Neen, de Welshe zangeres Mary Hopkin schreef haar door Paul
McCartney geproduceerde grootste hit niet ter ere van de Europese successen van
de Belgische voetbalploegen. Kon ook moeilijk, want Those Were the Days haalde al in 1968 de nummer 1-plaats in de
Britse hitparade en de tweede stek in de Amerikaanse charts, een klein
decennium vóór Anderlecht de ban brak en een eerste Europabeker mee naar huis
mocht nemen.

11 mei 1988

Een stel jonge wolven van het al even jonge productiehuis Nummer
10 maakten een fijne documentaire over die woensdag in Straatsburg, vandaag
precies vijfentwintig jaar geleden. Woensdag werd die getoond op Canvas, helaas op een onchristelijk uur. Aan het woord kwamen van trots glimmende supporters,
die vertelden hoe zij die onverwachte triomftocht tijdens het allereerste
Europese avontuur van KV Mechelen beleefd hadden. Dat leverde een warme couleur locale op, al miste ik toch ook
de stemmen van een Aad de Mos en een Piet den Boer vandaag en waren de
archiefbeelden soms van lamentabele VHS-kwaliteit.

Dat ligt overigens niet aan die jonge wolven, maar aan de
VRT. Ik zal u zelfs een naam noemen: het is allemaal de schuld van Rik De
Saedeleer! Niet dat de Racinger de concurrent uit de provinciestad wilde
boycotten, neen, hij kreeg eind jaren tachtig de opdracht om het sportarchief
flink uit te dunnen, omdat de directie vreesde dat er weldra geen plaats meer zou
zijn voor al die tapes. En dus wiedde De Saedeleer en liet hij vooral integrale
wedstrijden wissen. Zodat die finale van de Europabeker der Bekerwinnaars
tussen KV Mechelen en Ajax Amsterdam alleen nog maar in een korte samenvatting
beschikbaar is. Zonde. Those were the
days
.

Dat KV Mechelen, net als de meeste andere Belgische
finalisten, het goed deed in de inmiddels afgeschafte Europabeker der
Bekerwinnaars is natuurlijk geen toeval. De échte toppers zaten toen in de
Europabeker der Landskampioenen (Europacup I, vandaag: Champions League) en de
subtoppers in de UEFA Cup (vandaag: Europa League). Europacup II was voor de
kneusjes, laten we wel wezen. Af en toe zat er per abuis een Real Madrid of
Manchester United tussen, maar meestal waren het tweederangsploegen, want wie
maalde er – behalve de Engelsen met hun traditierijke FA Cup – om de beker in
eigen land? Niet zelden hadden de deelnemers aan Europacup II niet eens hun
vaderlandse beker gewonnen het seizoen voordien, maar mochten ze meedoen
omdat de bekerwinnaar ook de landskampioen was en die er uiteraard de voorkeur
aan gaf om te strijden om de zogeheten ‘beker met de grote oren’.

Dus schakelde KV op weg naar Straatsburg achtereenvolgens
Dinamo Boekarest, St. Mirren, Dinamo Minsk en de Italiaanse tweedeklasser
Atalanta Bergamo uit, geen tegenstanders van formaat. In de finale waren de Mechelaars wel de underdog tegen Ajax, dat een jaar eerder al die Europacup II had
gewonnen, dank zij een kopbaldoelpunt van Marco van Basten (zijn laatste goal
ooit voor de Amsterdamse club, want de spits vertrok de daaropvolgende zomer naar Milaan).

De finale van 1988 was geen echte hoogvlieger. Na de
terechte uitsluiting van Danny Blind, halfweg de eerste helft, werd KV geholpen
door deze numerieke meerderheid. Eén doelpunt acht minuten na de rust volstond:
voorzet Eli Ohana vanaf links, bij de eerste paal binnen geknikt door Piet den
Boer. Bingo! Daar was da feestje!

Ik wil de prestatie van de Mechelaars zeker niet
geringschatten, mocht u dat concluderen uit de vorige paragrafen. Maar het is
wel nodig, vind ik, om de euforie te relativeren en in de juiste context te
plaatsen. 11 mei 1988: een kwarteeuw
geleden, de (voorlopig?) laatste Europabekerwinst voor een Belgisch team. Those were the days.

12 mei 1993

Morgen is het dan weer precies twintig jaar geleden dat
Royal Antwerp Football Club, geruggesteund door twintigduizend roodwitte fans,
naar Wem-be-ley mocht voor de
eindstrijd in diezelfde Europacup II. De tegenstander heette toen Parma, mocht u het
antwoord op de hamvraag vergeten zijn.

Onderweg naar de finale had Antwerp onwaarschijnlijk veel
mazzel. Het nietige Noord-Ierse Glenavon werd pas na strafschoppen gewipt. Het
al niet veel imposantere FC Admira/Wacker uit Oostenrijk ook pas na
verlengingen. En tegen Steaua Boekarest werd het 0-0 in Deurne en 1-1 in
Boekarest. Het uitdoelpunt van Alex Czerniatynski telde dubbel. In de halve
finale was de scheidsrechter Antwerp in de terugwedstrijd (1-0 verlies heen)
niet ongunstig gezind. Spartak Moskou ging met 3-1 de boot in.

Maar Parma was uiteindelijk een maatje te groot, ook al
omdat doelman Stojanovic zijn reputatie van vliegenvanger in de finale
bevestigde. 3-1 stond er na negentig minuten op het scorebord. Maar de twintigduizend hadden een onvergetelijk avontuur
beleefd en ik, als Beerschot-supporter, gunde hen dat van harte. In Europa
vergeet ik mijn persoonlijke voorkeur en duim ik voor de Belgische ploeg, ook
al is dat dan de historische aartsrivaal uit dezelfde stad.

12 mei 1993. We
realiseerden ons dat toen nog niet, maar het was het einde van zeventien jaar hoogconjunctuur.
Sindsdien speelde geen enkele Belgische club nog de finale van een Europabeker.
Those were the days.

10 mei 1978

Het ‘Belgische’ tijdperk begon eigenlijk al in 1970.
Anderlecht had de finale van de UEFA Cup bereikt, toen nog Jaarbeursstedenbeker
genoemd, en mocht het daarin opnemen tegen Arsenal. In het Astridpark werden de
Engelsen weggetikt: 3-1. Dat ene uitdoelpunt gaf de Londenaars echter moed en
een uitwedstrijd in een Engels voetbalstadion was toen nog een angstaanjagende
gebeurtenis. Arsenal haalde het op Highbury met 3-0. Weg paarswitte droom, Van Himst, Puis,
Mulder & co een illusie armer.

In 1976 was het wel raak. Anderlecht moest voor de
finale een kleine verplaatsing maken: van het Emile Verséstadion naar de
Heizel. Daar stond alweer een Engelse tegenstander te wachten: West Ham United.
Anderlecht won met 4-2, twee doelpunten elk voor Robbie Rensenbrink en Swat Van
der Elst. Frank Lampard senior deed het niet al te best bij West Ham, achteraf
insinueerden snoodaards dat die Brusselse avond hem een vrachtwagen vol vaten
Gueuze had opgeleverd. Of het belle vue was, die complottheorie, is nooit
bewezen.

Het werd het begin van een Europacup II-triptiek voor
Anderlecht. In eigen land slaagde het er maar niet in de titel te veroveren,
maar in Europa presteerde Anderlecht opperbest. In 1977 werd weliswaar verloren
van Hamburger SV, 2-0, maar een jaar later was het wel raak in Parijs: 4-0
tegen Austria Wien. Weer twee goals voor Rensenbrink, eveneens twee voor Gilles
Van Binst.

Parallel met de Anderlecht-successen deed ook Club Brugge
het fantastisch. In 1976 stootte blauwzwart na een indrukwekkende campagne door
naar de finale van de UEFA Cup. In Liverpool stond het bij de rust nul-twee
voor, maar de Reds bogen die
achterstand nog om in een drie-twee winst. In de terugmatch kwam Club op
voorsprong, maar het werd al snel weer 1-1. De beker bleef niet in Olympia.

Twee jaar later was het weer (bijna) prijs. In de
Europabeker voor Landskampioenen schakelde Club het Finse KuPS, het Griekse
Panathinaikos, het Spaanse Atletico Madrid en het Italiaanse Juventus uit op
weg naar Wembley. Trainer Ernst Happel liet zijn elftal gedurfd en aanvallend
voetballen. Maar in de finale moesten de Bruggelingen omwille van de vele
blessures een noodploeg opstellen. Liverpool was, alweer, net te sterk:
één-nul, doelpunt Kenny Dalglish.

Toch nog even aanstippen: zowel in 1976 als in 1978 leverde
België telkens twéé Europese finalisten. Ons land stond in 1976 zelfs op de
eerste plaats van de UEFA-ranking bij de clubteams. Da’s nog altijd iets straffer
dan die vijftiende plaats die de Rode Duivels vandaag op de FIFA-ranking
inpalmen!

10 mei 1978. Gisteren was het vijfendertig jaar geleden. Geen beker met de grote oren voor een
Belgische club, maar wel een unieke prestatie. Nooit bereikte een team uit ons
land nog de eindstrijd van de meest prestigieuze Europese competitie. Twintig
jaar later mocht ondergetekende voor de VRT een terugblik maken op die ene mei-avond in
Londen. Van de finale was enkel nog een samenvatting van welgeteld drie minuten
en éénenvijftig seconden terug te vinden in het archief. Met commentaar van Rik
De Saedeleer, dàt wel. Those were the
days
.

18 mei 1983

Club Brugge zorgde later nog voor enkele uitschieters in
Europa, maar een finale zat er na 1978 niet meer in. Standard wist zich één
keer te plaatsen voor zo’n finale, die van Europacup II in 1982, in en tegen FC
Barcelona. 2-1 verlies, met een aanzienlijke bijdrage van de Duitse
scheidsrechter Eschweiler, die de weinig benijdenswaardige titel ‘home referee’ alle eer aandeed.

Anderlecht bleef het sterkste team en speelde nog drie
finales. We beginnen in omgekeerde chronologische volgorde. In 1990 verloren les mauves-et-blancs in Göteborg de
finale van Europacup II van Sampdoria Genua, 2-0 na verlengingen. Bij de Italianen
liepen toen Roberto Mancini en tweevoudig schutter Gianluca Vialli in de spits
rond. Twee aardige voetballers. Centraal in de verdediging stond de geniepige
Pietro Vierchowod. Geen aardige jongen.

1984 was het jaar waarin Anderlecht mede dank zij een heel
klein beetje omkoping, in de halve finale tegen Nottingham Forest (ach, wat is
nu een lening van één miljoen frank voor die arme arbiter?), de UEFA Cup-finale
speelde tegen Tottenham Hotspur. 1-1 in Brussel, 1-1 in Londen, 4-3 voor Spurs
na strafschoppen. Gerechtigheid, na het vals spelen in de halve finale?

Een jaar eerder was er wel een derde Europabeker voor de
club van voorzitter Constant Vanden Stock. Alweer in de UEFA Cup was Benfica
uit Lissabon de opponent. 1-0 in Brussel, 1-1 in de Portugese hoofdstad. Het
bezoekende doelpunt werd met het hoofd gescoord door Juan Lozano, de briljante
technicus die in mijn vage herinnering op zijn eentje 20 procent balbezit moet
hebben gehad in die uitwedstrijd. De strategie van trainer Van Himst was toen
vrij eenvoudig: geef de bal zo snel mogelijk aan Juan, hij zal hem wel zo lang
mogelijk bij houden.

18 mei 1983.
Volgende week zaterdag is het precies dertig jaar geleden. De allerlaatste keer
dat de beste Belgische club aller tijden een internationale trofee in de
etalage mocht zetten. Those were the
days
.

11 mei 2013

Is het toeval dat de teller sinds twintig jaar op twaalf
finales en drie eindzeges is blijven staan? Natuurlijk niet. Voetbal is met de
komst van de Champions League, in het seizoen 1992/1993, meer dan ooit big business geworden, een wereld die
wordt geregeerd door het geld. Geld, dat Belgische clubs in veel mindere mate
hebben dan de Europese toplanden. In de Championship, de Engelse tweede
klasse, werken de meeste teams met een groter budget dan onze G5. Wie laatste
eindigt in de Premier League, ontvangt meer uit de tv-rechtenpot dan de
kampioen in de Jupiler Pro League. Daar kan je niet tegenop.

Bovendien vertrekken talenten sedert het Bosmanarrest van
eind 1995 veel sneller naar het buitenland. Tot dan beleefden ze hun beste
voetbaljaren in het shirt van Anderlecht, Club Brugge of Standard. Daarna
braken ze in het beste geval nog wel door op Belgische velden, om dan voor veel
poen naar het buitenland te trekken. Dat is de harde realiteit. En op zich is
het niet eens onlogisch. Het Belgische voetbal heeft jaren boven zijn stand
geleefd. Wereldtoppers kwamen naar hier, en bleven ook hier, omdat er
behoorlijk wat geld onder tafel werd toegeschoven, bovenop hun naar Belgische
normen al riante salaris. Zwart is niet altijd schoon, maar het zorgde wel voor
triomf en euforie. En het gaf valse hoop.

Ach, een uitschieter valt nooit uit te sluiten. Wel in de
Champions League, dat is sinds de intrede van de nummers twee tot en met vier
uit Engeland, Spanje, Duitsland en Italië volstrekt onmogelijk geworden. Maar
in de UEFA Cup kan het op een goeie dag, met een gunstige loting en de nodige
portie geluk misschien bij wijze van uitzondering nog eens lukken. Een kwestie
van als en indien.

Tot dat mirakel zich voordoet zullen we het met de mooie
momenten uit het verleden moeten stellen. Laten we die vooral koesteren, want
op internationaal vlak kunnen we alleen maar zingen van Those were the days. Tot de Rode Duivels volgend jaar
wereldkampioen worden, dat spreekt voor zich.

***

Those were the days my friend / We thought they’d never end
/ We’d sing and dance forever and a day / We’d live the life we choose / We’d
fight and never lose / For we were young and sure to have our way / La la la
la… (ad infinitum).