Ellen Page is uit de kast gekomen. De actrice uit onder meer
X-Men: The Last Stand, Juno en Inception, die in onze seksistisch geïnspireerde
showbizzjournalistiek ongetwijfeld als ‘bevallig’ zou worden gecatalogeerd,
kwam op haar zesentwintigste een beetje angstvallig met het Grote Nieuws dat ze
lesbisch is. Big deal, zult u
misschien sarcastisch opmerken, maar in de puriteinse Verenigde Staten is dat
inderdaad ‘a very big deal indeed’.

Ik hoorde de rauwe stand-up comedian Rich Hall gisteravond
op Acht in een zoveelste herhaling van een aflevering van Live at the Apollo nog een schitterende analyse maken van de
Amerikaanse samenleving. Die kwam ongeveer neer op het volgende: ‘Je hebt
republikeinen en democraten. De republikeinen vind je in de staten die rood
ingekleurd worden, de democraten in de blauwe staten. De meeste blauwe staten
vind je aan de west- en de oostkust. Een democraat is dus iemand die al wel
eens water heeft gezien’.

Water, dat weten we allemaal, is doorheen de hele
geschiedenis van de mensheid een bron van beschaving gebleken, zowel om die
civilisatie in te voeren als om ze te exporteren. De meest florissante steden
zijn altijd diegene geweest die aan de oceaan of op zijn minst aan een grote
rivier lagen. In de Amerikaanse Midwest, die knalrood kleurt, vind je vooral
diepgelovige achterlijkheid. Daar zal Ellen Page heel wat fans verliezen met
haar ontboezeming.

Bij ons zou zo’n outing van een geliefde actrice veel minder
ophef veroorzaken. Een voetballer, ja, dat zou tot hoongelach en vunzige
slogans bij de supporters van de concurrentie leiden, maar een actrice, ach
neen. Over de VRT doet al jaren het weinig geïnspireerde grapje de ronde dat je
er ofwel promiscuë moet zijn, ofwel homofiel, of liefst nog een combinatie van
beide. We lachen ermee. Dat gebeurt niet altijd even smaakvol, maar we zijn
tenminste geen kwezels.

In de Verenigde Staten, waar dertig procent van de bevolking
niet-blank is, werd vijfeneenhalf jaar geleden voor het eerst een zwarte tot
president gekozen. Dat vond de hele wereld opzienbarend, de Amerikanen nog het
meest. Nu is het wachten op de eerste vrouw in het Oval Office. Wij kijken er al
lang niet meer van op dat onze premier openlijk homoseksueel is. Zelfs de meest
fervente tegenstanders van Elio Di Rupo be- en veroordelen hem op zijn politieke
daden, niet op zijn geaardheid.

In ons land kunnen twee homo’s die elkaar doodgraag zien,
gewoon trouwen. Een vrouw die ongewenst zwanger is, kan die vrucht laten
verwijderen. Iemand die ondraaglijk lijdt, heeft de mogelijkheid om het leven
waardig te beëindigen. Maar omgekeerd vinden we even normaal. Heterostellen
blijven met elkaar trouwen, kinderen worden nog altijd geboren in al dan niet
liefdevolle omgevingen, wie tot de laatste snik wil leven omdat dat nu eenmaal
zo hoort volgens zijn of haar geloof zal daar niet op nagekeken worden. Dat is
allemaal niet zonder slag of stoot gegaan, maar een revolutie was het evenmin.
In ethische kwesties is België een voortrekker. Iets om trots op te zijn, toch?

België, dat volstrekt onmogelijke land waar veel mogelijk
is. Waar bijna niets mag en ongeveer alles kan. En natuurlijk heeft dat met
gefoefel en plantrekkerij te maken, dat ook, en met een gezonde dosis je m’en foutisme, zeer zeker. Maar
misschien vergeten we te snel dat we een veel progressievere samenleving zijn
dan de talloze landen waar de scheiding van Kerk en Staat niet bestaat of niet
wordt gerespecteerd. Misschien zijn we er ons te weinig van bewust dat een centrumrechtse Belg op ethisch vlak véél linkser is dan een centrumrechtse
Amerikaan. Misschien moeten we wel meer onze zegeningen tellen.
Zo slecht hebben we het hier nog niet.