Knack pakt vandaag
uit met een comeback-interview met Dyab Abou Jahjah. Wat er ook de inhoud van
is – ik heb het zelf nog niet gelezen -, u kunt er donder op zeggen dat het
voor heisa zal zorgen. Om de eenvoudige reden dat Abou Jahjah altijd voor heisa
zorgt, zelfs ongewild.
Bijna elf jaar geleden stond de Libanese Belg in het
middelpunt van de belangstelling na de moord op een Marokkaanse leraar in
Borgerhout. Die leraar was vermoord door zijn blanke buurman. Als oprichter van de AEL, de Arabisch-Europese Liga, voelde de
activist Abou Jahjah zich verplicht om te midden de lynchzuchtige massa plaats te nemen. De
AEL had in de jaren voordien een uitgebreid netwerk opgebouwd bij de allochtone
gemeenschap en wilde een voortrekkersrol blijven spelen door enerzijds een
verbindende factor te zijn voor de groeiende moslimgemeenschap en anderzijds
als kritische waarnemer het functioneren van stadsbestuur en politie in de
gaten te houden en waar nodig openlijk te bekritiseren.
De beelden werden de jongste dagen al vaak heruitgezonden:
de beruchte confrontatie tussen toenmalig Antwerps politiecommissaris Luc
Lamine en Dyab Abou Jahjah op die kille novemberavond in 2002 in de explosieve
Borgerhoutse straten. Abou Jahjah dreigde verbaal met een massademonstratie.
Hij leek ook de aanwezige demonstranten op te ruien, maar dat was maar schijn,
zo getuigde Lamine achteraf. In feite had Abou Jahjah een kalmerend effect.
Maar dat begrepen we pas achteraf, want de dag nadien liet premier Verhofstadt
de scheiding der machten even voor wat die was en kondigde gerechtelijke acties
aan tegen de AEL-voorman. Zo geschiedde ook.
Abou Jahjah werd kortstondig gearresteerd op verdenking van
vorming van een privémilitie. Het belette hem niet om in 2003 via de lijst
Resist, een tijdelijk samengaan van PVDA en AEL, een vergeefse gooi te doen
naar een zitje in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Vijf jaar later werd
hij in eerste aanleg ook veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf, maar weer
een jaar later – in oktober 2008 – werd hij in hoger beroep vrijgesproken.
De man zelf was intussen in 2006, zogezegd definitief, verhuisd naar
zijn geboorteland, om mee het verzet te steunen tegen de Israëlische
strijdkrachten die Libanon waren binnengevallen. Vlaams Belang eiste dat hij
tot ongewenst persoon zou worden verklaard, omdat hij lid zou zijn geworden van
een vreemde militie. Ook andere politieke waarnemers stelden dat Abou Jahjah
lid was geworden van Hezbollah, in de ogen van het westen nog altijd een terroristische organisatie. Sluitende
bewijzen daarvoor ontbreken echter.
Een tweet van 15 september schudde iedereen weer wakker.
‘#Lebanon Mission accomplished… new mission ahead… an old unfinished fight!
I don’t leave a job unfinished, count on it #Belgium!,’ schreef Abou Jahjah.
Nog geen week later was hij effectief terug, intussen hartelijk verwelkomd door oude
’tegenstanders’ als De Morgen-hoofdredacteur
Yves Desmet, als een belangrijk personage onthaald door de andere media,
uitgespuwd door rechts. André Gantman, fractieleider voor de N-VA in de
Antwerpse gemeenteraad, riep de dag na de fameuze tweet het gerecht op Abou
Jahjah op te pakken zodra die voet op Belgische bodem zou zetten, ‘wegens
lidmaatschap van een terroristische organisatie’. Gantman baseerde zich op hardnekkige
geruchten en stoere verklaringen van Abou Jahjah zelf. De ex-VLD’er, die nota
bene zelf in 2006 voorwaardelijk veroordeeld werd wegens misbruik van
vertrouwen, witwaspraktijken en het onttrekken van gelden aan de Belgische
fiscus, werd onmiddellijk teruggefloten door ‘zijn’ burgemeester. Maar de toon
was gezet.
Waarom is rechts zo gebeten op die ene man, gewezen leider
van een organisatie die na de heisa van november 2002 in alle stilte weer van
de radar verdween? Verschillende waarnemers hebben al gezegd dat Abou Jahjah de
afgelopen tien jaar mogelijk (voorwaardelijke wijs!) een belangrijke rol had
kunnen spelen als link tussen de autochtone en de allochtone gemeenschap. Na
zijn verdwijnen werd een fundamentalistisch groepje als Sharia4Belgium plots
uitermate relevant voor een deel van de moslimgemeenschap. Vooral jongeren
lieten zich verleiden door de opruiende taal van Fouad Belkacem, die tien jaar
geleden nog braafjes in de schaduw van Abou Jahjah rondliep en zich gedeisd
hield.
Best mogelijk dat mét Abou Jahjah in Antwerpen er geen
sprake zou zijn van de huidige radicalisering. De toenmalige reactie van
Verhofstadt, Lamine en het gerecht heeft de standpunten alleen maar verhard.
Toenadering ligt minder voor de hand dan ooit tevoren. Eigenlijk is het zelfs best
ironisch dat Verhofstadt vandaag één van de grootste pleitbezorgers is van het
bewapenen van de Syrische oppositie, waar ook radicale moslimjongeren uit onze
steden deel van uitmaken, terwijl hij nauwelijks een decennium geleden een
vurige moslimdebater nog voorgoed de
mond wilde snoeren.
Waarom moeten we angst hebben voor Dyab Abou Jahjah? De man
is gelouterd, zegt ie zelf. De man werkt veel minder confronterend dan we toen
met z’n allen dachten, zegt Luc Lamine. De man heeft natuurlijk een niet eens zó
verborgen agenda, maar is vrijheid van meningsuiting niet één van de peilers
van onze democratie? En voor dat lidmaatschap van Hezbollah kunnen we voorlopig
alleen maar het adjectief ‘vermeend’ zetten. Niets is bewezen.
Dus is Abou Jahjah welkom in zijn eigen land. Zo eenvoudig
is het. Hij is geen held, hij hoeft al die relativerende commentaren niet en
hij moet zeker niet op een verhoogje worden gezet. Maar in het beste geval kan
hij er met zijn charisma en verbale kracht voor zorgen dat moslimjongeren weer worden afgescheurd van het religieuze fanatisme en fundamentalisme, en wordt
het debat opnieuw bovengronds gevoerd, in plaats van ondergronds waar die
radicale jongeren per definitie oncontroleerbaar zijn. En heel misschien kan
Dyab Abou Jahjah er helpen voor zorgen dat de dialoog tussen lokale politiek en
moslimgemeenschap wordt heropgestart. Dat alleen al zou zijn terugkeer de
moeite waard maken.
Neen, we moeten geen schrik hebben van iemand die het goed kan
uitleggen. Maar we moeten hem wel ook op zijn plaats durven zetten, als zijn
betoog niet deugt of hiaten vertoont. Hopelijk zien rechts en links snel in dat
zowel het zwartmaken als het bewieroken van deze man zinloos en
contraproductief is. En laten we vooral nagaan wat hij precies bedoelt met ‘I
don’t leave a job unfinished’. Het zal me benieuwen.