Als het slecht gaat met het Antwerpse voetbal, kan je er
donder op zeggen dat er weer allerlei zelfverklaarde deskundigen van onder hun
steen komen gekropen om hun mening te geven over de toekomst van datzelfde
Antwerpse voetbal. En omdat het wel eens vaker slecht gaat met dat Antwerpse
voetbal, lijkt het wel alsof sommige van die betweterige figuren de jongste
decennia niet uit de media weg te slaan zijn.

Uiteraard is de degradatie van Beerschot en de daaraan
gekoppelde onrustwekkende verdwijning van Antwerpse ploegen uit de hoogste
afdeling van ons vaderlandse voetbal, voor het eerst sinds 1895!, opnieuw
aanleiding tot ontelbare opinies, meningen, columns, eisen, voorstellen en
andere soms goedbedoelde, maar vaak ook vanuit een dubbele agenda vertrekkende
ideeën.

‘Er moet een fusie komen’, is de mantra in deze zeventiende
week van het ongezegende jaar tweeduizenddertien. Zeg dat Jos Verhaegen,
Patrick Janssens, Gène Bervoets en nog wat voetvolk het gezegd hebben. Zeg dat
ook externe waarnemer Stef Wijnants het gezegd heeft. Stef wil ik dat nog vergeven:
hij vult zijn dagen met voetbal, is een échte voetbalkenner, maar als Truienaar
heeft ie weinig voeling met de situatie in Antwerpen. Janssens is gewezen
burgemeester, Bervoets is de acteur die hem indien nodig een schouder aanreikt
om op te huilen. Beiden zijn ‘ratten’, met die nuance dat Bervoets alleen op
het Kiel te zien was wanneer het goed ging met de club en er gratis VIP-tickets
voor hem klaarlagen. Janssens is er op ’t Schoon Verdiep niet in geslaagd de
besturen van beide ‘grote’ clubs te verzoenen en hen achter het project van het
gemeenschappelijke stadion te scharen. Dat is frustrerend en dat zit duidelijk
heel diep. Begrijpelijk. Minder begrijpelijk is dat je dan onmiddellijk naar de
idee van een fusie grijpt als een soort ultieme strohalm.

Jos Verhaegen is de man die veertien jaar geleden ‘zijn’
Germinal Ekeren moest redden, toen de club dreigde haar licentie kwijt te
spelen omdat het haar stadion in het Veltwijckpark om milieuredenen niet mocht
uitbreiden om aan de normen van de voetbalbond te voldoen. Samen met René
Snelders, de partner van Verhaegen in het bouwbedrijf Versnel, zocht en vond
hij een oplossing bij het toen al noodlijdende Beerschot VAC, dat in het
Olympisch Stadion verkommerde in derde klasse. Een fusie leek de meest
geschikte oplossing en zo ontstond begin 1999 Germinal Beerschot Antwerpen.
Redde Jos Verhaegen Beerschot? Ja. Redde Jos Verhaegen echter in de eerste plaats
vooral Germinal? Ook ja.

En diezelfde Verhaegen zegt nu dat hij triest is
(begrijpelijk), dat zijn opvolger Patrick Vanoppen het verknoeid heeft
(terecht) en dat hij dit scenario twintig jaar geleden al had voorspeld (euh,
pardon?). Geen enkele journalist die dan de vraag stelt: WAAROM HEEFT U ER DAN
DESTIJDS NIETS AAN GEDAAN, MENEER VERHAEGEN? Ach, neen, hoefde niet, die
sympathieke meneer Verhaegen had genoeg fijne quotes gegeven voor een stukje
dat nog wel even zou nazinderen, en weg was de reporter.

***

Tussentijdse opdracht voor mezelf: verzin tien vragen waarop
het antwoord volmondig ‘Ja’ is.

Is dit een trieste situatie?

Is dit een blamage voor de grootste stad van Vlaanderen?

Is het debacle van Beerschot, maar ook dat van Antwerp (al
negen jaar in tweede klasse!), een gevolg van wanbeleid bij beide clubs?

Is dit een typisch Antwerps fenomeen: een grote mond
gekoppeld aan grootheidswaanzin, maar in de praktijk weinig resultaat?

Is een eersteklasser wel leefbaar in Antwerpen?

Zijn, eventueel, zelfs twéé eersteklassers economisch en
sportief leefbaar in Antwerpen?

Kan de politiek een ondersteunende rol spelen bij de
heropstanding?

Moeten beide clubs nu zo snel mogelijk in handen komen van
mensen met voetbalverstand, centen, zakelijk inzicht en het nodige geduld?

Vinden ze dit scenario op de voetbalbond en in de Pro League
stiekem toch wel fijn, die grote lawaaimakers uit Antwerpen die voor een tijdje
verdwijnen bij de elite en nu wel een toontje lager zullen moeten zingen?

Moeten de bestuurders zich bescheidener opstellen en niet te
pas en te onpas de schuld leggen bij de stad, de bond, de pers, de sponsors en
nog een resem andere externe factoren?

Is een fusie van Antwerp en Beerschot dan misschien de
oplossing? Excuseer, dit is al vraag elf. Mijn antwoord hierop is, al even
volmondig, ‘Neen!’. En ik ben er ook niet van overtuigd dat een
gemeenschappelijk stadion deze hopeloze toestand had kunnen voorkomen.

***

‘Maak één Antwerpse club en we zijn binnen vijf jaar top,’
orakelt Jos Verhaegen nog in één van die interviews van de jongste dagen.
Antwerpse branie, ik hou ervan, maar soms klinkt het bijzonder hol en
pathetisch. Zoals nu. Wat Verhaegen en andere kenners tegenwoordig vergeten is
dat je van twee slecht geleide clubs niet zomaar één topclub maakt. De kans dat
je uitkomt bij één héél slecht geleide club is veel logischer. Want wie moet
die club gaan leiden? Uiteraard niemand van de huidige bestuurders, maar wie
dient er zich als ‘externe maagd’ met voldoende kennis van voetbal, stad en club
aan om zo’n project op te starten en in goede banen te leiden?

Bovendien: de supporters van zowel Antwerp als Beerschot
hebben al duidelijk laten verstaan dat ze geen fusie willen. Je mag dat vals
sentiment noemen en machistische borstklopperij, maar dit zijn twee
traditieclubs die onwaarschijnlijk ver uit elkaar staan. Er wordt dan altijd
opnieuw vergeleken met de zeer geslaagde fusie in Genk, maar men vergeet er
telkens bij te vermelden dat het in Limburg over veel minder supporters ging,
met veel minder traditie (noch Winterslag, noch Waterschei zijn ooit landskampioen
geworden, om maar iets te zeggen) en veel minder animositeit. Idem dito in
Lokeren, Molenbeek, Oostende, Moeskroen, Beveren en noem maar op.

Hoe vreemd het ook moge klinken, maar in Antwerpen heeft men
een mogelijke fusie tussen Beerschot en Antwerp altijd gezien als het
samenbrengen van twee evenwaardige partners, terwijl Antwerp volgend seizoen
tien jaar verblijf in tweede klasse mag ‘vieren’. En nu de paarswitte
aartsvijand één of misschien wel twee afdelingen zal zakken, krijg je misschien
wel weer evenwaardigheid tussen beide clubs in die zin dat ze op hetzelfde
niveau actief zullen zijn, maar het is een vorm van evenwaardigheid die gelijk
staat met waardeloosheid.

Een voetbalfusie zal in Antwerpen leiden tot illusie, ruzie
en desillusie, in die volgorde. In het beste geval zal je eerst een ietwat
positief gevoel creëren rond een nieuwe club (illusie), maar binnen de kortste
keren leidt dit tot fricties binnen bestuur en achterban (ruzie) en het gevolg
zal zijn dat je weer terug bij af staat (desillusie). Er is geen enkele
garantie dat je zo een succesvolle voetbalclub creëert. Geen enkele!

Het enige wat beide Antwerpse clubs kan redden is een (aparte)
overname door kapitaalkrachtige zakenlui die zich omringen met mensen met
voetbalverstand (liefst ex-spelers) en bekwame managers, die de supporters
betrekken bij het beleid en hen ruime inspraak garanderen, en die visie aan
geduld koppelen met als doel om ooit minstens één topclub in Antwerpen uit te
bouwen. Het Duitse model moet daarbij als voorbeeld dienen: financieel gezonde clubs, met een belangrijke inbreng van de supporters en waarvan geen enkele persoon of vennootschap meer dan 49 procent van de aandelen in handen mag hebben.

Laat de Jos Verhaegens en de Patrick Vanoppens daar
alstublieft heel ver van weg blijven. En steek ook even die bouwplannen voor
dat fetisjdossier van een gemeenschappelijke stadion achteraan de onderste lade
van het bureau van de schepen van Sport. Meer comfort zal voor meer
toeschouwers zorgen, dat klopt, maar eerst moet er ook iets te zien zijn: goed
voetbal, in eerste klasse. Begin daar maar al mee!

***

Stel dat Beerschot alsnog een licentie weet te verwerven,
dan komt het vanaf augustus in dezelfde reeks uit als Antwerp en krijgen we
opnieuw een voetbalderby in de grootste stad van Vlaanderen. Los van het feit
dat de veiligheidsdiensten nu al zenuwachtig worden van het idee alleen al, zal
dan weer de discussie oprakelen wie de Ploeg van ’t Stad is.

Ik heb het voor de aardigheid eens uitgezocht en er bestaat
geen sluitend antwoord op die overigens op dit ogenblik volstrekt overbodige
vraag. Als je hebt over traditie en regelmaat door de jaren heen, dan is
Antwerp de beste van de twee. Als je alle punten van alle jaargangen dat
Antwerp in eerste klasse speelde, optelt, staat Antwerp ruim vóór Beerschot,
zelfs wanneer je de resultaten van Germinal Ekeren, Germinal Beerschot en
Beerschot AC erbij zou tellen. Ook Europees deed Antwerp het een pak beter.

Als je het aantal landstitels als maatstaf neemt, is
Beerschot de beste. Zeven titels voor paarswit tegenover vier voor roodwit
(waarvan dan nog één tijdens de Tweede Wereldoorlog, niet echt een periode
waarin de competitie een regelmatig verloop kende). Elk twee bekers, tenzij je
er die van 2005 van Germinal Beerschot nog zou aan toevoegen. Op het vlak van
eremetaal is Beerschot met voorsprong primus.

Maar ach, vergeet die symbolische strijd om een virtuele
eretitel. Als je niet op het hoogste niveau acteert, moet je niet uitpakken met
de leuze ‘Waai zaain de Ploeg van ’t
Stad!
‘. Een stad die al zesenvijftig jaar wacht op een nieuwe landstitel
heeft geen reden tot stoefen. En ze
zal dat nog een tijdje niet hebben. Tenminste nog twee jaar, zei de optimist. Dat
is dood-doodjammer!