Ik verontschuldig me: in onderstaand stuk komt het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’ heel
vaak voor. Deze bijdrage gaat dan ook in eerste instantie over mij. Omdat dit
mijn leven is. Omdat ik er maar één heb. En omdat ik vind dat ik dit zelf zo
goed en zo kwaad mogelijk moet kunnen invullen, inclusief drastische en
onomkeerbare beslissingen.

Ik ben sinds 1994 lid van de vzw Recht op Waardig Sterven.
Ik was toen vijfendertig en kerngezond. Vandaag ben ik vijfenvijftig en – voor
zover ik weet – nog altijd kerngezond. Maar ik wil nu, net als toen, zelf
kunnen beslissen wanneer het genoeg is geweest, mocht ik door omstandigheden
niet meer in staat zijn om een volwaardig leven te leiden. Het is míjn leven.
Niet dat van u, niet dat van mijn ouders, niet dat van mijn familie, niet dat
van mijn vrienden, kennissen en collega’s, niet dat van de leidende machten in
mijn land of van de eventuele hogere ‘goddelijke’ instanties, waarvan het bestaan nooit
bewezen werd en waarin ik dan ook niet geloof.

Dat ‘volwaardig leven’ hangt trouwens af van persoon tot
persoon. Misschien bent u wel diepgelovig en vindt u dat God het alleenrecht
heeft om te beschikken over leven en dood, over vreugde en verdriet, over
genieten en lijden. Ik respecteer dat: als u nu ook even mijn visie kunt
respecteren, dat zou fijn zijn. Dan kunnen we netjes naast elkaar blijven
leven, ieder volgens zijn eigen overtuiging.

Voor Hugo Claus was het leven op het eind niet meer ‘volwaardig’, omdat
hij niet meer kon schrijven. Alzheimer hield lelijk huis in zijn bovenkamer,
die kamer die ertoe doet als je heerlijk krullende zinnen aan het papier wil
toevertrouwen. Hij nam afscheid. Mario Verstraete had al negen jaar multiple
sclerose en voelde het leven uit zijn aderen wegstromen. Langzaam, pijnlijk,
alles verterend. Hij wilde dat het gedaan was. Anderen doen dat omdat ze
terminaal ziek zijn, moeten leven als een plant, ondraaglijke pijnen lijden,
fysiek of psychisch.

De vereniging waarvan ik al twintig jaar lid ben, heeft
jarenlang geijverd om euthanasie in een wet te laten gieten. Eu-thanatos. Grieks voor: de goede dood. Niet dat er in wezen een goede dood bestaat, want weinigen willen
echt dood. Ik in elk geval niet. Ik wil niet dood. Elke vezel in mij wil het
leven opzuigen. Tot de laatste druppel. Als dat tenminste in goede
omstandigheden kan. Als ik niet meer waardig kan leven, wil ik waardig kunnen
sterven. Dan wil ik dood, omdat de dood op dat ogenblik het enige ‘goede’ is
wat mij zal resteren. Ik weet dat het eenvoudiger klinkt dan het in realiteit zou zijn. En wie weet aarzel ik op het allerlaatste moment wel om euthanasie te laten toepassen. Dat kan: dat recht heb ik.

De euthanasiewet van 28 mei 2002 is geen perfecte wet. Welke
wet is dat wel, aangezien onze wetgeving wordt opgesteld door onze
volksvertegenwoordigers, die verschillende ideeën, rangen en standen
vertegenwoordigen? Elke wet is een compromis. De euthanasiewet is een degelijk
compromis. De aanvulling om de wet uit te breiden tot wilsbekwame
minderjarigen, waarmee ons land na Nederland het tweede land ter wereld is dat
jongeren toestaat om in welbepaalde omstandigheden en na zeer grondige
consultaties van ouders en geneesheren uit het leven te stappen, is evenmin een
perfecte wet. Het is de best mogelijke wet in deze politieke constellatie. Maar
het is beter dan niets. Niets, dat is afwachten en mensen laten afzien, of ze
nu dertien, dertig of tachtig zijn. Niets doen is onmenselijk, in mijn ogen.

Neen, beste tegenstanders van euthanasie (en bij uitbreiding
andere ethische kwesties zoals abortus en het homohuwelijk, want het gaat meestal om dezelfden) dit gaat niet over
het cultiveren van de dood. De vrees van de christen-democraten dat de
euthanasiewet de poort zou openen tot allerlei legale en semi-legale
doodsverlangens is geen waarheid geworden. De wet is streng genoeg, dokters
zullen heus niet in een vingerknip over leven en dood beslissen, ouders,
familieleden en vrienden zullen hun geliefde niet zomaar laten gaan. Er is
voldoende controle en er is ook voldoende wil tot leven. Ja, het
zelfmoordcijfer ligt verdomd hoog in Vlaanderen, maar dat staat totaal los van
deze discussie. Dit gaat niet over mensen die het moeilijk hebben met het
leven an sich, dit gaat over mensen die willen leven, maar daar door omstandigheden
niet meer volwaardig toe in staat zijn. Zéér belangrijke nuance!

Dit gaat niet over het ‘doodspuiten van zieke kinderen’,
zoals tegenstanders van de wetsaanpassing luidruchtig lieten verstaan. Vooral
hyperkatholieke Noord-Amerikanen kwamen daarmee af. Dit is geen nazistische
praktijk, zoals je ook soms in omfloerste termen hoort verkondigen. Dit is geen
plicht, zoals enkele CD&V’ers lieten verstaan, alsof er zoiets zou bestaan
als een juiste en een foute beslissing als het over je eigen leven gaat. Net
zomin als de euthanasiewet van bijna twaalf jaar geleden mensen ertoe
verplichtte om voor de ‘goede dood’ te kiezen eens de levenskwaliteit op een
dieptepunt was aanbeland, is deze nieuwe tekst een stimulans voor zieke
jongeren om definitief afstand te nemen van de dagelijkse miserie. Wie dat wil, kan dat
(onder strenge voorwaarden). Wie dat niet wil, prima. Ik begrijp er geen snars
van waarom iemand per se tot de laatste snik zou willen lijden, maar ik heb wel
respect voor die beslissing. Omgekeerd geldt dat blijkbaar veel minder.

God, Allah en Jahweh hebben hier niets mee te maken. Die
zoeken een vierde man om te klaverjassen. Laat hen gerust. Dit is geen
religieuze, maar een medisch-ethische kwestie. Kán ik volwaardig leven, zo
neen, wil ik nog wel leven? Ik wil dat zelf kunnen beslissen, maar wel met
betrouwbare informatie en rekening houdend met mijn geliefden. Dat heet
zelfbeschikkingsrecht, een woord waarvan de onderdelen allemaal even belangrijk
zijn. Zelf. Beschikking. Recht. Wie zijn leven heeft verankerd aan een
opperwezen vindt dat een gruwelijke gedachte. Ik niet, ik vind dat een
geruststelling.

En als u me nu opnieuw wil verontschuldigen: ik ga door met
mijn leven en hoop van u hetzelfde. Maak er iets moois van.