Heeft José Mourinho iets tegen Belgen? Je zou het
haast gaan denken na zijn recente uitspattingen. Thibaut Courtois, zowat de
beste keeper ter wereld op dit ogenblik, mocht van hem nog een jaartje bij
Atletico Madrid roderen, Romelu Lukaku werd uitgeleend aan Everton wegens nog
niet goed genoeg, Kevin De Bruyne vegeteert dezer dagen in de B-kern van
Chelsea en Jan Vertonghen is volgens de Portugees een ordinaire matennaaier.
Bovendien liep hij ook nog eens weg op een persconferentie toen een journalist
van een Vlaamse krant een lastige vraag stelde (al bleek dat achteraf niet echt ‘weglopen’ te zijn, omdat voordien al was gezegd dat er nog één vraag mocht gesteld worden). Wat voor mij vast staat:
Mourinho is fel overroepen, in de eerste plaats door zichzelf.

Hoe hou je de mythe
in stand?
Toen hij negen jaar geleden met veel bombarie in Londen
arriveerde, noemde Mourinho zich al direct ‘The Special One’. Een manager die
anders (versta: beter) was dan alle anderen. Vandaag vindt hij zichzelf nog
altijd ongelooflijk speciaal, maar kiest ie voor de bijnaam ‘The Happy One’:
blij dat hij na zijn onrustige Italiaanse en Spaanse jaren terug in het
beschaafdere Engeland zit.

Of Mourinho nu hulpcoach, trainer of manager is (dat laatste
is een functie die, naar Engelse maatstaven, meer bevoegdheden inhoudt in het algemene
beleid van een voetbalclub dan de traditionele trainer), hij houdt de mythe van
de ‘Beste ter Wereld’ graag in stand. De media sputteren zelden tegen en nemen
zijn zelfgekozen bijnamen braafjes over.

Is hij werkelijk zo’n
Special One?
Na dertien jaar als hoofdtrainer is de prijzenkast van de pas
50-jarige Portugees flink gevuld. Twee Champions Leagues (FC Porto in 2004,
Internazionale in 2010), één UEFA Cup (FC Porto in 2003), zeven nationale
titels met vier verschillende ploegen, vier nationale bekers met diezelfde vier
ploegen en nog zes kleinere trofeeën. De statistieken zijn duidelijken: dit is
indrukwekkend voor een relatief jonge coach.

Is hij inderdaad zo’n
unieke trainer?
Topprestaties leverde Mourinho in mijn ogen slechts in drie
opeenvolgende seizoenen, tussen de zomers van 2002 en 2005. Hij won met het op Europees
vlak al bij al bescheiden FC Porto achtereenvolgens de UEFA Cup (de huidige
Europa League) en de Champions League, en in zijn eerste jaar bij Chelsea
doorbrak hij al meteen de hegemonie van Manchester United en Arsenal en bracht
de kampioenschapsschaal naar Stamford Bridge.

Het jaar daarop herhaalde hij dat kunstje bij Chelsea, waar
de rijke Rus Roman Abramovitsj voor de nodige fondsen zorgt (makkelijk zat voor
een manager!) en waar hij in september 2007, na een middelmatige start in de
Premier League en zonder zijn voorzitter de begeerde ‘beker met de grote oren’
te hebben bezorgd, moest vertrekken.

Dat hij met Internazionale en Real Madrid op vijf seizoenen tijd
twee titels behaalde is zeker niet uitzonderlijk. Inter was ook in de drie
seizoenen vóór de komst van ‘Mou’ kampioen geworden, het stond op dat moment
ver voor op de concurrentie in Italië. Real onderging in drie seizoenen
Mourinho bijna altijd de wet van de sterkste in het duel met aartsrivaal
Barcelona, op één kampioenschap en één beker na.

Hoe gaat hij steeds
opnieuw te werk?
Mourinho installeert zich altijd met een complete
hofhouding van assistenten. Een goed op elkaar ingespeeld team, waar af en toe
iemand uit verdwijnt om het op eigen kracht te proberen (Vilas-Boas!). Hij zet
een club volledig naar zijn hand, of dat nu als trainer dan wel als manager is.
Voor Mourinho geldt ‘My way or the highway!’. Compromissen sluit hij niet.
Bescheidenheid kent hij niet. Deemoed is zijn ding niet.

Wat heeft hij het
voetbal bijgebracht?
Hij draaide de beroemde uitspraak van de Duitse bondscoach
Sepp Herberger uit de jaren vijftig om: verdediging is de beste aanval. Mourinho
introduceerde het ‘omschakelingsvoetbal’. Vertrekkend van een stevige
defensieve organisatie, afwachtend, loerend op een foutje van de tegenstander, counterend,
gebaseerd op snelheid en fysieke kracht.

Op een moment dat het internationale voetbal na de saaie
jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig dank zij enkele bevlogen,
offensieve trainers even leek terug te gaan naar de romantiek van weleer,
haalde hij successen met een uitermate behouden instelling. En hij kreeg
navolging. Kijk maar naar wat Sir Alex Ferguson bij Man. United deed: een zeer
aanvallend elftal werd na de verloren titels van 2005 en 2006 omgebouwd tot een
Engelse variant op het verderfelijke catenaccio, zelfs bij thuiswedstrijden.

Mourinho heeft met zijn realistische aanpak de romantici de
mond gesnoerd en het voetbal weer een beetje lelijker gemaakt. Helenio Herrera,
uitvinder van het catenaccio en de man die in de jaren zestig het negativisme
ten top dreef bij… Internazionale, keerde zich tevreden om in zijn graf.

Hoe lang kan Mourinho
een club iets bijbrengen?
Hooguit drie seizoenen, dan is de magie tussen
trainer en clubbestuur enerzijds en tussen trainer en spelers anderzijds
helemaal uitgewerkt. Soms gaat dat nog een pak sneller. Mourinho vindt zichzelf
minstens even belangrijk als club en spelers. Hij zuigt alle aandacht naar zich
toe, onder het mom dat hij de spelers zo afschermt. Maar de man staat gewoon
graag in het centrum van de belangstelling.

Er was eind vorig seizoen even sprake van dat Mourinho
Ferguson zou opvolgen bij United, maar dat zou een onverteerbare cultuurschok
zijn geweest. Ferguson hield iedereen in het gareel onder het motto dat niemand
groter is dan de club, ook hijzelf niet. Ferguson zou zichzelf nooit ‘a special
one’ hebben genoemd, al was hij dat in de praktijk wel.

Als de ploeg van Mourinho wint, staat hij mee op het podium
te juichen. Als ze verliest, deugde de scheidsrechter niet, waren de
tegenstanders onsportief of hebben de spelers zijn briljante tactiek niet goed
uitgevoerd.

Hoezo, de spelers
dragen Mourinho toch op handen?
Dat was inderdaad zo in zijn beste jaren,
bij Porto en zijn eerste passage bij Chelsea. Bij Inter lukte dat al veel minder
en bij Real clashte hij met aanvoerder Iker Casillas, een monument van de
Koninklijke, en de hele entourage van de voorzitter. Een sierlijke voetballer
als Kakà paste niet in het tactische keurslijf van Mourinho en verdween uit de
ploeg.

Wat mogen we van hem
nog verwachten?
Het draait momenteel stroef bij Chelsea. Amper twee keer
konden de Blues overtuigen tot nog toe: in de eerste helft van de openingsmatch
tegen Hull en in de Supercup tegen Bayern München. De rest was matig, saai,
voorspelbaar. Maar Mourinho is een koppigaard. Hij zal nooit toegeven dat de
uitgeleende Lukaku op dit ogenblik de beste Chelseaspits is, vooral niet omdat
Samuel Eto’o zijn aankoop is (die hij
nog bovendien mateloos respecteert van toen de Kameroener in hun gezamenlijke
Inter-periode bereid was om meer te verdedigen dan aan te vallen in wedstrijden
tegen sterkere clubs). Hetzelfde geldt voor André Schürrle en Willian,
aangetrokken deze zomer. Juan Mata, vorig seizoen veruit Chelseas beste speler,
verdween genadeloos uit de ploeg, al lijkt die zich er nu weer in te knokken
dank zij enkele productieve acties. Tegen scorende of assists rondstrooiende
spelers heeft zelfs Mourinho geen verhaal.

Kevin De Bruyne werd al in de winter van 2011 naar Chelsea
getransfereerd en vervolgens uitgeleend aan KRC Genk en Werder Bremen. De
Bruyne had dit seizoen als huurspeler voor Borussia Dortmund, Schalke 04 of
Bayer Leverkusen kunnen uitkomen, in de sterke Duitse competitie. Mourinho
beloofde hem echter kansen, kocht vervolgens nog Schürrle, Willian en Eto’o
aan, verving De Bruyne na één helft in de topper op Man. United (waarin hij
inderdaad bleekjes presteerde, maar het weekend daarvoor was hij nog ‘Man van
de Match’) en vond ‘m daarna – op een wedstrijd in de onbelangrijke League Cup na
– enkel nog goed voor een plek op de bank of in de tribune. Zo maak je een
speler kapot.

Dat De Bruyne nu bij de beloften traint, terwijl Chelsea in
Boekarest zit voor de Champions League, is daarentegen wel normaal, in
tegenstelling tot wat sommige media poneren: anders zou hij immers drie dagen
stilliggen. Maar het is die verwijdering uit de kern, die De Bruyne aan het
denken moet zetten om in de winter een uitleenbeurt af te dwingen. De
roodharige Rode Duivel is nu ‘The Unhappy One’ in de Chelseaselectie. In een
WK-jaar moeten voetballers lekker voetballen, niet thuis hun frustratie
verbijten.

Waarom zoekt Mourinho
altijd de controverse?
Je hebt nu eenmaal mensen die heilig geloven in het
conflictmodel. Die denken dat je je ondergeschikten beter maakt door hen tegen
elkaar op te zetten. Door met achterbaks gestook een team aan te vuren. Door
een zwart schaap te zoeken en dat belachelijk te maken voor de hele groep
(Balotelli in Milaan, Casillas in Madrid, nu Mata en De Bruyne in Londen).
Vandaar ook dat Mourinho het maximaal drie seizoenen ergens uithoudt. Daarna
gaan de poppen aan het dansen en verdwijnt de eenheid in het team.

Het gebeurde bij Chelsea (begin van zijn vierde seizoen),
Inter en Real. Dan gaat hij in de clinch met de voorzitter, andere
bestuursleden of directeuren, dragende spelers, kritische supporters en de
media. Dan laat hij zijn ware gelaat zien: dat van een onverbeterlijke etter,
het haantje-de-voorste van de klas, dat begint te dreinen wanneer het zijn zin
niet krijgt of niet het middelpunt van alle aandacht mag zijn.

Had ik u al gezegd
dat ik José Mourinho niet echt hoog heb zitten?