Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Super Sunday

Sport Posted on za, mei 18, 2013 12:59:39

Een droomscenario is het: zondagnamiddag maken Anderlecht en
Zulte Waregem vanaf half drie onderling uit wie kampioen wordt in de Jupiler
Pro League. Je hoeft geen mathematicus te zijn om de verschillende
mogelijkheden te kunnen berekenen, want het is poepsimpel: als Anderlecht NIET
verliest, pakt het zijn tweeëndertigste landstitel. Als het een beetje meezit,
schrijft Hitchcock mee aan het scenario en blijft het bloedstollend tot ongeveer twintig
over vier, maar het zal me er niet toe verleiden om het play-offsysteem plots
geweldig interessant te vinden. Want zulke ontknoping had net zo goed gekund in
een reguliere competitie over 30 of 34 speeldagen.

‘Super Sunday’, zo zal deze voetbalzondag alweer worden
aangekondigd, ook al is er naast Anderlecht en Zulte Waregem nog slechts één
ploeg, Club Brugge, die iets te winnen of te verliezen heeft in de drie
wedstrijden die gelijktijdig staan geprogrammeerd. Als Club zelf wint en Zulte
Waregem verliest, dan wipt blauw-zwart dank zij het naar boven afronden van de
gehalveerde punten na de reguliere competitie van Zulte Waregem alsnog over rood-groen. Klinkt
ingewikkeld? Is het ook!

De term ‘Super Sunday’ wordt in een Belgisch voetbalseizoen
zó vaak gebruikt, dat het een compleet holle slogan is geworden. Stelt absoluut
niets meer voor. De apotheose van morgen is inderdaad ‘super’, maar als je dit
predikaat een stuk of vijftien keer vanuit de ongeïnspireerde marketingafdelingen
van onze media op de voetballiefhebber loslaat, dan zegt die op de duur: Huh? Who cares?

Het is anti-marketing geworden. ‘You can fool some of the
people all the time, and all of the people some of the time, but you cannot
fool all the people all the time,’ wist Abraham Lincoln anderhalve eeuw geleden
al. Het is niet omdat heel wat fans niet gestudeerd hebben of van eenvoudige
komaf zijn, dat je ze als dommeriken moet beschouwen en hen voortdurend met
lege begrippen om de oren moet slaan.

Hetzelfde bezwaar heb ik tegen het door de media gelanceerde
begrip ‘Classico’ om Anderlecht-Standard aan te kondigen. Een heetgebakerde
confrontatie tussen twee teams met een rijke erelijst en een bloedhekel aan
elkaar, dat is allemaal waar, maar het is geen ‘Classico’, zelfs niet als ie op
een ‘Super Sunday’ wordt gespeeld. Het wordt hoog tijd dat we in onze Mickey
Mouse-competitie wat meer relativeringsvermogen inbouwen.

Er is maar één Clásico en dat is Barcelona-Real Madrid. In
Spanje zal men het niet wagen om andere duels hetzelfde soortelijk gewicht te
geven en er zijn daar op een seizoen maar twee speeldagen die ‘Super Day’
kunnen worden genoemd, dat is wanneer de twee giganten elkaar bekampen in Camp
Nou of Bernabeu. In Italië spreken ze van de ‘Derby della Madonnina’
(Inter-Milan), de ‘Derby d’Italia’ (Juventus-Inter) en de ‘Derby della
Capitale’ (Roma-Lazio). Ook in andere beschaafde voetballanden bedenkt men
originele bijnamen voor historisch zwaarbeladen duels. Denk aan ‘The Hate Game’
tussen Manchester United en Liverpool. Andere wedstrijden krijgen een
eenvoudiger titel: ‘Manchester derby’ (City vs. United), ‘North London derby’
(Arsenal vs. Tottenham) of ‘Black Country Derby’ (Wolverhampton Wanderers vs.
West Bromwich Albion). In Duitsland is er onder meer de ‘Kohlenpottderby’ (Schalke
04 vs. Borussia Dortmund).

Bij al die toppers heeft men gekozen voor een passende bijnaam. Er is over nagedacht, het is simpel gehouden en het slaat
enkel op die ene lokale wedstrijd. Vergeet dus die domme en van ontzettend veel
pretentie getuigende ‘Classico’! Dat getuigt van een chauvinisme op z’n Frans,
waar ze PSG-Olympique Marseille niet alleen ‘Derby de France’ noemen, maar ook
‘Le Classico’. Naäapgedrag is het. En het origineel is altijd beter dan de kopie, het is een waarheid als een koe.

Er zijn tijdens het internationale voetbalseizoen ook maar
een paar ‘Super Sunday’s en die worden zonder enige uitzondering allemaal in
het buitenland gespeeld. Wanneer je bijvoorbeeld op één namiddag Man.
United-Arsenal en Chelsea-Man. City zou hebben, dan is dat voor de ware
voetbalconnaisseur een buitengewoon aanbod. Super. Idem dito als je
Juventus-Inter en Milan-Roma op het programma zou hebben staan. Of
Bayern-Schalke 04 en Dortmund-Leverkusen, met telkens ruim 60.000 toeschouwers
op de tribunes.

Beste media, wees eens origineel. Geef de toppers in eigen
land een specifieke bijnaam, maar hou op met dat overroepen van voetbalmatchen
waar buiten onze landsgrenzen niemand wakker van ligt. Stijg, met andere
woorden, boven het niveau van het veldrijden uit, die wereldberoemde sport in
Vlaanderen. Stop met toertjes maken rond de kerktoren en blaas onze sporten en
sporters ook niet op tot iets wat ze niet zijn. Het zal jullie én hun
geloofwaardigheid ten goede komen.

De echte fans zullen heus niet thuis blijven, als de
interessante wedstrijden niet buiten proportie worden opgepompt. En de neutrale
kijkers/lezers/luisteraars weten best wel wat ze willen zien/lezen/horen, daar
is al die pump and circumstance niet
voor nodig. Hoe opdringeriger de reclameslogans en hoe meer wind er wordt
verkocht, hoe groter het risico dat mensen uiteindelijk zullen afhaken, omdat
ze snel door hebben wat het allemaal mààr is.

Super Sunday? Ach, neen. Een spannende ontknoping van een
middelmatige voetbalcompetitie ergens in de brede middenmoot van het Europese voetbal.



End It Like Beckham

Sport Posted on vr, mei 17, 2013 15:52:27

(Waarschuwing: hieronder volgt een weinig kritische en zelfs
een beetje dweperige tekst naar aanleiding van het afscheid van David Beckham
aan het actieve voetbal. De titel hierboven heb ik ergens opgepikt tussen de
vele tweets die gisteren passeerden nadat hij zijn besluit had aangekondigd.
Als de rechtmatige eigenaar zich aanmeldt, zal ik zijn geniale vondst gaarne
terug bezorgen.)

Bend It Like Beckham

Hij geniet de eer om zijn naam in de titel van een
fictiefilm terug te vinden. Dat is hoogst uitzonderlijk. Het zegt iets over de
status die David Robert Joseph Beckham, bijgenaamd Becks, in Groot-Brittannië geniet. Geboren op 2 mei 1975
ondertekende hij in 1991 een stage-contract bij het Manchester United van
manager Alex Ferguson, toen nog geen sir of zeur, maar wel een man die al snel
doorhad dat het opleiden van jeugdtalenten deel uitmaakte van een
langetermijnvisie. Op zijn negentiende debuteerde de rechtermiddenvelder bij de
hoofdmacht van de Red Devils.

De traptechniek van de youngster
was fenomenaal, dat werd al gauw duidelijk. Tik in YouTube de woorden ‘Beckham
Wimbledon Goal’ in en u ziet waarom. Augustus 1996, een lobbal vanop eigen helft, een uniek
staaltje van inzicht, overzicht en technisch vernuft. In de loop van de jaren
maakte Beckham vele prachtige goals en hij bracht er net zoveel aan met die
fabuleuze rechtervoet van ‘m. Zijn assists waren zelden gewoon: meestal vormden
ze een kruising tussen onmogelijk en subliem. En dan waren er nog die
ontelbare in de winkelhaak of op het voorhoofd van een ploegmaat geschilderde
vrije trappen. Bend It Like Beckham
betekent zoveel als: probeer de bal een curve mee te geven zoals Beckham dat
doet. Probeer het zelf eens, maar zorg er wel voor dat u eerst een goede
verzekering heeft afgesloten, want het gevaar is reëel dat u uw voet omslaat en een paar weken werkonbekwaam bent.

Met een precies in de bovenhoek gekrulde vrije trap schoot
hij Engeland najaar 2001 ook naar de wereldbeker voetbal. In de toegevoegde
tijd van de kwalificatiewedstrijd tegen Griekenland dan nog. Ga opnieuw naar
YouTube: ‘Beckham Greece Free Kick’ en aanschouw het wonder. Als je op zulk
cruciaal moment zo’n precisie kunt leggen in een afstandsschot, dan ben je een
hele grote.

115 interlands speelde Beckham voor Engeland, waarin hij
zeventien keer scoorde. Al had het helemaal anders kunnen lopen, want in 1998
kreeg hij op het WK in Frankrijk een domme rode kaart wegens natrappen. De hele
natie stortte zich op hem, een half seizoen lang werd hij uitgejouwd in alle
Engelse stadions. Maar Becks toonde karakter, antwoordde met de voeten en mocht
een jaar later mee de beker met de grote oren in de lucht steken, toen United
in Barcelona de Champions League won na een nooit geziene ontknoping in de
finale tegen Bayern München. Becks was
back
!

Spend It Like Beckham

Hij leek voorbestemd om zijn hele carrière op Old Trafford
door te brengen, tot Ferguson, ondertussen Sir geworden en ook wel een beetje
‘zeur’, het beu werd dat zijn sterspeler meer in de belangstelling stond met
zijn leven naast het voetbal dan met zijn prestaties binnen de groene rechthoek.
Dat had alles te maken met diens verloving en huwelijk met Victoria Adams, aka
Posh Spice. Spice Girls & Voetbal, dat ging niet samen volgens de manager
van United en dus kwam er ruzie van.

Misschien was de grote baas het ook wel
beu dat zijn nummer zeven vaker van kapsel dan van voetbaloutfit wisselde. Beckham
verkaste voor dertig miljoen euro naar Real Madrid, waar hij op zijn
achtentwintigste een belangrijk onderdeel werd van de Galácticos, samen met Zidane,
Figo, de nog fitte (en niet dikke) Ronaldo, Raúl, Roberto Carlos en nog wat
aardige voetballers.

Vier jaar later ging hij, de dertig inmiddels voorbij, veel
geld verdienen bij L.A. Galaxy. Het mondaine Hollywood lag de Beckhams wel. De
jet set werd hun natuurlijke habitat, ze leefden als sterren onder de
sterrenhemel. Maar het dient gezegd: fysiek bleef de voetballer zich uitmuntend
verzorgen. Als tussendoortje mocht hij dat begin 2009 en begin 2010 telkens
vier maanden tonen bij Milan. En na vijf jaar Los Angeles trokken de Beckhams
met hun kroost (drie zonen en een dochter) naar Parijs, voor wat de laatste
halte in meneers voetbalcarrière zou worden: PSG. Manchester-Madrid-Los
Angeles-Parijs: voorwaar geen onverdienstelijk parcours. (En voor mevrouw: mooie steden om te flaneren en te shoppen!)

Bijna veertien jaar na hun flink gemediatiseerde huwelijk
zijn de Beckhams nog altijd samen, ondanks enkele zijsprongen en faux pas, al dan niet met dames van
lichtere zeden. Het merk-Beckham heeft onderweg weliswaar wat deuken opgelopen,
maar dat werd meneer en mevrouw nooit echt kwalijk genomen. Het grote publiek
vergaf het hem. Adidas, Pepsi, Gillette en Armani bleven hem adoreren. En dat
topfitte lijf was de hele tijd verzekerd voor meer dan tweehonderd miljoen
euro, dat is iets meer dan het uwe en het mijne opgeteld waard zijn.

Trend It Like Beckham

Dat Cristiano Ronaldo en Lionel Messi vandaag tonnen geld
verdienen met merchandising hebben ze mede te danken aan het zakelijke inzicht
en de looks van Beckham en zijn marketingteam. De
reclamewereld zag al snel het potentieel van deze vlotte jongen, die er
buitengewoon verzorgd uitzag, mee was met zijn tijd (talloze tattoos ‘sieren’
zijn ranke lichaam) en zowel voor mannen als vrouwen aanvaardbaar was. De
metroseksueel was geboren. En hij zou anderhalf decennium lang poenscheppen met
nevenproducten van zijn voetbalactiviteiten, terwijl hij intussen de hele tijd
scherp en alert bleef op het voetbalveld.

End It Like Beckham

Net wanneer je dacht dat hij zou doorgaan tot hij erbij zou neerstuiken,
verkoos Beckham te eindigen in schoonheid. Paris Saint-Germain had net de
Franse titel veroverd. Niet dat hij daar persoonlijk veel toe heeft
bijgedragen, want hij kwam pas begin dit jaar naar de Franse hoofdstad en
speelde nauwelijks negen wedstrijden mee, waarin hij niet eens scoorde. Maar de
komst van Becks naar PSG werd toch een ware mediahype, waarop hij gretig mee
surfte, onder meer door in een gulle bui zijn riante salaris weg te schenken
aan een Parijse liefdadigheidsinstelling. De merchandising liep wel vrolijk
door, dus echt armer zal hij niet geworden zijn van die fijne geste.

Het jaartje te veel zal David Beckham niet beleven. Hij gaat
met voetbalpensioen, met in zijn trofeeënkast replica’s van elf landstitels,
één Champions League, één wereldbeker voor clubs, twee Engelse bekers en nog
wat andere prullaria. Al zou het me niet verbazen dat we hem in de nabije
toekomst toch nog in de voetballerij terugzien. Een boude voorspelling: hij
wordt jeugdtrainer of scout bij Manchester United. Niemand die de filosofie van
het huis beter kent dan Becks. En hij zou de ideale ambassadeur zijn in het Theatre of Dreams.



Play-offsysteem deugt niet

Sport Posted on do, mei 16, 2013 13:25:09

Als Anderlecht vanavond wint van Lokeren, dat zelf niets
meer te winnen of te verliezen heeft, en Zulte Waregem-Club Brugge eindigt op
een gelijkspel, dan mogen de paarswitten uit Brussel op één speeldag van het
einde van de play-offs voor de tweeëndertigste keer een landstitel vieren. Dat
is bepaald indrukwekkend, vooral omdat les
mauves-et-blancs
pas in 1947 voor het eerst kampioen werden.

Als Anderlecht niet wint of er is wel een winnaar in Zulte
Waregem-Club Brugge dan zal het kampioenschap 2012/2013 pas op de allerlaatste
speeldag beslist worden, wanneer Anderlecht Zulte Waregem ontvangt en Club
Brugge op eigen veld RC Genk bekampt. Wat ook het scenario wordt: spanning
troef in de Jupiler Pro League.

Dat is goed voor de Pro League, de tv-rechtenhouders, de
andere media, de supporters van de club die op dat ogenblik niet op de eerste
plaats staat, de neutrale voetballiefhebber en de kassa van de thuisspelende
clubs. Even leken we zelfs op weg naar een competitieslot met nog vijf
titelkandidaten, het zijn er na de vorige speeldag uiteindelijk drie geworden.

Het hele play-offgedoe krijgt nu zelfs uit ‘onverdachte’
hoek steun, net omdat het momenteel zo spannend is. Bij dit alles zijn de
meeste waarnemers zomaar geneigd om één belangrijk aspect met de mantel der
liefde te bedekken: het systeem deugt van geen kanten!

Het play-offsysteem

Filip Joos, die ik als voetbalcommentator en -kenner hoog
heb zitten en wiens media-carrière ik van nabij volg omdat ik nu eenmaal in
mijn hoedanigheid van hoofdredacteur sport op de VRT het genoegen heb gesmaakt
om hem een tiental jaar geleden als commentator te hebben mogen lanceren,
schreef vorige week woensdag in één van zijn doorgaans zeer lezenswaardige
columns in De Morgen een lofzang op
het play-offsysteem.

Eerst geeft ie toe dat hij het aanvankelijk maar niets vond,
omdat ‘een kat er haar jongen niet in terugvond’, maar ‘het was even wennen,
meer niet’. Amper twee paragrafen verder is hij al fan. Niet omdat het ‘over de
hele lijn zaligmakend’ zou zijn, maar omdat deze formule ‘oprecht beter en
boeiender dan de oude’ is. ‘En echt niet oneerlijker,’ voegt Joos er nog aan
toe. Het is een mening, maar wel
eentje die zwaarder weegt dan een andere omdat ze wordt geuit door een eminent
voetballiefhebber, waardoor ze bijna de status van de mening krijgt. Dus permitteer ik me even om er tegenin te gaan.

De play-offs zijn relatief nieuw: ze werden in ons land ingevoerd vanaf
het seizoen 2009/2010. We zijn momenteel dus toe aan de vierde editie. De
bedoeling is duidelijk: ervoor zorgen dat de competitie een boeiend slot
krijgt, dat de zes hoogst geplaatste teams een onderlinge mini-competitie
spelen waardoor ze – door de opeenvolging van ’top’wedstrijden en de hogere
toeschouwersaantallen – ook gegarandeerd meer inkomsten genereren en dat de
tv-rechtenhouders en andere media tot op het laatst zeker zijn van spanning en
publieke belangstelling. Het opzet is, kortom, in de eerste plaats commercieel.

In de voorbije drie seizoenen eindigde Anderlecht telkens
als eerste na de ‘reguliere’ competitie over dertig speeldagen. In 2010 en 2012
werden ze ook daadwerkelijk kampioen, in 2011 kon RC Genk de Brusselaars nog
voorbij steken.

Play-off 1

Het enige onderdeel van het play-offsysteem dat er werkelijk
toe doet, laten we wel wezen. De nummers één tot en met zes mogen na dertig speeldagen deelnemen
aan een mini-competitie met tien speeldagen. Bij de start daarvan wordt hun
puntenaantal uit de reguliere competitie gehalveerd. Als ze daarbij uitkomen op
een halfje dan wordt er naar boven afgerond, halfjes staan nu eenmaal niet zo
mooi in een puntentabel op tv of in de krant.

Mijn grootste bezwaar is dat die halvering van de punten
fundamenteel oneerlijk is. Een club die het goed heeft gedaan in de reguliere
competitie en met ruime voorsprong op de volgende in de stand is geëindigd, kan
zo alsnog gepasseerd worden. In het seizoen 2009/2010 telde Club Brugge, dat
tweede stond, na dertig speeldagen 8 punten meer dan de derde, AA Gent. Toch
kon Gent, dank zij de halvering van de punten, Club nog passeren en de
Bruggelingen zo een plaats in de voorronde van de Champions League ontnemen.

2010/2011 was nog pijnlijker. Anderlecht stond na dertig
speeldagen eerste, met één puntje meer dan RC Genk. Standard begon aan de
play-offs als zesde, want het had 16 (zestien!) punten minder vergaard dan
Anderlecht. Na de play-offs stond Standard op een gedeelde eerste plaats met
Genk, elk met 51 punten. Genk werd kampioen omdat Standard bij de halvering van
de punten een half puntje had gewonnen, een voordeel dat ze bij die gelijke
stand kwijtspeelden. Gekker kan je ’t haast niet bedenken!

Het seizoen 2011/2012 kende minder uitschieters, zij het dat
RC Genk, vijfde na de gewone competitie met 10 punten minder dan de derde, AA
Gent, in die play-offs Gent nog inhaalde en zo barragewedstrijden om een
Europees ticket op de valreep kon vermijden.

Velen, ook Filip Joos, maken om hun standpunt te
onderstrepen meteen de sprong over de grote plas en vergelijken met de NBA.
Daar speelt men eerst een competitie over 82 wedstrijden, verdeeld over twee
divisies (West en Oost). Daarna beginnen de play-offs per divisie, waarbij de
eerste in de stand speelt tegen de achtste, de tweede tegen de zevende,
enzovoort. Wie beter is geëindigd na de reguliere competitie, geniet in een
best-of-5 systeem drie keer thuisvoordeel. En ja, het kan gebeuren dat een
lager geklasseerd team de volgende ronde haalt. Maar het grote verschil is wel
dat men vertrekt met nul punten (geen stompzinnige halvering!) en met een extra
thuiswedstrijd voor het best geklasseerde team.

Bovendien: de NBA hanteert een strikte salary cap, een maximumverloning waar de clubs niet mogen boven
komen, én tijdens de zomer hebben de teams die het laagst geklasseerd stonden
na het vorige seizoen het eerste-keuzerecht om talentvolle jongeren te
recruteren tijdens de zogeheten draft.
Gaan Anderlecht, Club Brugge en Standard toestaan dat Cercle Brugge – gesteld
dat die club zich redt -, Lierse en Waasland-Beveren komende zomer als eerste
de betere jongeren een contract mogen aanbieden? Ik dacht het niet.

Tenslotte: de NBA is een gesloten competitie. Er zijn geen
dalers. De dertig deelnemende teams weten dus dat ze commercieel en financieel
beschermd worden door het systeem. Een systeem dat ook in andere Amerikaanse
sporten wordt toegepast. Vreemd toch, de bakermat van het kapitalisme en de
vrije markt tolereert dat er in haar populairste sporten verregaande protectionistische
maatregelen worden genomen…

Play-off 2

In Play-off 2 worden de punten, raar maar waar, niet
gehalveerd. Neen, daar deelt men de acht ploegen die op plaatsen zeven tot en
met veertien eindigden netjes op in twee groepen die aan hun mini-competitie
beginnen met nul punten. De twee groepswinnaars spelen aan het eind tegen elkaar en de
winnaar daarvan mag dan weer in een dubbel duel de vierde in de eindstand van
Play-off 1 bestrijden om een ultiem Europees ticket te bemachtigen. Het is een
soort tweede zit voor voetbalclubs.

Na het seizoen 2009/2010 mocht RC Genk – dat na dertig
speeldagen slechts elfde stond – na het winnen van Play-off 2 in een
streekderby met Sint-Truiden uitmaken wie er naar de voorronde van de Europa
League mocht. Genk won dan nog ook. Dit seizoen kan die geschiedenis zich
herhalen. AA Gent, twaalfde na de reguliere competitie, zal behoudens een
voetbalmirakel Play-off 2 winnen (de heenwedstrijd op OH Leuven werd immers
met 1-4 gewonnen) en mag het over een week opnemen tegen, allicht, RC Genk of
Standard.

Stel je voor dat Gent dat duel zegevierend afsluit, wat
gezien het huidige vormpeil niet eens denkbeeldig is, dan zal het nummer twaalf
uit de stand, dat eind maart respectievelijk 21 en 16 punten minder telde dan
Genk en Standard, alsnog een Europees ticket veroveren. Eerlijk systeem? Sta me
toe dat te betwijfelen.

Play-off 3

En dan is er ook nog een competitieformule voor de kneusjes.
De vijftiende en de zestiende na de reguliere competitie spelen onderling maximaal
vijf wedstrijden om te bepalen wie er rechtstreeks degradeert en wie er de
eindronde met de periodekampioenen uit de tweede klasse moet betwisten. Geen
halvering of afschaffing van de punten hier, dat leek de bedenkers ietwat saai
en voorspelbaar. En dus vertrekt de vijftiende met drie punten voorsprong én
met een extra thuiswedstrijd in het verschiet.

Je moet als vijftiende in de stand al onwaarschijnlijk
slecht presteren om het niet te halen. Maar het kan: het overkwam Beerschot een
paar weken geleden. En zo kan de vereniging Cercle Brugge, dat 14 op 90 had
gehaald (15,5% van de punten), via de eindronde alsnog haar hachje redden. In
het land van Magritte is ook de voetbalcompetitie surrealistisch.

Pleidooi voor een kleinere
en betere voetbalcompetitie

Ik citeer Filip Joos nog even: ‘Is onze tweede klasse
oneerlijk? Want daar kan de dertiende in de stand al sinds mensenheugenis een
periodetitel pakken en via de eindronde naar de hemel van eerste klasse varen.’
Mijn antwoord: ja, dat is inderdaad niet correct. Ik ben dan ook, in de ogen
van Joos, een ‘conservatieve voetbalfanaat’ die vindt dat een reguliere
competitie volstaat. Dertig of vierendertig speeldagen en de kampioen is gekend. Simpel kan
ook. Iedereen zal het systeem begrijpen, geen gedoe met halve en hele punten,
regelmaat wordt beloond, tijdelijke positieve of negatieve vormcurves of brute
pech zullen minder invloed hebben op het eindresultaat.

Maar ik ben anderzijds dan weer ‘progressief’ genoeg om een
deel van de Amerikaanse attitude naar hier over te hevelen, door het aantal
profploegen te reduceren tot tien of twaalf en die in een gesloten competitie
drie of vier keer tegen elkaar te laten spelen. Daarvoor verwijs ik graag naar
mijn blogpost van 24 februari: ‘Pleidooi voor een kleinere en
betere voetbalcompetitie’.

Willen we een sympathieke, kleine, Europees niets
voorstellende competitie dan kan je in de eerste klasse 16 ploegen behouden of
desnoods zelfs uitbreiden tot 18. Willen we toch nog enigszins kunnen
wedijveren met de subtop van Europa, dan moeten we het sentiment laten varen,
voetbal bekijken als een economische sector en drastisch durven hervormen.

***

Ach, amateurisme heeft ook iets sympathiek, natuurlijk. En
zo blijft de Belgische eerste klasse een Mickey Mouse-competitie en verblijden
we ons met de hoopvolle prestaties van de Rode Duivels, waarvan er straks geen
enkele meer bij onze eerste klasse-clubs speelt. In het beste geval debuteren
die talenten vandaag nog in België (Courtois, Mignolet, Kompany, Fellaini, Dembele,
Witsel, Defour, De Bruyne, Benteke, Lukaku), sommigen draaien bij wijze van grote uitzondering zelfs nog enkele
seizoenen mee hier, maar in het slechtste geval verkassen ze al op zeer
jeugdige leeftijd naar het buitenland waar ze vervolgens doorbreken
(Alderweireld, Vermaelen, Vertonghen, Dembele, Hazard, Mirallas, Mertens). Dat laatste
zal ons in de toekomst nog veel vaker overkomen, als we niet ophouden met
navelstaren.

Wereldkampioen worden in Rio en geen enkele van die spelers die
actief is op de Belgische velden, het zou zomaar kunnen.



Volare

Sport Posted on di, mei 14, 2013 17:21:37

Na de verloren Cup Final tegen het nietige Wigan Athletic
maalde de geruchtenmolen zaterdagavond nog sneller dan gebruikelijk: het
ontslag van manager Roberto Mancini was een kwestie van uren. Toch bleef
bevestiging meer dan een etmaal uit, een toestand van onzekerheid die
BBC-presentator Gary Lineker verleidde tot een boze tweet die eindigde met
‘Back him or sack him’. Als er dan toch geen sprake was van ontslag, dan moest
de directie van Manchester City maar kleur bekennen (lichtblauw) en Mancini
steunen, zo vond de gewezen spits.

Zondagavond laat werd de onvermijdelijke knoop dan toch
doorgehakt. De 48-jarige Italiaan, aan de slag in het City of Manchester
Stadium sinds december 2009, mocht beschikken. Zo gaat dat met managers en
trainers in het internationale topvoetbal. Elk moment van verslapping wordt
genadeloos afgestraft. Tenminste: zo gebeurt dat bij clubs van wie de
langetermijnplanning zo ongeveer anderhalve week ver in de toekomst loopt en
die voortdurend impulsiviteit verwarren met goed beleid. Dan mogen de supporters nog bij elke wedstrijd ‘Mancini wo-ho’ zingen op de tonen van Volare.

‘Volare’, Italiaans voor vliegen. ‘Nel blu dipinto di blu’: in het blauw geschilderde blauw. Het blauw past bij de Blue Moon van City. Het vliegen hoort nu bij Mancini, zoals in: de trainer, hij vliegt buiten.

***

Medelijden moeten we niet hebben met Mancini: zijn riante
loon valt nu wel weg, maar in de plaats krijgt hij een nog veel riantere
oprotpremie. Even de blauwwitte sjaal opbergen, kleedkamerkastje leegmaken, emotioneel afscheid nemen van staf en spelers, een traan wegpinken, en dan kan hij aan
een rustgevende wereldreis beginnen, ver weg van de stress van het
trainersbestaan.

Medelijden moeten we wel hebben met sjeik Mansour bin Zayed
Al Nahyan, grote baas van de Abu Dhabi United Group for Development and
Investment en eigenaar van Man. City. Niet omdat hij veel centen kwijt is door
dit ontslag – de man is zo rijk als de oceanen diep zijn -, maar omdat hij
alweer blijk heeft gegeven van kortzichtigheid. Op het vlak van voetbalkennis is hij een zéér arme man.

Laten we er de cijfers bij halen. Manchester City moet uit twee
resterende wedstrijden (uit bij Reading, thuis tegen Norwich) nog één punt
halen om zeker te zijn van de tweede plaats in de eindstand. Op ruime afstand van kampioen Man.
United weliswaar, maar je kan niet elk jaar de titel pakken in de Premier
League. Vorig jaar lukte dat op de valreep wel. Het jaar daarvoor had City de
beker gewonnen, dat was toen de eerste trofee in 42 jaar. Hoe dan ook is City nu
al een tijdje zeker van Champions League-voetbal volgend seizoen.

In de FA Cup werd de finale bereikt. Daarin werd pijnlijk
verloren van Wigan, door een doelpunt in de toegevoegde tijd. Is het de schuld
van Mancini dat Ben Watson bij dat doelpunt helemaal vrij stond bij de eerste
paal? Kan Mancini iets verweten worden voor de afschuwelijke laterale pas van
Gareth Barry die voorafging aan de roekeloze tackle die Pablo Zabaleta een
tweede geel kartonnetje opleverde en Man. City verplichtte om met een man
minder te spelen?

In drieëneenhalf jaar Mancini werd City één keer kampioen,
één keer (waarschijnlijk) tweede, één keer derde en won hij één keer de Engelse
beker. In de Champions League liep het grondig fout, dat klopt. Dit seizoen
werden de Citizens in een poule met Borussia Dortmund, Real Madrid en Ajax
vierde en laatste, waardoor het Europese seizoen er al halfweg op zat. Als er
al een ontslag zat aan te komen, was het half december, niet half mei. Toen had
hij opzichtig gefaald, nu niet.

***

Het geval-Mancini bewijst dat clubbestuurders het nog altijd
niet begrepen hebben. Vertrouwen geven aan staf en spelers is belangrijker dan
abrupt ingrijpen als het een beetje tegenzit. Er zijn nochtans enkele clubs die
er wel verstand van hebben. Ver hoeven de sjeik en zijn stromannen niet te gaan
om bij te leren: gewoon een uitstapje maken naar die andere club uit
Manchester, United. Daar was de afscheidnemende Sir Alex Ferguson 26,5 half
jaar lang manager. In zijn eerste veertig maanden wist hij welgeteld één trofee
te winnen: de FA Cup in 1990. In de competitie eindigde hij achtereenvolgens
11de, 2de, 11de en 13de.

Arsène Wenger is al bijna zeventien jaar de grote sportieve
baas bij Arsenal. Hij begon goed met een derde plaats. In zijn tweede seizoen
wonnen de Gunners de dubbel, titel plus beker. Maar sinds 2005 zitten ze in
Londen te wachten op silverware,
zoals trofeeën daar zo mooi heten. Ondanks dat gebrek aan sportieve successen geniet Wenger nog altijd de steun van de directie.

Voetbalvoorzitters moeten leren leven met ups en downs. Ze beseffen te weinig dat de evaluatie van een manager of
trainer slechts gedeeltelijk moet gebeuren op basis van de prestaties op het
terrein, die te vaak afhangen van kleine details waarop je geen vat hebt. Een
slechte pas van een middenvelder die resulteert in een rode kaart voor een
ploegmakker, bijvoorbeeld, of een goal die valt omdat de afspraken qua
mandekking niet worden gerespecteerd. Paal binnen of paal buiten, dat is meer
toeval dan wat anders. Een trainer beoordelen doe je door hem bezig te zien op
training: hoe systematisch werkt hij? Welk doel heeft hij voor ogen? Hoe draagt
hij dit over op staf en spelers? Wordt hij door hen gerespecteerd? Maakt hij
spelers beter?

Bij Manchester United en Arsenal, met hun nadruk op een goed
uitgebouwde jeugdwerking, hebben ze dit al heel lang door. Bij Man. City en,
bij uitbreiding, Chelsea niet. Morgen speelt Chelsea de finale van de Europa
League. In de competitie wordt de club van Stamford Bridge wellicht derde. Toch
moet interimmanager Rafael Benitez over twee weken opstappen en wordt hij
allicht opgevolgd door José Mourinho. Eerder dit seizoen werd ook Roberto Di
Matteo al de laan uitgestuurd, de man die de puissant rijke Rus Roman
Abramovitsj nauwelijks een half jaar eerder de zo gegeerde Champions League had
geschonken.

(Terloops: ik hou niet speciaal van Mancini of Benitez, ik
vind dat ze te vaak te defensief spelen, maar dat is hier even niet aan de
orde, zeker niet in een wereldje waarin de resultaten altijd belangrijker zijn
dan de manier waarop ze behaald worden.)

Ach, sjeiks en Russen, ze zijn zo vergeetachtig. Here today, gone tomorrow, is het enige
Engels dat ze écht begrijpen. De clubs die ze in hun macht hebben zijn maar
hobbies, speeltjes die hen prestige op wereldschaal moeten bezorgen. En als het
hen straks niet meer zint, zijn ze misschien wel weg. Gaan ze met de paarden
spelen of zo. Clubs financieel aan de grond, supporters ten einde raad, drama’s
in de maak. There’s no I in team,
weet u nog wel. Er zit wel een ‘I’ in sjeik en Abramovitsj.

***

Dat brengt me naadloos bij Me, Myself and I. Het adagium van de man die – met een
ietsiepietsie minder middelen, maar met even veel leeghoofdige bravoure als de
sjeik en de Rus – dacht met het zieltogende Beerschot AC de Belgische
voetbalhemel te kunnen bestormen en na iets meer dan twee jaar in de
voetbalgoot belandde. Als je op je rug ligt, kan je dan nog wel de hemel zien,
maar de afstand is pijnlijk groot. Ook hier: projectontwikkelaar weg, club
kapot, supporters in de rouw.

Ook in het Olympisch Stadion werd er gegoocheld met
stafleden. Eerst was er de truc met de trainer-vriend. Die mocht (Germinal)
Beerschot komen redden, lukte daar ook in en liep het seizoen daarop een behoorlijk, maar ietwat
saai parcours. ‘Ander en beter’, dacht de voorzitter, want hij wilde meer
aanvallend voetbal zien. Spektakel. Carnaval
oep ’t Kiel. Maar de opvolger
presteerde te wisselvallig en mocht halfweg de reguliere competitie beschikken.

De assistent mocht het dan proberen, maar werd na zes
wedstrijden (1 punt op 18) opnieuw een rij terug gedrongen. Zes wedstrijden,
waarvan vier buitenshuis (o.m. Zulte-Waregem en Standard) en bij de twee
thuiswedstrijden zat er ook eentje bij tegen Club Brugge. Waarna de
trainer-vriend uit de werkloosheid werd gehaald, maar er niet meer in slaagde
het tij te keren.

Was het zo triest niet, dan zou je het hilarisch kunnen
noemen. Het is voer voor een Jambers-aflevering:
onbekwame passanten die in hun drang naar snel succes de wetten van de
zwaartekracht van het voetbal proberen te trotseren en zwaar op hun bek gaan. Wie zijn ze? Waar
komen ze vandaan? Wat drijft hen? Wie
houdt hen alstublieft tegen in de toekomst?



Those Were The Days

Sport Posted on za, mei 11, 2013 13:37:52

Neen, de Welshe zangeres Mary Hopkin schreef haar door Paul
McCartney geproduceerde grootste hit niet ter ere van de Europese successen van
de Belgische voetbalploegen. Kon ook moeilijk, want Those Were the Days haalde al in 1968 de nummer 1-plaats in de
Britse hitparade en de tweede stek in de Amerikaanse charts, een klein
decennium vóór Anderlecht de ban brak en een eerste Europabeker mee naar huis
mocht nemen.

11 mei 1988

Een stel jonge wolven van het al even jonge productiehuis Nummer
10 maakten een fijne documentaire over die woensdag in Straatsburg, vandaag
precies vijfentwintig jaar geleden. Woensdag werd die getoond op Canvas, helaas op een onchristelijk uur. Aan het woord kwamen van trots glimmende supporters,
die vertelden hoe zij die onverwachte triomftocht tijdens het allereerste
Europese avontuur van KV Mechelen beleefd hadden. Dat leverde een warme couleur locale op, al miste ik toch ook
de stemmen van een Aad de Mos en een Piet den Boer vandaag en waren de
archiefbeelden soms van lamentabele VHS-kwaliteit.

Dat ligt overigens niet aan die jonge wolven, maar aan de
VRT. Ik zal u zelfs een naam noemen: het is allemaal de schuld van Rik De
Saedeleer! Niet dat de Racinger de concurrent uit de provinciestad wilde
boycotten, neen, hij kreeg eind jaren tachtig de opdracht om het sportarchief
flink uit te dunnen, omdat de directie vreesde dat er weldra geen plaats meer zou
zijn voor al die tapes. En dus wiedde De Saedeleer en liet hij vooral integrale
wedstrijden wissen. Zodat die finale van de Europabeker der Bekerwinnaars
tussen KV Mechelen en Ajax Amsterdam alleen nog maar in een korte samenvatting
beschikbaar is. Zonde. Those were the
days
.

Dat KV Mechelen, net als de meeste andere Belgische
finalisten, het goed deed in de inmiddels afgeschafte Europabeker der
Bekerwinnaars is natuurlijk geen toeval. De échte toppers zaten toen in de
Europabeker der Landskampioenen (Europacup I, vandaag: Champions League) en de
subtoppers in de UEFA Cup (vandaag: Europa League). Europacup II was voor de
kneusjes, laten we wel wezen. Af en toe zat er per abuis een Real Madrid of
Manchester United tussen, maar meestal waren het tweederangsploegen, want wie
maalde er – behalve de Engelsen met hun traditierijke FA Cup – om de beker in
eigen land? Niet zelden hadden de deelnemers aan Europacup II niet eens hun
vaderlandse beker gewonnen het seizoen voordien, maar mochten ze meedoen
omdat de bekerwinnaar ook de landskampioen was en die er uiteraard de voorkeur
aan gaf om te strijden om de zogeheten ‘beker met de grote oren’.

Dus schakelde KV op weg naar Straatsburg achtereenvolgens
Dinamo Boekarest, St. Mirren, Dinamo Minsk en de Italiaanse tweedeklasser
Atalanta Bergamo uit, geen tegenstanders van formaat. In de finale waren de Mechelaars wel de underdog tegen Ajax, dat een jaar eerder al die Europacup II had
gewonnen, dank zij een kopbaldoelpunt van Marco van Basten (zijn laatste goal
ooit voor de Amsterdamse club, want de spits vertrok de daaropvolgende zomer naar Milaan).

De finale van 1988 was geen echte hoogvlieger. Na de
terechte uitsluiting van Danny Blind, halfweg de eerste helft, werd KV geholpen
door deze numerieke meerderheid. Eén doelpunt acht minuten na de rust volstond:
voorzet Eli Ohana vanaf links, bij de eerste paal binnen geknikt door Piet den
Boer. Bingo! Daar was da feestje!

Ik wil de prestatie van de Mechelaars zeker niet
geringschatten, mocht u dat concluderen uit de vorige paragrafen. Maar het is
wel nodig, vind ik, om de euforie te relativeren en in de juiste context te
plaatsen. 11 mei 1988: een kwarteeuw
geleden, de (voorlopig?) laatste Europabekerwinst voor een Belgisch team. Those were the days.

12 mei 1993

Morgen is het dan weer precies twintig jaar geleden dat
Royal Antwerp Football Club, geruggesteund door twintigduizend roodwitte fans,
naar Wem-be-ley mocht voor de
eindstrijd in diezelfde Europacup II. De tegenstander heette toen Parma, mocht u het
antwoord op de hamvraag vergeten zijn.

Onderweg naar de finale had Antwerp onwaarschijnlijk veel
mazzel. Het nietige Noord-Ierse Glenavon werd pas na strafschoppen gewipt. Het
al niet veel imposantere FC Admira/Wacker uit Oostenrijk ook pas na
verlengingen. En tegen Steaua Boekarest werd het 0-0 in Deurne en 1-1 in
Boekarest. Het uitdoelpunt van Alex Czerniatynski telde dubbel. In de halve
finale was de scheidsrechter Antwerp in de terugwedstrijd (1-0 verlies heen)
niet ongunstig gezind. Spartak Moskou ging met 3-1 de boot in.

Maar Parma was uiteindelijk een maatje te groot, ook al
omdat doelman Stojanovic zijn reputatie van vliegenvanger in de finale
bevestigde. 3-1 stond er na negentig minuten op het scorebord. Maar de twintigduizend hadden een onvergetelijk avontuur
beleefd en ik, als Beerschot-supporter, gunde hen dat van harte. In Europa
vergeet ik mijn persoonlijke voorkeur en duim ik voor de Belgische ploeg, ook
al is dat dan de historische aartsrivaal uit dezelfde stad.

12 mei 1993. We
realiseerden ons dat toen nog niet, maar het was het einde van zeventien jaar hoogconjunctuur.
Sindsdien speelde geen enkele Belgische club nog de finale van een Europabeker.
Those were the days.

10 mei 1978

Het ‘Belgische’ tijdperk begon eigenlijk al in 1970.
Anderlecht had de finale van de UEFA Cup bereikt, toen nog Jaarbeursstedenbeker
genoemd, en mocht het daarin opnemen tegen Arsenal. In het Astridpark werden de
Engelsen weggetikt: 3-1. Dat ene uitdoelpunt gaf de Londenaars echter moed en
een uitwedstrijd in een Engels voetbalstadion was toen nog een angstaanjagende
gebeurtenis. Arsenal haalde het op Highbury met 3-0. Weg paarswitte droom, Van Himst, Puis,
Mulder & co een illusie armer.

In 1976 was het wel raak. Anderlecht moest voor de
finale een kleine verplaatsing maken: van het Emile Verséstadion naar de
Heizel. Daar stond alweer een Engelse tegenstander te wachten: West Ham United.
Anderlecht won met 4-2, twee doelpunten elk voor Robbie Rensenbrink en Swat Van
der Elst. Frank Lampard senior deed het niet al te best bij West Ham, achteraf
insinueerden snoodaards dat die Brusselse avond hem een vrachtwagen vol vaten
Gueuze had opgeleverd. Of het belle vue was, die complottheorie, is nooit
bewezen.

Het werd het begin van een Europacup II-triptiek voor
Anderlecht. In eigen land slaagde het er maar niet in de titel te veroveren,
maar in Europa presteerde Anderlecht opperbest. In 1977 werd weliswaar verloren
van Hamburger SV, 2-0, maar een jaar later was het wel raak in Parijs: 4-0
tegen Austria Wien. Weer twee goals voor Rensenbrink, eveneens twee voor Gilles
Van Binst.

Parallel met de Anderlecht-successen deed ook Club Brugge
het fantastisch. In 1976 stootte blauwzwart na een indrukwekkende campagne door
naar de finale van de UEFA Cup. In Liverpool stond het bij de rust nul-twee
voor, maar de Reds bogen die
achterstand nog om in een drie-twee winst. In de terugmatch kwam Club op
voorsprong, maar het werd al snel weer 1-1. De beker bleef niet in Olympia.

Twee jaar later was het weer (bijna) prijs. In de
Europabeker voor Landskampioenen schakelde Club het Finse KuPS, het Griekse
Panathinaikos, het Spaanse Atletico Madrid en het Italiaanse Juventus uit op
weg naar Wembley. Trainer Ernst Happel liet zijn elftal gedurfd en aanvallend
voetballen. Maar in de finale moesten de Bruggelingen omwille van de vele
blessures een noodploeg opstellen. Liverpool was, alweer, net te sterk:
één-nul, doelpunt Kenny Dalglish.

Toch nog even aanstippen: zowel in 1976 als in 1978 leverde
België telkens twéé Europese finalisten. Ons land stond in 1976 zelfs op de
eerste plaats van de UEFA-ranking bij de clubteams. Da’s nog altijd iets straffer
dan die vijftiende plaats die de Rode Duivels vandaag op de FIFA-ranking
inpalmen!

10 mei 1978. Gisteren was het vijfendertig jaar geleden. Geen beker met de grote oren voor een
Belgische club, maar wel een unieke prestatie. Nooit bereikte een team uit ons
land nog de eindstrijd van de meest prestigieuze Europese competitie. Twintig
jaar later mocht ondergetekende voor de VRT een terugblik maken op die ene mei-avond in
Londen. Van de finale was enkel nog een samenvatting van welgeteld drie minuten
en éénenvijftig seconden terug te vinden in het archief. Met commentaar van Rik
De Saedeleer, dàt wel. Those were the
days
.

18 mei 1983

Club Brugge zorgde later nog voor enkele uitschieters in
Europa, maar een finale zat er na 1978 niet meer in. Standard wist zich één
keer te plaatsen voor zo’n finale, die van Europacup II in 1982, in en tegen FC
Barcelona. 2-1 verlies, met een aanzienlijke bijdrage van de Duitse
scheidsrechter Eschweiler, die de weinig benijdenswaardige titel ‘home referee’ alle eer aandeed.

Anderlecht bleef het sterkste team en speelde nog drie
finales. We beginnen in omgekeerde chronologische volgorde. In 1990 verloren les mauves-et-blancs in Göteborg de
finale van Europacup II van Sampdoria Genua, 2-0 na verlengingen. Bij de Italianen
liepen toen Roberto Mancini en tweevoudig schutter Gianluca Vialli in de spits
rond. Twee aardige voetballers. Centraal in de verdediging stond de geniepige
Pietro Vierchowod. Geen aardige jongen.

1984 was het jaar waarin Anderlecht mede dank zij een heel
klein beetje omkoping, in de halve finale tegen Nottingham Forest (ach, wat is
nu een lening van één miljoen frank voor die arme arbiter?), de UEFA Cup-finale
speelde tegen Tottenham Hotspur. 1-1 in Brussel, 1-1 in Londen, 4-3 voor Spurs
na strafschoppen. Gerechtigheid, na het vals spelen in de halve finale?

Een jaar eerder was er wel een derde Europabeker voor de
club van voorzitter Constant Vanden Stock. Alweer in de UEFA Cup was Benfica
uit Lissabon de opponent. 1-0 in Brussel, 1-1 in de Portugese hoofdstad. Het
bezoekende doelpunt werd met het hoofd gescoord door Juan Lozano, de briljante
technicus die in mijn vage herinnering op zijn eentje 20 procent balbezit moet
hebben gehad in die uitwedstrijd. De strategie van trainer Van Himst was toen
vrij eenvoudig: geef de bal zo snel mogelijk aan Juan, hij zal hem wel zo lang
mogelijk bij houden.

18 mei 1983.
Volgende week zaterdag is het precies dertig jaar geleden. De allerlaatste keer
dat de beste Belgische club aller tijden een internationale trofee in de
etalage mocht zetten. Those were the
days
.

11 mei 2013

Is het toeval dat de teller sinds twintig jaar op twaalf
finales en drie eindzeges is blijven staan? Natuurlijk niet. Voetbal is met de
komst van de Champions League, in het seizoen 1992/1993, meer dan ooit big business geworden, een wereld die
wordt geregeerd door het geld. Geld, dat Belgische clubs in veel mindere mate
hebben dan de Europese toplanden. In de Championship, de Engelse tweede
klasse, werken de meeste teams met een groter budget dan onze G5. Wie laatste
eindigt in de Premier League, ontvangt meer uit de tv-rechtenpot dan de
kampioen in de Jupiler Pro League. Daar kan je niet tegenop.

Bovendien vertrekken talenten sedert het Bosmanarrest van
eind 1995 veel sneller naar het buitenland. Tot dan beleefden ze hun beste
voetbaljaren in het shirt van Anderlecht, Club Brugge of Standard. Daarna
braken ze in het beste geval nog wel door op Belgische velden, om dan voor veel
poen naar het buitenland te trekken. Dat is de harde realiteit. En op zich is
het niet eens onlogisch. Het Belgische voetbal heeft jaren boven zijn stand
geleefd. Wereldtoppers kwamen naar hier, en bleven ook hier, omdat er
behoorlijk wat geld onder tafel werd toegeschoven, bovenop hun naar Belgische
normen al riante salaris. Zwart is niet altijd schoon, maar het zorgde wel voor
triomf en euforie. En het gaf valse hoop.

Ach, een uitschieter valt nooit uit te sluiten. Wel in de
Champions League, dat is sinds de intrede van de nummers twee tot en met vier
uit Engeland, Spanje, Duitsland en Italië volstrekt onmogelijk geworden. Maar
in de UEFA Cup kan het op een goeie dag, met een gunstige loting en de nodige
portie geluk misschien bij wijze van uitzondering nog eens lukken. Een kwestie
van als en indien.

Tot dat mirakel zich voordoet zullen we het met de mooie
momenten uit het verleden moeten stellen. Laten we die vooral koesteren, want
op internationaal vlak kunnen we alleen maar zingen van Those were the days. Tot de Rode Duivels volgend jaar
wereldkampioen worden, dat spreekt voor zich.

***

Those were the days my friend / We thought they’d never end
/ We’d sing and dance forever and a day / We’d live the life we choose / We’d
fight and never lose / For we were young and sure to have our way / La la la
la… (ad infinitum).



Sir Alex

Sport Posted on do, mei 09, 2013 10:48:31

Op de laatste dag van 2013 wordt hij 72, maar toch komt het
vertrek van Sir Alex Ferguson als manager van de Engelse topclub Manchester
United nog behoorlijk onverwacht. United is al een tijdje zeker van de
twintigste landstitel uit de clubgeschiedenis, iedereen ging er gemakshalve van
uit dat Ferguson ook volgend seizoen weer zou strijden om alle prijzen die er
te behalen zijn in het voetbal.

Hij had al eens eerder zijn afscheid aangekondigd, tijdens
het tegenvallende seizoen 2001/2002. Maar hij liet zich toen alsnog overreden
om niet op zijn zestigste met voetbalpensioen te gaan en drie extra seizoenen
aan zijn carrière te breien. Die drie jaar werden er uiteindelijk elf, over
afscheid nemen werd intussen niet meer gepraat. Tot dat afscheid er plots was. Woensdag
8 mei 2013, een historische datum.

Sir Alex is zonder enige twijfel de meest succesvolle
voetbalmanager/trainer aller tijden. Hij bouwde Manchester United uit tot het
meest dominante voetbalinstituut in de bakermat van het voetbal en tot een belangrijke
speler op het internationale terrein, naast FC Barcelona, Real Madrid en Bayern
München. Maar laten we vooral de resultaten voor zich spreken.

Voetballer

Alexander Chapman Ferguson werd geboren op 31 december 1941
in Govan, een buitenwijk van Glasgow. Zijn vader werkte in de
scheepsbouwindustrie. Die eenvoudige komaf verklaart waarom de arbeiderszoon
altijd sympathie heeft getoond voor hard werken, persoonlijke discipline en… Labour.

Op het voetbalveld was hij spits van onder meer St.
Johnstone, Dunfermline Athletic , Glasgow Rangers en Falkirk. 171 doelpunten
maakte hij, gespreid over een periode van 17 seizoenen. Hij speelde ook zeven
interlands voor Schotland, waarin hij negen keer scoorde.

Beginnende manager

Op zijn tweeëndertigste werd Ferguson manager. Na een kort
verblijf bij het bescheiden East Stirlingshire, trok hij naar St. Mirren, dat
onder zijn hoede naar de hoogste Schotse divisie steeg. Als beloning mocht hij niet
veel later naar Aberdeen, toen de enige club die de giganten uit Glasgow,
Celtic en Rangers, het vuur aan de schenen kon leggen. In negen seizoenen haalde hij
er drie titels en twee tweede plaatsen, won hij vier keer de Schotse beker, één
League Cup, één Europabeker voor Bekerwinnaars (2-1 winst tegen Real Madrid in
1983!) en één Europese Supercup (najaar 1983 tegen Europacup I-winnaar Hamburger SV).

Een korte passage als bondscoach van het Schotse nationale
elftal was minder geslaagd: na tien wedstrijden was het al over. Het was op dat
ogenblik een schandvlek, maar uiteindelijk is het slechts een voetnoot onder
het lemma ‘Ferguson, Alex’, want op 6 november 1986 veranderde alles. Die dag
vroeg de voorzitter van het slabakkende Manchester United, een club die haar
beste periode al een hele poos achter zich leek te hebben, hem om de weggestuurde
manager Ron Atkinson te vervangen.

Naakte cijfers

Manchester United onder Alex Ferguson: 13 landstitels
(waardoor de club eeuwige rivaal Liverpool kon voorbijsteken als beste Engelse
club ooit), 5 FA Cups, 4 League Cups, 2 keer de Champions League, 1 Europabeker
voor Bekerwinnaars, 2 wereldbekers voor clubs. Plus nog wat minder prestigieuze
trofeeën: 10 Charity- en Community Shields (zeg maar: de Engelse Supercup, een
veredelde oefenwedstrijd tussen kampioen en bekerwinnaar), 1 Europese Supercup.

Als hij zondag 19 mei tijdens de uitwedstrijd op West
Bromwich Albion voor de 1499ste en allerlaatste keer plaatsneemt in de dug-out
van United, zal hij er 26,5 jaar manager geweest zijn. Niemand doet beter,
niemand was langer actief bij één en dezelfde club, niemand was onaantastbaarder.

Laten we even vergelijken. Tussen 1986 en 2013 versleet Milan
13 trainers, Manchester City, Bayern en Juventus 14, Chelsea 18, Inter 19 en
Real Madrid maar liefst 24. Man. United: 1. Kijken we naar de G5 in de Jupiler
Pro League, dan komen we aan 14 trainers bij Club Brugge, 18 bij Anderlecht, 20
voor RC Genk en AA Gent, en 25 voor Standard, interims niet meegerekend. Man. United: 1.

Maar wat zijn, los van de prestaties, de voornaamste
verdiensten van Ferguson als manager?

Teambuilding

Toen Ferguson in de herfst van 1986 bij United arriveerde,
was dat een team van volgevreten pseudo-vedetten die hun beste prestaties in de
kroeg leverden. Met harde hand bouwde van hij onderen uit aan een totaal nieuw
elftal. De pseudo’s moesten vertrekken, échte sterkhouders mochten blijven, de
jeugd kreeg een volwaardige kans. En hij deed toen al wat achteraf een constante in zijn
carrière zou blijken: indien nodig het conflict aangaan met spelers die zich
belangrijker achtten dan de club. Die zette hij op de bank of in de tribune, desnoods
pestte hij ze buiten. Niemand was groter dan Manchester United, ook de manager
niet. Met die attitude begon en eindigde alles.

Keuze voor de jeugd

De eerste jaren onder Ferguson presteerde United
wisselvallig. Meermaals leek het hoofd van de late veertiger onder het kapblok
te liggen. De kentering kwam er tijdens het seizoen 1991/1992 toen de 17-jarige
Ryan Giggs, die het seizoen voordien had gedebuteerd, een vaste waarde werd.
Het dribbelwonder op de linkerflank was slechts de voorbode van een
wondergeneratie. De legendarische manager Matt Busby had halfweg de jaren
vijftig al een jong sterrenelftal gekneed, de zogeheten ‘Busby Babes’, maar een
vliegtuigramp in München zorgde op 6 februari 1958 voor een abrupt einde van
die veelbelovende generatie, op de overlevende Bobby Charlton na.

Ferguson nam de fakkel figuurlijk over van Busby en
introduceerde in de jaren negentig met veel lef jonge jongens als Paul Scholes,
de broers Neville, Nicky Butt en David Beckham in het eerste elftal. De pers
bedacht een bijnaam voor de rijzende sterren: ‘Fergie’s Fledglings’ (de jonge vogels van Fergie). Andere
talenten plukte hij elders weg: Ole Gunnar Solskjaer, Wayne Rooney, Cristiano
Ronaldo. Zij beleefden hun grote doorbraak in Manchester.

Die ‘snotneuzen’ omringde hij dan met wereldtoppers als Eric
Cantona, Ruud van Nistelrooy en tegenwoordig Robin van Persie. Tot zijn laatste
dag als manager bleef hij elk seizoen opnieuw jonge spelers kansen geven. Wat
een contrast met al die andere managers, trainers en coaches die de jeugd meestal
links laten liggen en kiezen voor de valse zekerheid van routiniers. De keuze
voor de jeugd koppelde Ferguson aan slimme inkopen en respect voor ouder
wordende spelers. Giggs en Scholes maken op hun bijna-veertigste nog altijd
deel uit van de kern van United. Dat is zonder meer uniek.

Zesentwintig jaar na de titel van 1967 werd United in 1993
opnieuw kampioen van Engeland. Het was het eerste jaar dat de hoogste
voetbalafdeling er Premier League heette, symbolischer kon de machtsoverdracht
haast niet zijn. En vandaag zit United aan twintig stuks. Alleen tussen 2004 en
2007 bleef United langer dan één seizoen zonder titel. Het waren de jaren van
Wenger (Arsenal, ’04) en Mourinho (Chelsea, ’05 en ’06). Sinds 1995 moet Alex
Ferguson met ‘Sir’ worden aangesproken, een eerbiedwaardige titel die hoort bij
de koninklijke bekroning ‘Commander of the Order of the British Empire’.

Altijd honger

Verzadiging kende Sir Alex niet. Nooit, never. Elke nieuwe trofee vormde voor hem een afgesloten
succesperiode en de focus lag meteen op de volgende te behalen titel of beker.
Die honger voedde ook zijn team. Elke verslapping werd afgeblaft, elke poging
van een speler om zichzelf te profileren buiten of boven het team genadeloos
afgestraft. De ‘hairdryer’ is een bekend gegeven in Engelse voetbalmiddens: Ferguson die, buiten zichzelf van woede na een slappe prestatie, één van zijn sterren in de kleedkamer briesend op zijn plichten wees, als een haardroger die op diens gezicht blies.
Ooit trapte hij, volgens de legende, een voetbalschoen tegen het hoofd van
David Beckham, al dan niet per ongeluk.

Zeggen dat Ferguson een geboren winnaar is, is een
understatement van jewelste. Wie zijn passie voor het spelletje niet meer
deelde of wie ook maar enigszins zijn aanpak in vraag stelde, mocht oprotten.
Vedette of niet. Jaap Stam ondervond het, nadat ie kritisch was geweest in zijn
autobiografie. Aanvoerder Roy Keane werd zonder pardon bij het groot huisvuil
gezet. Topschutter Ruud van Nistelrooy werd ook persona non grata en vertrok
niet lang daarna. De arbeiderszoon werd des duivels als één van zijn Red Devils naast zijn schoenen begon te
lopen.

Conflicten zocht hij ook met collega-managers. Het hoorde
bij de omkadering van het spel zoals hij die zag: de concurrent uit zijn gewone
doen brengen, waardoor die fouten gaat maken. Newcastle-manager Kevin Keegan
ging er halfweg de jaren negentig aan ten onder, het lukte ook geregeld met Arsène Wenger en Rafael
Benitez (Liverpool), minder met José Mourinho. Ook Mourinho is een trainer die
kiest voor provocatie en psychologische oorlogsvoering: het is geen toeval dat
de Portugees veel respect heeft voor de Schot en dat ze een persoonlijke
genegenheid koesteren.

Scheidsrechters moesten het geregeld ontgelden, wanneer een wild gesticulerende Ferguson langs de zijlijn protesteerde tegen een volgens hem
foute beslissing. Dat leidde niet zelden tot flinke verbale discussies, de
schorsingen en boetes van de voetbalbond nam hij er dan maar bij. In Engeland
doet een grapje de ronde dat er in wedstrijden van United altijd tenminste vijf
minuten moeten worden overgespeeld als de rood-wit-zwarten niet aan de winnende
hand zijn, zoveel schrik heeft de referee van de hoon van Ferguson. Zoveel
nadeel zal United dus wel niet ondervonden hebben van de arbitrage… Ik verdenk hem er trouwens van dat zijn protest vaak niet eens gemeend was, maar dat hij gewoon de ref probeerde te beïnvloeden.

Het is één van de kleine kantjes van Sir Alex: een man die
altijd wil winnen is doorgaans een hele slechte verliezer. Echt sympathiek is
hij daarom als mens nooit geweest. En als hij zich slecht bejegend voelde, werd
hij woest. Zo praatte hij zeven jaar lang niet met BBC-reporters, omdat die
omroep zijn zoon ervan had beschuldigd dat ie als spelersmakelaar zijn vaders
invloed misbruikte. En er was ook nog iets met de rechten op een racepaard en
het achterhouden van transfersommen. Ferguson was bij momenten zeer
controversieel en telkens weer reageerde hij furieus.

Tactisch genie

De meeste toptrainers staan bekend om hun spelsysteem, of
dat nu 4-4-2 of 4-3-3 of 4-5-1 is, of je nu compact of breed speelt, een middenveld in
ruitvorm of in horizontale lijnen, maar ze blijven meestal consequent vasthouden aan hùn
systeem. Ferguson niet. Hij paste zijn systeem altijd aan het beschikbare
spelersmateriaal aan. Het United van de jaren negentig speelde dominant en aanvallend, meestal 4-4-2; het United van het jongste decennium is veel behoudender ingesteld, de jongste jaren neigend naar een afwachtende 4-5-1.

Ik heb ooit
de term modern catenaccio boven gehaald, om
het spel van United van tegenwoordig te typeren, waarna ik de ene na de andere
banbliksem van voetballiefhebbers over me heen kreeg. Catenaccio is de term die werd gebruikt voor het ultradefensieve
spelsysteem dat de Argentijnse trainer Helenio Herrera in de jaren zestig
hanteerde bij Inter Milaan. Ondanks de successen die Inter toen boekte, wordt die
destructieve tactiek nog altijd beschouwd als vloeken in de voetbalkerk.

Zelfs de ferventste fan van United moet toegeven dat er de
jongste jaren in het Theatre of Dreams,
zoals het stadion van Old Trafford ook genoemd wordt, ‘omschakelingsvoetbal’
wordt gespeeld. Afwachten tot de tegenstander een foutje maken en dan
genadeloos toeslaan. Of die tegenstander nu Real Madrid, Manchester City of Wigan Athletic heet. Modern voetbal, wordt het genoemd, maar soms is het echt niet om
aan te kijken. Af en toe wordt het ook flink afgestraft, zoals Manchester United dit
seizoen overkwam toen het op eigen veld tegen Real Madrid en stadsgenoot City
koos voor een ultradefensieve aanpak.

En toch: op die paar uitzonderingen na geven de resultaten
Ferguson steeds weer gelijk. Zelfs op zijn éénenzeventigste weet hij zich
perfect aan te passen aan het moderne voetbal. Zijn leeftijdgenoten koesteren intussen
hun herinneringen en mijmeren erover bij een glas whisky, zittend bij de haard,
terwijl Ferguson altijd in het Hier & Nu is blijven leven.

Sir Alex was allesbehalve een voetbalromanticus, eerder een
realist die de club en het resultaat boven alles stelde. En daarbij hoorde hard
en gedisciplineerd werken, want dat had hij zo geleerd tijdens zijn bescheiden
jeugd in de harde jaren veertig in het arme Schotland.



Saint Totteringham’s Day

Sport Posted on za, mei 04, 2013 13:37:54

Als u mijn voorkeur voor voetbalploegen zou bekijken, komt u
misschien – verkeerdelijk – tot de conclusie dat ik een loser ben. Mijn
favoriete club, Beerschot AC, verkeert in vergevorderde staat van ontbinding.
Of moet ik voorlopig nog ‘in staat van vereffening’ schrijven? Sportief
gedegradeerd, extra-sportief licentieloos en bijna failliet. Het wordt bang
afwachten hoe het uiteindelijke verdict zal luiden: derde klasse, vierde
provinciale of het definitieve einde. Om het in titels van The Doors-nummers te
vertalen: het wordt straks Light My Fire,
Riders on the Storm of The End op het Kiel. Mijn keuze is al gemaakt. Come on baby, light my fire!

In het buitenland gaat mijn voorkeur uit naar FC Barcelona,
Ajax en Tottenham Hotspur. Barça zal dit of volgend weekend kampioen van Spanje
worden, maar in de strijd om de beker met de grote oren kreeg het zopas een dubbele
draai om de oren van Bayern München. Zonder Lionel Messi is Barça een schim van
zichzelf. Het heeft ook geen Plan B: als het tiki-taka niets oplevert, dan
kunnen de blaugrana niet uit een
ander vaatje tappen, door pakweg een lompe spits van twee meter in de vuurlinie
te gooien of een middenvelder met een scudraket in zijn rechter- of
linkerschoen in het elftal te droppen. Het is tiki-taka of het is nada.

Ook Ajax kan dit weekend de landstitel behalen, net als de twee voorgaande seizoenen trouwens. Maar daarvóór was het zeven jaar geleden, een uitzonderlijk
lange periode in de rijke clubgeschiedenis waarin het elftal met die magische
vertikale rode streep over de shirts al 31 keer de Schaal won, de trofee die de
kampioen in de vitrine mag zetten. Toch een niet onbelangrijke bedenking: de Amsterdammers spelen
niet meer het glorieuze voetbal van weleer.

En dan is er nog mijn vierde liefde, Tottenham Hotspur, dat
het alweer goed doet in de Premier League, maar dat net als vorige jaren lijkt
te choken in de laatste rechte lijn
richting Champions League-ticket. Gareth Bale mag dan wel uitgeroepen zijn tot
Player of the Year (volgens de pers én de collega-voetballers) én Talent of the
Year (zo vinden diezelfde collega’s), maar die driedubbele beloning voor de speler die deze zomer wellicht voor
vele miljoenen ponden zal verkassen naar Madrid, Manchester, München, Milaan of
een andere grote voetbalstad waarvan de naam begint met een M (Mechelen?), zal bijna
in het niets verzinken als de Spurs aan het eind van het seizoen met een
troostprijs opgescheept zitten: een ticket voor de toch wel minderwaardige
Europa League.

Waarom ik precies van die vier clubs hou? Da’s eenvoudig: aanvallend,
dominant, arrogant, op de schoonheid van het edele balspel geformatteerd
voetbal (oké, toegegeven, Beerschot valt dan lichtjes uit de toon, maar vroeger
was het beter…). Het altijd opnieuw uitgaan van de eigen kracht. Willen
winnen, in plaats van niet willen verliezen, wat tegenwoordig bon ton is in het internationale
voetbal.

***

Heeft u al gehoord van Saint
Totteringham’s Day
? Dat is de dag van het jaar waarop de fans van Arsenal,
die andere Noord-Londense voetbalgigant, vieren dat hun club in de
rangschikking niet meer kan worden bijgebeend door de grote rivaal van enkele wijken
verderop. Lees even mee hoe zij het zelf definiëren. ‘It is a movable feast,
but usually falls in March, April or May. It is the day to collect on bets made
by over-optimistic Spurs fans in the close season who think that “this is
the year”.’

Ook dit seizoen hopen de Tottenham-supporters dat “this
is the year”. Lange tijd zag het daar ook naar uit, want de Spurs leken
zelfs even mee te kunnen in het zog van de twee clubs uit Manchester. De twee
Londense rivalen, Arsenal en Chelsea, stonden halfweg de competitie op respectabele afstand. Maar
altijd weer is er die terugval in de lente. Ook nu. En zo is dit de stand op drie
wedstrijden van het einde, wetende dat de plaatsen één tot en met drie goed
zijn voor rechtstreekse kwalificatie voor de Champions League en plaats vier
een plek verzekert in de laatste voorronde van dat lucratieve kampioenenbal
(normaal gezien tegen een haalbare tegenstander): 3.Chelsea 65 punten
(doelsaldo +33), 4.Arsenal 64 (+30), 5.Tottenham 62 (+17). Chelsea en Tottenham
hebben nog een inhaalwedstrijd tegoed tegen… elkaar. Het doelsaldo van Spurs
is inferieur, dus zijn de mannen van White Hart Lane bijna verplicht om te gaan
winnen op Stamford Bridge. Chelsea zelf heeft dit weekend een lastige
uitwedstrijd bij kampioen Manchester United op het programma staan.

Arsenal speelt nog uit bij het reeds gedegradeerde QPR,
thuis tegen het tegen de degradatie vechtende Wigan Athletic en uit bij het
momenteel nog niet geredde Newcastle United. Spurs ontvangt middenmoter
Southampton, moet volgende woensdag naar Chelsea, gaat dan op bezoek bij Stoke
City, een andere middenmoter, en neemt het op de laatste speeldag op White Hart
Lane op tegen Sunderland, dat op dit ogenblik nog niet helemaal zeker is van
het behoud.

Het zal erom spannen, maar ik ben niet optimistisch. De
laatste keer dat er geen St Totteringham’s Day werd gevierd was in het seizoen
1994/1995, intussen achttien (18!) jaar geleden. Sindsdien eindigde Arsenal altijd vóór
Tottenham. Sterker nog, sinds 1970 is het Tottenham slechts negen keer gelukt (op
43 seizoenen!) om de aartsrivalen achter zich te laten. In 2004 was het
verschil het grootst. Toen konden die van Arsenal al tien speeldagen van het
einde lachen met de onfortuinlijke buren, het was ook het jaar van de voorlopig
laatste titel voor de Gunners. In 1974, 1996, 2006, 2010 en vorig jaar bleek
pas op de allerlaatste speeldag dat de Spurs tekort schoten.

‘To Dare Is To Do’, zo klinkt de leuze van Tottenham. Die is
afgeleid van het Latijnse ‘Audere Est Facere’. Dat ‘durven’, daar is doorgaans geen
probleem mee. Het is het ‘doen’ dat maar niet lukt.

***

Ach, misschien ben ik toch wel een beetje een loser, als je
het bovenstaande allemaal leest. Ik hou van Tottenham omdat het een
sympathieke, goed voetballende ploeg is die als het op trofeeën aankomt in de
‘Net Niet’-categorie valt, net zoals mijn geliefde Beerschot. De paarswitten
uit Antwerpen mogen vanaf nu helaas gecatalogeerd worden onder ‘Helemaal Niet’.
Hopelijk betekent dit dat de witblauwen uit Londen ter compensatie van mijn
supportersleed over drie weken mogen opschuiven naar het vakje met het opschrift
‘Net Wel’.



Westerschot

Sport Posted on ma, april 29, 2013 12:44:07

‘Ze zijn zo braaf, meneer’. Sta me toe de protestactie van
de Beerschotsupporters aan de poorten van het Olympisch Stadion van afgelopen weekend
te typeren met een parafrase van Ze zijn
zo lief, meneer
, de titel van het boek dat Chris De Stoop twintig jaar geleden schreef
over de internationale vrouwenhandel. ‘Ego’s opzij, Beerschot dat zijn wij’
schreeuwde het spandoek aan de ingangspoort, maar zo schreeuwerig de leuze, zo
stil en bijna ingetogen het gedrag van enkele honderden aanwezigen.

De paarswitte fans zijn radeloos en boos. Na de sportieve
degradatie van het weekend voordien, kijken ze nu bang naar de uitkomst van de procedure voor
het Belgisch Arbitragehof voor de Sport, BAS. Maar naarmate de uren van de
24-uursactie wegtikten, verdween ook de hoop op een ultieme oplossing. Toch
bleef de sfeer kalm, gelaten zelfs. De voorzitter werd voor de camera nog
altijd ‘meneer Vanoppen’ genoemd en de semi-revolutionaire kreten van
tweeëneenhalf jaar geleden, toen Jos Verhaegen en zijn medestanders werden
weggehoond, bleven dit keer achterwege. Moegetergd, hulpeloos, alle vertrouwen
in een goede afloop verloren: het leven is hard als je dezer dagen paars
bloed door je aderen hebt stromen. Ofwel zie je dat je club verdwijnt uit
eerste klasse (en straks misschien nog veel erger), ofwel moet je de sarcastische
opmerkingen over een zoveelste gemiste strafschop aanhoren.

‘Wij (de voorzitter en het complete management) blijven
gedreven verder werken aan een oplossing die de echte redding van Beerschot
probeert mogelijk te maken, maar wensen niet in te gaan op valse en meestal
malafide geruchten,’ stond er zaterdag nog te lezen op de website van de club.
Anderhalf etmaal later werd dat in de pers ‘Patrick Vanoppen geeft strijd op’ en ‘Vanoppen
ziet geen oplossingen meer’.

Het Nieuwsblad
pakte in haar maandageditie uit met een nieuwe en totaal onverwachte
piste: een fusie van Beerschot AC met eersteklasser Lokeren of tweedeklasser
Westerlo. Ook de naam van toekomstig eersteklasser KV Oostende viel ergens. Op het
eerste gezicht klinkt dit als een absurde mogelijkheid. De afstand
Antwerpen-Lokeren bedraagt 37 kilometer, Antwerpen en Westerlo liggen 52 km van
elkaar verwijderd en om van Antwerpen naar Oostende te rijden moet je 120 km
overbruggen. Naar Belgische normen lijkt dit scenario not done.

In landen waar sport veel meer business is en economische
maatstaven minstens even zwaar wegen als sportieve draait men daar de hand echter
niet voor om. Twee voorbeelden uit de NBA, de Amerikaanse
profbasketbalcompetitie. Daar verhuisden de Hornets een aantal jaar geleden van Charlotte, North
Carolina, naar New Orleans, Louisiana, een afstand van… 1.147 kilometer. Nog
straffer: de Grizzlies trokken van Vancouver (Canada) naar Memphis, Tennessee,
3.106 kilometer zuidelijker gelegen. ‘Relocatie’ is ginds een aanvaardbaar
gegeven als dit een noodlijdende club een financieel en sportief gezondere
toekomst kan garanderen.

In ons land is het fenomeen van relocatie beperkt tot een
kilometer of tien, met uitzondering van Moeskroen-Péruwelz, waar de afstand in
vogelvlucht 37 kilometer bedraagt. Wat een eventuele fusie extra vreemd doet
lijken, is dat Oostende in de provincie West-Vlaanderen ligt, Lokeren in
Oost-Vlaanderen en Westerlo weliswaar eveneens in de provincie Antwerpen, maar
dan in de ‘stille’ Kempen. Qua mentaliteit is dat een hemelsbreed verschil,
véél groter alleszins dan toen begin 1999 Germinal Ekeren, uit de polder ten
noorden van Antwerpen, en Beerschot VAC, ten zuiden van het stadscentrum,
fuseerden. En zie waar dat eindigde!

Als Lokeren, Westerlo en Oostende al met het op sterven na dood
zijnde Beerschot AC zouden willen samengaan, dan heeft dat uiteraard te maken
met hun eigen penibele financiële situatie én het onmiskenbare feit dat zo’n
fusieclub op het Kiel meer slaagkansen zou hebben dan alleen tegen de bierkaai
(en de vele schulden) te blijven vechten in de eigen stad of gemeente. Net zoals Germinal veertien jaar
geleden alleen maar kon overleven door een oplossing te zoeken buiten het eigen
Veltwijckpark, waar men om milieuredenen niet meer mocht uitbreiden en daardoor
een licentie voor eerste klasse dreigde mis te lopen, zoeken de genoemde clubs
een oplossing om hun eigen, kleine, supportersschare aan te vullen met die
van een club met veel meer traditie, maar met nog veel grotere zorgen.

Zo’n fusie zou neerkomen op een zwaktebod, een ultieme
reddingspoging, het grijpen van een strohalm, de blinde die in zee gaat met de
lamme. Aan de ene kant een club die alles heeft om te slagen maar daar door
wanbeleid maar niet in lukt, aan de andere kant clubs die beseffen dat ze met
hun geringe achterban een beperkte houdbaarheidsdatum hebben als profclub.

Voorwaarde van een eventuele fusie zal hoe dan ook zijn dat
Beerschot in vereffening moet gaan, want wie wil nu van bij het begin 17 miljoen euro schuldenlast
torsen? Maar wat gebeurt er dan met de 300-plus schuldeisers van Beerschot AC?
Blijven die in de kou staan? In 1999 bleef de schuldenberg ‘beperkt’ tot zo’n
2,5 miljoen euro, waarvan 550.000 euro aan de voetbalbond. Vandaag spreken we
over een veelvoud van dat bedrag, schulden die werden opgebouwd in de jongste tien
jaar, vanaf het moment dat de samenwerking tussen Germinal Beerschot en Ajax Amsterdam abrupt
werd beëindigd.

Zal ik alvast aan de idee wennen dat Beerschot binnenkort
Westerschot zal heten? Beerlo? Beerkeren? Lokschot? Beerstende? Of Oostschot,
misschien? ‘Ego’s opzij, Oostschot dat zijn wij’? Het bekt niet echt lekker.



« VorigeVolgende »