‘Ze zijn zo braaf, meneer’. Sta me toe de protestactie van
de Beerschotsupporters aan de poorten van het Olympisch Stadion van afgelopen weekend
te typeren met een parafrase van Ze zijn
zo lief, meneer
, de titel van het boek dat Chris De Stoop twintig jaar geleden schreef
over de internationale vrouwenhandel. ‘Ego’s opzij, Beerschot dat zijn wij’
schreeuwde het spandoek aan de ingangspoort, maar zo schreeuwerig de leuze, zo
stil en bijna ingetogen het gedrag van enkele honderden aanwezigen.

De paarswitte fans zijn radeloos en boos. Na de sportieve
degradatie van het weekend voordien, kijken ze nu bang naar de uitkomst van de procedure voor
het Belgisch Arbitragehof voor de Sport, BAS. Maar naarmate de uren van de
24-uursactie wegtikten, verdween ook de hoop op een ultieme oplossing. Toch
bleef de sfeer kalm, gelaten zelfs. De voorzitter werd voor de camera nog
altijd ‘meneer Vanoppen’ genoemd en de semi-revolutionaire kreten van
tweeëneenhalf jaar geleden, toen Jos Verhaegen en zijn medestanders werden
weggehoond, bleven dit keer achterwege. Moegetergd, hulpeloos, alle vertrouwen
in een goede afloop verloren: het leven is hard als je dezer dagen paars
bloed door je aderen hebt stromen. Ofwel zie je dat je club verdwijnt uit
eerste klasse (en straks misschien nog veel erger), ofwel moet je de sarcastische
opmerkingen over een zoveelste gemiste strafschop aanhoren.

‘Wij (de voorzitter en het complete management) blijven
gedreven verder werken aan een oplossing die de echte redding van Beerschot
probeert mogelijk te maken, maar wensen niet in te gaan op valse en meestal
malafide geruchten,’ stond er zaterdag nog te lezen op de website van de club.
Anderhalf etmaal later werd dat in de pers ‘Patrick Vanoppen geeft strijd op’ en ‘Vanoppen
ziet geen oplossingen meer’.

Het Nieuwsblad
pakte in haar maandageditie uit met een nieuwe en totaal onverwachte
piste: een fusie van Beerschot AC met eersteklasser Lokeren of tweedeklasser
Westerlo. Ook de naam van toekomstig eersteklasser KV Oostende viel ergens. Op het
eerste gezicht klinkt dit als een absurde mogelijkheid. De afstand
Antwerpen-Lokeren bedraagt 37 kilometer, Antwerpen en Westerlo liggen 52 km van
elkaar verwijderd en om van Antwerpen naar Oostende te rijden moet je 120 km
overbruggen. Naar Belgische normen lijkt dit scenario not done.

In landen waar sport veel meer business is en economische
maatstaven minstens even zwaar wegen als sportieve draait men daar de hand echter
niet voor om. Twee voorbeelden uit de NBA, de Amerikaanse
profbasketbalcompetitie. Daar verhuisden de Hornets een aantal jaar geleden van Charlotte, North
Carolina, naar New Orleans, Louisiana, een afstand van… 1.147 kilometer. Nog
straffer: de Grizzlies trokken van Vancouver (Canada) naar Memphis, Tennessee,
3.106 kilometer zuidelijker gelegen. ‘Relocatie’ is ginds een aanvaardbaar
gegeven als dit een noodlijdende club een financieel en sportief gezondere
toekomst kan garanderen.

In ons land is het fenomeen van relocatie beperkt tot een
kilometer of tien, met uitzondering van Moeskroen-Péruwelz, waar de afstand in
vogelvlucht 37 kilometer bedraagt. Wat een eventuele fusie extra vreemd doet
lijken, is dat Oostende in de provincie West-Vlaanderen ligt, Lokeren in
Oost-Vlaanderen en Westerlo weliswaar eveneens in de provincie Antwerpen, maar
dan in de ‘stille’ Kempen. Qua mentaliteit is dat een hemelsbreed verschil,
véél groter alleszins dan toen begin 1999 Germinal Ekeren, uit de polder ten
noorden van Antwerpen, en Beerschot VAC, ten zuiden van het stadscentrum,
fuseerden. En zie waar dat eindigde!

Als Lokeren, Westerlo en Oostende al met het op sterven na dood
zijnde Beerschot AC zouden willen samengaan, dan heeft dat uiteraard te maken
met hun eigen penibele financiële situatie én het onmiskenbare feit dat zo’n
fusieclub op het Kiel meer slaagkansen zou hebben dan alleen tegen de bierkaai
(en de vele schulden) te blijven vechten in de eigen stad of gemeente. Net zoals Germinal veertien jaar
geleden alleen maar kon overleven door een oplossing te zoeken buiten het eigen
Veltwijckpark, waar men om milieuredenen niet meer mocht uitbreiden en daardoor
een licentie voor eerste klasse dreigde mis te lopen, zoeken de genoemde clubs
een oplossing om hun eigen, kleine, supportersschare aan te vullen met die
van een club met veel meer traditie, maar met nog veel grotere zorgen.

Zo’n fusie zou neerkomen op een zwaktebod, een ultieme
reddingspoging, het grijpen van een strohalm, de blinde die in zee gaat met de
lamme. Aan de ene kant een club die alles heeft om te slagen maar daar door
wanbeleid maar niet in lukt, aan de andere kant clubs die beseffen dat ze met
hun geringe achterban een beperkte houdbaarheidsdatum hebben als profclub.

Voorwaarde van een eventuele fusie zal hoe dan ook zijn dat
Beerschot in vereffening moet gaan, want wie wil nu van bij het begin 17 miljoen euro schuldenlast
torsen? Maar wat gebeurt er dan met de 300-plus schuldeisers van Beerschot AC?
Blijven die in de kou staan? In 1999 bleef de schuldenberg ‘beperkt’ tot zo’n
2,5 miljoen euro, waarvan 550.000 euro aan de voetbalbond. Vandaag spreken we
over een veelvoud van dat bedrag, schulden die werden opgebouwd in de jongste tien
jaar, vanaf het moment dat de samenwerking tussen Germinal Beerschot en Ajax Amsterdam abrupt
werd beëindigd.

Zal ik alvast aan de idee wennen dat Beerschot binnenkort
Westerschot zal heten? Beerlo? Beerkeren? Lokschot? Beerstende? Of Oostschot,
misschien? ‘Ego’s opzij, Oostschot dat zijn wij’? Het bekt niet echt lekker.