Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Hart en hoofd

Sport Posted on ma, januari 05, 2015 12:15:52

(Deze
bijdrage verscheen eerder in het decembernummer van
Sporta
Magazine.)

‘Het geheim van verandering bestaat erin
om al je energie aan te wenden om het nieuwe te bouwen, niet om het oude te
bevechten.’ Deze meer dan 24 eeuwen oude wijsheid van de Griekse filosoof
Socrates werd onlangs door één van de sprekers op het SPORTA-congres in
Mechelen aangehaald om een gedachte te onderstrepen. De spreuk zou in
reuzengrote letters in de hal van onze sportbonden en -clubs mogen hangen.

Een jaar of tien geleden smeekten we met zijn
allen om de professionalisering van onze sportwereld. Het amateurisme moest
eruit, dat verderfelijke ons-kent-ons, het telkens weer bewandelen van
platgetreden paden die geen van allen naar succes leidden. Van de kleinste
amateurclub tot de grootste sportbond werden in het verleden bijna zonder uitzondering
geleid door een kransje ouder wordende semi-vrijwilligers, die enthousiasme
allang hadden ingeruild voor betweterigheid en die meer aan interne politiek
deden dan aan het optimaliseren van structuren en organisaties.

Af en toe stond er een Jean-Marie Dedecker,
Ronald Gaastra of Steven Martens op om het met veel gedruis anders (en beter) te
doen, maar het bleef bij individuele en tijdelijke succesjes.

Managers

En toen… kwamen de managers. Zij gingen het
eens gaan veranderen, zie! Weg met de vermolmde structuren, weg met die oude
rakkers die zich amechtig probeerden vast te klampen aan de macht, weg met dat
eeuwige amateurisme. Met name in het voetbal stonden zakenlieden op die het in
de bedrijfswereld gemaakt hadden en die de ingedommelde dames en heren wilden wakker schudden.

Verenigingen zonder winstdoelstelling (wat de
Belgische teams op Europees vlak in velerlei opzicht waren geworden…) werden
naamloze vennootschappen. Er kwamen CEO’s in plaats van voorzitters, er werden
andere professionals aangetrokken. Maar dan gebeurde het: na amper een paar
maanden gingen die nieuwlichters zich gedragen zoals hun weggepeste
voorgangers. Bedrijfsleiders die in hun niet-sportieve omgeving elke eurocent
omdraaiden en alleen maar oog hadden voor een rationele benadering, werden op
de tribune emotionele windhanen. Wonnen ze, dan was alles goed. Verloren ze,
dan sloegen ze in paniek. Trainer buiten!

De emofactor mag niet onderschat worden in
sport. Hij zorgt ervoor dat zelfs de meest koele kikker een verhitte supporter
wordt die alleen maar op korte termijn denkt. Vreemd, heel vreemd.
‘Voetbal is belangrijker dan leven en dood’, zei de legendarische
Liverpool-manager Bill Shankly ooit. Je zou het haast gaan geloven.

Hap-snapbeleid

Neem nu Roland Duchâtelet. Gewiekst zakenman,
intelligent, integer, een paar tientallen miljoenen euro veilig geparkeerd op
de bank. Een man die het gemaakt heeft en die met zijn nuchtere kijk ook het
voetbal nieuwe impulsen zou geven, zo dacht men eerst in Sint-Truiden, daarna
in Luik.

Duchâtelet verkocht zijn beste spelers, bouwde
een alleenheerschappij uit, wees al wie ook maar een beetje kritiek uitte
onverbiddelijk de deur, vervreemdde van trainers, spelers en supporters. Een
man alleen in een teamsport. Zo werkt het niet. Duchâtelet maakte krek dezelfde
fout als al die andere bedrijfsleiders die hem waren vooraf gegaan en al
diegenen die hem zouden volgen: hij ging voorbij aan het échte hart van een
club. Dat zijn niet voorzitters, bestuursleden of spelers, want dat zijn passanten
geworden. Een club wordt gedragen door haar supporters. Heel soms, zeker als
die club Standard heet, misdragen die
eigen fans zich.

Net als zijn Brugse concurrent Bart Verhaeghe
voerde Duchâtelet een eigenwijs en ondoordacht hap-snapbeleid. Trainers kwamen
en gingen, spelers werden verhandeld nog voor ze echt iets hadden bewezen,
risicotransfers moesten het sportieve wanbeleid verbloemen. Andere
zelfverklaarde witte ridders als Patrick Decuyper (Zulte Waregem) en Patrick
Vanoppen (Beerschot AC) verdwenen intussen langs de nooduitgang.

Olifant

‘De baas van een bedrijf moet het niet
het beste weten’, zei schoenenman Wouter Torfs op het SPORTA-congres.
Vertaald naar de sportcontext wordt dat: ‘De voorzitter van een club (of
een bond) moet het niet het beste weten’. Hij of zij moet zich goed laten
omringen, medewerkers met elkaar aanvullende competenties zoeken, delegeren,
vertrouwen hebben.

Natuurlijk mag – wat schrijf ik: móet! – onze
sportwereld zakelijker gerund worden. Maar dat doe je dus niet door als een
olifant in een hele krappe porseleinwinkel te beginnen pogoën. Daar komen onvermijdelijk
scherven van. En ‘vodden’. Kijk, opnieuw, naar de volksopstand bij Standard
half oktober.

De nieuwe heren hebben vaak goede ideeën, maar
ze spreken de taal van de sport niet en ze willen te snel te veel realiseren. Hun
personeelsbeleid getuigt daarbij van impulsiviteit: de waan van de dag regeert.
Als puntje bij paaltje komt gedragen de nieuwe voorzitters zich zoals de oude:
als verlichte dictators die ervan overtuigd zijn dat ze alles beter weten. En
dat het hún club is, hun persoonlijke speeltuin.

Maatschappelijke
club

Ik verwijs nog een laatste keer naar dat
interessante SPORTA-congres van 21 oktober 2014. De Nederlandse sportadviseur Berend
Rubingh, directeur van Manage-to-Manage, gaf in zijn uiteenzetting drie
richtingen aan die sportbonden en -clubs kunnen volgen: de eerste, en bij ons
meest bekende, is die van de ’traditionele sportvereniging’, met een sterk
leiderschap en een ons-kent-ons-mentaliteit. ‘Niets mis mee’, vulde
Rubingh zelf aan. ‘Maar wel als dat in een professionele omgeving gebeurt’, bedacht
ik zelf.

Het tweede type is de ‘serviceclub’, waar een
manager aan het hoofd staat, de boel professioneel gerund wordt en geld
verdienen een belangrijke drijfveer is. En dan is er nog de zogeheten
‘maatschappelijke club’, waar aan het hoofd een diplomaat moet staan, die zijn
vereniging weet in te kapselen in de lokale samenleving.

Als we opnieuw naar het Belgische profvoetbal kijken,
zien we dat het eerste type vroeger het enige aanwezige was. De nieuwe
bestuurders wilden de bruuske overgang naar het tweede type forceren, maar
gingen zich al snel gedragen als oude voorzitters uit de traditionele
vereniging, compleet met sigaar in de mond en glas whisky in de hand. Ze
vergaten telkens dat er zoiets als een derde type bestaat. Ze vergaten hun
voornaamste aandeelhouders en die zitten vooralsnog niet in hun raad van
bestuur: de fans. En ze vergaten de band met hun maatschappelijke microkosmos:
de buurt, de wijk, de stad.

Duitsland
gidsland

Al wie het in onze sportwereld voor het zeggen
heeft, of denkt dat te doen, zou eens richting oosten over de grens moeten
kijken naar het Duitse voetbal. Daar werden na de verloren wereldbekerfinale
van 2002 en met een dreigend aantal faillissementen van enkele vooraanstaande
clubs (o.m. Borussia Dortmund) in het vooruitzicht drastische maatregelen
genomen door overheid, bonden én clubs. Er werd gefocust op de eigen jeugd en
op positief aanvallend voetbal, vanuit een dominante attitude en de wil om te
winnen. Maar bovenal: er werd beslist dat een aandeelhouder voortaan niet meer
dan de helft van de aandelen in bezit mag hebben en dat vertegenwoordigers van
de supportersclubs inspraak moeten krijgen in het bestuur. En kijk: democratie
wérkt, zelfs in het vanouds autocratische voetbal. Bayern München is momenteel
de beste voetbalclub van Europa, Borussia Dortmund verrees uit de halfdoden en
de Bundesliga heeft het hoogste aantal gemiddelde toeschouwers per wedstrijd.

We moeten dus af van dat piramidale denken,
maar de nieuwelingen moeten er ook rekening mee houden dat evolutie meer kans
op slagen maakt dan revolutie. Bonden en clubs moeten geleid worden met het
hoofd, maar het hart mag daarbij niet vergeten worden.



Kerstspel

Sport Posted on vr, december 26, 2014 13:31:47

Een dove oma die alle gesprekken overstemt met
die ene repetitieve vraag (‘En? Hoe is ’t op school?’), een bemoeizuchtige
tante die op zoek is naar die ultieme bekentenis (‘En? Hebt ge nog geen
lief?’), een zatte nonkel die als aperitief vijf cognacs drinkt en dan met zijn
hoofd voorover in de soep tuimelt (‘Oei, ik draaide even weg, lage
bloeddruk denk ik’), een pas van een drieling bevallen nicht die haar kinderwens wil
overdragen op jou (‘En? Wanneer is ’t bij jullie zover?’). U herkent die
taferelen? Denk er een volle maag, lichte braakneigingen en uren van stomme
verveling bij: Kerstmis!

Niet bij mijn familie, o neen. Een jaar of
veertig geleden introduceerden vrienden van de familie, vaste gasten op
kerstavond, een spel dat heel eenvoudig ‘Mes en verket’ werd gedoopt, naar de
voornaamste ingrediënten ervan: mes en vork. De spelregels zijn eenvoudig: alle
genodigden zorgen voor een vijftal snoepjes of andere prullen die in een
cadeauverpakking worden gehuld en dan met koord flink dichtgesnoerd. (Geen plakband,
geen nietjes, geen paperclips, artikel 2 paragraaf 3 van het reglement is
duidelijk daarover.) Elke gast smijt om beurt met een dobbelsteen. Wie zes
gooit, krijgt een pakje en moet dat zo snel mogelijk met mes en vork openen.
Let wel: de pakjes mogen niet (ik herhaal: NIET, artikel 1) met de hand worden
aangeraakt. Het mes mag ook niet gebruikt worden om het koord door te snijden
(voetnoot bij artikel 1). Ondertussen smijten de anderen verder met de
dobbelsteen. Valt er een zes, dan moet het pakje, inclusief mes en vork, onmiddellijk
maar met inachtname van de nodige voorzichtigheid (artikel 7, paragraaf 3 bis) worden
doorgegeven aan de nieuwe ‘gelukkige’. Tot het pakje open is en het volgende
mag worden aangesneden, pardon, vooral NIET aangesneden.

Vertier dat je voor een uur of zo wegvoert van
diepgaande conversaties, nietszeggende gesprekken of regelrechte ondervragingen
waarbij de kleren van je lijf worden gevraagd. Geloof me, je leert iemand pas
écht kennen bij zo’n spelletje. Wie altijd rustig en beheerst blijft, wie niet
tegen zijn of haar verlies kan, wie handig is en wie onhandig, tussen welke
familieleden het even moeilijk gaat in deze periode: alles komt u te weten. En u houdt er snoep voor de donkere periode tussen kerst en nieuwjaar aan over.

Toch een kleine waarschuwing. In een
gesofisticeerde, kalme, relatief kleine familie als de mijne kan je ‘Mes en
verket’ redelijk gevaarloos spelen, al is de aanwezigheid van iemand met
EHBO-kennis in het gezelschap nooit een overbodige luxe. Maar als u net een
fikse ruzie heeft gehad rond een erfeniskwestie, uw familienaam Le Fou is en de
uitgehongerde neef Farid voor het eerst sinds lang weer aan de feestdis kan aanschuiven
of de gemiddelde leeftijd 93 bedraagt en alle aanwezigen bibberachtig door het
leven gaan, is ‘Mes en verket’ niet het aangewezen spel om Kerstmis op te
luisteren. Doe dan maar gewoon een spelletje patience. Of veins buikgriep.

***

Het leek enkele voetballers uit onze
vaderlandse competitie wel een gepast idee. Op kerstavond stuurden ze een tweet
de wereld in met volgende boodschap: ‘Heerlijk toch dat kerstvoetbal! Stop met
het breken van onze eeuwenlange traditie nl kerstmis #familietijd #feest
#gezelligheid merry-xmas’.

Hashtag familietijd. Dat we dat nog mogen
meemaken. Initiatiefnemer was Karel Geraerts, nijvere middenvelder van Sporting
Charleroi. Alsof het zo was afgesproken namen collega’s als Tom De Sutter,
Thomas Meunier en Koen Persoons de tekst dadelijk over. Ze zien het niet zitten
om vandaag en morgen te moeten voetballen, de mannen in korte broek. Hun
boodschap werd ook overgenomen door Björn Vleminckx. Die speelt al twee jaar in
Turkije, maar zit daar op de bank en heeft dus tijd zat om Twitter te lezen en
zich weer even Belg te voelen.

Een emmer sociale mediadrek werd over de heren
sjotters gekieperd. Of ze dan niet wisten dat er heel wat verpleegsters moesten
werken tijdens de kerstdagen en dat die het moeten stellen met een ietwat lager loon dan de
heren? Hadden ze nog niet door dat de speeldag tussen kerst en nieuwjaar zowat
de populairste is van de hele competitie en doen ze hun job dan niet voor Jan met
de Pet op de tribune? Hebben ze echt de ambitie om ooit in de Premier League te
gaan voetballen, want daar spelen ze niet alleen op tweede kerstdag (Boxing
Day), maar ook twee dagen later (onnozele kinderen!) en zelfs op 1 januari? De
sukkelaars!

Iets meer dan achtduizend euro verdient een gemiddelde
profvoetballer in de Jupiler Pro League. Per maand. Netto. En er is meer:
halfweg de jaren tachtig werd het armlastige Belgische clubvoetbal een flinke
hand geholpen door de toenmalige minister van Sociale Zaken, ene Jean-Luc
Dehaene, notoir Club Brugge-supporter. Die dokterde in samenspraak met een
andere Clubman, dokter D’Hooghe, op dat ogenblik tevens voorzitter van de
voetbalbond, de zogeheten Assubel-deal uit, genoemd naar de toenmalige
hoofdsponsor van, u raadt het al, Club Brugge: voetballers konden voortaan een
deel van hun salaris als premie storten in een groepsverzekering van een
pensioenkas. De totale premie konden ze dan opvragen bij het einde van hun
carrière, zo rond hun vijfendertigste, om het gebrek aan werkloosheidsuitkering te compenseren. Op het
eindbedrag betaalden ze slechts 20% personen- en gemeentebelasting. Naar het
schijnt was deze maatregel het voornaamste argument om Jan Ceulemans hier te
houden. Dat, en die vervelende kerktorenmentaliteit, natuurlijk.

Ook aan de clubs werd gedacht. Terwijl de
spelers amper 11,05% moesten afdragen aan sociale lasten, bleef dat voor
voetbalclubs beperkt tot 21,10%, terwijl dat bij andere werkgevers anderhalve
keer hoger ligt. Ik ken de huidige exacte percentages niet, maar de voordelen
gelden nog altijd. Niemand schijnt erom te malen. Bij brood en spelen mag er
altijd iets meer.

En er was meer: vrijwilligers bij voetbalclubs
werden destijds vrijgesteld van het betalen van sociale zekerheidsbijdragen.
‘Dat zette binnen de clubs het sein op groen voor staaltjes van creatief
boekhouden waarbij parallelle geldcircuits niet uit de lucht waren’, schreef
Hans Vandeweghe in 1997 in De
Financieel-Economische Tijd
. Versta: er doken plots wel heel veel
vrijwilligers op in de omgeving van een voetbalstadion.

Daarom dit voorstel: het voor onze artiesten op noppen zo
vervelende kerstvoetbal wordt afgeschaft op voorwaarde dat ze voortaan evenveel
sociale lasten afdragen en belastingen betalen als u en ik, en dat ook de clubs waarvoor ze actief zijn als normale werkgevers worden beschouwd. Dat hogere loon is
hen gegund. Is dat geen fijn kerstbestand? Iedereen gelijk voor de wet. Het
staat wel niet in het regeerakkoord, maar het zou de regering ook wat extra financiële
maneuvreerruimte bezorgen. Wie kan daar nu op tegen zijn? Stuur jij de eerste
tweet, Karel Geraerts?



Nelissen

Sport Posted on do, december 11, 2014 12:14:34

Hij was jaren gokverslaafd, zo leerden we
deze week uit een aflevering van Karakters, de reeks
boeiende tv-portretten die Ben Crabbé maakt van zijn favoriete figuren uit de
sportwereld. Hij, dat is Luc Nilis, voor vele voetballiefhebbers die goed
wakker waren tijdens de jaren tachtig en negentig een God op noppen, een
balkunstenaar die links en rechts uitstekend uit de voeten kon en die zowel
loodrechte strepen als perfecte bogen op het doel van de tegenstander afvuurde.
De combinatie kon ook: keiharde finesse, een bal die sneller dan het licht toch
nog een onnavolgbare curve maakte. Stilist, was de term die wel eens gehanteerd
werd om de artistieke spits in een hokje te duwen.

***

Ooit was hij één van de eerste onderwerpen – u
mag gerust zeggen: lijdende voorwerpen – waarover ik voor Sportweekend een reportage mocht maken. Het was zondag 27 augustus
1995, een druilerige namiddag in Breda, waar PSV Eindhoven, de toenmalige club
van Nilis, de tweede wedstrijd van de competitie moest afhaspelen op het veld van NAC, een afkorting die,
zo had ik voor alle zekerheid maar uit het hoofd geleerd, stond voor Noad
Advendo Combinatie, wat op zijn beurt dan weer was afgeleid van Nooit Opgeven Altijd Doorzetten Aangenaam Door Vermaak En Nuttig Door
Ontspanning Combinatie Breda. Zelden
hoorde je supporters van die club de volledige naam scanderen. Een wedstrijd
duurt maar negentig minuten.

Nilis was een paar maanden voordien, aan het
eind van zijn eerste seizoen in de Eredivisie, uitgeroepen tot Voetballer van
het Jaar, ook al was PSV geen kampioen geworden en liep er naast hem in de
spits ene Ronaldo rond, een verdienstelijke Braziliaan. Dus werd deze onervaren
reporter over de grens gestuurd, samen met een cameraploeg die geen ervaring
had met voetbal. Wat zeg ik: een cameraman en een klankman die neerkeken op dat
ordinaire balspel, gewend als ze waren om kunstzinnige programma’s te maken,
met een lekkere maaltijd voor en enkele borrels na het draaien. Sport, bah! Van
hun collega’s met veel sportervaring hadden ze geleerd dat ze de journalist
moesten verplichten om bij hen te komen staan naast het veld, om te vermijden
dat die malloot op de perstribune zou plaatsnemen om de wedstrijd in
comfortabele omstandigheden te kunnen volgen. (Zo’n reporter zei wel eens: ga
daar die hooligans eens filmen, terwijl hij zich vervolgens snel uit de voeten
maakte richting veilige en warme kantine.)

Deze brave jongen volgde gedwee in het zog van
de cameraploeg. Op mijn vraag gingen we achter het doel van de NAC-keeper
plaatsnemen, zodat we Nilis goed close-up in beeld zouden kunnen brengen. Die
beelden zou ik dan in de montage vermengen met de opnamen van de
wedstrijdcamera van de NOS. Op weg naar onze plek passeerden we de spionkop van
PSV. Gemoedelijke Brabanders? Vergeet het: ruige, door drank en drugs
dolgedraaide herriezoekers, tuig van de richel. Fluimen vlogen in het rond,
eentje belandde bovenop mijn hoofd, ik durfde niet goed omkijken om te zien uit
welke schurftige mond hij afkomstig was, je wist maar nooit dat het schorremorrie nog meer in voorraad had.

Goed dat ik vlak naast de cameraploeg stond,
overigens, want na tien minuten merkte ik dat de cameraman de verkeerde speler
aan het volgen was. In plaats van de sierlijke Luc Nilis, nummer tien, zoomde
hij in op de stuntelige reus met het nummer negen, René Eijkelkamp. ‘Volg je
Nilis wel?’, vroeg ik voorzichtig. Hij liet me door de lens kijken. Neen, dus.
‘Dat is Nilis niet, Nilis draagt nummer tien’. ‘O, is dat dieje Nelissen?’, zei de
man ongeïnteresseerd. Waarna hij de volgende tachtig minuten toch de juiste man
in beeld bracht. Ik leerde: niet elke BV is een Bekende Voetballer.

PSV werd met 3-0 wandelen gestuurd, Nilis
raakte nauwelijks een bal en werd ook nog eens vervangen. Pas na lang
aandringen bij de persverantwoordelijke van PSV wilde hij even voor de camera
van de Belgische televisie verschijnen om wat clichés op te dreunen. Zijn
trainer, Dick Advocaat, was iets spraakzamer, al was die na de zware nederlaag
niet echt geneigd om mij te volgen in mijn – zo dacht ik toch – gewiekste
vraagstelling om hem lyrische woorden te ontlokken over deze wonderbaarlijke
speler die de beste van Nederland was, maar nooit sant in eigen land was
geweest, niet eens in de buurt van de Gouden Schoen was gekomen. Een reportage
in mineur werd het, maar ik had toch maar mooi mijn eerste volwaardige Sportweekend-bijdrage op mijn erelijst
staan.

(Aardig ploegje trouwens, dat PSV van voor het Bosman-arrest: Waterreus,
Van der Weerden, Valckx, Faber, Numan, Zenden, Jonk, Wouters, Cocu, Eijkelkamp,
Nilis, Ronaldo op de bank, Advocaat trainer. Toch zouden ze negen maanden later weer tweede eindigen achter het in die jaren ongenaakbare Ajax van meester
Van Gaal.)

***

Drie jaar later mocht ik Luc Nilis opnieuw interviewen.
PSV speelde op woensdag 21 oktober 1998 in de Champions League thuis tegen
Kaiserslautern. Ik had intussen iets meer sportjournalistieke ervaring in mijn
bagage en mocht meerijden met commentator Frank Raes. Ronaldo was al naar
Barcelona, naast Nilis liep nu een andere aardige spits: Ruud van Nistelrooy. Een
jongen met potentie, dat zag je direct. Gilles De Bilde zat op de bank.

PSV verloor alweer, 1-2, na een gigantische
flater van doelman Waterreus, al blijft de vraag of de bal wel helemaal over de lijn was. Zelfs na de vijfde herhaling keek Frank Raes mij wanhopig vragend aan:
‘Heb jij het gezien?’ Neen, dus, sorry Frank, gebaarde ik. Doellijntechnologie was nog een
verre droom.

Na de wedstrijd kwam De Bilde keurig in mijn
richting stappen, ook al was die twee jaar eerder na het incident met Krist Porte uitgespuwd
door de Belgische pers. Nilis kwam niet, ondanks eerdere beloften, en de
persverantwoordelijke van PSV was dit keer in geen velden of wegen te bekennen.
Pas een uur na de match, de cameraman had al drie keer gevraagd of hij mocht
inpakken, slaagde mijn voornaamgenoot-de-commentator erin om Nilis, dik tegen
zijn zin, uit de spelerskamer te plukken. Weer brabbelde hij enkele voetbalclichés
in de microfoon en ik droop af in de wetenschap dat nietszeggende interviews toch
een paar quotes opleveren voor journaals en samenvattingsprogramma’s.

***

Gokje: Luc Nilis is niet zo gesteld op
reporters uit het land dat hem nooit echt ten volle heeft gewaardeerd.
Journalisten weten: niet alle Limburgers heten u welkom. Neemt niet weg dat de
man met de twee gouden voeten een alleraardigste voetballer is geweest.



De helaasheid der Belgische voetbaldingen

Sport Posted on wo, november 26, 2014 12:42:23

(Deze bijdrage verscheen eerder op deredactie.be)

450.000 euro, dat is de dwangsom die Royal Sporting
Club Anderlecht via de rechtbank wil afdwingen van de ouders van het
zestienjarige voetbaltalent Jason Eyenga-Lokilo. 1.000.000 euro, dat is de som
die de vader van de jonge speler van de club eist als tekengeld. Kinderhandel?
Wurgcontract? Oneerlijke concurrentie? Grootheidswaanzin? Een beetje van dat
alles, lijkt het.

Ik moet u eerst terugvoeren naar 15 december
1995, binnenkort negentien jaar geleden. Die dag maakte het Europees Hof van
Justitie brandhout van het bestaande transfersysteem in het internationale
voetbal, omdat het indruiste tegen het vrije verkeer van werknemers binnen de
Europese Unie en omdat het alle bestaande regels van de arbeidsmarkt met voeten
trad. De tekst kreeg de naam van de modale middenvelder die de zaak vijf jaar
eerder had aangespannen: het Bosman-arrest.

Jean-Marc Bosman was in de zomer van 1990
einde contract bij FC Luik. Zo gaat dat met contracten van bepaalde duur: die
lopen op een bepaald moment af en dan is de werknemer vrij om te gaan en staan
waar hij wil. Behalve in de toenmalige voetbalwereld: als de club twee maanden
vóór het aflopen van het contract een nieuw voorstel deed aan een speler, werd
dat – begrijpe wie kan! – als een nieuw contract beschouwd. Luik bood Bosman
30.000 frank (750 euro) bruto per maand, terwijl ie in de voorgaande twee
seizoenen nog 75.000 frank (1.875 euro) verdiende, aangevuld met
wedstrijdpremies. De speler mocht weg als er een andere club 11.743.000 frank
(zo’n 293.000 euro) als transfersom op tafel zou leggen. Niet verwonderlijk dat
Bosman dat niet zag zitten.

Voetballers waren in die tijd lijfeigenen,
zelfs wanneer hun contract was afgelopen. Ook jeugdspelers ondertekenden een
papiertje dat hen tot hun achttiende aan een club bond, zonder pardon. Getekend
is getekend! ‘Twelve Years A Slave’, maar dan op noppen (en met minder
zweepslagen).

Figurantenrol

Vanaf 16 december 1995 ging de macht van de
clubs naar de spelers en, vooral, hun makelaars. Het Europees Hof van Justitie
had immers geen overgangsperiode voorzien. Belgische clubs schreeuwden moord en
brand: we gaan hieraan kapot, we doeken onze jeugdwerking op, we zullen onze
beste spelers zien vertrekken, dat soort kreten. Van de ene op de andere dag
liepen zíj geketend rond en waren het de slaven die het zweepje hanteerden, als
u me die beeldspraak wilt vergeven.

In de praktijk werd onze competitie, door het
wegvallen van de beperking op het aantal buitenlandse spelers, overspoeld door
tweede- en derderangsvoetballers, terwijl onze eigen betere voetballers en
jonge talenten de grens overstaken. In plaats van een subtopper op Europees
clubniveau werd België een meeloper. Het resultaat zien we nog elk jaar in de
Champions League, waar een figurantenrol het hoogst haalbare is geworden.

Spelers als Jan Vertonghen, Toby Alderweireld,
Eden Hazard, Adnan Januzaj en Divock Origi – om er maar een paar te noemen van
de huidige lichting Rode Duivels – vertrokken nog vóór ze in eigen land waren
doorgebroken naar buurlanden, om daar op te groeien, op een hoger niveau te
debuteren en uiteindelijk furore te maken.

Mooi voor onze nationale ploeg, nefast voor de
kwaliteit van de eigen voetbalcompetitie. Het is de helaasheid der Belgische
voetbaldingen.

Wurgcontract

In die context moet u de affaire Eyenga-Lokilo
bekijken. Toen die jongen twaalf was, zag men bij Anderlecht dat hij goud in de
voeten had. Dus bood de club de ouders een ‘sterkmaking’ aan – what’s in a name! -, waarbij die zich
engageerden om de knaap minstens tot zijn zestiende bij de club te houden, de
minimumleeftijd om een profcontract te mogen ondertekenen. Zou hij dat doen,
dan ontvingen de ouders 75.000 euro. Zou hij dat niet doen, dan moesten de
ouders een dwangsom van 450.000 euro ophoesten.

Dat was de paarswitte club trouwens al eerder
overkomen. Het grote talent Charly Musonda jr. vertrok tegen de zin van de
bewoners van het Constant VandenStockstadion op zijn zestiende naar Chelsea,
waarvoor die Engelse topclub ter compensatie 2,5 miljoen euro betaalde. Daar
deed Anderlecht niet moeilijk over.

Dat doen voorzitter Vanden Stock en manager
Van Holsbeeck wel tegen vader Eyenga-Lokilo die plots één miljoen euro
tekengeld eist voor zijn Rode Duivel in spe, terwijl er vier jaar geleden
75.000 euro was afgesproken. Contractbreuk, voert Anderlecht terecht aan.

Kinderhandel, voert Walter Van Steenbrugge, de
advocaat van de familie Eyenga-Lokilo, aan, en ook dat lijkt me terecht. Net zoals
de term ‘wurgcontract’. Hoe valt het ethisch en juridisch te rijmen dat
jongetjes die nauwelijks hun kinderschoenen ontgroeid zijn contractueel
gebonden worden?

Ook andere Belgische clubs proberen te
vermijden dat hun betere talenten nog voor ze werkelijk openbloeien
lucratievere oorden opzoeken. Club Brugge doet dat in de vorm van leningen: de
ouders krijgen geld, dat ze niet hoeven terug te betalen wanneer hun kapoen op
zijn zestiende netjes een profcontract ondertekent. Doet hij dat niet, dan
moeten ze die lening terugbetalen, plus interesten. Voor wat hoort wat.

Oneerlijke
concurrentie

Hoe moreel verwerpelijk het handelen van
Anderlecht maatschappelijk ook mag klinken, ik begrijp de démarche om naar de
rechtbank te stappen wel. Niet zozeer omdat een contract meer is dan een vodje
papier, maar omdat onze Belgische clubs niet op kunnen tegen de grote
voetballanden, die met een pak meer euro’s of ponden zwaaien en jonge talenten
met het hele gezin naar het buitenland lokken. Daar krijgen papa en mama een
job aangeboden en wordt zoonlief gekoesterd in een voetbalfabriek die om de
zoveel jaar nieuwe Messi’s uitspuwt, al vallen er nog altijd meer verhalen van
mislukkingen en menselijke drama’s te rapen dan van door de fans aanbeden supersterren.

Het is aan de wereldvoetbalbond FIFA en de
Europese voetbalbond UEFA om eerlijkere, versta: hogere, opleidingsvergoedingen
en solidariteitsbijdragen te voorzien voor clubs uit landen die niet tot de
vijf grootste voetballanden – Engeland, Spanje, Duitsland, Italië en Frankrijk
– behoren. Het tegendeel gebeurt. Sinds 1 augustus van dit jaar werd de
vergoeding van 75.000 euro per opleidingsjaar tussen de 12 en 16 jaar, maximaal
375.000 euro, teruggeschroefd naar 10.000 euro voor de eerste vier jaar en
75.000 euro voor het vijfde. Voor een jonge speler die vertrekt ontvangt een
club voortaan dus nog maar 115.000 euro. Als die speler al op zijn vijftiende
zijn koffers pakt, is dat zelfs maar 40.000 euro. In beide gevallen bedraagt
het ‘verlies’ 260.000 euro. De rijken à la Manchester City, Manchester United,
Chelsea en Arsenal lachen in hun vuistje, terwijl de middenklassers moeizaam
proberen te overleven, waar hebben we dat nog gehoord?

Ons land moet er zich bij neerleggen dat het
in het clubvoetbal geen eersteplansrol meer zal kunnen spelen: daarvoor zijn de
commerciële belangen te veel verschoven naar de Top 5-landen (ik heb het voor
alle duidelijkheid niet over de Rode Duivels; die kunnen het mits de komst van een
bekwame bondscoach best ver schoppen op EK’s en WK’s). Ons land en onze clubs
moeten er zich zeker niet bij neerleggen dat ze niet alleen ongelijke maar ook
oneerlijke concurrentie krijgen.

Misschien moeten onze clubs nu maar eens naar
het Europees Hof van Justitie van stappen om een, ik zeg maar wat, Van
Holsbeeckarrest af te dwingen? En welke rol kan het Europees Parlement, waarin
enkele voortrekkers van een eerlijkere voetbalwereld actief zijn, spelen? Iets
voor Ivo Belet?

Grootheidswaanzin

Hoe moet Jason zich intussen voelen? Zijn naam
staat in grote letters in de krant, hij wordt geassocieerd met een op geld
beluste vader die zich, verblind door de dollartekens in zijn ogen, met maffiose
chantagepraktijken inlaat en er maar niet in slaagt om een buitenlandse club te
vinden voor hem. Voetballen is er even niet bij, de schoenen hangen tijdelijk
aan de haak. En dat allemaal omdat papa in het diepst van zijn gedachten al
zijn eigen familienaam, Eyenga-Lokilo, in de trofee van wereldvoetballer van
het jaar gegrift ziet staan.

Grootheidswaanzin heeft al vaker onschuldige
slachtoffers gemaakt. En hebzucht is van alle tijden.



Stunt

Sport Posted on wo, november 05, 2014 12:17:25

‘De comeback van het jaar’, was de titel die vanochtend het meest in het oog sprong in de kranten. Het veertiende jaar van een
eeuw is natuurlijk nog iets te vroeg om al van ‘de comeback van de eeuw’ te gewagen. Ik kan
wel leven met die kop. Het is niet iedere Belgische club gegeven om op het
veld van een Engelse topper een drie-nul achterstand op te halen. Anderlecht
had zelf al wel enige ervaring met het weggeven van een drie-nul voorsprong
(Werder Bremen!), maar dit was uniek.

Mooi zo, Anderlecht. En zonde dat de goede
prestaties in de Champions League zich niet vertalen in de groepsstand: 2
punten op 12 had zomaar 7 op 12 kunnen en moeten zijn en dan stond paarswit
niet derde maar tweede, met drie punten meer dan Arsenal. Dan zou het over drie
weken niet moeten strijden om Europees te overwinteren, maar om de tweede plek veilig te stellen. Gemiste kans.

“Ik ben benieuwd waar deze ploeg over
vijf jaar zal staan”, zei Arsenal-manager Arsène Wenger achteraf, in een
ongetwijfeld door teleurstelling overschaduwd moment van bewondering. Zonder
Defour, Suarez en Nuytinck, en met Mbemba
die vroeg in de tweede helft geblesseerd uitviel, lag deze prestatie allesbehalve voor
de hand. Toch kan ik Wenger al een indicatie geven: ‘deze ploeg’ zal over vijf
jaar nergens staan, omdat de betere jonge talenten zullen uitgezwermd zijn en
de op zijn oude dag nog flink presterende Deschacht dan al op voetbalpensioen zal
zijn.

Zo gaat dat voor Belgische clubs op het
Europese toneel. Ofwel voldoen ze niet (Anderlecht in alle CL-edities sinds
2001, maar ook al onze andere vertegenwoordigers), ofwel doen ze het onverhoopt
goed en ziet de hele wereld welke spelers uitblinken, met de voorspelbare
leegloop tot gevolg. Ook gisteren zullen de scouts gretig namen van uitblinkers genoteerd hebben en vandaag zullen de beelden tot in het kleinste detail worden geanalyseerd door de sportieve directeuren van buitenlandse topclubs. Sommige namen zullen al op het lijstje van de volgende transferperiode in januari komen te staan, eventueel met een ‘buy-and-lease-back‘-optie.

Wenger was lief voor zijn tegenstander (en
wellicht veel minder lief in de eigen kleedkamer), maar hij weet drommels goed
dat Mbemba, Tielemans, Praet en Najar volgend seizoen elders spelen. For a few euros more. Ook Mitrovic,
Acheampong en Kawaya (knappe invalbeurt dat die had gisteravond!) zullen nog
hooguit twee à drie seizoenen in het Astridpark rondlopen. Over vijf jaar zal
Anderlecht er helemaal anders uitzien en moet het hopen dat de jeugdwerking voldragen talenten blijft afleveren, dat er af en toe een ambitieuze jonge
buitenlander kan worden aangekocht en dat er elek zomer een gefrustreerde Belgische bankzitter serieus wil inleveren om in de Jupiler Pro League elk weekend te mogen meespelen. Na de
heropgeviste Vanden Borre is nu ook Defour terug naar af: hij verdient een pak minder, maar zijn spelvreugde zal omgekeerd evenredig toegenomen zijn.

Dat is het lot van een topclub in België: we
zijn een transitland geworden in de voetbalwereld. In het beste geval zorgt dat
voor een tijdelijke heropflakkering, in het slechtste wordt onze competitie
overspoeld door tweede- en derderangsacteurs in een C-film. De Belgische
voetbalfabriek levert halfproducten af en verkoopt die aan de hoogste bieder.

Anderlecht kan maar beter genieten van het
moment. Knappe stunt, die nu ook vertaald moet worden naar een hogere regelmaat
in de eigen, minderwaardige, competitie, waar het normaal op één been kampioen
moet kunnen worden, zeker wanneer Europees voetbal vanaf pakweg half maart niet
langer voor vermoeiend midweekvoetbal zorgt.



VDB

Sport Posted on zo, oktober 12, 2014 13:13:59

Het moet eind maart 1998 geweest zijn, als ik zijn
erelijst even snel overloop. Vlak nadat hij de rittenkoers Parijs-Nice had gewonnen, inclusief
twee etappes, en de hele persmeute hier te lande weer de hoop begon te
koesteren dat we, op dat ogenblik, 22 jaar na de laatste Belgische Tourzege een
toekomstige rondewinnaar aan het werk hadden gezien, ook nog eens goed in
ééndagswedstrijden in voor- en najaar. Een nieuwe Merckx, quoi. Superlatieven werden niet gespaard, maar zoals gewoonlijk
werden ze veel te vroeg uit de superlatievenpot gehaald.

Ploegsteert was een halve dagrit vanuit
Brussel, van Het Zesde Metaal was nog lang geen sprake, het dorp stond nog ver
af van Het Middelpunt Van De Belangstelling, waarin het een jaar later
zou vertoeven. Een schriel mannetje opende de deur, sprak de reporter en zijn
cameraploeg in zeer degelijk Nederlands aan, was het toonbeeld van
gastvrijheid. Een lieve jongen, toekomstige papa, pédaleur de charme, amper 23 op dat moment. Praatte rustig maar
gedecideerd. Gaf op geen enkel ogenblik de indruk dat hij aan het snoeven was,
maar vertelde wel honderduit over zijn ambities en die waren niet bescheidener
dan het bestormen van de wielerhemel. Ik toog opgetogen terug naar Brussel, een
zeer bruikbaar interview en een warme ontmoeting rijker.

Een jaar nadien verblufte en overblufte hij
iedereen in Luik-Bastenaken-Luik. Die bravoure, die arrogantie, de manier
waarop hij de grote Michele Bartoli belachelijk maakte op La Redoute: alleen
moest hij het dan nog afmaken, anders zou iedereen hem als een leeghoofdige
bluffer gezien hebben. Hij deed het, arriveerde solo in Luik en won later dat
jaar ook nog twee zware etappes in de Vuelta. Opnieuw lieten lyrische
wielerjournalisten zich nog eens goed gaan. Wie was die Merckx ook alweer?

Het frêle lijf wilde niet altijd mee:
kwetsbare knie, kleine kwaaltjes, vatbaar voor griepachtige toestanden. Dus
stond hij vaker dan hem lief was aan de kant. Ooit wilde mijn opdrachtgever dat
ik een zoveelste comeback-interview met hem ging maken in de stad Luxemburg.
André Meganck, de André Meganck, zou
mij op de motor meenemen, om zeker op tijd terug in Brussel te arriveren om de
montage klaar te krijgen tegen Sportweekend.
Ik kreeg de opdracht op maandagavond en liep de hele week nerveus rond. Niet
omdat ik VDB mocht gaan interviewen, maar omdat ik een heilige schrik heb van
achterop zitten op een motor. Vraag me niet waarom, het is zo. En dus was ik
eigenlijk stiekem blij toen ik zondagochtend te horen kreeg dat de trip niet
doorging, omdat VDB ziek had afgemeld voor die kleine koers. (Oef!) Comeback
weer even uitgesteld.

En toen… was het over. Dopingperikelen.
Clenbuterol voor zijn hond in het medicijnkastje, dat soort toestanden. Totale
ontsporing. Ontmenselijking in de rechtbank van Dendermonde, waar hij, het
schriele mannetje, als ware hij de reus van de Bende van Nijvel aan de
draaiende en klikkende camera’s blootgesteld werd, waardoor hij helemaal de
pedalen verloor. Ik geef toe dat ik in journaalstukjes over zijn dopingzaak
veelvuldig die beelden van Dendermonde gebruikt heb. Ik heb daar nu spijt van.

Ik heb er geen spijt van dat ik het jaar
daarop, toen hij een tijdje spoorloos verdwenen was en ik eindredacteur sport
was geworden bij de openbare omroep, geen reporter op zoek liet gaan naar dat
stukje opgejaagd wild waarmee we amper een half jaar voordien nog zo gedweept
hadden. De concurrentie deed dat wel, vond hem in één of ander godvergeten oord
en kreeg enkele lullige antwoorden op al even lullige vragen te horen. Applaus
op alle banken, ze hadden VDB; gehoon
in mijn richting, ik had het vertikt om journalistiek in paparazzostijl te
laten bedrijven.

Het is niet meer goed gekomen met VDB. De
lieve jongen was een egoïstische klootzak geworden, de toekomstige papa werd een afwezige,
ongeïnteresseerde vader, de getalenteerde renner ontpopte zich tot een hasbeen terwijl zijn carrière nog niet eens
definitief afgelopen was, de nieuwe Merckx was nu een zieke junkie, de
hemelbestormer een onverbeterlijke narcist, de warme, gastvrije mens was verdwenen.

Wat bleef waren zijn trouwe supporters en al
die verre fans die hielden van de tragiek van dit weggegooide heldenleven.
Ramptoeristen in overvloed. Voer voor volle krantenpagina’s, interviews waarin
hij zijn zoveelste terugkeer aankondigde, analisten die hem na een paar jaar
afwezigheid probeerden in te schatten. (“De nieuwe Merckx?”)

Hij won tussen zijn eerste dopinggeval (eind
1999) en zijn dood op 12 oktober 2009 nog een ploegentijdrit in de Ster van
Bessèges, twee keer de kermiskoers in Zwevegem, een tijdrit in de Boucle de
l’Artois en, als ultieme overwinning, de Belcanto Classic. Het godenkind, il bimbo d’oro, was in het beste geval
een mee-rijder geworden. In het slechtste een junk die de dagelijkse treurnis
ontvluchtte en de tijdelijke roes opzocht. Zielig, pathetisch en o zo jammer. ‘De nieuwe Merckx’ heeft een erelijst van twee keer niks, als je het afmeet naar
zijn intrinsieke, unieke talent. Dus zullen we het voor eeuwig moeten stellen
met die beelden op La Redoute en de bedenking “Er zat zoveel meer
in”.

Een ultieme overwinning in het leven zat er
nooit meer in. Voor miljoenen andere wereldburgers zou de dood in een sjofel
hotelletje in Senegal geen nieuws zijn geweest, hooguit een paragraaf op pagina zeventien van de lokale
krant. VDB was wereldnieuws. Al zij die hem beroepsmatig hadden opgejaagd naar
de diepste krochten van zijn aardse bestaan, beweenden hem nu. De nieuwe Merckx
was hij helaas nooit geworden, maar we zullen nooit weten hoe goed hij werkelijk
was. Nu was hij een mooie jongeman die bijzonder lelijk heengegaan was. De
nieuwe James Dean, quoi.



Wandeling in het park

Sport Posted on do, oktober 02, 2014 12:14:37

Yes we
can
, blokletterde de grootste (sport)krant van het land
gisterochtend, een optimistisch gevoel dat door meerdere media werd uitgedragen: Royal
Sporting Club Anderlecht maakte een goede kans tegen Borussia Dortmund in de
Champions League, jazeker. Er was die bemoedigende prestatie vijftien dagen
geleden in Istanboel. Dortmund doet het niet goed in de Bundesliga en zag zijn
beste spelers, Mario Götze en Robert Lewandowski, de jongste twee jaar
vertrekken naar de grote rivaal uit München. Het is maar een schim van de ploeg
die twee seizoenen na elkaar Bayern voorafging in de competitie en die
anderhalf jaar geleden nog de finale van de Champions League nipt verloor tegen
datzelfde Bayern. Geen beter moment om Borussia te treffen dan gisteravond, zo
orakelden kenners en supporters.

No they
couldn’t
. Paarswit werd bij momenten gek getikt in het
eigen Vanden Stockstadion. De bal was nog net zichtbaar, maar zelden grijpbaar.
Ach, er was die onterecht afgevlagde kans voor Mitrovic, waarna de bal werd
binnengetikt door de initieel wel buitenspel lopende Praet. Mitrovic, de man
van vijf miljoen euro, knalde ook nog eens op de paal. Daartegenover stonden
twee handen vol kansen voor de geelzwarte bezoekers. Bij de rust had het al
ruim 0-3 kunnen en moeten staan.

Het was bij momenten ontluisterend. Het tempo
lag veel te hoog voor de Belgische landskampioen (en dan is Anderlecht nog
veruit de beste club van ons land). De efficiëntie van Dortmund viel gelukkig
wat tegen (of ‘mee’, vanuit het standpunt van de thuisploeg), terwijl die
doorgaans ook veel hoger ligt dan in de Jupiler Pro League. Beweeglijkheid,
fitheid, tactisch doorzicht, technisch vernuft, lef: op alle vlakken schoot
Anderlecht tekort. Een lesje in topvoetbal was het, door een halve B-ploeg uit
het Ruhrgebied.

De Champions League is aardig als bron van
inkomsten. Vijftien miljoen euro, gewoon om deel te nemen en je zes wedstrijden
lang belachelijk te laten maken, zo wordt gezegd. Met dat geld maak je niet het
verschil in Europa – het budget van Dortmund bedraagt het zesvoudige van dat
van Anderlecht – maar zeker wel in België. Daardoor kon Anderlecht vorig jaar
Mitrovic en deze zomer Defour kopen. Dat kan de concurrentie in eigen land zich
niet permitteren. Dus is kampioen worden en mogen meedoen op het kampioenenbal
altijd een hoofddoel.

Eigenlijk zou die Europese topcompetitie
ideaal zijn om te leren indien het in alle discretie zou gebeuren, zonder
vervelende pottenkijkers. Anderlecht-Borussia Dortmund als gesloten training,
zonder toeschouwers, zonder genadeloos alle mankementen vastleggende camera’s,
zonder Tom Soetaers die om de haverklap zegt dat ze toch niet zó slecht bezig
zijn, dát zou interessant zijn. Daar word je als voetballer beter van, als je
tenminste bereid bent om te leren van sterkere tegenstanders. Die kennis kan je
dan in het weekend toepassen in de pintjesliga, waardoor het verschil daar nóg
groter zou worden. Nu komt er telkens weer die publieke vernedering bij en de
harde commentaren achteraf. “Ze kunnen het niet aan”, die teneur.
“Te hoog gegrepen”. Voor het bestuur is het huilen op weg naar de
bank, met die zakken vol Europese centen, voor de spelers is het een onzachte
confrontatie met hun eigen tekortkomingen. Niet prettig dat dit dagenlang wordt
uitvergroot. Dat kruipt in je kleren en je fluoschoenen.

Als een Belgische club, meestal Anderlecht, de
Champions League speelt, wordt dat gekoppeld aan woorden als ‘avontuur’,
‘dapper’, ‘moedig’, ‘hoopvol’ en ’toekomstperspectief’. Het zijn de kleine
dingen waaraan de supporter van de landskampioen en de neutrale maar toch
enigszins chauvinistische voetballiefhebber zich moet optrekken. Want de harde
realiteit is natuurlijk dat na vier speeldagen Borussia Dortmund en het zwak
gestarte Arsenal al gekwalificeerd zullen zijn en dat Anderlecht en Galatasaray
op speeldag vijf voor plaats drie in de groep mogen spelen. Op de ‘Europees
Voetbal Bingo’ mag u gerust nu al de uitlating “Overwinteren zou al een
succes zijn” aankruisen.

Ik denk dat ze bij Dortmund wel tevreden waren
over deze wandeling in het Astridpark: vlot gewonnen en geen averij opgelopen.
De volgende groep wandelaars komt uit Londen. Ik denk niet dat “Yes we
can” dan de voorpagina van het sportkatern zal sieren. Eerder: “We
moeten realistisch zijn”.



Kimetto

Sport Posted on di, september 30, 2014 12:55:06

Zegt de naam Dennis Kimetto u iets? De kans is
groot dat u neen zegt, zelfs als u een weliswaar niet al te fanatiek maar toch
behoorlijk op de hoogte zijnde sportliefhebber bent. Deze dertigjarige Keniaan
verbeterde zondagochtend in Berlijn het wereldrecord op de marathon.
‘Verbeteren’ is een dysfemisme: ‘verpulveren’ is hier meer geschikt als
werkwoord.

Zesentwintig seconden dook Kimetto onder het
vorige wereldrecord van zijn landgenoot Wilson Kipsang – zegt die naam u nog iets?
-, dat is ronduit verbijsterend. Twee uur twee minuten en zevenenvijftig
seconden bedraagt de toptijd over de haast mythische afstand van tweeënveertig
kilometer en honderdvijfennegentig meter nu. Kimetto is, met andere woorden, de
eerste man die onder de 2u03 finisht. En de marathon is, volgens sportkenners,
één van de belangrijkste disciplines in de atletiek en dus ook van de sport in het algemeen,
aangezien atletiek op Olympisch Spelen steevast de Moeder Aller Sporten wordt
genoemd.

Waarom geniet de marathon zo weinig media-aandacht? Ach ja, minder oogverblindend dan de blingbling-boys
op de 100 meter, minder mediageniek dan hoogspringende vrouwen, de deelnemers
hebben een veel lager postergehalte dan pakweg Hans Van Alphen. Het zijn stuk
voor stuk schriele mannetjes: klein van gestalte, anorectisch mager, blik op
oneindig, korte beentjes die heel lang in hetzelfde tempo kunnen lopen met af
en toe een versnelling als toemaatje. Alleen kenners vinden het fantastisch om
daar iets meer dan twee uur naar te kijken (sommige kenners krijgen zelfs een
stijve van het hamerslingeren, maar dan zitten we stilaan bij de afwijkingen).
Persoonlijk vind ik de marathon geen boeiend kijkspektakel, maar ik heb wel
ontzettend veel respect voor langeafstandlopende mannen en vrouwen. Ik zou dat
ook willen kunnen.

Dat u Dennis Kimetto ook vandaag, dinsdag, nog
niet kent, ligt overigens niet aan u. Zijn topprestatie van zondag leverde
alleen maar een fotocollage op in Sportweekend,
geen bewegende beelden, en kleine stukjes ergens achteraan het uitgebreide sportkatern
van onze dagbladen. Wat Kimetto zondag deed was voor onze kranten ongeveer
evenveel waard als de voetbaluitslagen in provinciale en de resultaten van de wielerwedstrijden
bij de nieuwelingen. Een paragraaf of drie, een zin of zeven-acht, en zelfs op
die kleine ruimte was er meer aandacht voor verdachtmakingen, waarbij het
D-woord nog net niet viel, maar wel tussen de lijnen te lezen was. Zou hij iets
stimulerends gebruikt hebben? Ik steek mijn hand niet in het vuur voor de
magere heer Kimetto, maar laten we in eerste instantie toch vooral zijn
prestatie koesteren. Berlijn staat trouwens bekend voor zijn snelle parcours: van
de jongste tien wereldrecords werden er maar liefst zeven in de Duitse
hoofdstad gelopen, vorig jaar nog door Kipsang. Abnormaal is het bijgevolg niet, ook al
is deze tijd toch wel heel uitzonderlijk.

Hoe klein de mediabijdragen ook, er was toch
plaats voor enkele taalkemeltjes. Zo werd het wereldrecord uiteraard ‘gebroken’
(fout: een wereldrecord vestig je, loop je, desnoods verpulver je het, maar je
‘breekt’ het niet) en was er in alle media sprake van een ‘nieuw’ wereldrecord.
Ook dat is minstens een halve taalfout, want een ‘record’ is per definitie
altijd ‘nieuw’. Pleonasme, dus.

Het gebrek aan aandacht ligt natuurlijk aan
die stomme Dennis Kimetto zelf. Had ie maar geen wereldrecord moeten lopen de dag dat het wereldkampioenschap wielrennen werd gereden, dat AA
Gent-Lokeren, Standard-Lierse en KV Oostende-Club Brugge werden gespeeld en de
Gooikse Pijl plaatsvond. ’t Zal hem leren.

Zo, dan trek ik nu naar het ziekenhuis van
Berlijn, een bloemetje bezorgen aan dat arme, gebroken wereldrecord. Naar het
schijnt herstelt zo’n breuk bijzonder traag. Een jaar, zo luidt de
voorspelling, dan is er opnieuw een marathon in Berlijn.



« VorigeVolgende »