De vrijdagavonden in het Jan Breydelstadion, het is een
prille traditie in het Belgische voetbal, eentje die volgend weekend echter alweer
opgeheven wordt. Na de openingswedstrijd van vorige week, Club Brugge tegen
Sporting Charleroi, speelt Cercle Brugge straks om 20u30 gastheer voor dat andere Sporting,
Anderlecht. Dat wil zeggen: de Coca Cola wordt overal in het stadion vervangen
door Pepsi, de thuis-kleedkamer wordt ‘uit’ en er zit wat minder volk in de
tribunes.

Op de eerste speeldag van de Jupiler Pro League werd een fenomeen van de jongste
decennia bevestigd: de scheidsrechters werden met een boel nieuwe, veel
strengere instructies de groene rechthoek op gejaagd en waren na het eerste
fluitsignaal al vergeten wat er nu ook weer in dat artikel 12, paragraaf 7bis
stond. Gevolg: in zowat de helft van de wedstrijden ging de scheids of één van zijn assistenten opzichtig in de fout.

Romeinse groet

Het begon al tijdens die allereerste match, toen de heer
Lardot, Jonathan, bediende, woonachtig te Warzée in de provincie Luik, na een
twintigtal minuten een rood kartonnetje onder de neus stak van Timmy Simons,
die zich zijn tweede debuut bij Club Brugge heel anders had voorgesteld. Iets
met negentig minuten spelen en zo. Simons, wiens enige andere rode kaart uit zijn carrière al van
vijftien jaar geleden dateerde, toen hij nog voor SK Lommel speelde, schrok,
maar liep toch braafjes richting kleedkamers. Want ook dat is nieuw: wie rood
krijgt en blijft protesteren, wordt extra gestraft. ‘Ha, stoute voetballertjes,
we zullen jullie eens liggen hebben!’, moet er iemand gedacht hebben toen hij
het reglement bijschaafde. Néh!

Wat was er gebeurd? Onschuldig duel op het middenveld:
Ederson was net iets sneller op de bal dan Simons, tikte die tot bij een
ploegmaat, terwijl Simons vol op zijn enkel terecht kwam. Pijn bij Ederson,
‘fysieke integriteit aangetast’ volgens Lardot, uitsluiting. Simons keek net
vóór het contact met de enkel van Ederson reeds achterwaarts, de capriolen van
de bal volgend. In geen honderd jaar was dit een bewuste trap. En toch:
onmiddellijk rood. Waarbij ik nog iets uit de vorige paragraaf moet
rechtzetten: scheids Lardot stak die rode kaart niet onder de neus van Simons,
neen, hij ging kaarsrecht staan en hief die kaart, als ware het een Romeinse
groet-mét-accessoires, zo hoog mogelijk op. Zeker vijf seconden lang, want dat leren ze zo, op
de scheidsrechtersschool, in het vak ‘Stokstijf en kaarsrecht staan’.

De rest van die wedstrijd floot Lardot redelijk
verdienstelijk: hij kreeg dan ook een 8 van Het
Nieuwsblad
(veel te hoge score!), een 6 van Het Laatste Nieuws en een 4 van Gazet
van Antwerpen/Het Belang van Limburg
. Maar hij had, door die ene abrupte
beslissing (zelfs een gele kaart zou overdreven geweest zijn) wel de wedstrijd
kapot geblazen. En verdiende daardoor alleen al geen enkel krediet.

Fluiten naar de geest

Bestuurders, spelers en supporters zijn doorgaans keihard
voor de wedstrijdleiding in dit land. Ze doen dat door ongenuanceerd en zelfs
kwetsend te reageren; niet zelden gebeurt dat om hun eigen abominabele
prestaties te camoufleren of gewoon uit platvloerse domheid. Een toevallige toeschouwer zou er de verkeerde
conclusie uit kunnen trekken dat de moeders van de meeste scheidsrechters het
oudste beroep ter wereld uitoefenen en dat is – voor zover ik dat kan
inschatten – niet het geval. Natuurlijk zorgt deze kritische attitude voor
extra druk, net als het feit dat elke foute beslissing tegenwoordig door vele
camera’s geregistreerd wordt en vliegensvlug op YouTube wordt gedeponeerd om de
ref in kwestie wereldwijd belachelijk te maken.

Maar de scheidsrechters en hun assistenten hebben dit ook in ruime mate aan zichzelf te danken. Ze fluiten meermaals een wedstrijd helemaal stuk. In de
Nederlandse Eredivisie heeft men zelfs beslist om de uitwisseling met de
Belgische voetbalbond stop te zetten, omdat onze scheidsrechters er onvoldoende
presteren. Ze mogen nu nog wel in de Nederlandse Jupiler League fluiten, de tweede klasse bij onze noorderburen. In de ogen
van de Nederlanders zijn Belgische scheidsrechters dus tweederangs. Niet echt
een compliment.

Hoe komt het dat Frank De Bleeckere destijds kon uitgroeien
tot een internationale topreferee en dat ie in eigen land geregeld een
wedstrijd naar de filistijnen hielp? Waarom is Serge Gumienny actief op de
Europese velden, terwijl hij in de eigen competitie de personificatie van Guust
Flater is? Wat bezielt zo’n Jonathan Lardot, 29 jaar pas, om strenger dan
streng de regeltjes toe te passen?

Ik heb er me enkele dagen suf over gepiekerd en ik kom maar bij
één verklaring uit: de richtlijnen zijn te streng. Het is de letter die telt,
niet de geest. Maar onze allerbeste refs uit de geschiedenis – John Langenus
(in 1930 fluitenier bij de eerste wereldbekerfinale), Vital Loraux en Fred
Delcourt (jaren ’60 en ’70), Frans Van den Wijngaert, Marcel Van Langenhove en
Alexis Ponnet (jaren ’80 en ’90) – verdienden hun ijzersterke reputatie net
omdat ze naar de geest van de wedstrijd floten. Veel toelatend als het kon,
zeer strikt als het moest. En altijd in dialoog met de spelers. Niet het
mannetje in – toen nog – het zwart die met gestrekte arm, gekleurd stukje
karton in de hand, politieagent speelde, maar de ietwat vaderlijke figuur die
streng maar rechtvaardig oordeelde. Frank De Bleeckere kon dat ook, maar helaas
meestal alleen maar wanneer hij het schildje van de UEFA of de FIFA op zijn
hart droeg.

De kwaliteit van onze scheidsrechters is bergaf beginnen
gaan in de jaren negentig van de vorige eeuw. Toen kwam er een lichting die
vooral uitblonk in kaarsrecht lopen, elke vorm van protest in een kaartenregen
smoren en wedstrijden met minder dan tweeëntwintig spelers beëindigen. Dat leek
wel een doel op zich, voor irritante mannetjes als Eric Blareau en Amand
Ancion. Ze leden aan een ziekte die ik Uniformitis zou willen noemen en die je
wel vaker tegenkomt bij mensen die tijdelijk via hun kleding mogen duidelijk
maken dat ze iets meer te zeggen hebben dan een ander: ze willen zichzelf manifesteren, de
anderen afsnauwen en kleineren. Soms kom je dat soort volk ook tegen bij een
wielerwedstrijd, wanneer ze halfdronken het verkeer in een doodlopende straat
staan te regelen. Tot twintig jaar geleden hadden Belgische scheidsrechters macht, maar straalden ze ook gezag uit. Ze werden nog gerespecteerd om wie ze waren en wat ze deden. Vandaag hebben ze weliswaar nog meer macht gekregen, maar hun gezag is verdwenen en daardoor ook het respect. En dat hebben ze grotendeels aan zichzelf te wijten.

Vandaag heten de Blareaus en Ancions van de
scheidsrechterswereld Gumienny of Lardot. Ik wil uw voetbalpret niet bederven,
maar Gumienny fluit vanavond Cercle Brugge – Anderlecht. Ik hou mijn hart vast,
in de wetenschap dat de overdaad aan gele of rode kaarten door de nieuwe regels
doorgaans een speeldag of vijf duurt. De scheidsrechters leven trouwens op een wolk, sinds ze een betere vergoeding hebben afgedwongen. Heel wat waarnemers verwachten nu dat ze beter zullen fluiten, wat uiteraard een foute redenering is. Zoals een middelmatige renner geen topper wordt door EPO te gebruiken, zo wordt een middelmatige referee geen topper omdat hij opeens beter betaald wordt. Kwaliteit en kwantiteit mag je nooit door elkaar haspelen!

Kaartenautomaat

Timmy Simons kreeg van het Bondsparket een
schorsingsvoorstel van twee speeldagen (wat dus zou neergekomen zijn op een
schorsing van 248 minuten vanaf zijn uitsluiting), ging daar niet mee akkoord
en werd uiteindelijk door de Geschillencommissie (commissies in overvloed aan
de Houba de Strooperlaan 145!) één speeldag voorwaardelijk geschorst. Wat dus
betekende dat hij dit weekend gewoon kon mee voetballen (en terecht!). Maar het bondsparket ging in beroep en kreeg gedeeltelijk gelijk: die ene speeldag werd omgetoverd van ‘voorwaardelijk’ in ‘effectief’. Als locatie voor soaps blijft het Bondsgebouw onovertroffen!
En stel je
maar even voor dat de speler en zijn Club zich hadden neergelegd bij die aanvankelijke en,
alweer, waanzinnige ‘minnelijke schikking’ van het Bondsparket, een
pseudo-gerechtelijke instantie die voor de zoveelste keer al werd teruggefloten
door een ander orgaan van de voetbalbond. Misschien moet daar toch eens iemand
op het hoogste niveau van de KBVB zijn conclusies uit trekken, in plaats van
ideeën te spuien over het sexyer kleden van vrouwelijke voetballers en dat
soort olijke bijkomstigheden.

Robert Jeurissen, voorzitter van de Centrale
Scheidsrechterscommissie, en collega’s: wees niet blind voor dit fenomeen.
Onderken het probleem. Maak de scheidsrechters duidelijk dat de regels
belangrijk zijn, maar dat het ruim interpreteren ervan ook tot hun takenpakket
behoort. Sta hen toe zichzelf te mogen zijn en dwing hen niet om zich te
beperken tot een rol als kaartenautomaat. Laat hen opleiden door klasbakken als
Van den Wijngaert, Van Langenhove en Ponnet. Het Belgisch voetbal dankt u!