(Deze tekst verscheen eerder op deredactie.be als
vijfde van in totaal zes WK-columns.)

De wereldbeker voetbal zit erop. ’t Is te zeggen, er
is zaterdag nog die overbodige wedstrijd om de derde plaats en zondag de finale
tussen Duitsland en Argentinië, maar voor vele landgenoten hoeft het niet meer,
nadat Onze Helden gesneuveld waren in de loopgraven van de kwartfinales. De
Groote Oorlog tegen Argentinië liep faliekant af. Geslaagd toernooi voor de
Rode Duivels? Ja en neen.

Het hoofddoel was: de kwartfinales bereiken.
Dat is gelukt. De memorabele achtste finale tegen de Verenigde Staten is voor
de tieners en twintigers van nu wat die nachtelijke wedstrijd tegen de
Sovjet-Unie in 1986 voor hun ouders en grootouders was: de wedstrijd van de
hoop. Iets om je de rest van je leven te blijven onthouden, ook al mag je die
tegenstanders niet vergelijken, want de Sovjet-Unie van weleer was echt wel een
pak sterker dan die sympathieke yankees.

Reality
check tegen Argentinië

Even terugspoelen. De eerste ronde was matig
tot zwak, de resultaten waren wel oké. Negen op negen, even goed als
Argentinië, Colombia en Nederland, beter dan pakweg Brazilië, Duitsland en
Frankrijk. De Rode Duivels speelden tempo-, inspiratie- en doelloos in een al
bij al zeer makkelijke groep, maar ze wonnen wel telkens. Om het met de woorden
van blogger Coltrui te zeggen: “Het was Broeder Jacob op een
Stradivarius”. In plaats van een wervelende symfonie kregen we 270 minuten
lang een aandoenlijk kinderliedje te horen. Dat gaat na een tijdje vervelen.

Tegen de Verenigde Staten liet België de
wereld dan eindelijk zien wat het kan. Een record aantal tv-kijkers bleven er
tot lang na middernacht voor op en zagen dat het goed was. Hartverwarmend, al moeten
we ook durven relativeren: de Amerikanen speelden naar goede gewoonte naïef en open,
wat heel veel halve en hele doelkansen opleverde. Ja, er was die octopus in
doel, die zowat alles tegenhield, maar dat heeft ook met een gebrek aan
efficiëntie te maken.

Tegen Argentinië waren de Rode Duivels weliswaar
op de afspraak, maar de meesten bleven vervolgens als een muurbloempje op een
galabal schuchter langs de kant staan. De tegenstander was te gewiekst en wij
net niet goed genoeg: een stevige reality
check
voor deze generatie getalenteerde voetballers. Jammer, maar helaas.
Het toernooi mocht met opgeheven hoofd verlaten worden, we kunnen in september
met veel goede moed de kwalificaties voor Euro 2016 aanvatten.

Moeilijk mag dat trouwens niet zijn in een
groep met Bosnië-Herzegovina (eind juni 21ste op de FIFA World Ranking), Wales
(41ste) Israël (75), Cyprus (142) en Andorra (200). Bovendien kwalificeren de
eerste twee in de eindstand zich automatisch voor het Europees Kampioenschap en
mag zelfs de derde waarschijnlijk nog play-offs spelen. Dit is geen loting maar
een rechtstreeks tgv-ticket richting een speelstad naar keuze in Frankrijk!

“Volgende
keer nóg beter!”

Dat de supporters een défilé wensten bij de
terugkeer van Hun Helden ligt wellicht in onze volksaard. Deelnemen vinden we
belangrijker dan winnen. “Ze hebben hun best gedaan” wordt hier al
als meer dan voldoende ingeschat. Het siert de staf en de spelers dat ze daar
oorspronkelijk anders over dachten: een kwartfinaleplaats was prima, niet meer
of niet minder, of, zoals Filip Joos het correct verwoordde in een opiniestuk, “heel
gewoon”.

Een schouderklopje mag, een “Volgende
keer nóg beter!” zeker ook, maar nu moet intern vooral streng worden
geanalyseerd wat er fout liep. Of laat ik positief blijven: wat er nog niet
goed genoeg liep. Te beginnen met de tactiek. Een 4-3-3 is allicht wat het beste
past bij deze spelerskern, maar als het niet draait moet je die durven
omgooien. Meer nog: je moet daarop trainen, zodat spelers soepel kunnen
inspelen op veranderende omstandigheden. Tussen alle kreten over het
schitterende groepsgevoel sijpelden toch wat kritische opmerkingen door van
spelers die vonden dat er te weinig op tactische patronen getraind werd.

Door de geslaagde wissels in vier van de vijf
wedstrijden blijft nu het beeld hangen van een bondscoach die het allemaal in
de vingers heeft. Tegen de eerste tegenstander van formaat op het toernooi liep
het echter mis: de wissels leverden geen succes op en de tactiek bleef
behouden, ook al liep het voor geen meter. Dat is het verschil tussen Marc
Wilmots en Louis van Gaal: de arrogante Nederlander durft omschakelen, hij
traint daar ook op.

Alleen in de slotfase zette Wilmots tegen
Argentinië alles op alles door Daniel Van Buyten in de spits te posteren, iets
wat hem al was voorgedaan door… Van Gaal bij Bayern München. Het was too little en ook too late.

Ongevaarlijk
bij spelhervattingen

Ook sommige spelaspecten waren ondermaats. Aan de desastreuze uitvoering van hoekschoppen en vrije trappen te zien, zag je dat daar nauwelijks of niet op getraind was. “Het brengt je ploeg niet vooruit”, vindt Wilmots. Stilstaande fasen behoren nochtans al decennialang tot dé momenten om moeilijke wedstrijden open te breken.

De Rode Duivels waren bij geen enkele spelhervatting gevaarlijk. Dat geeft te denken. Het maakt het de tegenstander zoveel makkelijker.
Er moet naast de zelfbewuste, eigenzinnige,
koppige Wilmots dringend een assistent-bondscoach komen die kaas heeft gegeten
van tactiek en die niet braafjes op zijn beurt zit te wachten om de bondscoach
in te fluisteren wanneer hij moet ingrijpen.

Wilmots is een uitstekende people manager, motivator en
vaderfiguur, allemaal fijne eigenschappen voor een bondscoach, maar hij moet
zich durven omringen met sterke karakters die hém en het elftal beter maken. Zo
gaat dat in de bedrijfswereld ook. Met jaknikkers kom je er niet, die zijn hooguit
goed om je ego te strelen.

Gezocht:
vervelend ventje

Wat me tegen Argentinië nog het meeste opviel,
is dat we in deze kern, waarvan analisten uitentreuren roepen dat het de beste
ooit is (en wellicht terecht), geen ‘smeerlapkes
hebben rondlopen. Spelers die, als het moet, de tegenstander in de gordijnen
jagen. Een type-Vandereycken, bijvoorbeeld, die op het EK van 1980 de thuis
spelende Italianen een koekje van eigen intimidatiedeeg bakte. Of een
type-Gerets, waarvoor het oervlaamse gezegde “Hij legde er zijn kop
voor” gemaakt leek. Andere teams hebben zo’n aanjager wel. Bij de
Argentijnen loopt de verschrikkelijke Mascherano rond, de Brazilianen hadden
Fernandinho als opperschopper rondlopen, bij de Duitsers durft Schweinsteiger
al eens treiteren, Oranje heeft De Jong, en wij?

Steven Defour zou dat kunnen worden, als hij
geen al te opzichtige fouten meer zou maken, zoals tegen Zuid-Korea. Axel
Witsel is dat zeer duidelijk niet. Fluwelen voetballer, die ooit één keer zwaar
over de schreef ging en nu een foute reputatie met zich meezeult. Fellaini? Die
loopt wel driftig met zijn ellebogen te zwaaien, maar dat heeft meer met
spasmen van dat onhandige lange lijf te maken, dan met doortraptheid.

Gezocht: vervelend ventje.

De
toekomst oogt fraai

Het goede nieuws: het talent is er en het moet
nog volledig ontluiken. Van de acht kwartfinalisten had België veruit de
jongste basiself. Op de bijna gepensioneerde Daniel Van Buyten (36) na hebben
de andere starters tegen Argentinië nog minstens twee grote toernooien in de
voeten.

Droom even mee (tussen haakjes staat hun
leeftijd op Euro 2016 en op het WK 2018): Courtois (24/26), Alderweireld
(27/29), Kompany (30/32), Vertonghen (29/31), Witsel (27/29), Fellaini (28/30),
De Bruyne (25/27), Mirallas (28/30), Hazard (25/27), Origi (21/23). Voeg daar
nog aan toe: Mignolet (28/30), Vanden Borre (28/30), Defour (28/30), Dembele
(28/30), Chadli (27/29), Mertens (29/31), Lukaku (23/25) en Januzaj (21/23).
Ook de geblesseerde Christian Benteke (25/27) is nog maar pas begonnen op het
hoogste niveau. En dan zijn er nog opkomende en nu niet geselecteerde talenten
als Youri Tielemans, Hans Vanaken, Thorgan Hazard, Brandon Mechele, Björn
Engels, …

Als de jeugdopleidingen van onze
eersteklassers zich nu ook intensief zouden willen toeleggen op het opleiden of
opsporen van rechts- en linksbacks, oogt de toekomst bijzonder fraai.

Eenheid,
optimisme en trots

Het laatste woord is voor en over de fans. De
beleving was vaak op het randje van de hysterie, maar dat hoort erbij. Dit was
de wereldbeker, niet één of andere nep-classico tussen twee Belgische clubs.
Dat zowat iedereen die tussen de zalige momenten van tijdelijke euforie door
kritische bedenkingen formuleerde meteen in de categorie Zuurpruimen werd
onderverdeeld, is gebruikelijk wanneer het groepsgevoel het haalt op realiteitszin.
Het volk wil ongestoord genieten, ook al is het maar van ‘Broeder Jacob’.

‘Tous ensemble’ is een slogan die perfect
aanleunde bij hoe het WK in eigen land beleefd werd. Dit was Mexico 1986 in het
kwadraat. Toen kwam die volksvreugde pas na de stuntzege tegen de Sovjet-Unie
op gang, nu was het tricolore gevoel er al van bij de kwalificatiewedstrijden.
Akkoord, dit is in de eerste plaats marketing: supporters die worden gestuurd
door zorgvuldig overwogen acties en die braafjes meedeinen op de golven die de hype
veroorzaakt.

Maar het is wel marketing van de betere soort:
op twee jaar tijd werd de hele sfeer rond de nationale ploeg omgedraaid.
Zwart-geel-rood wordt nu niet langer geassocieerd met overbetaalde losers en een algemeen gevoel van
pessimisme en ‘altijd net niet’. Het zijn de kleuren van trots, optimisme en eenheid
geworden, hoe kunstmatig en tijdelijk dat laatste ook moge zijn in een land dat
geen regeringen heeft, waar politici zich aan beide kanten van de taalgrens in
hun eigen wingewest hebben teruggetrokken en waar de voorzitter van de
populairste partij bij voorkeur fundamenteel vrolijke Latijnse spreuken
debiteert.

Dum anima est, spes est: waar er leven is, is
er hoop. Afspraak over twee jaar.