Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

11 goede redenen waarom de Rode Duivels zich straks kwalificeren (of net niet)

Sport Posted on vr, oktober 11, 2013 13:02:42

Vanavond spelen de Rode Duivels in Zagreb een belangrijke
kwalificatiewedstrijd tegen Kroatië. Wanneer er straks om 18 uur afgetrapt
wordt, is de opdracht doodeenvoudig: win of speel gelijk. In dat geval is België
op één speeldag van het einde in Groep A al zeker dat het volgend jaar in juni
mag meedoen aan het WK in Brazilië.

In geval van een beperkte nederlaag (laten we zeggen: met twee
doelpunten verschil) volstaat volgende dinsdag allicht een gelijkspel op eigen
veld tegen Wales om die rechtstreekse kwalificatie veilig te stellen; de
Kroaten moeten dan al met drie of vier goals verschil gaan winnen in Schotland.

Eigenlijk houdt zowat niemand nog rekening met het
doemscenario dat de Rode Duivels over een maand barragewedstrijden moeten
spelen. Zelfs de voetbalbond niet, want die legde al twee interessante
oefenwedstrijden vast op de voorziene data. En het volk al helemaal niet. Goed mogelijk
dat de tricolore supporters in de late namiddag nog vóór de wedstrijd al luid toeterend rond rijden.

Hieronder elf goede redenen waarom ‘onze nationale helden’
straks de klus al klaren, met daarnaast elf even goede redenen waarom dat (nog)
niet zal gebeuren.

1. We zijn in the winning
mood
. België won zeven van zijn acht wedstrijden tot nog toe. Enkel thuis
tegen Kroatië werd er gelijk gespeeld. Het doelsaldo van +13 is ook van
aard om het optimisme te staven.

Hoogmoed komt voor de
val, zegt een spreekwoord. Een bekend voetbalspreekwoord zegt dan weer dat hoe
langer een ongeslagen reeks duurt, hoe dichter je bij een nederlaag komt (wat
dat verder ook moge betekenen…).

2. We winnen nu ook wedstrijden waarin we matig tot slecht
spelen. Dat was in het verleden meestal anders. Toen verloren we matchen waarin
we de betere waren. We dwingen, kortom, geluk af. Typisch voor de groten in de
sport.

Ja, maar dat kan niet
blijven duren. Wie de prestaties in deze kwalificatiepoule kritisch analyseert,
zag de nationale ploeg – met al die getalenteerde vedetten – zelden uitblinken.
We gaan niet altijd even veel geluk hebben als in dat eerste half uur in Servië,
om maar iets te zeggen.

3. Het hele land leeft mee. Op elf minuten tijd werden er
zesduizend tickets gereserveerd om Kroatië-België op groot scherm te kunnen gaan
zien op de Brusselse Grote Markt. Twee jaar geleden zou het zesduizend minuten
hebben geduurd voor men aan elf enthousiastelingen zou geraakt zijn. België is
voetbalgek geworden. We mogen niet meer lachen met die gekke noorderburen en
hun Oranjegekte.

De druk is enorm. Hoe
goed deze verzameling voetballers ook is, ze weten dat het ‘van moetens’ is. En
liefst al vanavond, zodat het dinsdagavond een waar volksfeest kan worden in
het Koning Boudewijnstadion. Druk kan verlammend werken. Ook dat is een bekend
fenomeen.

4. Marc Wilmots ontpopte zich tijdens deze kwalificatiereeks
tot een tactisch genie. Hij maakte van Axel Witsel een controlerende
middenvelder, liet Jan Vertonghen op links renderen, verraste geregeld met zijn
basisopstelling en zorgde ervoor dat de 4-3-3 vruchten afwerpt.

Tactisch genie of
beginnersgeluk? Wat de bondscoach nog niet heeft verwezenlijkt is het verhogen
van de efficiëntie. Al die kunstige voetballers breien nog iets te lang. We
willen geen trui aan het eind van een wedstrijd, maar een goed resultaat.
Daarvoor moet er nog scherper worden gespeeld, nog vaker op doel geschoten, nog
meer doelkansen afgedwongen.

5. Kroatië is een beetje over
the top
. Luka Modric mag dan wel vinden dat Kroatië beter is dan België,
maar dat klopt zelfs in theorie niet meer. In hun jongste twee wedstrijden
haalde Kroatië amper één op zes: een thuisnederlaag tegen Schotland, een draw
uit bij aartsrivaal Servië. Dat is magertjes.

Er lopen natuurlijk
wel wat aardige voetballers rond in dat wit-blauw-rood geblokte shirt, Modric zelf
op kop. En iemand als Darijo Srna weet ook wel dat dat WK volgend jaar zijn
allerlaatste trucje op topniveau kan worden, want dan is hij 32.

6. Op papier zullen onze opgetelde talenten de doorslag
geven. Kroatië moet het te veel hebben van enkele uitzonderingen. En van
ex-Joegoslaven is geweten dat de teamgeest vaak te wensen over laat als het een
beetje moeilijk gaat.

We hebben de
geschiedenis tegen. In vijf officiële interlands en één oefenduel konden we
amper één keer winnen van de Kroaten: in 2003 maakte Wesley Sonck het winnende
doelpunt in de 2-1 thuisoverwinning. De vorige wedstrijd in Zagreb werd het 4-0
voor de Kroaten (maart 2003). De keer daarvoor 1-0 (oktober 2001).

7. De Kroaten zullen alles uit de kast halen om ons te
ontregelen. Dat begon eergisteren al met die dronken chauffeur in de
spelersbus. Maar de Belgen zijn volwassen geworden: we laten ons niet meer
intimideren door dit soort kinderachtige plagerijen. We lachen er eens mee.

Je kan er donder op
zeggen dat ze iets in het eten zullen proberen doen, waardoor de Rode Duivels elkaar
zullen verdringen om als eerste de toiletpot te bereiken.

8. De uitwedstrijden van deze campagne werden allemaal op
Vier uitgezonden. Dat leverde vier overwinningen op. Straks beginnen
Uytterhoeven & co eraan om 17u15. Dat zit wel goed.

Maar wat als het even
misloopt op het veld? Zal Bart Raes bij een 3-1 achterstand op drie minuten van
het einde met even veel aplomb als zijn naamgenoot ‘Denk aan Vitosja Sofia!’ roepen?

9. Hou Kevin De Bruyne in het oog. Momenteel zelfs geen
bankzitter meer bij Chelsea. José Mourinho is streng voor the kid. De rosse vleugelspeler is op revanche belust. Dat kan
vuurwerk geven.

Dat kan ook voor een
verlammend effect zorgen. Wie weet is De Bruyne het vertrouwen en het noorden
kwijt. Dat laatste kan zeker in het vroegere oostblok voor oriëntatieproblemen
zorgen.

10. Romelu Lukaku: nog zo één die niet goed genoeg is voor
Mourinho. Scoort bij Everton aan de lopende band. He’s on fire, schrijven de Britse kranten. Nu hij vriend-concurrent
Benteke niet hoeft te vrezen, is hij basisspeler, een plek die hij maar wat
graag zal willen verzilveren.

Lukaku scoorde nog
nooit in een officiële wedstrijd voor de Rode Duivels. En het eerste deel van
zijn familienaam doet ons toch terugdenken aan een andere spits die uitblonk
voor club, maar niet voor vaderland: Luc Nilis. Tja.

11. Mario Mandzukic staat bekend als een bokkige, moeilijk
te bespelen spits. Eentje die vlot scoort, ook. Bij afwezigheid van Vincent
Kompany mag Daniel Van Buyten hem in het oog houden. Groot voordeel: Van Buyten
kent Mandzukic door en door van op het trainingsveld bij Bayern München.

Daniel Van Buyten
speelt.



Voetballen in Qatar is tegennatuurlijk

Sport Posted on wo, oktober 09, 2013 12:57:25

‘Er bestaat geen stinkend geld voor een verkoper,’ zegt een
minder bekend Nederlands spreekwoord. Het betekent zoveel als: voor geld doet
men veel, ook dingen die onoirbaar zijn. Zoals: een wereldkampioenschap voetbal
organiseren op een plek die bijzonder weinig met voetbal heeft, maar waar de
elite zó ziekelijk rijk is en tegelijkertijd zó door en door corrupt dat een
beetje FIFA-bons daar graag meer dan een maand wil vertoeven.

En ach, zullen de beslissers van de wereldvoetbalbond op
donderdag 2 december 2010 gedacht hebben, als we een WK in Rusland organiseren
(2018), waar de maffioze geldstromen rijkelijk vloeien en een verkozen dictator
de Russen deskundig om zijn vinger windt, laten we er dan meteen Qatar bij
nemen. Een package deal, als het
ware, zodat de kritiek in één geut kon komen en men maar één keer moest
reageren. Of niet reageren, want de voetbalbobo’s wanen zich boven de gewone
meute verheven. Best handig, als je ’t zo bekijkt.

Dat Rusland een plek heeft in de voetbalgeschiedenis is nog
duidelijk. Als Sovjet-Unie had het zowaar het allereerste Europees
kampioenschap gewonnen, in 1960, en was het ook nog verliezend finalist in
1964, 1972 en 1988. Als Rusland was het in 2008 halve finalist op dat EK. Dynamo Kiev won
in 1975 op indrukwekkende wijze een Europabeker voor Bekerwinnaars, in 1981
dunnetjes overgedaan door Dinamo Tbilisi. CSKA Moskou en Zenit Sint-Petersburg
wonnen nog niet zo lang geleden op overtuigende wijze de UEFA Cup. Ja, er zal
wel wat gesjoemeld zijn achter de schermen en die Poetin deugt voor geen
centimeter, maar de Russen hebben een erelijst in het voetbal, veel meer dan
pakweg Zuid-Afrika, Japan en Zuid-Korea, daar kan je niets tegen in brengen.

De Qatarezen daarentegen. Nul komma nul voetbalgeschiedenis,
even veel heden en wellicht blijft dat zo in de toekomst. 108ste op de FIFA-ranking, net achter Azerbeidzjan, net voor Koeweit. Wie in Qatar komt
voetballen is ofwel een lokale bewoner die er nooit is weggeraakt omdat ie niet
goed genoeg is, ofwel een hasbeen die
nog even voor grof geld komt uitbollen. Qatar is amper 11.607 vierkante
kilometer groot. Klein, moet dat eigenlijk zijn. Er wonen iets meer dan twee
miljoen inwoners, van wie drie kwart migranten die er tegen een hongerloon hun
geluk komen zoeken, terwijl de échte Qatarezen zwemmen in het geld. Olie en
aardgas, meneer, mevrouw, dat levert flink veel zakken vol geld op. De Wereld Morgen rekende recent nog uit
dat de gemiddelde Qatarees netto 5.183 euro netto per maand verdient, dat is zéér
behoorlijk. Een gastarbeider moet het met 142 euro stellen, waarvoor ie in het
peperdure staatje nauwelijks wat kan kopen, als ie tenminste al zou binnen mogen
in de exclusieve winkels en restaurants. Je mag die gastarbeiders gerust
moderne lijfeigenen noemen. ‘Modern’, tussen aanhalingstekens.

Qatar is een islamitische golfstaat waar emir Tamim bin
Hamad-al-Thani almachtig is en de sharia in artikel 1 van de grondwet staat
ingeschreven. Parlement? Onbekend! Politieke partijen? Nooit van gehoord!
Democratie? Wat een vervelend westers woord, zeg! Mensenrechten? Hou toch op
met uw vervelende opmerkingen! Scheiding van kerk en staat? Ammehoela!

Qatar is een religieuze dictatuur, een beetje zoals de FIFA
dus, maar dan zonder dat adjectief ‘religieus’ (tenzij u de aanbidding van de
dollar als een religie zou beschouwen). Joseph ‘Sepp’ Blatter moet er zich enorm
thuis voelen. Autocraat onder de autocraten. Al heeft de FIFA-voorzitter een
detail over het hoofd gezien, toen het gejuich over de verkiezing van Qatar als
WK-organisator was verstomd. Het wordt daar tot vijftig graden in de zomer. En
laat de zomer nu net de tijd van het jaar zijn dat het WK Voetbal vierjaarlijks
wordt georganiseerd. Dus wordt er nu aan gedacht om het WK uitzonderlijk in de
winter te laten plaatsvinden. Een breuk met de traditie, maar tot daaraan toe:
er valt in het algemeen iets te zeggen voor het spelen van een WK halfweg de
gewone competities, omdat de sterspelers dan nog fris en gretig zijn, en niet
meer zo leeg en uitgeblust als vaak het geval is tijdens zo’n WK.

Maar zelfs in vijftig graden kan er gevoetbald worden. Dan
zorg je ervoor dat alle stadions een dak hebben en dat de airconditioning voor
een aangename binnentemperatuur van twintig of vijfentwintig graden zorgt. Dat
kan je echter niet garanderen voor de toeschouwers, onderweg naar of van het
stadion. Of de spelers op het trainingsveld, want je kan onmogelijk alle
voetbalterreinen in Qatar gaan overdekken, al zal één of andere megalomane
idioot daar al wel aan gedacht hebben.

De arbeiders die in ijltempo de stadions moeten gaan bouwen,
zien intussen af. Ze sterven bij bosjes, al ontbreekt het aan officiële
cijfers. Het zijn slaven, die worden uitgebuit door een regime en een
organisatiecomité dat geen scrupules heeft. Prestige is belangrijker dan
correcte werkomstandigheden. Ze leven in kampen, die ze nauwelijks kunnen
verlaten. Kennismaken met het dagelijkse leven in Qatar zit er niet in: er moet
worden gewerkt.

Maandag 7 oktober om 11 uur werd in de buurt van het Koning
Boudewijnstadion in Brussel symbolisch gevoetbald tegen dit onverantwoord WK en
tegen de onverantwoordelijkheid van de FIFA-bestuurders. Of het zal helpen?
Ach, zo’n Blatter ligt echt niet wakker van tweeëntwintig protesterende
mannetjes op noppen. Het probleem van de temperatuur, ja, daar is ie om
bekommerd. Je zal het maar meemaken dat één van de sterren een zonneslag
krijgt, of erger. Veel erger, zoals de Ecuadoriaanse international Cristian
Benítez, die op 29 juli van dit jaar in Doha overleed. Daar had de amper
27-jarige ex-speler van Birmingham City en Club América net voordien een
lucratief contract ondertekend bij El Jaish SC. Officieel leidde een
buikvliesontsteking als gevolg van blindedarmontsteking tot de fatale
hartstilstand. Officieus wordt gezegd dat de loden hitte het hart van Benítez
deed stoppen.

Voetballen in Qatar is tegennatuurlijk. Er is geen traditie,
de omstandigheden zijn er onmenselijk (zowel voor de arbeiders nu, als voor de
voetballers over negen jaar), het regime dictatoriaal en corrupt, het geloof
allesoverheersend. Qatar, dat is een middeleeuwse staat in een hypermoderne en
poepchique verpakking. Maar de FIFA zal er alles aan doen om het WK door onze
strot te rammen, desnoods in december of januari. Business as usual, heet dat.



Waarom José Mourinho overroepen is

Sport Posted on wo, oktober 02, 2013 12:50:26

Heeft José Mourinho iets tegen Belgen? Je zou het
haast gaan denken na zijn recente uitspattingen. Thibaut Courtois, zowat de
beste keeper ter wereld op dit ogenblik, mocht van hem nog een jaartje bij
Atletico Madrid roderen, Romelu Lukaku werd uitgeleend aan Everton wegens nog
niet goed genoeg, Kevin De Bruyne vegeteert dezer dagen in de B-kern van
Chelsea en Jan Vertonghen is volgens de Portugees een ordinaire matennaaier.
Bovendien liep hij ook nog eens weg op een persconferentie toen een journalist
van een Vlaamse krant een lastige vraag stelde (al bleek dat achteraf niet echt ‘weglopen’ te zijn, omdat voordien al was gezegd dat er nog één vraag mocht gesteld worden). Wat voor mij vast staat:
Mourinho is fel overroepen, in de eerste plaats door zichzelf.

Hoe hou je de mythe
in stand?
Toen hij negen jaar geleden met veel bombarie in Londen
arriveerde, noemde Mourinho zich al direct ‘The Special One’. Een manager die
anders (versta: beter) was dan alle anderen. Vandaag vindt hij zichzelf nog
altijd ongelooflijk speciaal, maar kiest ie voor de bijnaam ‘The Happy One’:
blij dat hij na zijn onrustige Italiaanse en Spaanse jaren terug in het
beschaafdere Engeland zit.

Of Mourinho nu hulpcoach, trainer of manager is (dat laatste
is een functie die, naar Engelse maatstaven, meer bevoegdheden inhoudt in het algemene
beleid van een voetbalclub dan de traditionele trainer), hij houdt de mythe van
de ‘Beste ter Wereld’ graag in stand. De media sputteren zelden tegen en nemen
zijn zelfgekozen bijnamen braafjes over.

Is hij werkelijk zo’n
Special One?
Na dertien jaar als hoofdtrainer is de prijzenkast van de pas
50-jarige Portugees flink gevuld. Twee Champions Leagues (FC Porto in 2004,
Internazionale in 2010), één UEFA Cup (FC Porto in 2003), zeven nationale
titels met vier verschillende ploegen, vier nationale bekers met diezelfde vier
ploegen en nog zes kleinere trofeeën. De statistieken zijn duidelijken: dit is
indrukwekkend voor een relatief jonge coach.

Is hij inderdaad zo’n
unieke trainer?
Topprestaties leverde Mourinho in mijn ogen slechts in drie
opeenvolgende seizoenen, tussen de zomers van 2002 en 2005. Hij won met het op Europees
vlak al bij al bescheiden FC Porto achtereenvolgens de UEFA Cup (de huidige
Europa League) en de Champions League, en in zijn eerste jaar bij Chelsea
doorbrak hij al meteen de hegemonie van Manchester United en Arsenal en bracht
de kampioenschapsschaal naar Stamford Bridge.

Het jaar daarop herhaalde hij dat kunstje bij Chelsea, waar
de rijke Rus Roman Abramovitsj voor de nodige fondsen zorgt (makkelijk zat voor
een manager!) en waar hij in september 2007, na een middelmatige start in de
Premier League en zonder zijn voorzitter de begeerde ‘beker met de grote oren’
te hebben bezorgd, moest vertrekken.

Dat hij met Internazionale en Real Madrid op vijf seizoenen tijd
twee titels behaalde is zeker niet uitzonderlijk. Inter was ook in de drie
seizoenen vóór de komst van ‘Mou’ kampioen geworden, het stond op dat moment
ver voor op de concurrentie in Italië. Real onderging in drie seizoenen
Mourinho bijna altijd de wet van de sterkste in het duel met aartsrivaal
Barcelona, op één kampioenschap en één beker na.

Hoe gaat hij steeds
opnieuw te werk?
Mourinho installeert zich altijd met een complete
hofhouding van assistenten. Een goed op elkaar ingespeeld team, waar af en toe
iemand uit verdwijnt om het op eigen kracht te proberen (Vilas-Boas!). Hij zet
een club volledig naar zijn hand, of dat nu als trainer dan wel als manager is.
Voor Mourinho geldt ‘My way or the highway!’. Compromissen sluit hij niet.
Bescheidenheid kent hij niet. Deemoed is zijn ding niet.

Wat heeft hij het
voetbal bijgebracht?
Hij draaide de beroemde uitspraak van de Duitse bondscoach
Sepp Herberger uit de jaren vijftig om: verdediging is de beste aanval. Mourinho
introduceerde het ‘omschakelingsvoetbal’. Vertrekkend van een stevige
defensieve organisatie, afwachtend, loerend op een foutje van de tegenstander, counterend,
gebaseerd op snelheid en fysieke kracht.

Op een moment dat het internationale voetbal na de saaie
jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig dank zij enkele bevlogen,
offensieve trainers even leek terug te gaan naar de romantiek van weleer,
haalde hij successen met een uitermate behouden instelling. En hij kreeg
navolging. Kijk maar naar wat Sir Alex Ferguson bij Man. United deed: een zeer
aanvallend elftal werd na de verloren titels van 2005 en 2006 omgebouwd tot een
Engelse variant op het verderfelijke catenaccio, zelfs bij thuiswedstrijden.

Mourinho heeft met zijn realistische aanpak de romantici de
mond gesnoerd en het voetbal weer een beetje lelijker gemaakt. Helenio Herrera,
uitvinder van het catenaccio en de man die in de jaren zestig het negativisme
ten top dreef bij… Internazionale, keerde zich tevreden om in zijn graf.

Hoe lang kan Mourinho
een club iets bijbrengen?
Hooguit drie seizoenen, dan is de magie tussen
trainer en clubbestuur enerzijds en tussen trainer en spelers anderzijds
helemaal uitgewerkt. Soms gaat dat nog een pak sneller. Mourinho vindt zichzelf
minstens even belangrijk als club en spelers. Hij zuigt alle aandacht naar zich
toe, onder het mom dat hij de spelers zo afschermt. Maar de man staat gewoon
graag in het centrum van de belangstelling.

Er was eind vorig seizoen even sprake van dat Mourinho
Ferguson zou opvolgen bij United, maar dat zou een onverteerbare cultuurschok
zijn geweest. Ferguson hield iedereen in het gareel onder het motto dat niemand
groter is dan de club, ook hijzelf niet. Ferguson zou zichzelf nooit ‘a special
one’ hebben genoemd, al was hij dat in de praktijk wel.

Als de ploeg van Mourinho wint, staat hij mee op het podium
te juichen. Als ze verliest, deugde de scheidsrechter niet, waren de
tegenstanders onsportief of hebben de spelers zijn briljante tactiek niet goed
uitgevoerd.

Hoezo, de spelers
dragen Mourinho toch op handen?
Dat was inderdaad zo in zijn beste jaren,
bij Porto en zijn eerste passage bij Chelsea. Bij Inter lukte dat al veel minder
en bij Real clashte hij met aanvoerder Iker Casillas, een monument van de
Koninklijke, en de hele entourage van de voorzitter. Een sierlijke voetballer
als Kakà paste niet in het tactische keurslijf van Mourinho en verdween uit de
ploeg.

Wat mogen we van hem
nog verwachten?
Het draait momenteel stroef bij Chelsea. Amper twee keer
konden de Blues overtuigen tot nog toe: in de eerste helft van de openingsmatch
tegen Hull en in de Supercup tegen Bayern München. De rest was matig, saai,
voorspelbaar. Maar Mourinho is een koppigaard. Hij zal nooit toegeven dat de
uitgeleende Lukaku op dit ogenblik de beste Chelseaspits is, vooral niet omdat
Samuel Eto’o zijn aankoop is (die hij
nog bovendien mateloos respecteert van toen de Kameroener in hun gezamenlijke
Inter-periode bereid was om meer te verdedigen dan aan te vallen in wedstrijden
tegen sterkere clubs). Hetzelfde geldt voor André Schürrle en Willian,
aangetrokken deze zomer. Juan Mata, vorig seizoen veruit Chelseas beste speler,
verdween genadeloos uit de ploeg, al lijkt die zich er nu weer in te knokken
dank zij enkele productieve acties. Tegen scorende of assists rondstrooiende
spelers heeft zelfs Mourinho geen verhaal.

Kevin De Bruyne werd al in de winter van 2011 naar Chelsea
getransfereerd en vervolgens uitgeleend aan KRC Genk en Werder Bremen. De
Bruyne had dit seizoen als huurspeler voor Borussia Dortmund, Schalke 04 of
Bayer Leverkusen kunnen uitkomen, in de sterke Duitse competitie. Mourinho
beloofde hem echter kansen, kocht vervolgens nog Schürrle, Willian en Eto’o
aan, verving De Bruyne na één helft in de topper op Man. United (waarin hij
inderdaad bleekjes presteerde, maar het weekend daarvoor was hij nog ‘Man van
de Match’) en vond ‘m daarna – op een wedstrijd in de onbelangrijke League Cup na
– enkel nog goed voor een plek op de bank of in de tribune. Zo maak je een
speler kapot.

Dat De Bruyne nu bij de beloften traint, terwijl Chelsea in
Boekarest zit voor de Champions League, is daarentegen wel normaal, in
tegenstelling tot wat sommige media poneren: anders zou hij immers drie dagen
stilliggen. Maar het is die verwijdering uit de kern, die De Bruyne aan het
denken moet zetten om in de winter een uitleenbeurt af te dwingen. De
roodharige Rode Duivel is nu ‘The Unhappy One’ in de Chelseaselectie. In een
WK-jaar moeten voetballers lekker voetballen, niet thuis hun frustratie
verbijten.

Waarom zoekt Mourinho
altijd de controverse?
Je hebt nu eenmaal mensen die heilig geloven in het
conflictmodel. Die denken dat je je ondergeschikten beter maakt door hen tegen
elkaar op te zetten. Door met achterbaks gestook een team aan te vuren. Door
een zwart schaap te zoeken en dat belachelijk te maken voor de hele groep
(Balotelli in Milaan, Casillas in Madrid, nu Mata en De Bruyne in Londen).
Vandaar ook dat Mourinho het maximaal drie seizoenen ergens uithoudt. Daarna
gaan de poppen aan het dansen en verdwijnt de eenheid in het team.

Het gebeurde bij Chelsea (begin van zijn vierde seizoen),
Inter en Real. Dan gaat hij in de clinch met de voorzitter, andere
bestuursleden of directeuren, dragende spelers, kritische supporters en de
media. Dan laat hij zijn ware gelaat zien: dat van een onverbeterlijke etter,
het haantje-de-voorste van de klas, dat begint te dreinen wanneer het zijn zin
niet krijgt of niet het middelpunt van alle aandacht mag zijn.

Had ik u al gezegd
dat ik José Mourinho niet echt hoog heb zitten?



Ghelamco Arena

Sport Posted on ma, september 23, 2013 12:58:09

Quizvraag: hoe lang was het geleden dat er nog eens een
splinternieuw stadion van een voetbalclub werd geopend in ons land? (Tip: het
is niet het nationale Koning Boudewijnstadion uit 1996, of de Cristal Arena,
die in verschillende fasen werd gebouwd op de plek waar het stadion van
Waterschei stond, of het voor driekwart verbouwde Olympisch Stadion in
Antwerpen, of de verschillende stadions die ter gelegenheid van Euro 2000
werden uitgebreid, hertimmerd of proper geschilderd). Antwoord: 38 jaar. In
augustus 1975 werd het Olympiastadion, sinds 1998 Jan Breydelstadion, van Club
en Cercle Brugge plechtig geopend.

Acht-en-der-tig jaar. Terwijl Nederland volop profiteerde
van het momentum dat Euro 2000 bood om de infrastructuur drastisch te
vernieuwen, beperkte ons land zich tot politiek getouwtrek, geschuif met
minimale budgetten en gekrakeel onder ego’s in bonden en besturen. In Nederland
is het gemiddelde toeschouwersaantal sinds 2000 bijna verdubbeld, in België
valt er nauwelijks een stijging te noteren.

Maar nu is er dus de Ghelamco Arena op de vroegere site
Groothandelsmarkt in Gent. Een stadion op mensenmaat (20.000 plaatsen) waar met
man en macht aan werd gewerkt om het tegen 17 juli in grote lijnen af te
krijgen, voor de oefenwedstrijd tussen KAA Gent en VfB Stuttgart. Het lukte
ternauwernood en ook vandaag wordt er tijdens de week nog keihard gewerkt door
tientallen werklieden. De absolute deadline voor de volledige oplevering is
zondag 6 oktober. Dan speelt KAA Gent zijn eerste topwedstrijd tegen KRC Genk.

Omdat ik voor SportNext een verhaal schrijf over de Ghelamco
Arena werd ik afgelopen zaterdag vriendelijk uitgenodigd om KAA Gent-KV Oostende bij te
wonen. Ik had het stadion eerder in de week al ‘leeg’ gezien, maar met de
wedstrijddrukte erbij was het ronduit indrukwekkend. Een prachtig, multifunctioneel
voetbalstadion is het geworden (eigenlijk: aan het worden, want het is dus nog
niet helemaal af). De bijna vierhonderd meter lange promenade op de tweede
verdieping is schitterend. Netjes afgescheiden van dat ene bezoekersvak met
duizend plaatsen lopen de thuissupporters er al anderhalf uur vóór de wedstrijd
vrolijk rond.

Er wordt voorbeschouwd, gegeten (van het ‘deftige’
biefstuk-friet tot de voorspelbare hamburgers en hotdogs), gedronken, gebabbeld.
De fans worden niet als sardienen in een blik op elkaar geperst, er zijn
voldoende zitplaatsen, er zijn opvallend veel toiletten (voor mannen én vrouwen). Met de
heroplaadbare kaarten verloopt de bediening bijzonder vlot en vriendelijk.
Binnen de zes seconden moet je je drankje hebben, zei commercieel directeur
Patrick Lips me vooraf. Uit eigen ervaring: het kan zelfs in 5.87. En
natuurlijk is het stadion na amper vijf thuiswedstrijden nog helemaal als nieuw, maar je
voelt dat hier een concept achter zit. Er is over nagedacht, met respect voor
de supporter, maar ook met het oog op het vullen van de clubportemonnee. Een
voetbalclub is nu eenmaal geen liefdadigheidsinstelling.

Ook helemaal rechts in de hoofdtribune heb je een prima
overzicht op het veld. Zelfs de toeschouwers op de eerste rijen zitten hoog
genoeg om de zijlijn aan de overzijde te kunnen zien. En als KAA Gent ooit zo
succesvol en populair is dat het moet uitbreiden, kan dat perfect. Dan wordt
het veld verlaagd en worden er zesduizend extra plaatsen gebouwd in wat nu een
betonnen gracht is rond het terrein. Zelfs veertigduizend kan, als de
dakconstructie wordt verwijderd. En uiteraard is het de bedoeling dat er niet
alleen wordt gevoetbald, maar dat er per jaar honderden evenementen
plaatsvinden in en om het stadion. Kortom, de Ghelamco Arena heeft alles wat
een modern stadion moet hebben en dat voor een redelijk bescheiden kostprijs
van 73 miljoen euro.

De Buffalo’s werden al meteen beloond voor hun positieve
dadendrang. Het aantal abonnees steeg van 8.600 naar 13.700, een toename van
meer dan zestig procent, die na het uitermate belabberde seizoen 2012/2013
niets te maken heeft met het sportieve elan. De Ghelamco Arena bewijst dat
veiligheid en comfort garant staan voor meer toeschouwers. 17.562 waren dat er
tegen Oostende. Enkel Club Brugge en Standard ontvingen afgelopen weekend meer
volk.

Nu de prestaties op de grasmat nog. Want zo mooi het
stadion, zo lelijk het spel van de thuisploeg. Negentig minuten lang was de
vraag wie er nu in feite de degradatiekandidaat was: KAA Gent of KV Oostende?
Sta me toe even tactisch te worden: Gent speelde een 4-3-3 met alleen maar
verticale looplijnen, zonder oprukkende backs, zeer statisch en voorspelbaar.
Uitzichtloos voetbal. Alleen een verschrikkelijke domme own-goal van Niels De
Schutter hielp de Gentenaren aan een gevleide voorsprong, die achteraf nog volkomen
terecht teniet werd gedaan. Boegeroep en gefluit waren tot een eind in de
omtrek te horen. ‘Wij willen voetbal zien!’ schreeuwde de spionkop haar
frustratie uit. ‘Franky Vercauteren,’ riep een eenzaat op de VIP-plaatsen,
gevolgd door ritmisch handgeklap. Mijn conclusie: ofwel is Victor Fernández een
weinig geïnspireerde trainer, ofwel zijn de spelers bezig met de trainer buiten
te werken, ofwel deugen die spelers gewoon niet.

Grootste pijnpunt van het nieuwe stadion is de verkeerssituatie na de wedstrijd. De
Ottergemsesteenweg Zuid, dat is: één rijvak op, één rijvak af, want het stadion
vormt het eindpunt van de weg. En dus krijg je chaos en file. De carpoolparking
(bedoeld om te vermijden dat supporters op hun eentje naar het stadion rijden)
wordt vooral nog gebruikt door eenzaten en dat mag zeker niet de bedoeling zijn.
De pendelbus vanaf de P+R onder het viaduct in Gentbrugge brengt je op vijf
minuten naar het stadion. De terugreis duurt bijna… driekwartier. En vooral: als
je dan een pendelbus inlegt (goed idee!), zorg dan dat er a) voldoende bussen
rondrijden en b) dat je aan de halte nadarafsluitingen zet, zodat de passagiers
gedwongen worden om gedisciplineerd aan te schuiven en op te stappen. Nu was
het een zootje. Het is een kinderziekte die mijn avondje toch wel wat heeft
vergald. Zo professioneel alles in en om het stadion oogde, zo amateuristisch
was de uittocht geregeld.

Als ook die verkeerschaos deskundig wordt aangepakt, gaat
KAA Gent een mooie tijd tegemoet in de Ghelamco Arena. Nu nog een goeie ploeg
samenstellen. Dan staat men in Gent plots veel verder dan de meeste concurrenten.



Kampioen van Niemandsland, niemand in Europa

Sport Posted on wo, september 18, 2013 12:42:04

Het is een uit Frankrijk overgewaaide gewoonte die nu ook al
een jaar of twintig bij de Vlaamse betaalzenders wordt toegepast: een
co-commentator bij het voetbal. Op TF1 doen ze dat tegenwoordig met zijn
drieën: een commentator, een co-commentator en een analist. Het resultaat is
voorspelbaar: gekwetter van begin tot einde, waarbij de wedstrijd hooguit een
bijrol speelt en als aangever fungeert voor het pseudo-erudiete geraaskal van
een trio praatgrage betweters. In Vlaanderen wordt het gelukkig minder
opdringerig gedaan.

Neem nu Tom Soetaers. Dribbelvaardige, maar
blessuregevoelige linksbuiten die even hoogdagen beleefde bij RC Genk en Ajax,
maar daarna wegdeemsterde. Soetaers had de reputatie om tijdens een wedstrijd
vaak onzichtbaar te zijn. Gisteravond was hij, als co-commentator van Dirk Deferme
tijdens Benfica-Anderlecht op 2BE, vooral onhoorbaar. Niet omdat zijn microfoon
af stond, maar omdat hij gewoon heel weinig tussenkwam. Slechte afspraak? Of gewoon
weinig te zeggen? In elk geval: hij viel zo weinig op dat het opviel. Dan maar
beter het beproefde systeem met één commentator die de hele wedstrijd voor zich
neemt, ook al mis je dan meestal de tactische slimmigheden.

***

De schaarse momenten dat Soetaers toch aan het woord was,
viel het hem op dat Anderlecht werd overspoeld door een nochtans niet super
Benfica. De tweede uit de Portugese competitie was veel sterker dan de kampioen
uit België. Reality check! Alle
aanwezigen in het Estadio da Luz, dat opvallend veel lege plekken vertoonde trouwens,
constateerden dat Benfica technisch, tactisch, fysiek, mentaal en qua inzet de
betere was van een slordig en slap Anderlecht.

Eigenlijk had paarswit al verloren nog vóór de wedstrijd
begon. Trainer John van den Brom koos voor een behoudende aanpak, met drie
controlerende middenvelders, terwijl hij drie dagen eerder nog met twee
flankaanvallers en twee centrumaanvallers gehakt had gemaakt van KV Mechelen.
Uiteraard mag je KV Mechelen niet vergelijken met Benfica, maar het was
opvallend dat een Nederlandse coach, die dan ook nog eens een spelersverleden
heeft bij het altijd al wat arrogantere Ajax, zich geen lefgozer toonde, maar
opteerde voor denkbeeldige zekerheid, die al na vier minuten geen zekerheid
bleek te zijn.

De ploegopstelling waarmee Van den Brom uitpakte, had net zo
goed uit de koker van defensieve Belgische trainers als René Vandereycken of
Georges Leekens kunnen komen. Bovendien maakte hij een beginnersfout: als je
drie verdedigende middenvelders opstelt, met een bescheiden technisch vermogen,
dan moet je er een balvaste spelmaker voor zetten. Dennis Praet, dus. Spelen
zoals Anderlecht het in 1983 deed, in de terugwedstrijd van de finale van de UEFA-beker,
tegen ditzelfde Benfica. Met Juan Lozano als diepste man en als opdracht voor
zijn medemaats: geef de bal aan Juan. Anderlecht, dat de thuiswedstrijd toen nipt
gewonnen had met 1-0, hield het in Lissabon op 1-1. Het balbezit was ongeveer
als volgt verdeeld: Benfica 60%, Anderlecht 10%, Juan Lozano 30%. Zo’n
technisch briljante speler, die de bal eindeloos lang kan monopoliseren,
ondertussen de tegenstander treiterend, had Anderlecht gisteren niet in de
rangen. Met alle gevolgen van dien.

Als er dan ook nog eens flagrante flaters worden begaan door
zogeheten sterkhouders (Silvio Proto loste de bal bij de eerste goal alsof hij
opnieuw die hypernerveuze doelman was van een paar seizoenen geleden, Guillaume
Gillet ging bij de tweede als een beginneling onder de bal door) kan je het
nooit halen. De inbreng van Frank Acheampong na de pauze veranderde het
spelbeeld helemaal. De halve voetballer die Demy de Zeeuw is geworden, mocht in
de kleedkamer achterblijven, Acheampong ontregelde direct de Portugese defensie
met het soort lef dat Anderlecht de eerste helft ontbeerde.

Anderlecht heeft er niet de spelers voor om behoudend te
spelen. Dan moet je als trainer het lef hebben om van je eigen kracht uit te
gaan, ook bij een op papier sterkere tegenstander. De oervlaamse reflex van Van
den Brom (‘Wij zijn het zwakkere team, we moeten gaan verdedigen!’) was dan ook
een flinke tegenvaller, zeker voor iemand die uit de Nederlandse voetbalschool
komt, waar onderdanigheid en in je schulp kruipen vanaf de eerste dag worden
afgeleerd om plaats te maken voor lef en zelfbewustheid. Na één speeldag lijkt
een derde plaats in deze Champions Leaguepoule al het hoogst haalbare voor RSCA.

***

Had Anderlecht een beter resultaat gehaald met een
gedurfdere aanpak? Onmogelijk te zeggen, wegens hypothetisch. Maar slechter zou
het ook niet geweest zijn. En het gevoel achteraf is nu dat Anderlecht er niet
alles aan gedaan heeft. Dat is zowat het allerslechtste gevoel dat je de paarswitte
supporters kunt meegeven aan het eind van een Europese avond, die voor de
zoveelste internationale frustratie zorgde. Kampioen van Niemandsland, niemand
in Europa.



De Rode Duivels zijn van iedereen!

Sport Posted on za, september 14, 2013 15:41:00

Rode Duivels. Red Lions. Red Panthers. Belgian Lions. Yellow
Tigers. Wat is dat toch allemaal met die Belgische nationale teams in het
voetbal, hockey, basketbal en volleybal? Jarenlang leek ons land alleen maar
individuele topsporters voort te brengen. Tussen de bronzen medaille van het
nationale jumpingteam op de Olympische Spelen van Montréal (1976) en de
deelname van de nationale mannenvoetbalploeg en het mannenhockeyteam aan de
Spelen in Peking (2008) zat maar liefst tweeëndertig jaar en dan nog zijn die
springruiters toch vooral individualisten van wie de resultaten netjes worden
opgeteld, meer niet. Maar kijk, anno 2013, lijken we wel een sportnatie
geworden.

Laten we die mooie prestaties toejuichen en met het nodige
aplomb onthalen, maar tegelijkertijd toch relativeren. Hans Vandeweghe schreef
vrijdag al in zijn column in De Standaard
dat deze hausse voor een flink stuk samenhangt met toeval. Zelf dacht ik altijd
dat het gebrek aan succes bij teamsporten vooral te maken had met het
individualistische karakter van de Belg. De succesvolle Belgische sporter was tot nog toe een Einzelgänger, die tegen beter weten en
onbestaande sportstructuren in koppig zijn of haar ding deed. En er was vooral een schrijnend gebrek aan omkadering van topsport. Is, moet ik eigenlijk schrijven. Dit
land telt vijf ministers van sport die drie zaken gemeenschappelijk hebben: 1)
het zijn leken, 2) sport is aan hun portefeuille toegevoegd (het is allesbehalve
een hoofdzaak), en 3) ze wensen liefst niet samen te werken met hun collega’s
over de taal- en partijgrenzen heen.

Als de bevoegdheid sport op regionaal vlak vooral
‘breedtesport’ zou inhouden en ’topsport’ federaal zou worden gecoördineerd,
zou dat al een flinke verbetering inhouden, maar daar wil men niet aan in dit
hopeloos verdeelde land. Liever geen succes, dan succes gunnen aan iemand uit
de andere taalgroep of, erger nog, van een andere politiek gezindheid. De
supporters roepen ‘Belgium’, de politici houden het op ‘Vlaanderen’, ‘Wallonie’
of ‘Bruxelles’. En dus blijven we aanmodderen, tot er af en toe een verlichte
geest opstaat. Een Einzelgänger, jawel. Een Jean-Marie Dedecker in het judo, bijvoorbeeld. Of een
aangetrokken Nederlander, zoals destijds Ronald Gaastra met Frederik
Deburghgraeve of nu Marc Lammers bij de hockeymannen. Lammers won goud en
zilver met het Nederlandse hockeyteam in 2004 en 2008. Af en toe is er een
sportbond die op zoek gaat naar het allerbeste en zich verder zo weinig
mogelijk met de praktische gang van zaken bemoeit, in plaats van al die bobo’s
die in de eerste plaats zichzelf in het centrum van de belangstelling willen
maneuvreren. In het hockey hebben ze dat door, in de meeste andere teamsporten niet. Klein land, kleine mentaliteit. De uitzonderingen bevestigen de
pijnlijke regel.

Een sportnatie zijn we vooralsnog niet. Zolang de successen
niet bestendigd worden (zowel de prestaties, als de belangstelling van de media
en het grote publiek ervoor), blijft onze sportcultuur beperkt tot mannen die
tegen een bal kunnen trappen en andere mannen die een flink eind kunnen
doortrappen, op de openbare weg of in het veld. Meer is het voorlopig echt
niet. Al doen al die goeie teamprestaties echt wel deugd.

***

Positief omgaan met succes is niet iedereen gegeven. Je moet
er volwassenheid voor tonen, da’s niet altijd eenvoudig. Neem nu de rel rond
het Jaarboek Voetbal 2012-2013, een terugblikkend niemendalletje dat uitgeverij Van Halewyck op de markt heeft gegooid om mee te
profiteren van de positieve vibe die
rond het Belgische voetbal en dan vooral een aantal in het buitenland actieve Belgische voetballers
hangt. Een boek dat op drieduizend exemplaren werd gedrukt en dus niet direct
de boeken Top 10 zou gaan bestormen, zo was de verwachting.

Ware het niet dat het Jaarboek
Voetbal
de afgelopen dagen de beste publiciteit kreeg die het zich kon
indenken. Gratis nog wel. De Koninklijke Belgische Voetbalbond, KBVB, vindt
namelijk dat het portretrecht wordt geschonden. Op de cover van het Jaarboek Voetbal staat een inmiddels
iconische foto van een stel Rode Duivels die bovenop een uitgelaten Vincent
Kompany bij de cornervlag een doelpunt tegen Schotland vieren. Een foto die
werd gemaakt door een geaccrediteerde persfotograaf en die alle media
uitgebreid haalde, de dagen na de wedstrijd en ook maanden nadien. En natuurlijk gebruikt Van Halewyck die foto als een extra
verkoopargument, laten we daar niet flauw over doen, want dat jaarboek gaat
voornamelijk over de eigen competitie en clubs en daar zie je al die getalenteerde
binken helaas niet meer rondlopen. Noem het gerust zoals het is: dit is een
commerciële zet van de uitgever. En waarom ook niet?

De voetbalbond vindt nu dat alle foto’s van de spelers van
het nationale team en zelfs de merknaam Rode Duivels haar toebehoren. Ergens in
een paar schaars verlichte kantoren aan de Houba de Strooperlaan heeft men het licht gezien: er
valt geld te rapen met de nationale voetbaltrots. Na jaren van miserie – vijf
gemiste toernooien op rij – wil men nu de schade inhalen. Wat heet: men wil
grof geld verdienen aan het WK van volgend jaar, gesteld dat we daar geraken
(waar haast niemand vandaag nog aan twijfelt). Op zich niets mis mee: we hebben
de bond vaak achterlijkheid en naïviteit verweten in het verleden, nu zijn ze
eindelijk mee met hun tijd. Maar de slinger slaat nu helemaal de andere kant
op. Vijf jaar geleden zou de bond nog gesméékt hebben om een foto van de Rode
Duivels op de achterflap van een groezelig boek van een nobele onbekende auteur
te plaatsen. Vandaag staan de eurotekens in de ogen van de bondsbobo’s. Mag ik
nog wel straffeloos ‘Rode Duivels’ schrijven in deze blogpost of moet ik
daarvoor eerst toestemming vragen én rechten betalen?

Dat de KBVB de portretrechten van de spelers opeist is niet
abnormaal, als al die individuele spelers en hun zaakwaarnemers het daar
tenminste mee eens zijn. Maar dat slaat dan op individuele portretten,
groepsfoto’s en alle ander marketingmateriaal dat door de bond zelf wordt
gemaakt. Dat de bond een exclusieve overeenkomst sluit met één uitgeverij,
Kannibaal, mede opgericht door sportanker en -commentator Karl Vannieuwkerke,
hoeft geen bezwaar te zijn (al kan je je ethische vragen stellen bij de rol van
een sportjournalist in zo’n commercieel vehikel!). Dat men actiefoto’s wil
verbieden in ongeautoriseerde publicaties gaat echter heel wat bruggen te ver.

Wat is de volgende stap? Gaat de voetbalbond proberen om,
zoals bij concerten van de grote rocksterren, waar er meestal alleen bij het
eerste nummer mag worden gefilmd of gefotografeerd, om fotografen alleen de
eerste tien minuten van Rode Duivels-thuiswedstrijden hun werk te laten doen,
waarbij die moeten hopen dat er geen al te lange studieronde is, zodat er wat
doelgevaar valt te beleven? Of willen ze nog verder gaan: alleen een paar eigen
fotografen mogen voortaan nog foto’s maken tijdens de wedstrijd? Het klinkt
absurd en is het ook, maar eigenlijk is het waar de bond blijkbaar naartoe wil.
Anders kan ik deze merkwaardige zet niet verklaren. Terwijl: als André Van Halewyck de fotograaf van die bewuste foto en/of diens opdrachtgever keurig heeft betaald, zou er niets aan de hand mogen zijn.

Na een mail en een aangetekende brief, waar Van Halewyck
eens (terecht) mee gelachen heeft, heeft de bond nu de eerste juridische stap
gezet: het eist duizend euro per exemplaar als Jaarboek Voetbal vanaf zaterdag 21 september om 14 uur niet uit de rekken wordt gehaald. Dat krijg je als
juristen en marketeers na jaren stil in een bureautje te hebben gezeten op het
voorplan treden: ze willen ook scoren. Desnoods met losse flodders. Ik beeld me
nu in dat er enkele vrijwilligers van de bond binnenkort alle boekhandels afschuimen om het aantal uitgestalde exemplaren te tellen. Tenzij de rechter in kortgeding de voetbalbond terugfluit, natuurlijk.

Dat hele Jaarboek
Voetbal
interesseerde me tot enkele dagen geen ene moer. Ik vermoed dat het
snel en slordig in elkaar geflanst zal zijn, vlot geschreven maar
inhoudelijk leeg, niet echt iets wat je in je boekenkast wil zetten naast
sportboeken van gerenommeerde sportschrijvers als Hans Vandeweghe, Geert De
Vriese en Raf Willems. Maar bij wijze van verzetsdaad voel ik er nu toch veel
voor om me een exemplaar aan te schaffen. En zo bereikt de voetbalbond krek het
tegenovergestelde van het wilde bereiken: een boekje van niets wordt plots een
gegeerd hebbeding. De Rode Duivels zijn goed bezig. Dat kan niet gezegd worden
van de Koninklijke Belgische Voddebalenbond.

***

Zondagavond presenteer ik voor het eerst Scoren op Zondag op ATV. Voor wie
geïnteresseerd is en in Antwerpen woont: zo omstreeks 18u45 probeer ik keurige
volzinnen zonder al te veel hakkelen te declameren tussen de interessante
sportreportages door. Voor wie niet van Antwerpen is: u kunt het ook via de
livestream volgen op www.atv.be. Voor alle anderen: met een halve dag
vertraging is de uitzending ook opvraagbaar via de tv-theek.

Ik oefen mijn articulatie met een brede glimlach voor de
spiegel. Mocht u eraan denken om foto’s te willen maken van mijn eerste verschijning:
hou rekening met het portretrecht. De Rode Duivels zijn van iedereen, ik niet!



Diables rouges

Sport Posted on ma, september 09, 2013 13:02:45

Het zal u in de euforie rond de zoveelste triomftocht van
onze nationale voetbaltrots wellicht ontgaan zijn, beste lezer, maar het land
is gesplitst. Ja, u kijkt verrast op, want geen enkel medium bracht het Grote
Nieuws tot nu toe. Toch is het zo. En het is niet omdat de N-VA de macht heeft
gegrepen. Ik stelde het zelf vrijdagavond vast toen ik na een heerlijk week
werk/vakantie in Firenze en Basel het gaspedaal indrukte om tijdig thuis te
geraken voor de kilt-en-vriend-confrontatie van Schotten en Rode Duivels.

Omdat je diep in de provincie Luxemburg van Radio 1 alleen
piep-tuut-krakgeluiden kan detecteren, had ik de autoradio afgestemd op
Vivacité, één van de zes radiozenders van de Franstalige openbare omroep RTBf.
‘Vivacité’, zo leert mij een online woordenboek, betekent zowel ‘levendigheid’
als ‘vlugheid’, en vooral dat eerste is van toepassing op het snelle
gebabbel en gebrabbel waardoor mijn zenuwen danig op de proef werden gesteld
(ik had net ternauwernood Italiaans getier, Zwitserse lijzigheid en Franse zelfgenoegzaamheid
overleefd, met hier en daar een vleugje muziek, waardoor ik nu weet dat Get Lucky ook in andere Europese landen
aanslaat.)

Vrijdagavond stond de sport centraal op Vivacité. De
basketmannen en volleyvrouwen waren actief op een EK, de Ivo Van Damme Memorial
kwam eraan én de Rode Duivels veroverden Glasgow, voorafgegaan en gesteund door
tienduizend zegedronken fans. In de studio zat Philippe Vande Walle als
analist. Er werd voortdurend geschakeld met correspondenten ter plekke. En de
hele tijd ging het alleen maar over… Franstalige spelers.

Wie wordt er Man van de Match? Ah, Daniel Van Buyten
natuurlijk, zo opperden een vijftal geïnterviewden. Een
revanche zou het moeten worden op de onterechte kritiek van ‘la presse
flamande’ die de centrale verdediger uit Beieren voortdurend te hard aanpakte, zo wist Vande Walle.
Wat wordt de uitslag? 0-2, 1-2, 1-3, een zonderling pronostikeerde 0-0 of 1-1.
En wie gaat er scoren? Ah, Van Buyten met het hoofd, dat spreekt vanzelf. Ook
nu kwam zijn naam weer een aantal keer terug. Net als die van Benteke, Mirallas
en Fellaini. Niet die van Eden Hazard, want van hem wist men intussen al dat
hij bijna zeker niet van de partij zou zijn door een blessure. Van
Buyten-Benteke-Mirallas-Fellaini: en de rode draad is? Geboren of opgegroeid in
Luik of een tijdje bij Standard gespeeld. Walen. Franstaligen.

Kevin De Bruyne: connais
pas
! Jan Vertonghen: c’est qui çà?
Nicolas Lombaerts: pardon? Even later
mocht ex-keeper Vande Walle zijn Top 3 aller tijden van Belgische doelmannen
geven. Geënerveerd en opgefokt door al dat chauvinationalisme
verwachtte ik me al aan een Standard-trio: Piot-Preud’homme-Nicolay. Maar Vande
Walle verraste me toch enigszins in positieve zin. Christian Piot stond weliswaar op 1, maar
Jean-Marie Pfaff werd netjes op twee gezet, al volgde daar een uitleg bij dat
hij echt niet anders kon dan die gekke Beverenaar in de Top 3 te zetten. Het
klonk haast als: ‘Sorry dat ik er een Vlaming moet bij vermelden’.

Ik had het kunnen weten. Toen ik een jaar of tien jaar
geleden met mijn petje van hoofdredacteur sport van de VRT Televisie op
geregeld in contact kwam met mijn RTBf-collega viel me op dat de Franstalige
sportprogramma’s nauwelijks aandacht besteedden aan Vlaamse clubs, terwijl dat
in tegenovergestelde richting veel minder uitgesproken was. La
Louvière-Moeskroen en Charleroi-Standard waren voor de RTBf toppers in een
seizoen waarin, naast het Brusselse Anderlecht, Vlaamse clubs de hoofdrol
opeisten. Standard was niet meer dan een middenmoter, de andere Waalse clubs stonden nog
lager geklasseerd. Lokeren-Genk (drie tegen zes) of STVV-Lierse (vier tegen
vijf) interesseerden hen nauwelijks. Die mix van chauvinisme en nationalisme
zag je bij de VRT, gelukkig!, niet.

De tijden zijn veranderd. In Vlaanderen is de grootste
partij er nu één die op termijn de onafhankelijkheid nastreeft, een belangrijke
zorg voor Wallonië. De RTBf maakte ooit een veelbesproken nepnieuwsuitzending
over wat er zou gebeuren als het land daadwerkelijk zou splitsen. Onbedoelde
kolder, zoals je die zelden ziet (tenzij dan gisteravond in Albert II, maar dit terzijde). Maar
kijk, vandaag blijft de Franstalige openbare omroep volharden in een boosheid
die hij zelf normaal vindt: het land opdelen in ‘die van ons’ (Franstaligen) en
‘die van hen’ (Nederlandstaligen).

De Rode Duivels/Diables Rouges zijn een ijzersterk
marketingmerk geworden. Deelname aan het WK in Brazilië komt steeds dichterbij.
Meer nog: het zou een pure schande zijn mochten we de rechtstreekse kwalificatie
nog mislopen. Het nationale team lééft, tot groot genoegen van de meeste
landgenoten, niet in het minst de politici die gehecht zijn aan België. Als
Kompany & co volgend jaar in juni en juli sambavoetbal opdissen zou dit wel
eens een rol kunnen spelen bij de regeringsonderhandelingen die op dat ogenblik
allicht nog aan de gang zullen zijn na de verkiezingen van 25 mei 2014.

Net daarom is het zo ontstellend kortzichtig en ziekelijk
chauvinistisch dat de Franstalige media – die zonder uitzondering die ene
Vlaamse partij verketteren en zweren bij ‘Union fait la force’ – in hun
berichtgeving blijk geven van een veel te sterk ontwikkeld nationalistisch
gevoel, terwijl je dat navelstaarderige in Vlaanderen vreemd genoeg veel minder
ervaart. Vlaanderen stemt rechts en nationalistisch (ook al beseffen vele
kiezers dat blijkbaar niet), maar de Vlaamse pers blijft – ondanks alle
mankementen die ze vertoont – redelijk neutraal als het gaat over nationale
symbolen. Wallonië zit eerder op een links en Belgicistisch spoor, maar de
Waalse pers behandelt Vlaamse sporters als Fremdkörper.

Mag ik dat vreemd vinden?



Voetbalvoorzitters zijn even immoreel als bankiers

Sport Posted on ma, september 02, 2013 16:01:55

100 miljoen euro kost de Welshman Gareth Bale aan Real Madrid. Zijn jaarsalaris zal zes jaar lang tien miljoen bedragen, netto welteverstaan, want daar wordt niet flauw over gedaan. Wat de pas 24-jarige jongeman goed kan? Voetballen.

Bale werd geboren en groeide op in Cardiff, waar hij ook zijn eerste pasjes op een voetbalveld zette. Bij Cardiff Civil Service Football Club was dat, een bescheiden clubje uit de hoofdstad van Wales. Daar werd ie rijkelijk laat opgemerkt door Southampton Football Club: in 2005, Bale was al zestien, zijn nieuwe club was net gepromoveerd naar de Premier League.

Het eerste seizoen mocht de frêle, technisch vaardige linkspoot nog opwarmen bij de Southampton FC Academy, de veel geprezen jeugdwerking van de Zuid-Engelse club, die naast Bale ook Wayne Bridge, Theo Walcott en Alex Oxlade-Chamberlain heeft voortgebracht, terwijl ook de jonge linksback Luke Shaw nu op het punt staat zijn grote doorbraak te forceren. Het seizoen 2006/2007 debuteerde Bale met verve in het eerste elftal, al was Southampton toen alweer gedegradeerd naar de Engelse tweede klasse. In veertig wedstrijden scoorde hij vijf keer, meestal op vrije trap.

In de zomer van 2007 nam de Londense club Tottenham Hotspur de linksback over; het betaalde het noodlijdende Southampton in totaal zeven miljoen pond, ruim 8 miljoen euro. Geen onaardige som voor een achttienjarige. Het begin bij Spurs was veelbelovend, daarna deemsterde Bale weg. Te veel druk, te weinig regelmaat en, vooral, te veel kleine blessures, waardoor ie vaak in de tribune zat. Toen was Bale een magere, slungelachtige jongen, bang voor harde contacten met een tegenstander. Ook op training liep hij vaak huilend weg met een geveinsde blessure. In de zomer van 2009 was de manager van Spurs zijn gedrag beu. Hij mocht weg voor 3 miljoen pond (3,5 miljoen euro), maar geen enkel team hapte.

Het seizoen 2009/2010 werd dat van de (voorzichtige) doorbraak. Hij kweekte spieren in het krachthonk, werd gedwongen om ook op training voluit te gaan, werd fysiek en psychisch sterker, ging een rijtje vooruit spelen op het middenveld en schopte het tot vaste waarde bij Tottenham. De afgelopen twee seizoenen waren ronduit uitstekend. Gareth Bale was zonder meer de sterkhouder in een zeer degelijk elftal, reet met zijn raids vele defensies aan flarden (onder meer dat van het gerenommeerde Inter Milaan) en werd in eigen land verschillende keren bekroond tot Speler van de Maand. In mei van dit jaar werd hij uitgeroepen tot zowel Speler van het Jaar als Belofte van het Jaar.

En toen ging de transferbal aan het rollen. De man die vier jaar voordien nog voor een ‘habbekrats’ bij het groot huisvuil werd gezet, werd nu grof wild. Real Madrid wilde hem koste wat kost binnenhalen, om op de linkerflank te gaan doen wat Cristiano Ronaldo al jaren op de rechterflank doet: de tegenstander murw spelen. De Koninklijke uit de Spaanse hoofdstad, die nota bene een samenwerkingsverband heeft met Tottenham en vorig jaar nog Luka Modric wegplukte uit Londen, kreeg aanvankelijk nul op het rekest. Tot het transferbedrag duizelingwekkende hoogten bereikte.

Met 100 miljoen wordt Gareth Bale de duurste speler uit de voetbalgeschiedenis. Hij kostte Real vijf miljoen meer dan Cristiano Ronaldo vier jaar geleden. Is Bale ook de beste voetballer van het moment? Neen, verre van. Messi, Ronaldo, Xavi, Ribéry, Iniesta en Schweinsteiger spelen zeker nog een niveau hoger en zijn vooral regelmatiger dan de Welshman. En gezien het verleden – de twijfels die er waren over zijn fysieke en psychische paraatheid – valt het af te wachten of Bale de torenhoge verwachtingen in een ver, vreemd land onmiddellijk kan inlossen.

Marktvervalsing

Tot daar het ‘sportieve’ gedeelte. Is een voetballer – eender welke voetballer – 100 miljoen euro waard? Het antwoord is simpel: neen. Maar ‘de prijs is wat de zot ervoor geeft’ zegt een spreekwoord en dus zal Gareth Bale nu een economische waarde van honderd miljoen moeten meezeulen. Dat wéégt.

We belanden op een onaanvaardbaar niveau wanneer we even kijken naar de financieel-economische toestand van Real Madrid. De meest succesrijke club uit de Spaanse voetbalgeschiedenis torst een schuldenlast van 327 miljoen euro. Dat de club dat jaar na jaar overleeft, komt omdat Real een instituut is, met veel heetgebakerde aanhangers, en dat het telkens weer tussenkomsten van de lokale overheid of leningen van de banken kan afdwingen.

Zes van de 47 miljoen Spanjaarden zijn werkzoekend. De werkloosheidsgraad bedraagt er ruim 26 procent. In bijna twee miljoen van de Spaanse gezinnen zit iedereen thuis. Meer dan de helft van de -25-jarigen zit zonder baan.

In dat klimaat is het buitengewoon schokkend wat er rond die duurste transfer aller tijden is gebeurd. Dit is een trap op het hart van die miljoenen Spanjaarden die de eindjes aan elkaar proberen te knopen en die vruchteloos op zoek zijn naar werk en zekerheid, maar die in ruil alleen maar geconfronteerd worden met uitzichtloosheid en armoede. Het is het zoveelste bewijs dat clubvoorzitters even blind en gokverslaafd zijn als de bankiers in de aanloop naar de financiële crash van najaar 2008. Realiteitszin is ver zoek in die kringen. Moraliteit ontbreekt al helemaal.

Real Madrid is sinds jaar en dag nauw verweven met de Caja Madrid, een spaarbank die tijdens de crisis van vijf jaar geleden zware klappen kreeg na de veel te dure overname van de City National Bank uit Florida. De toenmalige grote baas van Caja Madrid werd in mei 2013 gearresteerd op beschuldiging van roekeloos management (ja, er zijn landen waar onverantwoordelijk handelende bankiers de binnenkant van de gevangenis zien!). Die Caja Madrid stak de vrienden van Real in 2009, in volle crisis, een stevig handje toe bij de transfers van Cristiano Ronaldo en Kakà, de twee meest spraakmakende transfers van die zomer.

76,5 van de 94 transfermiljoenen voor Ronaldo werden Manchester United toegestopt via een lening van de Caja Madrid. De transfersom van Kakà, 65 miljoen euro, toen eigendom van AC Milaan, werd nagenoeg integraal geleend bij de vrijgevige Caja.

In 2010 fuseerde de Caja Madrid samen met zes andere banken tot Bankia, de derde grootste bank van Spanje. Nog geen twee jaar later bedelde Bankia bij Europa om 24 miljard euro bij te passen. Weer een jaar later vindt Real op wonderbaarlijke wijze de middelen om Gareth Bale naar Madrid te halen.

Sport mag best zijn eigen wetmatigheden hebben en voetballers mogen gerust een pak meer verdienen dan pakweg de CEO van Bpost, maar ergens moet er een lijn in het zand worden getrokken. Bijvoorbeeld wanneer Europees steungeld onrechtstreeks wordt gebruikt om noodlijdende privé-voetbalclubs de nodige fondsen te bezorgen om de beste spelers van de wereld te kopen. Dat heet marktvervalsing. Dat is onsportief én economisch onverantwoord. Dat is, kortweg, immoreel.

Tering naar de nering

Real Madrid is natuurlijk één van de handvol clubs die voortdurend de realiteit tarten en waanzinnige bedragen ophoesten. Ook Manchester City, Chelsea, PSG en Monaco doen dat, maar vooralsnog komen die centen uit de zakken van ziekelijk rijke eigenaars en wordt er, bij mijn weten tenminste, niet met het spaargeld van de gewone man gesold. FC Barcelona speelt het spel vooralsnog braver dan de eeuwige aartsrivaal uit de hoofdstad, al is de schuldenberg van Barça nagenoeg even hoog als die van Real. Dat heeft dan met de hoge spelerslonen te maken, want Barça leidt heel veel talenten op in de eigen jeugdacademie. Deze zomer werd bijvoorbeeld alleen Neymar getransfereerd, voor de niet onaardige som van 57 miljoen.

In vergelijking met de Europese topclubs zijn de bedragen in België bescheidener, maar het principe is vergelijkbaar. Clubs leven voortdurend boven hun stand. Ze genieten van allerlei fiscale en economische voordelen, maar toch betalen sommigen niet eens dat bescheiden percentage belastingen, zoals onlangs nog uitlekte. Bestuurders van voetbalbonden en clubs hebben zich altijd boven de wet verheven geacht. Denk aan de onfatsoenlijke reacties na het Bosman-arrest uit december 1995, toen ze koud gepakt werden door een onafhankelijke, strenge rechter en ze achteraf diens vonnis onrechtvaardig achtten, hoewel dat juridisch de logica zelve was. Als een contract van bepaalde duur is afgelopen, is de werknemer vrij. Dat geldt in alle bedrijfstakken. Voetbalclubs begrepen dat niet.

In de Jupiler Pro League worden clubs als Lokeren en Lierse alleen maar overeind gehouden door mecenassen. Als die verdwijnen, verdwijnen ook die clubs. De nieuwe lichting voorzitters en CEO’s is arrogant, hondsbrutaal en ontziet niemand. Bij Club Brugge werd het familiale gevoel opgeofferd, maar onder sterke man Bart Verhaeghe lijkt de club veel meer op een duiventil dan destijds onder duivenmelker Antoine Vanhove. De twee tafelspringende Patricks, Vanoppen en Decuyper, zijn intussen van de radar verdwenen, na hun hilarische avonturen bij respectievelijk Beerschot en Zulte Waregem.

De eerste slaagde er in twee jaar tijd in om Beerschot naar de tweede klasse én het faillissement te begeleiden. In volle degradatiepaniek deed hij tijdens de wintertransferperiode van begin dit jaar acht inkomende transfers, meestal spelers die werden gehuurd. Hij betaalde niets of niemand: noch de clubs, noch de spelers. De tweede ging in volle euforie na de tweede plaats in het kampioenschap in Antwerpen leuren met stamnummers: eerst met dat van zijn eigen club, dan met dat van promovendus KV Oostende, waarvan hij de eigendomsoverdracht op een vodje papier had laten ondertekenen. Wat Vanoppen deed was zonder meer immoreel en frauduleus. Wat Decuyper deed was het belazeren van zijn stille aandeelhouders, de supporters, het echte kloppende hart van elke voetbalclub.

De tering naar de nering zetten is een gezegde dat in de voetbalwereld niet gehanteerd wordt. Etymologisch verwijst ’tering’ naar een ziekte die het lichaam langzaam sloopt, waarmee meestal tuberculose werd bedoeld. Vele voetbalclubs teren weg: ze zijn op sterven na dood, worden alleen nog maar rechtgehouden door de goodwill van mecenassen, lokale en nationale overheden en financiële instellingen, maar zijn zelf de laatste om zich rekenschap te geven van hun dodelijke kwaal.

Het voetbal is zwaar ziek. Leve het voetbal!



« VorigeVolgende »