Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Ploeg van ’t Stad

Sport Posted on za, april 27, 2013 10:36:10

Als het slecht gaat met het Antwerpse voetbal, kan je er
donder op zeggen dat er weer allerlei zelfverklaarde deskundigen van onder hun
steen komen gekropen om hun mening te geven over de toekomst van datzelfde
Antwerpse voetbal. En omdat het wel eens vaker slecht gaat met dat Antwerpse
voetbal, lijkt het wel alsof sommige van die betweterige figuren de jongste
decennia niet uit de media weg te slaan zijn.

Uiteraard is de degradatie van Beerschot en de daaraan
gekoppelde onrustwekkende verdwijning van Antwerpse ploegen uit de hoogste
afdeling van ons vaderlandse voetbal, voor het eerst sinds 1895!, opnieuw
aanleiding tot ontelbare opinies, meningen, columns, eisen, voorstellen en
andere soms goedbedoelde, maar vaak ook vanuit een dubbele agenda vertrekkende
ideeën.

‘Er moet een fusie komen’, is de mantra in deze zeventiende
week van het ongezegende jaar tweeduizenddertien. Zeg dat Jos Verhaegen,
Patrick Janssens, Gène Bervoets en nog wat voetvolk het gezegd hebben. Zeg dat
ook externe waarnemer Stef Wijnants het gezegd heeft. Stef wil ik dat nog vergeven:
hij vult zijn dagen met voetbal, is een échte voetbalkenner, maar als Truienaar
heeft ie weinig voeling met de situatie in Antwerpen. Janssens is gewezen
burgemeester, Bervoets is de acteur die hem indien nodig een schouder aanreikt
om op te huilen. Beiden zijn ‘ratten’, met die nuance dat Bervoets alleen op
het Kiel te zien was wanneer het goed ging met de club en er gratis VIP-tickets
voor hem klaarlagen. Janssens is er op ’t Schoon Verdiep niet in geslaagd de
besturen van beide ‘grote’ clubs te verzoenen en hen achter het project van het
gemeenschappelijke stadion te scharen. Dat is frustrerend en dat zit duidelijk
heel diep. Begrijpelijk. Minder begrijpelijk is dat je dan onmiddellijk naar de
idee van een fusie grijpt als een soort ultieme strohalm.

Jos Verhaegen is de man die veertien jaar geleden ‘zijn’
Germinal Ekeren moest redden, toen de club dreigde haar licentie kwijt te
spelen omdat het haar stadion in het Veltwijckpark om milieuredenen niet mocht
uitbreiden om aan de normen van de voetbalbond te voldoen. Samen met René
Snelders, de partner van Verhaegen in het bouwbedrijf Versnel, zocht en vond
hij een oplossing bij het toen al noodlijdende Beerschot VAC, dat in het
Olympisch Stadion verkommerde in derde klasse. Een fusie leek de meest
geschikte oplossing en zo ontstond begin 1999 Germinal Beerschot Antwerpen.
Redde Jos Verhaegen Beerschot? Ja. Redde Jos Verhaegen echter in de eerste plaats
vooral Germinal? Ook ja.

En diezelfde Verhaegen zegt nu dat hij triest is
(begrijpelijk), dat zijn opvolger Patrick Vanoppen het verknoeid heeft
(terecht) en dat hij dit scenario twintig jaar geleden al had voorspeld (euh,
pardon?). Geen enkele journalist die dan de vraag stelt: WAAROM HEEFT U ER DAN
DESTIJDS NIETS AAN GEDAAN, MENEER VERHAEGEN? Ach, neen, hoefde niet, die
sympathieke meneer Verhaegen had genoeg fijne quotes gegeven voor een stukje
dat nog wel even zou nazinderen, en weg was de reporter.

***

Tussentijdse opdracht voor mezelf: verzin tien vragen waarop
het antwoord volmondig ‘Ja’ is.

Is dit een trieste situatie?

Is dit een blamage voor de grootste stad van Vlaanderen?

Is het debacle van Beerschot, maar ook dat van Antwerp (al
negen jaar in tweede klasse!), een gevolg van wanbeleid bij beide clubs?

Is dit een typisch Antwerps fenomeen: een grote mond
gekoppeld aan grootheidswaanzin, maar in de praktijk weinig resultaat?

Is een eersteklasser wel leefbaar in Antwerpen?

Zijn, eventueel, zelfs twéé eersteklassers economisch en
sportief leefbaar in Antwerpen?

Kan de politiek een ondersteunende rol spelen bij de
heropstanding?

Moeten beide clubs nu zo snel mogelijk in handen komen van
mensen met voetbalverstand, centen, zakelijk inzicht en het nodige geduld?

Vinden ze dit scenario op de voetbalbond en in de Pro League
stiekem toch wel fijn, die grote lawaaimakers uit Antwerpen die voor een tijdje
verdwijnen bij de elite en nu wel een toontje lager zullen moeten zingen?

Moeten de bestuurders zich bescheidener opstellen en niet te
pas en te onpas de schuld leggen bij de stad, de bond, de pers, de sponsors en
nog een resem andere externe factoren?

Is een fusie van Antwerp en Beerschot dan misschien de
oplossing? Excuseer, dit is al vraag elf. Mijn antwoord hierop is, al even
volmondig, ‘Neen!’. En ik ben er ook niet van overtuigd dat een
gemeenschappelijk stadion deze hopeloze toestand had kunnen voorkomen.

***

‘Maak één Antwerpse club en we zijn binnen vijf jaar top,’
orakelt Jos Verhaegen nog in één van die interviews van de jongste dagen.
Antwerpse branie, ik hou ervan, maar soms klinkt het bijzonder hol en
pathetisch. Zoals nu. Wat Verhaegen en andere kenners tegenwoordig vergeten is
dat je van twee slecht geleide clubs niet zomaar één topclub maakt. De kans dat
je uitkomt bij één héél slecht geleide club is veel logischer. Want wie moet
die club gaan leiden? Uiteraard niemand van de huidige bestuurders, maar wie
dient er zich als ‘externe maagd’ met voldoende kennis van voetbal, stad en club
aan om zo’n project op te starten en in goede banen te leiden?

Bovendien: de supporters van zowel Antwerp als Beerschot
hebben al duidelijk laten verstaan dat ze geen fusie willen. Je mag dat vals
sentiment noemen en machistische borstklopperij, maar dit zijn twee
traditieclubs die onwaarschijnlijk ver uit elkaar staan. Er wordt dan altijd
opnieuw vergeleken met de zeer geslaagde fusie in Genk, maar men vergeet er
telkens bij te vermelden dat het in Limburg over veel minder supporters ging,
met veel minder traditie (noch Winterslag, noch Waterschei zijn ooit landskampioen
geworden, om maar iets te zeggen) en veel minder animositeit. Idem dito in
Lokeren, Molenbeek, Oostende, Moeskroen, Beveren en noem maar op.

Hoe vreemd het ook moge klinken, maar in Antwerpen heeft men
een mogelijke fusie tussen Beerschot en Antwerp altijd gezien als het
samenbrengen van twee evenwaardige partners, terwijl Antwerp volgend seizoen
tien jaar verblijf in tweede klasse mag ‘vieren’. En nu de paarswitte
aartsvijand één of misschien wel twee afdelingen zal zakken, krijg je misschien
wel weer evenwaardigheid tussen beide clubs in die zin dat ze op hetzelfde
niveau actief zullen zijn, maar het is een vorm van evenwaardigheid die gelijk
staat met waardeloosheid.

Een voetbalfusie zal in Antwerpen leiden tot illusie, ruzie
en desillusie, in die volgorde. In het beste geval zal je eerst een ietwat
positief gevoel creëren rond een nieuwe club (illusie), maar binnen de kortste
keren leidt dit tot fricties binnen bestuur en achterban (ruzie) en het gevolg
zal zijn dat je weer terug bij af staat (desillusie). Er is geen enkele
garantie dat je zo een succesvolle voetbalclub creëert. Geen enkele!

Het enige wat beide Antwerpse clubs kan redden is een (aparte)
overname door kapitaalkrachtige zakenlui die zich omringen met mensen met
voetbalverstand (liefst ex-spelers) en bekwame managers, die de supporters
betrekken bij het beleid en hen ruime inspraak garanderen, en die visie aan
geduld koppelen met als doel om ooit minstens één topclub in Antwerpen uit te
bouwen. Het Duitse model moet daarbij als voorbeeld dienen: financieel gezonde clubs, met een belangrijke inbreng van de supporters en waarvan geen enkele persoon of vennootschap meer dan 49 procent van de aandelen in handen mag hebben.

Laat de Jos Verhaegens en de Patrick Vanoppens daar
alstublieft heel ver van weg blijven. En steek ook even die bouwplannen voor
dat fetisjdossier van een gemeenschappelijke stadion achteraan de onderste lade
van het bureau van de schepen van Sport. Meer comfort zal voor meer
toeschouwers zorgen, dat klopt, maar eerst moet er ook iets te zien zijn: goed
voetbal, in eerste klasse. Begin daar maar al mee!

***

Stel dat Beerschot alsnog een licentie weet te verwerven,
dan komt het vanaf augustus in dezelfde reeks uit als Antwerp en krijgen we
opnieuw een voetbalderby in de grootste stad van Vlaanderen. Los van het feit
dat de veiligheidsdiensten nu al zenuwachtig worden van het idee alleen al, zal
dan weer de discussie oprakelen wie de Ploeg van ’t Stad is.

Ik heb het voor de aardigheid eens uitgezocht en er bestaat
geen sluitend antwoord op die overigens op dit ogenblik volstrekt overbodige
vraag. Als je hebt over traditie en regelmaat door de jaren heen, dan is
Antwerp de beste van de twee. Als je alle punten van alle jaargangen dat
Antwerp in eerste klasse speelde, optelt, staat Antwerp ruim vóór Beerschot,
zelfs wanneer je de resultaten van Germinal Ekeren, Germinal Beerschot en
Beerschot AC erbij zou tellen. Ook Europees deed Antwerp het een pak beter.

Als je het aantal landstitels als maatstaf neemt, is
Beerschot de beste. Zeven titels voor paarswit tegenover vier voor roodwit
(waarvan dan nog één tijdens de Tweede Wereldoorlog, niet echt een periode
waarin de competitie een regelmatig verloop kende). Elk twee bekers, tenzij je
er die van 2005 van Germinal Beerschot nog zou aan toevoegen. Op het vlak van
eremetaal is Beerschot met voorsprong primus.

Maar ach, vergeet die symbolische strijd om een virtuele
eretitel. Als je niet op het hoogste niveau acteert, moet je niet uitpakken met
de leuze ‘Waai zaain de Ploeg van ’t
Stad!
‘. Een stad die al zesenvijftig jaar wacht op een nieuwe landstitel
heeft geen reden tot stoefen. En ze
zal dat nog een tijdje niet hebben. Tenminste nog twee jaar, zei de optimist. Dat
is dood-doodjammer!



Scheidsrechters durven niet meer beslissen

Sport Posted on do, april 25, 2013 12:47:01

Vraag: wat is er erger dan een scheidsrechter die een
verkeerde beslissing neemt?

Antwoord: een scheidsrechter die géén beslissing neemt.

***

‘Verneuken’ is een uit Nederland overgewaaid werkwoord dat
sinds afgelopen zondag onze woordenschat heeft verrijkt. De term werd gebezigd
door Anderlechttrainer John van den Brom, die zich na de verloren uitwedstrijd
bij Zulte Waregem, rechtstreekse concurrent in de titelstrijd, een uitermate
slechte verliezer toonde en vond dat zijn kick-and-rush-spelend
ex-champagnevoetbal-elftal gefnuikt werd door de spelleiding van Alexandre
Boucaut, de scheidsrechter met dienst in het Regenboogstadion.

Anderlecht dat klaagt over slechte scheidsrechters, dat is
het equivalent van Bart De Wever die zou klagen over te weinig media-aandacht,
Roger Vangheluwe die vindt dat zijn neefje in de fout is gegaan bij dat
relatietje en Pol Van den Driessche die van oordeel is dat vrouwen in sexy
kleding het zelf zoeken en niet moeten morren wanneer mannen een beetje
handtastelijk worden. Het is, met andere woorden, een compleet zinledige
klacht.

Andere clubs klagen al vele jaren over het bevoordelen van
de meest succesrijke club uit de Belgische voetbalgeschiedenis en daar zijn
vaak wél gegronde redenen voor. Ik herinner me nog dat Rik Coppens in de jaren
zeventig, als trainer van Beerschot, uit razernij omwille van een resem aberrante
scheidsrechterlijke beslissingen een bal achterwaarts over de hoofdtribune van
het, toen nog, Emile Verséstadion keilde. (Terloops: u moet dat eens proberen,
het was een zelden gezien staaltje van technisch kunnen!) Ik was op 5 augustus
2008 zelf in het Constant Vanden Stockstadion aanwezig, toen met het blote oog
zichtbaar was dat Boussoufa ruim een meter buiten het strafschopgebied werd
neergehaald en Anderlecht toch een penalty kreeg, die netjes werd binnen
getrapt door Ahmed Hassan: 1-0, meteen ook de eindstand. (Er is inderdaad een
tijd geweest, nog niet zo lang geleden, dat een strafschop krijgen nog een
voordeel opleverde voor Anderlecht…)

Er zijn honderden voorbeelden van dubieuze beslissingen die
in de loop van de jongste vijftig jaar ’toevallig’ in het voordeel van les-mauves-et-blancs uit het Astridpark
uitdraaiden. In Europa was dat vaak net andersom, vandaar dat de Anderlechtfans
geregeld uitpakten met kreten als ‘Vendu!’ en ‘UEFA Maffia!’.

Van den Brom heeft dus een kans laten liggen om te zwijgen
of om zijn opponent Francky Dury oprecht te feliciteren met de overwinning en
de leidersplaats. Nu heeft de Nederlander, die tijdens de eerste helft van dit
seizoen zo geroemd werd omwille van het positieve voetbal dat hij zijn elftal
liet brengen, zijn rustige uitstraling en zijn vlotte omgang met de media, zich
opgeworpen als een nerveuze, slechte verliezer. Dat belooft voor de komende
weken. Dat hij ervan af komt met een minimale boete van 300 euro is een slecht
signaal van de voetbalbond, dat zijn scheidsrechter in bescherming had moet
nemen. Het tegendeel gebeurt echter: Boucaut mag nu voorlopig geen wedstrijden
van Anderlecht fluiten, waarmee de bond Anderlecht de facto gelijk geeft.

***

Terug naar mijn openingsstelling. Gaat het goed met de
wedstrijdleiding in het voetbal? Ik vind van niet. Niet omdat één of andere club
systematisch wordt bevoor- of benadeeld, maar omdat internationale
voetbalbonden niet de juiste beslissingen nemen. In het oude systeem met één
scheidsrechter en twee grensrechters werden er fouten gemaakt. Mensen zijn feilbaar en maken fouten, zo gaat dat nu eenmaal.

Daarna werd er een vierde man toegevoegd, die beide trainers
in het oog moest houden en de administratieve plichtplegingen langs de lijn
uitvoerde, en werd de functietitel van “grensrechter” vervangen door
het in deze tijden van extreem marketing-denken voornamer klinkende
“assistent-scheidsrechter”. Mààr: er werden nog altijd fouten
gemaakt.

Na enkele schandelijke en letterlijk “dure”
vergissingen, onder meer op het WK voetbal in Zuid-Afrika, begingen de
internationale voetbalbonden, FIFA en UEFA, alweer een catastrofale vergissing.
In plaats van voluit in te zetten op ‘goal
line technology’
, om aan te geven of een bal al dan niet de doellijn heeft
overschreden, werd er geïnvesteerd in nog meer assistent-scheidsrechters,
waardoor er nu langs de achterlijn nog iemand de boel in het oog moet houden.
Waarom die aan dezelfde kant van het doel moet staan van de assistent langs de
zijlijn, is mij een raadsel, omdat de dode hoek zich aan de andere zijde van
het doelvlak bevindt, maar dit nog enigszins terzijde. Het probleem is: er
worden nog altijd fouten gemaakt en wellicht niet minder dan in de dagen dat we
nog van een scheidsrechterlijk trio konden spreken. En niet alleen in België,
want onze scheidsrechters hebben heus niet het monopolie op dwalingen en
flaters.

De Hongaar Viktor Kassai en zijn assistenten demonstreerden
dat afgelopen dinsdag uitvoerig in de Champions League-wedstrijd tussen Bayern
München en FC Barcelona. De 37-jarige Kassai, twee jaar geleden nog fluitenier
van de Champions League-finale, zag twee duidelijke strafschopgevallen in het
nadeel van Barcelona over het hoofd (er was ook nog één minder duidelijk
handspel van een Barça-speler in het eigen doelgebied), keurde een
buitenspeldoelpunt van Gomez goed voor Bayern en zag ook een duidelijke
overtreding van Müller door de vingers toen Robben voor de thuisploeg op weg
was naar de 3-0. Team Kassai floot
dus niet in het voordeel van de ene en het nadeel van de andere ploeg, het was
gewoon een verschrikkelijke slechte arbitrage. Punt aan de lijn.

Een collectieve off-day? Dat geloof ik niet. Het probleem
zit ‘m erin dat het steeds maar toevoegen van assistent-scheidsrechters alleen
maar zorgt voor meer twijfel, minder alertheid en meer angst om te beslissen.
Scheids- en lijnrechters schuiven de verantwoordelijkheid systematisch van zich
af. Waar een referee in het verleden zelf een knoop moest doorhakken –
strafschop of niet? – aarzelt hij nu en wacht op een signaal van zijn
assistenten. Die aarzelen op hun beurt (stel je maar voor dat de ene wél een
strafschop aangeeft en de andere niet, hoe belachelijk zou dat wel niet zijn!)
en uiteindelijk gebeurt er… niets. En natuurlijk zien zes paar ogen meer dan drie paar, maar ze doen er minder mee!

Dit is een puur menselijke reactie. Als je in de
bedrijfswereld één iemand verantwoordelijk maakt voor een bepaald domein, dan
voelt die persoon zich hoofdelijk aansprakelijk en zal hij zich daar ook naar
gedragen. Als hij bekwaam is, zal hij meer juiste dan foute beslissingen nemen,
maar hij zal wel altijd beslissen. Omdat hij weet dat hij daarop zal worden
afgerekend. Als je vaag blijft over de eindverantwoordelijkheid of je laat die
aan een collectief over, dan hebben mensen de neiging zich te verschuilen
achter de groep en nemen ze vaak géén beslissingen meer. Dat is des mensen, je
moet geen filosoof of psycholoog zijn om dat te kunnen verklaren. In de
voetbalwereld wordt dit uitstelgedrag zwaar uitvergroot, omdat er drie tot
twintig camera’s zijn om alles te registreren, zodat de hele wereld ziet waar
de refs in de fout zijn gegaan.

***

Het systeem met assistent-scheidsrechters achter de doellijn
is gedoemd om te falen. Hun rol is onduidelijk, hun bevoegdheid vaag, hun angst
om verantwoordelijkheid op te nemen groot. FIFA en UEFA moeten investeren in
doellijntechnologie op de grote toernooien (Wereldbeker, Europees
Kampioenschap, Champions League, Europa League) en ze zouden voor alle andere
beslissingen dan ‘Bal over de lijn of niet?’ ruimte moeten laten om
beslissingen aan te vechten. Je zou bijvoorbeeld de trainers de mogelijkheid
kunnen geven om maximaal drie keer per wedstrijd protest aan te tekenen en een
fase onmiddellijk op een monitor te herbekijken. Het spel ligt dan wel een
minuutje stil, maar je krijgt – in geval van een foute beslissing van de
scheidsrechter – wel een eerlijker wedstrijdverloop, omdat fouten kunnen worden rechtgezet en resultaten nu eenmaal ook ernstige financieel-economische
repercussies hebben in de big business
die het internationale voetbal is geworden. Door het aantal
protestacties te beperken, vermijd je ook dat het spel voortdurend stil ligt. En
de eindbeslissing ligt nog altijd bij de scheidsrechters.

Maak je daarmee alle fouten goed die dinsdag in München werden
gemaakt? Neen, want zelfs bij het bekijken van een herhaling kan een
scheidsrechter oordelen dat de handsballen geen strafschop waard waren en dat
de charge van de Bayern-speler bij de derde goal geen overtreding was. Maar het
buitenspelgeval zou wel teruggefloten zijn geweest.

In landen waar geen geld is om te investeren in
doellijntechnologie, stel ik voor dat men terug overschakelt naar het ‘oude’ systeem
met één scheidsrechter en twee lijnrechters, aangevuld met iemand die voor de
administratie zorgt tussen de dug-outs. Ieder neemt zijn verantwoordelijkheid,
er zullen nog altijd fouten worden gemaakt, maar – om terug te komen op mijn
basisstelling – er zal tenminste beslist worden. Want een scheidsrechter die
niet durft beslissen, dat is pas fout!



Ik ben triest, ongerust, ontgoocheld, verontwaardigd, teleurgesteld, boos, depri, hoopvol

Sport Posted on ma, april 22, 2013 11:00:14

Ik ben triest.
Mijn favoriete voetbalploeg, het ooit zo vermaarde Beerschot AC, heeft
zaterdagavond verloren van Cercle Brugge en is daardoor zeker van degradatie
naar tweede klasse. Alhoewel al een tijdje niet meer het échte Beerschot, dat
van de leuze ‘Tene quod bene’ en het stamnummer 13, voelden eerst Germinal
Beerschot en daarna het nieuwe Beerschot AC toch aan als diezelfde paarswitte
club waar ik atlijd voor heb gesupporterd, ook al omdat de fans de hele tijd
gewoon ‘Beerschot’ bleven roepen. En dus is degradatie een hele slechte zaak.
Dat is afgaan, dat doen clubs en supporters niet graag. Voor spelers is dat
minder erg: die vinden morgen wel een nieuwe club, maken snel hun kastje in de
kleedkamer leeg en nemen vrolijk lachend afscheid van hun tijdelijke werkgever.
Huurlingen hebben zelden scrupules.

Ik ben ongerust.
Als Beerschot tegen maandagavond geen overnemer vindt, zal het niet naar het
Belgisch Arbitragehof van de Sport kunnen stappen om het niet-toekennen van een
licentie voor volgend seizoen aan te vechten, met als gevolg dat het volgend
seizoen niet in de twééde, maar in de dérde klasse zal moeten spelen. Het
vooruitzicht van een derby tegen Berchem Sport is nog minder aantrekkelijk dan
de idee dat er derby’s tegen die ploeg uit Deurne op de kalender zullen staan.
Met alle respect voor de sympathieke club op het Rooi, maar Beerschot-Antwerp
en Antwerp-Beerschot klinken nog altijd aanlokkelijker als affiche. Al had ik
toch nog liever geweldig interessante confrontaties gezien met KV Oostende, OH
Leuven en Bergen/Mons.

Ik ben ontgoocheld.
Beerschot ambieerde een seizoen zonder problemen, met een nieuwe, aanvallende
trainer, de Nederlander Adrie Koster, en wilde op zijn minst beter doen dan de
zorgeloze elfde plaats van het seizoen 2011/2012. Even leek dat ook te lukken.
Na vier zeges op rij stond Beerschot na negen speeldagen zowaar op een vijfde
plaats. Zoals dat in Antwerpen altijd gaat, wordt er dan overdreven in het
optimisme. Play-off 1 leek al een certitude en wie weet zelfs meer. Op het supportersforum
op internet werd er al ronkend gesproken over Champions League-voetbal tegen
Barcelona en Chelsea, en dat was hooguit voor de helft als grap bedoeld. Maar
na de interlandbreak van begin oktober ging het helemaal mis. Koster moest
vertrekken, assistent Wim De Corte werd eerst tussenpaus en dan definitief
trainer. De uitslagen bleven tegenvallen. De Corte werd teruggezet naar zijn
vorige functie, Jacky Mathijssen kwam (terug). Ondanks een bijna volledig elftal aan wintertransfers
keerde het tij niet. Integendeel, het bleef vloed en Beerschot verzoop. Het
orkest bleef verder spelen: uit de maat en een deuntje dat niemand wilde horen
(wie wil er trouwens het verschrikkelijke verkleinwoord ‘deuntje’ horen of
lezen?!).

Ik ben verontwaardigd.
In de nacht van donderdag of vrijdag overleed Jos Smolders. De doelman, die
twaalf jaar lang, van 1958 tot 1970, voor Beerschot had gespeeld, werd 72.
Normaal wordt zo’n clubicoon dan herdacht: bij een thuiswedstrijd is er een
minuut stilte voor aanvang, bij een uitwedstrijd dragen de spelers een rouwband.
Dat gebeurde nu niet. Blijkbaar had niemand eraan gedacht dat dit wel eens een
gepaste en logische geste zou zijn. Als bestuur en management bestaan uit
mensen die geen voeling en zelfs geen interesse hebben in de historiek van een
club, krijg je zulke afstandelijke attitude. In een cultuur van ‘Me, Myself and
I’ is er geen plaats voor sentiment. Dan moet je Jos Smolders niet herdenken.
Je hoeft hem zelfs niet te kennen. Wie zei u? Smolders? Nooit van gehoord! En
wil u me nu even excuseren, want ik heb een afspraak in de champagnebar.

Ik ben teleurgesteld.
Als je een club wil uitbouwen heb je visie, centen, de juiste connecties en
geduld nodig, en je moet je omringen met de juiste mensen. Vorig seizoen was
dat het geval: het Beerschot-management van toen had veel weg van een Dream Team. Ik heb die term ook
letterlijk gebezigd. Wat amper anderhalf jaar later overblijft is een Nightmare Team. De visie is gericht op
de heel korte termijn, centen zijn er niet, connecties geven niet thuis en
impulsiviteit is in de plaats gekomen van geduld. Adrie Koster werd ontslagen
na een 17 op 51. In schooltermen: 33,3 procent. Een zware buis. Wim De Corte
werd afgelost na 1 op 18: 5,6%. Een zéér dikke buis. Verzachtende omstandigheid
voor De Corte: er zaten vier uitwedstrijden bij, o.m. op Zulte Waregem en
Standard, en een thuiswedstrijd tegen Club Brugge. Jacky Mathijssen haalde
tenslotte 8 op 33: 24,2%. Dikke buis. Maar op RC Genk na speelde Beerschot
onder Mathijssen enkel tegen ploegen die in het klassement tussen de elfde en de
zestiende plaats stonden, waarvan ook één overbodige thuismatch tegen een veredeld
B-elftal van Cercle Brugge op de laatste speeldag van de reguliere competitie.
Nogmaals werd in de praktijk bewezen dat een trainerswissel zo goed als zinloos
is, zeker als dat gebeurt uit regelrechte paniek. Zoals ook het ontslag van
spits Elimane Coulibaly na een akkefietje met aanvoerder Losada achteraf eerder
een opwelling lijkt, dan een weldoordachte, zakelijke beslissing. Beerschot AC is op papier een Naamloze Vennootschap, maar in de praktijk bleek het het afgelopen jaar een Vereniging Zonder Winstoogmerk.

Ik ben boos. Twee
jaar geleden leek mijn club een mooie toekomst tegemoet te gaan. Een
projectontwikkelaar uit het Leuvense had haar uit de grijsheid van het
fusiebestaan met Germinal getrokken en haar opnieuw kleur gegeven: donkerpaars,
zoals het hoort. En wit. Weg met dat dissonante geel en rood. De clubnaam werd gewijzigd, de oude leuze werd
vanonder het stof gehaald en er werd zelfs luidop gedroomd van het heroveren
van het originele stamnummer. The bear is
back
! Een nieuw, eigen stadion? Een kwestie van tijd! Er ontstond – en nu
komt er een afschuwelijke marketingterm – een positieve vibe. Nauwelijks zesentwintig maanden later blijft er van dat
positieve gevoel niets, maar dan ook HELEMAAL NIETS over. De Me die destijds de oplossing leek aan te
reiken, werd een Myself die de ene vergissing
na de andere beging en eindigde in een I
die zelf het probleem is. Als je op twee jaar tijd evolueert van oplossing naar
probleem, dan zit je met een, euh, Groot Probleem.

Ik ben depri.
Maak u vooral niet ongerust over mij, maar het verdict komt toch harder
aan dan ik anticipeerde. Ik was in mijn jeugd een fervente supporter, nu ben ik
eerder een sympathisant-op-afstand. Maar mijn hart zal altijd voor Beerschot slaan
en mijn bloed kleurt donkerpaars, niet rood. Ik heb mijn club al twee keer eerder
uit eerste klasse zien verdwijnen. In 1981 na een vermeend omkoopschandaal; een
jaar later was er gelukkig al opnieuw eersteklassevoetbal te zien in het
Olympisch Stadion. In 1991 omwille van financiële perikelen. Direct naar derde
klasse toen, maar dat was maar voor een jaartje. Helaas lukte het daarna niet
om terug te keren naar de hoogste afdeling en was er het definitieve, door een
faillissement bezwaarde einde in de lente van 1999, waarna een fusie met
Germinal Ekeren soelaas moest brengen. (Voor de volledigheid en ook wel een beetje de petite histoire: in het seizoen 1907/1908
moest het antieke Beerschot ook al een jaartje in een lagere divisie acteren.)

Ik ben hoopvol.
Niet om die licentie alsnog te halen, dat lijkt me een ‘Mission Impossible’
(welke investeerder wil nu vele miljoenen euro’s in een club pompen die niet op
het hoogste niveau acteert?), maar wel dat deze club met zijn rijke
geschiedenis wordt gered volgens een KV Mechelen-achtig scenario. Een paar BA’s
die er hun schouders onder zetten, een
handvol slimme (nieuwe!) bestuurders, het Antwerpse zakenleven dat wordt aangesproken om
te investeren in een gerenoveerde club en de supporters die inspraak krijgen en
hún club mee mogen leiden. Bestuur, technische staf en spelers zijn allang geen
stabiele factoren meer in een voetbalclub; supporters zijn dat wel. Zij zijn loyaal.
Zij verdienen respect. Zij moeten nu maar de falende business mensen aan de
kant schuiven. Van een kat wordt gezegd dat ze negen levens heeft. Hoe zit dat
eigenlijk met een beer? Want Beerschot begint over vier maanden aan haar vijfde
leven. Kleine waarschuwing voor de tegenstanders en al diegenen die zich nu een
breuk lachen met de miserie van paarswit: tik in het zoekvenster van Google de
woorden ‘vel’, ‘beer’ en ‘verkopen’ in. Duidelijk?



La Doyenne

Sport Posted on za, april 20, 2013 12:56:09

Het heeft wel iets, zo’n wielerwedstrijd die je
van A naar B en dan terug naar A voert. Luik-Bastenaken-Luik,
Kuurne-Brussel-Kuurne, sinds twee jaar Oudenaarde-Oudenaarde-Oudenaarde. Ook
voor de renners moet dat makkelijk zijn, want je weet perfect wanneer je
halfweg bent. Geen gedoe met summiere wegenkaartjes die je probeert te lezen terwijl je intussen toch met één hand stuurt en voor de veiligheid een half oog op de renners voor
en naast je houdt. Dat er nog niemand aan een gps-systeem op zo’n koersfiets
heeft gedacht! Een Hollandse stem die zegt: ‘Sla rechtsaf op La Redoute.
Demarreer nu. Demarreer nú!!!’

Liège-Bastogne-Liège
pretendeert de oudste wielerklassieker ter wereld te zijn. In 1892 werd er op
dit parcours door een stel amateurs al een primitieve versie gereden. Pas in
1908 kwamen de profs in actie in L-B-L, maar de gewiekste organisatoren –
werkelijk iederéén heeft tegenwoordig zo’n dun marketingboekje gelezen! – nemen
natuurlijk die eerste jaren mee op in hun erelijst en daardoor kunnen ze
pronken met de bijnaam ‘La Doyenne’, wat zoveel betekent als ‘ouderdomsdeken’.

En zo komt het dat de naam van Léon Houa (1892) als eerste
op de erelijst staat en niet die van André Trousselier (1908). Houa won in
totaal drie keer, dat zijn twee zeges minder dan recordhouder Eddy Merckx en
één minder dan de Italiaan Moreno Argentin. L-B-L heeft trouwens een fantastische erelijst,
al staan er de jongste twintig jaar ook behoorlijk wat verdachte namen bij
(Mauro Gianetti, Frank Vandenbroucke, Tyler Hamilton, Aleksandr Vinokoerov,
Danilo Di Luca, Alejandro Valverde). Dit is geen koers die je wint op water,
brood, twee rijstvlaaien en een geut champagne in de laatste twintig
kilometer.

***

L-B-L is zonder enige twijfel de zwaarste voorjaarskoers,
met al die hellingen en die loodzware laatste kilometers, bergop kruipend in
Ans. La Redoute, Stockeu en Wanne zijn de colletjes die het meest tot de
verbeelding spreken, maar toch valt de beslissing de jongste jaren meestal in
de Rue Saint-Nicolas, op een dikke vijf kilometer van de streep. Daar is het
van buigen, barsten, breken, kraken of… zegevieren.

Als ik in mijn steeds minder goed functionerend geheugen
graaf zijn er vier edities van L-B-L die daar voor altijd in gegrift staan, als waren ze
gebeiteld in heilige steen. Vergeef het mij als de beelden van toen intussen
een beetje verkleurd zijn, maar die vier edities verdienen voor mij het
predikaat ‘historisch’. Mag ook ‘legendarisch’ zijn. Of ‘mythisch’. Hoe dan
ook: ‘onvergetelijk’!

1971. Eddy Merckx is ontketend. Dit is de kannibaal op zijn
best. Meer dan zestig kilometer van de streep gaat hij aan de haal. Hij bouwt een
voorsprong uit van maar liefst vijf minuten. Wanneer de rechtstreekse
televisie-uitzending begint, in zwart/wit nog, lijkt de koers gereden, maar
voor een demonstratie van Merckx blijf je zitten en kijken, al was het maar uit
pure beleefdheid voor een zoveelste demonstratie van de allergrootste. In de
achtergrond demarreert Georges Pintens, een wittekop die niet meer dan een
subtopper is in het peloton van die dagen. Een zinloze poging, zegt commentator Fred De
Bruyne, Pintens zou beter blijven zitten tot kort voor de streep, om dan te
demarreren en zo proberen tweede te worden. Maar het ondenkbare gebeurt.
Pintens maakt in minder dan dertig kilometer vijf minuten goed. In de huiskamer
heerst ongeloof. Merckx doet dan iets wat hij nooit voordien heeft gedaan: een Zoetemelkske. Hij zet zich in het wiel
van de ontketende Pintens, klampt op wilskracht aan en klopt de beste man in
koers op de streep. Een zege die zo onmerckxiaans is, dat we er nog jaren over
praten. Het is zijn tweede van in totaal vijf L-B-L-zeges. Georges Pintens is
ontroostbaar, maar bewijst in 1974 op hetzelfde parcours dat hij geen
eendagsvlieg is.

1980. Het is 20 april, het sneeuwt, het is berekoud en op de
hellingen is een smalle strook vrijgemaakt om de renners te laten rijden.
Bergop is het klauteren en boenken door
de sneeuwstorm op het gladde asfalt, bergaf is het zonder meer
levensgevaarlijk. Bernard Hinault rijdt iedereen naar huis (waar de stoof en
een warme chocomelk wachten), van de 174 starters bereiken er slechts 21 de
finish. Alleen al van het kijken naar de beelden krijg je kippenvel. Als het
adjectief ‘heroïsch’ nog niet had bestaan, het zou die dag uitgevonden zijn. Door
de extreme omstandigheden moest de winnaar verder leven met twee gevoelloze
vingers, voor eeuwig bevroren op die lentedag op weg naar Luik, zo leren we
later uit een aflevering van Belga Sport. Voor
Hinault is het zijn tweede en laatste overwinning in Luik. Hij wint in 1980
ook nog de Giro en wordt wereldkampioen op de weg, maar in de Tour moet hij, in
de gele trui, opgeven wegens tendinitis in de knie. Bernard Hinault: in de rij
compleetste renners aller tijden komt hij volgens mij nà Merckx en Coppi (al heb
ik dat van Coppi ook maar van horen zeggen).

1992. Dirk De Wolf is één van de sympathiekste renners uit
het peloton. Altijd in voor een grap en een grol, een Pallieter, zoals men
zegt, maar dan één die geboren is in Aalst en getogen in Vlaams-Brabant. In
zijn dialect wordt de ‘sch’ als ‘sk’ uitgesproken. De Wolf schakelt niet, hij skakelt. Hij schiet niet naar voor, hij skiet naar voor. Jammer genoeg is hij te
veel een net-niet-winnaar om een skoon
palmares bij elkaar te fietsen. Dus blijft het bij ereplaatsen: tweede op het
WK in Japan (achter landgenoot en vriend Rudi Dhaenens), tweede in
Parijs-Roubaix, derde in de Amstel Gold Race. Tot die ene zondag in april ’92,
wanneer hij zich in de slotkilometers ontdoet van drie medevluchters. Ik zweer
u: ik zat die dag thuis mee te stoempen
om De Wolf als eerste over de streep te doen rijden en ik ben er nog altijd van
overtuigd mijn inspanning toen heeft geholpen. Op het podium skiet De Wolf vol. Ook bij mij biggelt
een traan over mijn wangen. Koers is zo skoon!

1999. Michele Bartoli gaat voor een derde zege op rij, Frank
Vandenbroucke is zijn grote uitdager. De frêle pédaleur de charme uit Ploegsteert zegt dat ook gewoon de dagen
voordien: ‘Ik ben topfavoriet voor Luik-Bastenaken-Luik’. In Vlaanderen
reageert men meestal met ‘Ja, we zullen wel zien!’ op zoveel branie. Maar VDB
houdt woord. Op La Redoute krijgen we één van de allermooiste duels uit de
wielergeschiedenis te zien. Bartoli demarreert, VDB riposteert en blijft
demonstratief naast de Italiaan rijden. Vele hectometers is dàt het beeld:
links de soepel draaiende Belg in zijn roodwitte Cofidis-outfit, rechts de
alles gevende Italiaan in de blokjestrui van Mapei. Even lijkt VDB dan wat
terug te zakken, maar het is de voorbode van een vlijmscherpe demarrage. Boven
op La Redoute is de koers nog lang niet gereden, maar het signaal van VDB is
duidelijk: dit is míjn koers! (De geste van VDB, dat treiterige op gelijke
hoogte gaan rijden met zijn rivaal, doet wat denken aan Paul Herygers die op
het WK veldrijden in 1994 de ontsnapte Groenendaal inloopt en hem dan op de
schouder tikt. Of Anquetil en Poulidor die in de Tour van 1964 van voet tot top
zij aan zij klimmen tot er één van de twee begeeft, wat niet gebeurt. Of Eric
Cantona, die na een magistrale lob voor Manchester United, als een keizer
stokstijf blijft stilstaan, het hoofd naar boven getild, met rechtopstaande
kraag. Machtige beelden!) Dat VDB achteraf nog wint – hij rijdt alleen weg op
Saint-Nicolas – is bijna een onbeduidende voetnoot, naast dat sublieme
machtsvertoon op La Redoute. Dat zijn zege achteraf een negatieve bijklank
krijgt, omdat hij aan het spul heeft
gezeten, bedek ik met de mantel der wielerliefde. Wie blijft er objectief bij
zulke prestatie?

***

We zoeken zondag een opvolger voor de Kazak Maksim Iglinski,
de ietwat verrassende winnaar van vorig jaar. De topfavorieten zijn Alejandro
Valverde, Vincenzo Nibali en Philippe Gilbert. Als die laatste mag meerijden,
tenminste. Eén of ander obscuur clubje van milieuactivisten heeft namelijk
klacht ingediend tegen een twintigtal renners, onder wie Gilbert, die vorig
jaar tijdens L-B-L hun bidons wegsmeten op plekken waar dat verboden was. En een
onderzoeksrechter heeft die renners zelfs al een bezoekje gebracht in hun hotels, om mee te delen dat er hen mogelijk startverbod zal worden opgelegd.

Zal het zo’n vaart lopen? Ik denk het niet. Maar het zegt
veel over political correctness,
onverdraagzaamheid en regelneverij in België anno 2013. Gemeenten delen
GAS-boetes uit voor wie op de leuning van een bank gaat zitten of voor wie een
verhuisdoos over het trottoir sleept. Een handvol buurtbewoners krijgt het
gedaan dat een kortzichtige rechter de Sinksenfoor op de Gedempte Zuiderdokken
in Antwerpen verbiedt. En nu is er misschien ook nog Berufsverbot omdat coureurs biologisch afbreekbare (!) drinkbussen
hebben weggegooid daar waar dat niet mocht. Zijn we nu helemaal de pedalen aan
het verliezen?



De Gold Race

Sport Posted on za, april 13, 2013 10:48:13

Boven op de Cauberg in Valkenburg vind je het mooie en ruime Thermae
2000-complex, waar het heerlijk relaxen, zweten en bubbelen is. Vanuit het
buitenzwembad kan je over de rand heen naar het glooiende Limburgse landschap
kijken. Overnachten is er nogal duur, gastronomisch eten overroepen, maar je
gaat er gegarandeerd goedgemutst en stressloos weer weg.

Enfin, ik wijk al af nog voor ik goed en wel ter zake ben
gekomen. Ik wou het dus over de Amstel Gold Race hebben, die zondag in
Nederlands Limburg wordt gereden. De enige klassieker waar onze noorderburen
mee kunnen pronken. Nou ja, pronken… Tot enkele jaren geleden was de Gold
Race de vijfde en laatste wereldbekerwedstrijd van het voorjaar, na Milaan-San
Remo, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix en Luik-Bastenaken-Luik. Het was
alsof er na een langgerekt wielerorgasme nog een tegenvallend naschokje volgde.
Het Amstel Kwakje. Nu de volgorde omgedraaid is – eerst Amstel Gold Race, een
week nadien pas die majestueuze Luik-Bastenaken-Luik – zit het seizoen beter in
elkaar.

Niet dat die Gold Race geen fijne, euh, race is, maar een
échte klassieker zal het nooit worden. Daarvoor is er om te beginnen te weinig
traditie aanwezig. De eerste editie werd pas in 1966 gereden, terwijl die
andere voorjaarskanjers ondertussen al eeuwelingen zijn. Dat Jan Raas
recordhouder is met vijf zeges en dat de jongste edities allemaal werden
gewonnen door explosieve coureurs die het moeten hebben van kortstondig bergop
knallen, zegt ook veel over het zoeken naar de juiste formule door de
organisatoren.

Jarenlang is de AGR een koers geweest die werd gedomineerd
door typische voorjaarscoureurs. Dat spurtbom Olaf Ludwig, Flandrien Johan
Museeuw en Duitse allrounder Erik Zabel hier ooit nog wonnen, wijst op een niet
al te selectief parcours in het verleden. In 2003 kwam daar verandering in.
Toen werd de aankomststreep verlegd van Maastricht naar de top van de Cauberg,
in het kleine, gezellige stadje Valkenburg. (Heb
ik u al verteld dat daar een groot wellnesscentrum is?)
Sindsdien heten de
winnaars Rebellin of Di Luca of Fränk Schleck of Cunego of Philippe Gilbert. Die
laatste tot twee keer toe. Vorig jaar won outsider Enrico Gasparotto. De aankomststreep is intussen weer een kilometer verlegd naar Berg en Terblijt, het volgende dorp na Valkenburg.

AGR vormt het beste bewijs dat alleen België en het noorden
van Frankrijk écht zot zijn van de koers. In de AGR zie je vanuit de helikopter
hoe de renners zelfs in de slotkilometers tussen de geparkeerde auto’s moeten
maneuvreren. In wielerminnende landen zouden die auto’s daar niet staan. Punt
aan de lijn.

In wielerminnende landen zou je in een topklassieker ook
geen twee keer over de Cauberg en vijf andere hellingen moeten en dan ook nog
eens finishen op die Cauberg. O ja, wacht even. Dat was tot twee jaar geleden
zo. Wielerminnende landen krijgen inderdaad af en toe af te rekenen met geldminnende
organisatoren. Maar genoeg over de Ronde van Oudenaarde! (We moeten terug naar de thermen van Valkenburg.)

Eénendertig hellingen moeten de pedaalridders zondag
bedwingen, als je de meervoudige passages meetelt. De voorlaatste is mijn absolute
favoriet: de Keutenberg. Een kuitenbijter van 1,7 kilometer, maar eigenlijk
tellen alleen de eerste zevenhonderd meter, met een stijgingspercentage van 22
procent. Twee-en-twintig! U moet dat maar eens zelf tekenen met een diagonaallijn,
da’s best indrukwekkend. De Cauberg zelf is anderhalve kilometer lang, al zijn
alleen de laatste zevenhonderd meter relevant. Twaalf procent omhoog, met meer
dan 250 kilometer in de benen, het is alleen de groten gegeven.

Na zijn tegenvallende voorjaar 2012 lijkt Philippe Gilbert,
in de regenboogtrui, net op tijd in vorm om voor een derde overwinning te gaan.
Uitkijken is het naar de Slowaak Peter Sagan, die volgens de kenners op zowat
alle terreinen thuis moet zijn en dus meteen ook tot topfavoriet voor de AGR werd
gebombardeerd. Fabian Cancellara zal zeker niet voor een ongezien drieluik
zorgen, na zijn demonstraties in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Hij
mag een weekje bekomen van al dat harde labeur. Het weze hem gegund. Misschien
kijkt hij zondagnamiddag wel toe vanuit Thermae 2000. Hoewel: nu de streep is verlegd ziet hij de renners alleen nog passeren.



Més que fútbol

Sport Posted on wo, april 10, 2013 13:05:03

‘Verras uw vriendin met een avondje Barcelona’. Dat is de
reclameslogan waarmee 2BE poogt om vanavond zoveel mogelijk kijkers te lokken
naar de Champions League-wedstrijd tussen FC Barcelona, zeg maar: Barça, en
Paris Saint-Germain, zeg maar: PSG. Ook vrouwen dus, die volgens de redenering van de zender normaal niet naar het voetbal kijken en hun vent veel liever zouden verplichten om
op Voor hetzelfde geld of zo af te stemmen. (Terloops: zou er iemand zo naïef zijn om bij het lezen van die
advertentie te denken dat 2BE een échte reis naar Barcelona aanbiedt?)

Ik vind dit een domme advertentie en wel hierom. Eén: het is
seksistisch, alsof vrouwen per definitie niet van voetbal kunnen houden. Twéé:
het is naïef, want je gaat iemand die niet van voetbal houdt, niet overhalen om
te kijken omdat er een pittige oneliner aan voorafgaat, waar enkele slimme
jongens van een overbetaald reclamebureau ongetwijfeld van denken dat ie geniaal is. Drie:
het is ontoereikend, omdat Barça niet de geschikte ploeg is om als
net-niet-voetballiefhebber overstag te gaan.

Ho, zult u roepen, maar de blaugrana spelen toch zowat het mooiste voetbal op aarde?
Inderdaad, maar net daarom is het niet geschikt om mensen die amper weten dat
er zoiets bestaat als een buitenspelregel – laat staan wat die inhoudt – te
overtuigen om voortaan mee op de bank te gaan zitten als het Champions
League-avond is. Nieuwe voetbalfans lok je met ouderwets kick ‘n’ rush, waarbij er veel actie is, ballen die heen en weer
vliegen, luchtduels, elleboogstoten, vele voorzetten, publiek dat wild te keer
gaat op de tribunes.

Vergelijk het met kunst. Als je iemand wil warm maken voor
moderne kunst, dan confronteer je hem of haar niet onmiddellijk met Jackson
Pollock, Mark Rothko of Joseph Beuys. Neen, je doorloopt eerst een parcours dat
je langs Monet, Picasso, Dalí en Magritte voert. Actie! Iemand die voor het
eerst naar atletiek kijkt, zal oneindig veel meer genieten van de 100 meter bij
de mannen, dan van de marathon, om over het hamerslingeren nog maar te zwijgen.
Wielrennen is pas leuk voor de gelegenheidskijker als er wordt gevallen en
gevloekt en lek gereden op een kilometer van de streep. Confronteer een
wielerleek met de krachttoeren van Fabian Cancellara en de reactie zal meer dan
waarschijnlijk zijn: ‘Hoe saai!’

***

Ik verras mijn vrouw niet met een avondje Barcelona. Ze mag
meekijken, daar niet van, maar ik kan net zo goed op mijn eentje genieten van
het beste clubvoetbal aller tijden. Ik aarzel niet om het einde van de vorige
zin te herhalen, inclusief uitroepteken dit keer: ‘Het beste clubvoetbal aller
tijden!’. Zoals iemand onlangs schreef: Barça is de wiskundige perfectie binnen
een groene rechthoek. Bestudeerde driehoekjes die op improvisatie lijken, maar
het gevolg zijn van oneindig vele uren trainen. Het is geen toeval dat de
dragende spelers van Barça jarenlang hebben rondgelopen in La Masía, het
opleidingscentrum van de Catalaanse grootmacht, die meer dan terecht de slogan
‘Més que un club’ koestert.

Barça speelt het soort voetbal waar ik altijd van heb
gehouden. Dominant, technisch sterk, positief, productief, een tikkeltje
arrogant ook. Vertrekkend vanuit de eigen sterkte. In deze duistere tijden
waarin ‘omschakelingsvoetbal’ de toverformule van cynische alchemisten als José
Mourinho, Rafa Benitez en, sinds een jaar of tien, Sir Alex Ferguson is
geworden – een moderne versie van Helenio Herrera’s catenaccio, waarbij je vertrekt vanuit een negatieve, defensieve
organisatie en vervolgens probeert te profiteren van de fouten van de
tegenstander -, is Barça een zeldzaam lichtpunt.

En laat me meteen nog maar een knuppel in het hoenderhok
smijten: Lionel Messi is voor mij zonder enige twijfel de beste voetballer aller tijden.
(Waarop de fans van Pelé en Diego Maradona naar goede gewoonte uit hun krammen
schieten…) Neen, de 1m60 kleine ‘vlo’ heeft nog geen wereldbeker gewonnen (en
al zeker geen drie, zoals Pelé), maar hij heeft andere prestaties geleverd die
uniek zijn. Zullen we het inderdaad even over erelijsten hebben?

Pelé: zes titels met Santos in Brazilië, twee eindzeges in
de Copa Libertadores (de Zuid-Amerikaanse tegenhanger van de Champions League),
twee keer de Intercontinentale beker (het huidige WK voor clubs), drie
wereldtitels met Brazilië (al speelde hij in 1962 niet de finale omwille van
een blessure), vele malen topschutter in de Braziliaanse competitie, in 1999
door het Internationaal Olympisch Comité uitgeroepen tot atleet van de twintigste eeuw.

Maradona: twee titels met Napoli in Italië, één titel met
Boca Juniors in Argentinië, één Coppa Italia met Napoli, één Copa del Rey met
Barcelona, één UEFA Cup, één wereldbeker en één finale met Argentinië, één keer
topschutter in de Serie A, één Gouden Bal als beste voetballer van het jaar en
twee bekroningen van France Football (die trofeeën werden in de jaren tachtig
nog apart uitgereikt).

Messi: vijf titels met Barcelona in Spanje (en een zesde op
komst), twee keer Copa del Rey, twee keer Champions League (hij speelde als
19-jarige ook mee in de campagne 2005/2006, maar was niet geselecteerd voor de
finale, maar ja, zelfs Xavi en Iniesta zaten toen op de bank…), twee keer het
WK voor clubs, één Olympische titel met Argentinië, twee keer topschutter in de
Primera División, vier opeenvolgende Gouden Ballen als beste voetballer ter
wereld. En hij is nog altijd maar 25.

Bovendien is Lionel Messi een aardige jongen, zonder
kapsones, al heeft ie nu wel een tattoo met de naam van zijn zoontje Thiago en
twee babyhandjes op zijn linkerkuit en een afbeelding van zijn vriendin op zijn
linkerschouderblad staan. Maar je hoort over hem geen wilde discotheekverhalen,
geruchten over ongeremd drugsgebruik of berichten over het in beschonken
toestand in elkaar rammen van een toevallige voorbijganger die naar zijn zin
iets te veel in de weg liep. Messi: kleine man, grote voetballer, bescheiden
mens.

***

Als de logica gerespecteerd wordt, zullen FC Barcelona en
Bayern München vanavond de reeds voor de halve finales gekwalificeerde teams
Real Madrid en Borussia Dortmund vergezellen in de trommel voor de loting. En
dan is het maar hopen dat we geen Spaanse en Duitse duels krijgen.

Ik hoop op Barça-Borussia en Real-Bayern. Niet om de reden
die u misschien denkt: ik wil geen Clásico op Wembley op 25 mei. Mijn
droomfinale is die tussen de twee sterkste teams van Europa van dit ogenblik,
twee clubs die traditie hebben, pracht en praal uitstralen, en dominant voetbal
spelen: Barcelona en Bayern. En dat de beste dan moge winnen!



De Hel

Sport Posted on za, april 06, 2013 11:47:28

Beeld: een stofwolk die het hele scherm inpalmt. Als je goed
kijkt, zie je de contouren van kromgebogen heerschappen die langzaamaan
herkenbaar worden. Herkenbaar, dat is: je ziet dat het wielrenners zijn, aan
het tweewielig tuig waarop ze zich voortbewegen. Maar hun grijsgrauwe gezichten
laten geen herkenning toe. Het zijn figuren die uit één of andere gruwelijke
oorlogsfilm lijken weggeplukt. Gorillas
in the Mist
, maar dan zonder mensapen in de hoofdrol. Een zonnestraal priemt
moeizaam door het dikke stoftapijt.

Klank: de ijle gitaarklanken van Ry Cooder op de soundtrack
van Paris, Texas. Spaarzaam plukt de
meester aan zijn instrument. Noot per noot articulerend, maar toch bijzonder
intens. Deze muziek past bij weidse vlakten. Maar ook bij pedaalridders die
zich een weg door stof en zand banen, vond de maker van de reportage. Vond ik,
dus.

Het jaar was 1997 en ik mocht voor de VRT een
voorbeschouwend stuk maken op de Parijs-Roubaix van dat jaar. Een paar weken
vóór de klassieker tussen Compiègne en de wielerbaan van Roubaix werd
verreden, trok ik met een cameraploeg naar een reünie van Belgische ex-winnaars
van de helleklassieker. Walter Godefroot (winnaar 1969), Roger Rosiers (1971),
Eric Vanderaerden (1987), Dirk Demol (1988), Jean-Marie Wampers (1989), Eddy
Planckaert (1990) en de onvermijdelijke Roger “Monsieur
Paris-Roubaix” De Vlaeminck (1972-1974-1975-1977) vertelden er breeduit
over hun tocht door de Hel van het Noorden. Alleen Eddy Merckx (zegevierend in
1968, 1970 en 1973) ontbrak op het appèl. Hoe later op de avond (hoe meer wijn
in de man), hoe schoner de verhalen werden. Lichtjes aangedikt, vermoed ik.
Maar een zegen voor een reportagemaker.

***

Dokkeren. Het
werkwoord lijkt wel uitgevonden voor Parijs-Roubaix. Dit is de koers waarin de
renners meer dan vijftig kilometer letterlijk met de daver op het lijf rijden. Zeker wanneer ze de
vijfsterrenstroken onder de wielen geschoven krijgen. Het mytische Bos van
Wallers-Arenberg, het verraderlijke Mons-en-Pévèle en het vaak doorslaggevende
Carrefour de l’Arbre. Maar het onheil kan een renner ook overkomen op een als minder gevaarlijk bekend staande kasseistrook, zoals het quasi onbeduidende Hem bijvoorbeeld, waar Johan Museeuw ooit lek reed, toen hij op weg was
naar een evenaring van het record van Roger De Vlaeminck.

Parijs-Roubaix, dat is een moeilijke koers bij gewone
weersomstandigheden, een nog moeilijkere koers als het lang zonnig en droog is
gebleven (denk aan ‘mijn’ stofwolk van hierboven) en een bijna onmogelijke
koers als het langdurig en veelvuldig geregend heeft, want dan wordt het
ploeteren door het slijk. Ik herinner me oude zwart/wit-beelden van coureurs die,
na eerst urenlang hun lichaam geteisterd te hebben op de oneffen ondergrond,
met aangekoekte modder op gezicht en armen hun beurt stonden af te wachten om
onder een primitieve douche de hel van zich af te spoelen.

Heroïek, dat is Parijs-Roubaix, veel meer dan eender welke
andere klassieker. Dat zijn de aartsrivalen Tchmil en Museeuw, die in 1994 een
strijd van man tegen man reden, waarbij de knoestige (toen nog) Moldaviër vele
kilometers een voorsprong van niet meer dan honderd meter had op de Flandrien,
tot die laatste het uiteindelijk begaf. Dat is Johan Museeuw, die in 2002 bij
het solo overschrijden van de aankomststreep ostentatief naar zijn knie wees,
anderhalf jaar na een zwaar motorongeluk dat hem bijna het leven kostte. Dat is
Tom Boonen, die vorig jaar het record van De Vlaeminck evenaarde na een ware
demonstratie op wielen.

En toch… In tegenstelling tot zware wedstrijden als
Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Lombardije, waar bijna zonder uitzondering de beste wint, heeft Parijs-Roubaix ook heel wat toevallige winnaars
gekend. Verdienstelijke renners, daar niet van, maar die in een koers die traditioneel
bol staat van pech en ongeluk net die ene dag ‘goede benen’ koppelden aan
meeval (en tegenslag voor de anderen). Johan Vansummeren, twee jaar geleden,
Stuart O’Grady in 2007, Magnus Bäckstedt in 2004, Servais Knaven in 2001,
Frédéric Guesdon in 1997, Dirk Demol in 1988. Renners die zelden of nooit
uitblonken in de grote klassiekers, maar die op de kasseien van Noord-Frankrijk
één begenadigde dag beleefden.

Of Gilbert Duclos-Lassalle, de toevallige winnaar van 1992,
die dat huzarenstukje een jaar nadien overdeed opdat we met zijn allen het
adjectief ’toevallig’ zouden laten vallen. En die op een regenachtige maandag
in juli 2002 mijn chauffeur was toen ik als VIP de Tourrit van Luxemburg naar
Saarbrücken mocht meemaken. Dat verhaal vertel ik later nog wel eens op deze
plek.

***

De enige die Fabian Cancellara zondag kan verslaan is…
Fabian Cancellara. Al twee keer tegen de vlakte gegaan de voorbije week, eerst tijdens
de Scheldeprijs in Schoten, een dag later tijdens een verkennningstocht op de
kasseien. Een voorbode van meer onheil? Schaafwonden die bijzonder hinderlijk
zijn als je straks vele uren op fietsonvriendelijke wegen moet rijden?

Ik hoop drie dingen. Eén, dat het weer een onvergetelijke
kijkervaring wordt, zo eentje waar je nagelbijtend van in je zetel blijft
zitten, intussen met veel moeite je plas ophoudend omdat je geen seconde van het spektakel wil
missen, met aan het eind een verdiende en oppermachtige held op het hoogste
schavotje.

Twéé, dat we niet opnieuw een podiumceremonie moeten meemaken
zoals in Oudenaarde, met een schalkse ruiter die denkt dat hij zich alles kan
permitteren en met seksistische oprispingen van mensen waarvan je dacht (of
hoopte) dat ze dat nepstoere stadium allang gepasseerd waren.

Drie, dat Parijs-Roubaix nooit wordt overgenomen door de
organisatoren van de Ronde van Vlaanderen. Het risico is te groot dat die de
kasseistroken zouden schrappen omdat je daar geen VIP-tenten kunt zetten en dat
ze de wedstrijd laten eindigen met twintig rondjes op de velodroom van Roubaix.



Het ‘boerenjaar’ van Essevee

Sport Posted on vr, maart 29, 2013 11:17:19

(Deze bijdrage verscheen eerder deze week op deredactie.be.)

Speelt Lionel Messi volgend
seizoen in het Regenboogstadion? Het zou zomaar kunnen, als Zulte Waregem zich
kwalificeert voor de Champions League en het vervolgens wordt uitgeloot tegen
FC Barcelona. (*) Maar laten we niet op de zaken vooruit lopen.

Zaterdag begint Play-off 1 met een duel tussen de twee aangename
verrassingen van de reguliere competitie: Zulte Waregem en Lokeren. De andere
vier deelnemers aan de kampioenschapsgroep van de Jupiler Pro League zijn usual suspects: Anderlecht, RC Genk,
Club Brugge en Standard.

Zulte Waregem, door zijn supporters nog altijd ouderwets en
liefdevol ‘Essevee’ genoemd, telt door de halvering van de punten slechts twee
punten minder dan Anderlecht. Eén overwinning in een rechtstreeks duel volstaat om over de landskampioen en gedoodverfde titelkandidaat te wippen.

Hoe kan het dat een provincieclub met een zelfs naar Belgische
normen bescheiden budget het zo goed doet, dat alle kenners een blokje om lopen
als er naar een verklaring voor dat succes wordt gevraagd?

Toeval

Het is niet nieuw dat een team dank zij een reeks positieve
uitschieters onverwacht mag deelnemen aan Play-off 1. Het overkwam Kortrijk
(2010 en 2012), Zulte Waregem (2010 en 2013) en Lokeren (2011 en 2013) al twee
keer. Ook Sint-Truiden (2010) mocht al eens mee opdraven in het walhalla van
het Belgische voetbal. Zulke dingen gebeuren nu eenmaal. Toeval, geluk, goede
of slechte vorm vallen nooit uit te sluiten. ‘In voetbal kan alles,’ wisten
twintigste-eeuwse wijsgeren al.

Traditie

Koninklijke Sportvereniging Waregem, in 1946 ontstaan uit
een fusie van Waregem Sportief en Red Star Waregem, is altijd een buitenbeentje
geweest in het Belgische voetbal. Het won de beker in 1974, het speelde nog
eens de finale in 1982, het vertoefde tussen 1973 en 1994 zelfs 21 jaar lang
ononderbroken in de eerste klasse.

En vooral: het beleefde een onvergetelijk Europees seizoen
1985/1986, toen Essevee in de UEFA Cup pas in de halve finales sneuvelde tegen
FC Köln, nadat het tevoren onder meer het grote AC Milan had uitgeschakeld.
‘Binnengekopt. Ja ja ja! Hij zit erin!!! Of wa’ dachte?’ riep Rik De Saedeleer
toen op een koude decemberavond in Milaan.

Het einde was echter roemloos: door financiële perikelen
belandde Waregem in ‘bevordering’, zoals vierde klasse ook wel eens verbloemd
wordt genoemd. Alleen een fusie met Zultse VV bracht in 2001 soelaas, een
beetje een vergelijkbaar verhaal als wat Beerschot twee jaar eerder meemaakte
met Germinal Ekeren. En ook in dit geval werd er gekozen om te spelen in het
stadion van de vervallen ‘grootheid’.

Francky Dury mocht de fusieclub met de lelijkste truitjes
uit de geschiedenis van het voetbal gaan trainen. Zoek op Google Afbeeldingen
gerust op ‘Zulte Waregem 2005’, maar zet wel eerst een zonnebril op, want het
doet pijn aan de ogen!

In 2005 steeg SV Zulte-Waregem naar eerste, het koppelteken
verdween, en een jaar later won het de beker van België. Sindsdien is het weer een
vaste waarde bij de elite van ons voetbal. Een traditieclub die in een
overbevolkte voetbalregio toch zijn plaats wist te veroveren.

Goed bestuur

Twee jaar geleden maakte Patrick Decuyper zijn entrée als CEO
van SV Zulte Waregem. Decuyper maakte naam en faam met Enfinity, een plaatselijk
bedrijf dat gespecialiseerd is in zonne-energie en dat een wereldwijde speler
werd in dat domein.

In het voetbal viel de ambitieuze veertiger brutaalweg met
de deur in huis. Zulte Waregem moest direct meedoen voor een plaats in Play-off
1, het jaar daarna strijden voor een Europees ticket en nog een jaar later
(2014, dus) definitief aansluiten bij de Belgische top. Grootspraak, zoals we
dat wel vaker hoorden uit de mond van bedrijfsleiders die met de nodige poeha
het gesloten wereldje van het profvoetbal betraden (en meestal niet zo veel
later langs een achterpoortje weer verdwenen).

Hoongelach werd Decuypers deel toen Zulte Waregem een paar
maanden na zijn ronkende verklaringen een poos tegen de degradatie streed en
haar zachtmoedige trainer, Darije Kalezic, de deur moest wijzen. Met de
terugkeer van ouwe getrouwe Francky Dury, die in 2010/2011 een jaartje met
wisselend succes vreemdging bij AA Gent, kwam de kentering.

En zie: Zulte Waregem doet dit seizoen mee voor de Europese
plaatsen, wie weet zelfs de titel. Perfect op het schema dat de CEO in 2011
uittekende. Toch is Decuyper veel rustiger geworden: het overtollige branie is
weg, wat overbleef is een manager die zich, zoals het hoort, op de achtergrond
houdt en op zakelijke wijze een voetbalbedrijf leidt. Laat de concurrentie uit
de steden intussen maar lachen met de ‘boeren’ uit Zuid-West-Vlaanderen!

Meester Dury

Als je één naam moet plakken op het succes van Zulte Waregem,
dan is het wel die van Francky Dury. De 55-jarige West-Vlaming is het type van
de methodische trainer. Iemand die spelinzicht koppelt aan pedagogische
capaciteiten. Dury is echt nog een oefenmeester.
Een man die educatief bezig is met zijn spelers.

Dat verklaart ook waarom hij half mislukte bij AA Gent en
Club Brugge hem uiteindelijk niet wilde: spelerskernen die bestaan uit
volgevreten vedetten en zichzelf geweldig goed vindende beloften verdragen het
niet dat er boven hen iemand staat die hen letterlijk de les wil spellen. Die
denken onveranderlijk dat ze het zelf beter weten. Of dat hun talent volstaat
om het te maken in de voetbalwereld. Quod non. Maar dat beseffen die jonkies
dan nog niet. (En Latijn begrijpen ze evenmin, als je de tattoos op hun armen
bekijkt.)

Schoolmeestertypes worden weggehoond aan de top: Hein Vanhaezebrouck
ondervond het in Genk, Leekens bij de Rode Duivels en Club Brugge (hij deed het
wel goed in zijn eerste periode bij Club, ruim twintig jaar geleden), Vandereycken
bij Anderlecht, Standard, RC Genk en de Rode Duivels, en dus ook Dury bij AA
Gent. Diezelfde trainers bewezen hun kunde ten overvloede bij subtoppers en
deden die boven zichzelf uitstijgen: Vanhaezebrouck bij Kortrijk, Leekens bij
Moeskroen en Kortrijk, Vandereycken bij RWDM en AA Gent, Dury bij Zulte
Waregem. Het ligt dus niet aan de trainers, maar aan de clubs en de spelers!

Francky Dury, dat is rustige vastheid. Dat is het maximum
halen uit een kwalitatief en kwantitatief beperkte kern. Dat is het levende
bewijs dat systematisch werken op de duur loont. Als je tenminste het
vertrouwen en het nodige geduld krijgt van bovenaf.

Modern voetbal

Omschakelingsvoetbal,
heet het tegenwoordig. Een modern spelsysteem dat is gebaseerd op een
verdedigende instelling, de bal aan de tegenstander laten, maar eens in
balbezit snel en massaal counteren. Bedoeling is om in een vijftal passen aan
de overzijde te geraken en daar gevaar te creëren. José Mourinho is er een
meester in, Sir Alex Ferguson past het ook sinds een aantal seizoenen toe bij
Manchester United. Het voetbal is vaak niet om aan te zien, maar het is wel
uitermate efficiënt en levert successen op.

Ook Dury laat zijn elftal resultaatgericht spelen. Geen
overdreven risico’s, vanuit een gesloten defensief blok de tegenstander
vastzetten en dan toeslaan. Het zou onbeleefd zijn om het catenaccio te noemen, naar het ultra-defensieve voetbal dat Helenio
Herrera in de jaren zestig dicteerde bij Inter Milaan, maar het neigt er wel
naar. Maar hé, het rendeert, en wie zijn wij om daar dan meewarig over te doen?

Essevee wordt geen
kampioen!

Toch wordt Zulte Waregem dit seizoen geen kampioen. Het
bereiken van Play-off 1 is al een groot succes, tweede eindigen in de reguliere
competitie is dat nog veel meer. De tevredenheid is nu al immens aan de
Gaverbeek. Met de snelle opeenvolging van wedstrijden in Play-off 1 zal de
kleine spelerskern zwaar op de proef gesteld worden. Bovendien schieten de
grotere clubs altijd wakker als het einde in zicht komt.

Maar vooral: in de onderlinge duels was Zulte Waregem tot
nog toe niet al te overtuigend. Vooral bij thuiswedstrijden komt het
spelsysteem van Essevee minder tot zijn recht: dan moet het zelf initiatief
nemen en ontstaat er meer ruimte voor de opponent.

Mijn pronostiek: Zulte Waregem eindigt vierde en mag dan om
het laatste Europese ticket strijden tegen de winnaar van Play-off 2, AA Gent.
Dat zou de ultieme revanche kunnen worden voor de eergierige Francky Dury. Niets
menselijks is de oefenmeester vreemd.

(*) Het zou overigens niet zomaar kunnen, want het Regenboogstadion is geen door de UEFA gehomologeerd stadion. Als Zulte Waregem zich kwalificeert voor Champions of Europa League, zal het dus zijn thuiswedstrijden elders moeten afhaspelen. Maar misschien brengt Messi wel uit sympathie een bezoekje aan het stadion?



« VorigeVolgende »