaan was. Anderen doen dat omdat ze
terminaal ziek zijn, moeten leven als een plant, ondraaglijke pijnen lijden,
fysiek of psychisch.

De vereniging waarvan ik al twintig jaar lid ben, heeft
jarenlang geijverd om euthanasie in een wet te laten gieten. Eu-thanatos. Grieks voor: de goede dood. Niet dat er in wezen een goede dood bestaat, want weinigen willen
echt dood. Ik in elk geval niet. Ik wil niet dood. Elke vezel in mij wil het
leven opzuigen. Tot de laatste druppel. Als dat tenminste in goede
omstandigheden kan. Als ik niet meer waardig kan leven, wil ik waardig kunnen
sterven. Dan wil ik dood, omdat de dood op dat ogenblik het enige ‘goede’ is
wat mij zal resteren. Ik weet dat het eenvoudiger klinkt dan het in realiteit zou zijn. En wie weet aarzel ik op het allerlaatste moment wel om euthanasie te laten toepassen. Dat kan: dat recht heb ik.

De euthanasiewet van 28 mei 2002 is geen perfecte wet. Welke
wet is dat wel, aangezien onze wetgeving wordt opgesteld door onze
volksvertegenwoordigers, die verschillende ideeën, rangen en standen
vertegenwoordigen? Elke wet is een compromis. De euthanasiewet is een degelijk
compromis. De aanvulling om de wet uit te breiden tot wilsbekwame
minderjarigen, waarmee ons land na Nederland het tweede land ter wereld is dat
jongeren toestaat om in welbepaalde omstandigheden en na zeer grondige
consultaties van ouders en geneesheren uit het leven te stappen, is evenmin een
perfecte wet. Het is de best mogelijke wet in deze politieke constellatie. Maar
het is beter dan niets. Niets, dat is afwachten en mensen laten afzien, of ze
nu dertien, dertig of tachtig zijn. Niets doen is onmenselijk, in mijn ogen.

Neen, beste tegenstanders van euthanasie (en bij uitbreiding
andere ethische kwesties zoals abortus en het homohuwelijk, want het gaat meestal om dezelfden) dit gaat niet over
het cultiveren van de dood. De vrees van de christen-democraten dat de
euthanasiewet de poort zou openen tot allerlei legale en semi-legale
doodsverlangens is geen waarheid geworden. De wet is streng genoeg, dokters
zullen heus niet in een vingerknip over leven en dood beslissen, ouders,
familieleden en vrienden zullen hun geliefde niet zomaar laten gaan. Er is
voldoende controle en er is ook voldoende wil tot leven. Ja, het
zelfmoordcijfer ligt verdomd hoog in Vlaanderen, maar dat staat totaal los van
deze discussie. Dit gaat niet over mensen die het moeilijk hebben met het
leven an sich, dit gaat over mensen die willen leven, maar daar door omstandigheden
niet meer volwaardig toe in staat zijn. Zéér belangrijke nuance!

Dit gaat niet over het ‘doodspuiten van zieke kinderen’,
zoals tegenstanders van de wetsaanpassing luidruchtig lieten verstaan. Vooral
hyperkatholieke Noord-Amerikanen kwamen daarmee af. Dit is geen nazistische
praktijk, zoals je ook soms in omfloerste termen hoort verkondigen. Dit is geen
plicht, zoals enkele CD&V’ers lieten verstaan, alsof er zoiets zou bestaan
als een juiste en een foute beslissing als het over je eigen leven gaat. Net
zomin als de euthanasiewet van bijna twaalf jaar geleden mensen ertoe
verplichtte om voor de ‘goede dood’ te kiezen eens de levenskwaliteit op een
dieptepunt was aanbeland, is deze nieuwe tekst een stimulans voor zieke
jongeren om definitief afstand te nemen van de dagelijkse miserie. Wie dat wil, kan dat
(onder strenge voorwaarden). Wie dat niet wil, prima. Ik begrijp er geen snars
van waarom iemand per se tot de laatste snik zou willen lijden, maar ik heb wel
respect voor die beslissing. Omgekeerd geldt dat blijkbaar veel minder.

God, Allah en Jahweh hebben hier niets mee te maken. Die
zoeken een vierde man om te klaverjassen. Laat hen gerust. Dit is geen
religieuze, maar een medisch-ethische kwestie. Kán ik volwaardig leven, zo
neen, wil ik nog wel leven? Ik wil dat zelf kunnen beslissen, maar wel met
betrouwbare informatie en rekening houdend met mijn geliefden. Dat heet
zelfbeschikkingsrecht, een woord waarvan de onderdelen allemaal even belangrijk
zijn. Zelf. Beschikking. Recht. Wie zijn leven heeft verankerd aan een
opperwezen vindt dat een gruwelijke gedachte. Ik niet, ik vind dat een
geruststelling.

En als u me nu opnieuw wil verontschuldigen: ik ga door met
mijn leven en hoop van u hetzelfde. Maak er iets moois van.



Dubbele bodem

Samenleving Posted on di, februari 04, 2014 12:53:13

Schrijf ik dan al eens een gematigd positief artikel over de
N-VA, krijg ik een resem hijgerige Vlaams-nationalisten in mijn nek die het
niet positief genoeg vonden. Wellicht ontbrak het adjectief ‘fantastisch’ (x
50) of vergat ik het V-teken te maken terwijl ik op ‘Verzenden’ drukte.

Aan de andere kant van de barrière was er dan weer een tweet
van een jongeman uit de verzorgingssector: ‘#nva moet simpelweg verboden
worden. Hun leden horen thuis in de cel. #vvvcongres’. Na de terechte commotie over
deze kwalijke idiotie in min of meer honderdveertig lettertekens wijzigde hij
zijn informatievenstertje al snel in een kort en – denkt-ie ongetwijfeld –
krachtig ‘links’, je weet maar nooit dat iemand zijn werkgever zou opsporen. De
tweet zelf bleef wel staan.

Twee twitterkoninkjes die ik met veel plezier lees en volg
maakten er interessante kanttekeningen bij. @AndyKerkhofs schreef: ‘Wie mensen
met een ander oordeel zonder meer buitenspel wil kunnen zetten, ontkent maw hun
reflectief oordeelsvermogen. Lijkt me jammerlijk’. Jan Devriese, aka
@dwvdevriese, die elke zaterdag een verbluffend sterke column schrijft in Het Laatste Nieuws, ‘De Week van
Devriese’, repliceerde: ‘Tegen beter weten in verbaas ik me over de
redeloosheid in het politiek debat alhier. Blind, aan beide kanten’. En even
later: ‘Als ik de redeloosheid zie waarmee links en rechts elkaar op Twitter te
lijf gaan, kan ik alleen maar besluiten: we verdienen deze politici’.

***

Dames en heren, meisjes en jongens, we zijn niet goed bezig.
Echt niet. De onverdraagzaamheid die we decennialang in de schoenen van die
ranzige extreemrechtse club met de bokshandschoenen, het
zeventigpuntenprogramma én, kijk eens aan!, de affichecampagne met het V-teken
konden schuiven, zit nu in de meesten van ons. Niet meer latent, maar manifest.
Niet meer diep vanbinnen, maar aan de oppervlakte. Die van de N-VA zeggen wit?
Dan zeggen wij zwart! Die van de ‘linkse kerk’ zeggen zwart? Dan zeggen wij wit!
Ad infinitum.

Tot daar is het nog enigszins logisch, maar soms worden die
wit en die zwart vrolijk door elkaar gehusseld en met even veel aplomb en
sterke bewoordingen gebracht. We zijn soepel in die dingen. Het
tegenovergestelde poneren van een andersdenkende is belangrijker geworden dan
zelf zinnige zaken formuleren. We zijn allemaal Groucho Marxen aan het worden:
‘Whatever it is, I’m against it!’

Ironie wordt niet meer begrepen, omdat niet eens meer de
moeite wordt gedaan om dubbele bodems te interpreteren. Urbanus zegt het? ‘Het
is geweldig!’ (N-VA) of ‘Het is een gefrustreerde dorpsgek!’ (links). Nu zat
Urbanus maandagavond wel hopeloos uit zijn nek te zwetsen in Terzake (zelden een studiogast gezien
die minder op zijn plaats was in een duidingsmagazine!), maar het is iets te
makkelijk om hem kritiekloos te adoreren of genadeloos af te branden.

Urbanus gaat al zijn hele carrière tekeer tegen het
establishment. In de jaren zeventig en tachtig was het establishment rechts en
vond links het wel prettig dat die nar met de gitaar, het rare accent en de lijzige uitspraak hen
verblijdde met zijn bakskes vol met stro.
Sinds een jaar of twintig is hij flink naar rechts opgeschoven en reageert
links, dat zonder dat zelf te merken deel is gaan uitmaken van het
establishment, verongelijkt. Er waren verdorie tweets van mensen die dachten
dat zijn ‘Ik sta hier voor de N-VA, omdat ik opkom voor de zwakkeren’ serieus
bedoeld was. Over ironie en dubbele bodems gesproken!

Als straks de N-VA aan de macht komt, zal Urbanus met even
veel vrolijkheid tegen de schenen van zijn ‘vriend’ De Wever stampen, geloof me.
Dan verbrandt hij die selfie met Liesbeth Homans ritueel. Zo zit mijn
dorpsgenoot nu eenmaal in elkaar. Je moet de man niet beoordelen op zijn
politieke standpunten, want hij is zo wispelturig als een stormachtige
herfstwind die door zijn Pajottenland waait.

***

Dames en heren, meisjes en jongens, sta me toe om even John
F. Kennedy te parafraseren: vraag niet wat verdraagzaamheid kan betekenen voor
jou, maar wat jij kan doen om meer verdraagzaamheid te creëren. Links is niet
schuldig aan de financieel-economische crisis en slechts gedeeltelijk aan de
nog altijd gigantische staatsschuld, rechts Vlaanderen. En op die ene steeds
minder relevant wordende club van racisten na zijn Vlaams-nationalisten niet de
baarlijke duivels, links Vlaanderen. Een andere mening hebben wil niet
automatisch zeggen dat jij gelijk hebt en de andere per definitie ongelijk,
want 1) wie bepaalt dat jij gelijk hebt en 2) wat is gelijk hebben eigenlijk in
een wereld die complex en veelzijdig is?

Ik wens links, rechts en alles daartussenin een fijn cadeau
voor Valentijn toe: een portie relativeringsvermogen en wat zin voor humor,
gewikkeld in veelkleurig geschenkpapier om iedereen gelukkig te maken. Het
Grote Gelijk bestaat niet. Dat is een hersenspinsel. Onder elke ferme waarheid
zit er een dubbele bodem. Pas als je die durft ontdekken gaat er een nieuwe
wereld voor je open.



Hoor wie klopt daar kinderen?

Samenleving Posted on wo, oktober 23, 2013 12:41:19

‘Zou het niet kunnen dat het hier om een voorbeeld van
latent racisme gaat dat we zo geïnternaliseerd hebben dat velen van ons het
niet meer van buitenaf, op een neutrale manier kunnen bekijken?’ ‘Leg het
Afrikaanse kind dat op de speelplaats door pestkoppen Zwarte Piet genoemd wordt
eens uit dat het eigenlijk niet erg is, want diep vanbinnen zijn we allemaal
blank’.

De bovenstaande twee zinnen heb ik geplukt uit
respectievelijk een blogpost van Flor Van der Eycken en een brief van Michel
Baeten in De Morgen. Ik ken beide
heren als @FlorVDE en @mbaeten via Twitter, waar ik hun meninkjes in 140 tekens
gretig lees, ze meestal ook apprecieer, het af en toe oneens ben met hen, maar
altijd wel onder de indruk ben van hun eruditie en krachtige stellingnamen. Ze
zetten me onveranderlijk aan het denken. Daarvoor gebruik ik Twitter.

Tegenover de believers,
die dat hele Sinterklaasgedoe racistisch vinden, staan de non-believers, die vinden dat er helemaal niets aan de hand is met
Zwarte Piet, want over hem gaat het hier, dat had u al wel door. Zo schrijft Simon
Demeulemeester op de site van Knack: ‘In deze moeten we er echt niet van wakker
liggen of Zwarte Piet nu zwart, geel of paars met groene bollen is. Ergerlijker
is dat hij en Sinterklaas al vanaf oktober door de strot van de consument
geramd worden.’ Ook die mening vind ik zeer waardevol.

Ik was eigenlijk van plan om er helemaal niets over te
schrijven. De discussie werd vorig jaar rond deze tijd al in meer dan vijftig
tinten zwart gevoerd. Ook toen waaide ze over vanuit Nederland en veroorzaakte
ze een mini-stormpje onder Vlaamse intellectuelen. Vandaag is dat niet anders,
maar wordt alles nog versterkt door een VN-rapport. Dat geeft het geheel sérieux.

Vier onderzoekers van de Verenigde Naties onderzochten het
Sinterklaasfeest en kwamen tot de conclusie dat het best zou verdwijnen vanwege
het racistische karakter ervan. Ze concludeerden ook dat dat Sinterklaasgedoe sowieso
overbodig is, want er is toch al Santa
Clause
, waarom zouden we dat niet overnemen hier in West-Europa? Waarmee de
geloofwaardigheid van de studie al meteen een flinke deuk kreeg. Altijd
ontluisterend dat er in zo’n ernstig bedoeld rapport zulke kemels staan. Al wat
er nu nog ontbreekt is een klacht wegens cultuurpaternalisme tegen deze
VN-onderzoekers. Iemand?

Vergeet dus dat verdachte rapport, vergeet ook die
jarenlange traditie die Sinterklaas in onze contreien is geworden, vergeet
zelfs het feit dat Zwarte Piet in de loop van de geschiedenis een flinke
gedaanteverwisseling heeft ondergaan: van dommige moor tot de slimme partner van
de Sint. Of toch nog een knecht? Het eeuwige kind in Bart Peeters schrijft dat
Zwarte Piet ‘een bleekscheet is zoals u en ik’, maar dat beschouw ik als een
dooddoener.

Is Zwarte Piet racistisch bedoeld? Neen, vindt Jozef De
Witte van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding. Ik denk dat
hij gelijk heeft. Maar er blijft een verschil tussen ‘is het zo bedoeld?’ en
‘komt het zo over?’, waarmee ik terug ben bij de opmerking van Michel Baeten
over die zwarte jongen op de speelplaats. En dan rijst een andere vraag, met
name…

Zorgt Zwarte Piet ervoor dat racistische gevoelens worden
versterkt? Ik twijfel, maar denk uiteindelijk toch ook weer van niet. Alles hangt
af van de ouders en de grootouders. Als die zelf al racistisch zijn, zullen ze
dat via allerlei hints, grapjes en ranzige opmerkingen proberen mee te geven
aan hun (klein)kinderen, maar dat staat los van 6 december. Als ze niet
racistisch zijn, zal Sinterklaas voor hen een feest zijn waar die Zwarte Piet
nu eenmaal bij hoort vanwege de traditie. Maar we zijn er nog niet. Er is een
belangrijkere kwestie, namelijk…

Zorgt een figuur als Zwarte Piet ervoor dat maatschappelijke
oordelen en vooroordelen onbewust worden bevestigd? Nja, daar vrees ik voor.
Het blijft natuurlijk, excusez-le mot,
een ‘neger’ in de ogen van velen en krijgen we niet voortdurend rechtstreeks en
onrechtstreeks, bewust en onbewust, manifest en latent te horen dat wij blanken
superieur zijn aan hen? Zitten we dan ook niet met een vergelijkbare discussie
als bij de gelijkberechtiging van vrouwen en andersvaliden? Zijn we niet een
ietsiepietsie snel tevreden met de evolutie door de jaren heen van Zwarte Piet? Zo van: ‘We doen toch ons best,
meer kunnen we niet doen, het komt allemaal wel goed, ach, het is een
onschuldig feest voor onze kinderen.’ Bart Peetersiaanse dooddoeners om vooral
het debat te kunnen ontwijken.

Wat ik gisteren las van mensen die ik doorgaans als
weldenkend beschouw – dus niet die fameuze grondstroom die zich nog eens goed
kon laten gaan! – kwam zo ongeveer neer op: Sinterklaas leidt niet automatisch
tot racisme. Dat kan. Net zoals roken niet automatisch longkanker veroorzaakt
of alcoholisme niet automatisch uitmondt in een levercirrose. Maar de kans op
longkanker is oneindig veel kleiner wanneer je niet rookt en die levercirrose
is ver weg als je je niet elke dag lazerus zuipt. Dus, fluistert mijn Gezond
Verstand me in: de kans dat een kind zich nestelt in een traditioneel beeld van
de zwarte medemens als ondergeschikt en een beetje onbetrouwbaar, zal kleiner
zijn wanneer dat jaarlijkse Sinterklaasfeest er niet zou zijn.

‘Tradities zijn er om in ere gehouden, maar indien de
tijdsgeest erom vraagt evenzeer afgeschaft te worden,’ schrijft Michel Baeten
nog in De Morgen. Dat is zo: schermen
met het argument ‘Het is traditie!’ is een volstrekt non-argument. We kennen
allemaal tientallen tradities waarvan we blij mogen zijn dat ze niet meer
bestaan. Heksenverbrandingen, bijvoorbeeld. Of kruisigingen. Het meervoudig
stemrecht voor welgestelde mannen.

Kortom: schaf die Zwarte Piet maar af, de laatste
schoorsteen verdwijnt binnenkort toch uit onze herinnering en dan kan zelfs
heer Peeters niet meer verwijzen naar dat roet en zo. Vraag is dan: hoe doe je
dat? Want zoals tientallen miljoenen kinderen bij ons 150 jaar lang tot hun
zevende, achtste levensjaar opgroeiden met dat onwrikbare geloof in die
goedheilige man die één keer per jaar langskwam, zo staan er weer
honderdduizenden kinderen te trappelen om straks hun cadeautjes terug te vinden
in hun schoentje.

Misschien moeten we de Sint en Zwarte Piet een zachte dood
laten sterven, we hebben die kinderen toch al zo veel wijsgemaakt? Of wie weet
komt David Van Reybrouck straks wel met een voorstel om de Zwarte Piet te laten
loten. Een ander idee zou kunnen zijn om in één trek al die geforceerde, geldverslindende
feestdagen op te doeken en ouders zelf te laten beslissen of en wanneer ze hun
kroost met cadeautjes overladen. Zijn we ook van die opdringerige commercie
af en van die sociale druk om veel te dure dingen te kopen van een veel te krap
huishoudbudget, een fenomeen waar veel meer gezinnen dan we denken mee
worstelen.

Een wereld zonder feestdagen, waarin we zelf bepalen wat we
doen, hoe we dat doen, voor wie we dat doen, met wie we dat doen en wanneer we
het doen, zou dat niet doenbaar zijn? Weg van de opgefokte tradities, het ons
door de maag gesplitste culturele paternalisme, de stereotyperingen die we in
de loop der tijden als doodnormaal zijn gaan beschouwen.

***

Beoordeel zelf of u volgende flarden uit Sinterklaasliederen al dan niet racistisch of denigrerend vindt voor de andersgekleurde medemens. ‘Want al
ben ik zwart als roet / ‘k Meen het toch goed’ (Daar wordt aan de deur geklopt), ‘Daar loopt een Zwarte Piet, Piet,
Piet / In ’t donker zie je hem bijna niet’ (Daar
loopt een Zwarte Piet
), ‘Zwarte Piet moet daarbij lopen met die grote zware
zak’ (Goedenavond Sinterklaasje),
‘Zijn knecht staat te lachen en roept ons reeds toe: / Wie zoet is krijgt
lekkers, wie stout is de roe!’ (Zie ginds
komt de stoomboot
).

***

Slotbedenking (en eigenlijk een aparte blogpost waard): ik
hoop dat diegenen die nu hevig tekeer gaan tegen Zwarte Piet – en in mijn ogen
dus met reden – ook beseffen dat het cultuurrelativisme dat ze nu bestrijden
ook inhoudt dat ze consequent moeten zijn en andere vormen van cultuurrelativisme
eveneens over de hekel halen. Binnen het politiek correcte denken van een deel van
wat traditioneel links wordt genoemd, is het bon ton geworden om wél actie te ondernemen tegen racisme,
xenofobie en misogynie, maar externe bedreigingen van onze cultuur te
relativeren.

Als professor Vermeersch met sluitende argumenten
aanvoert dat het verplicht dragen van een hoofddoek vrouwonderdrukkend is en dat bepaalde onderdelen van de islam
gevaarlijk zijn voor onze samenleving, dan wordt hij tegenwoordig heel gauw bij
‘rechts’ ingedeeld. Versta: dan hoeven we niet meer naar hem te luisteren. Verdacht. Een oude
man met een verouderd standpunt. Terwijl wat Vermeersch zegt, net heel redelijk en beredeneerd klinkt.
Moslimfundamentalisten vormen een gevaar voor onze samenleving. Laten we niet
veralgemenen en – komt-ie! – de zwartepiet toeschuiven naar dé islam of dé
moslim, maar een aantal jongeren is duidelijk religieus ontspoord. Dat mogen we
niet onder de mat van het integratieproces vegen. De Jejoenen van deze wereld
zijn geen jammerlijke uitzonderingen meer. Als ze een moslimstaat willen,
waarin de sharia de voornaamste wet is, dan moeten we dat tot op zekere hoogte
tolereren omdat onze Grondwet de vrijheid van godsdienst, vereniging en
meningsuiting heeft verankerd, maar we mogen dat ook niet plat relativeren.

Ik vind: je kan niet aan de ene kant Zwarte Piet bij het
groot huisvuil willen zetten en tezelfdertijd het gedrag van
fundamentalistische jongeren vergoelijken of negeren. Eigenlijk is dat dezelfde
discussie: hoe bescherm je onze samenleving? Tegen stereotypes, tegen gevaren
van buitenaf, tegen zichzelf.



« VorigeVolgende »