Rode Duivels. Red Lions. Red Panthers. Belgian Lions. Yellow
Tigers. Wat is dat toch allemaal met die Belgische nationale teams in het
voetbal, hockey, basketbal en volleybal? Jarenlang leek ons land alleen maar
individuele topsporters voort te brengen. Tussen de bronzen medaille van het
nationale jumpingteam op de Olympische Spelen van Montréal (1976) en de
deelname van de nationale mannenvoetbalploeg en het mannenhockeyteam aan de
Spelen in Peking (2008) zat maar liefst tweeëndertig jaar en dan nog zijn die
springruiters toch vooral individualisten van wie de resultaten netjes worden
opgeteld, meer niet. Maar kijk, anno 2013, lijken we wel een sportnatie
geworden.

Laten we die mooie prestaties toejuichen en met het nodige
aplomb onthalen, maar tegelijkertijd toch relativeren. Hans Vandeweghe schreef
vrijdag al in zijn column in De Standaard
dat deze hausse voor een flink stuk samenhangt met toeval. Zelf dacht ik altijd
dat het gebrek aan succes bij teamsporten vooral te maken had met het
individualistische karakter van de Belg. De succesvolle Belgische sporter was tot nog toe een Einzelgänger, die tegen beter weten en
onbestaande sportstructuren in koppig zijn of haar ding deed. En er was vooral een schrijnend gebrek aan omkadering van topsport. Is, moet ik eigenlijk schrijven. Dit
land telt vijf ministers van sport die drie zaken gemeenschappelijk hebben: 1)
het zijn leken, 2) sport is aan hun portefeuille toegevoegd (het is allesbehalve
een hoofdzaak), en 3) ze wensen liefst niet samen te werken met hun collega’s
over de taal- en partijgrenzen heen.

Als de bevoegdheid sport op regionaal vlak vooral
‘breedtesport’ zou inhouden en ’topsport’ federaal zou worden gecoördineerd,
zou dat al een flinke verbetering inhouden, maar daar wil men niet aan in dit
hopeloos verdeelde land. Liever geen succes, dan succes gunnen aan iemand uit
de andere taalgroep of, erger nog, van een andere politiek gezindheid. De
supporters roepen ‘Belgium’, de politici houden het op ‘Vlaanderen’, ‘Wallonie’
of ‘Bruxelles’. En dus blijven we aanmodderen, tot er af en toe een verlichte
geest opstaat. Een Einzelgänger, jawel. Een Jean-Marie Dedecker in het judo, bijvoorbeeld. Of een
aangetrokken Nederlander, zoals destijds Ronald Gaastra met Frederik
Deburghgraeve of nu Marc Lammers bij de hockeymannen. Lammers won goud en
zilver met het Nederlandse hockeyteam in 2004 en 2008. Af en toe is er een
sportbond die op zoek gaat naar het allerbeste en zich verder zo weinig
mogelijk met de praktische gang van zaken bemoeit, in plaats van al die bobo’s
die in de eerste plaats zichzelf in het centrum van de belangstelling willen
maneuvreren. In het hockey hebben ze dat door, in de meeste andere teamsporten niet. Klein land, kleine mentaliteit. De uitzonderingen bevestigen de
pijnlijke regel.

Een sportnatie zijn we vooralsnog niet. Zolang de successen
niet bestendigd worden (zowel de prestaties, als de belangstelling van de media
en het grote publiek ervoor), blijft onze sportcultuur beperkt tot mannen die
tegen een bal kunnen trappen en andere mannen die een flink eind kunnen
doortrappen, op de openbare weg of in het veld. Meer is het voorlopig echt
niet. Al doen al die goeie teamprestaties echt wel deugd.

***

Positief omgaan met succes is niet iedereen gegeven. Je moet
er volwassenheid voor tonen, da’s niet altijd eenvoudig. Neem nu de rel rond
het Jaarboek Voetbal 2012-2013, een terugblikkend niemendalletje dat uitgeverij Van Halewyck op de markt heeft gegooid om mee te
profiteren van de positieve vibe die
rond het Belgische voetbal en dan vooral een aantal in het buitenland actieve Belgische voetballers
hangt. Een boek dat op drieduizend exemplaren werd gedrukt en dus niet direct
de boeken Top 10 zou gaan bestormen, zo was de verwachting.

Ware het niet dat het Jaarboek
Voetbal
de afgelopen dagen de beste publiciteit kreeg die het zich kon
indenken. Gratis nog wel. De Koninklijke Belgische Voetbalbond, KBVB, vindt
namelijk dat het portretrecht wordt geschonden. Op de cover van het Jaarboek Voetbal staat een inmiddels
iconische foto van een stel Rode Duivels die bovenop een uitgelaten Vincent
Kompany bij de cornervlag een doelpunt tegen Schotland vieren. Een foto die
werd gemaakt door een geaccrediteerde persfotograaf en die alle media
uitgebreid haalde, de dagen na de wedstrijd en ook maanden nadien. En natuurlijk gebruikt Van Halewyck die foto als een extra
verkoopargument, laten we daar niet flauw over doen, want dat jaarboek gaat
voornamelijk over de eigen competitie en clubs en daar zie je al die getalenteerde
binken helaas niet meer rondlopen. Noem het gerust zoals het is: dit is een
commerciële zet van de uitgever. En waarom ook niet?

De voetbalbond vindt nu dat alle foto’s van de spelers van
het nationale team en zelfs de merknaam Rode Duivels haar toebehoren. Ergens in
een paar schaars verlichte kantoren aan de Houba de Strooperlaan heeft men het licht gezien: er
valt geld te rapen met de nationale voetbaltrots. Na jaren van miserie – vijf
gemiste toernooien op rij – wil men nu de schade inhalen. Wat heet: men wil
grof geld verdienen aan het WK van volgend jaar, gesteld dat we daar geraken
(waar haast niemand vandaag nog aan twijfelt). Op zich niets mis mee: we hebben
de bond vaak achterlijkheid en naïviteit verweten in het verleden, nu zijn ze
eindelijk mee met hun tijd. Maar de slinger slaat nu helemaal de andere kant
op. Vijf jaar geleden zou de bond nog gesméékt hebben om een foto van de Rode
Duivels op de achterflap van een groezelig boek van een nobele onbekende auteur
te plaatsen. Vandaag staan de eurotekens in de ogen van de bondsbobo’s. Mag ik
nog wel straffeloos ‘Rode Duivels’ schrijven in deze blogpost of moet ik
daarvoor eerst toestemming vragen én rechten betalen?

Dat de KBVB de portretrechten van de spelers opeist is niet
abnormaal, als al die individuele spelers en hun zaakwaarnemers het daar
tenminste mee eens zijn. Maar dat slaat dan op individuele portretten,
groepsfoto’s en alle ander marketingmateriaal dat door de bond zelf wordt
gemaakt. Dat de bond een exclusieve overeenkomst sluit met één uitgeverij,
Kannibaal, mede opgericht door sportanker en -commentator Karl Vannieuwkerke,
hoeft geen bezwaar te zijn (al kan je je ethische vragen stellen bij de rol van
een sportjournalist in zo’n commercieel vehikel!). Dat men actiefoto’s wil
verbieden in ongeautoriseerde publicaties gaat echter heel wat bruggen te ver.

Wat is de volgende stap? Gaat de voetbalbond proberen om,
zoals bij concerten van de grote rocksterren, waar er meestal alleen bij het
eerste nummer mag worden gefilmd of gefotografeerd, om fotografen alleen de
eerste tien minuten van Rode Duivels-thuiswedstrijden hun werk te laten doen,
waarbij die moeten hopen dat er geen al te lange studieronde is, zodat er wat
doelgevaar valt te beleven? Of willen ze nog verder gaan: alleen een paar eigen
fotografen mogen voortaan nog foto’s maken tijdens de wedstrijd? Het klinkt
absurd en is het ook, maar eigenlijk is het waar de bond blijkbaar naartoe wil.
Anders kan ik deze merkwaardige zet niet verklaren. Terwijl: als André Van Halewyck de fotograaf van die bewuste foto en/of diens opdrachtgever keurig heeft betaald, zou er niets aan de hand mogen zijn.

Na een mail en een aangetekende brief, waar Van Halewyck
eens (terecht) mee gelachen heeft, heeft de bond nu de eerste juridische stap
gezet: het eist duizend euro per exemplaar als Jaarboek Voetbal vanaf zaterdag 21 september om 14 uur niet uit de rekken wordt gehaald. Dat krijg je als
juristen en marketeers na jaren stil in een bureautje te hebben gezeten op het
voorplan treden: ze willen ook scoren. Desnoods met losse flodders. Ik beeld me
nu in dat er enkele vrijwilligers van de bond binnenkort alle boekhandels afschuimen om het aantal uitgestalde exemplaren te tellen. Tenzij de rechter in kortgeding de voetbalbond terugfluit, natuurlijk.

Dat hele Jaarboek
Voetbal
interesseerde me tot enkele dagen geen ene moer. Ik vermoed dat het
snel en slordig in elkaar geflanst zal zijn, vlot geschreven maar
inhoudelijk leeg, niet echt iets wat je in je boekenkast wil zetten naast
sportboeken van gerenommeerde sportschrijvers als Hans Vandeweghe, Geert De
Vriese en Raf Willems. Maar bij wijze van verzetsdaad voel ik er nu toch veel
voor om me een exemplaar aan te schaffen. En zo bereikt de voetbalbond krek het
tegenovergestelde van het wilde bereiken: een boekje van niets wordt plots een
gegeerd hebbeding. De Rode Duivels zijn goed bezig. Dat kan niet gezegd worden
van de Koninklijke Belgische Voddebalenbond.

***

Zondagavond presenteer ik voor het eerst Scoren op Zondag op ATV. Voor wie
geïnteresseerd is en in Antwerpen woont: zo omstreeks 18u45 probeer ik keurige
volzinnen zonder al te veel hakkelen te declameren tussen de interessante
sportreportages door. Voor wie niet van Antwerpen is: u kunt het ook via de
livestream volgen op www.atv.be. Voor alle anderen: met een halve dag
vertraging is de uitzending ook opvraagbaar via de tv-theek.

Ik oefen mijn articulatie met een brede glimlach voor de
spiegel. Mocht u eraan denken om foto’s te willen maken van mijn eerste verschijning:
hou rekening met het portretrecht. De Rode Duivels zijn van iedereen, ik niet!