(Deze bijdrage verscheen eerder op deredactie.be)

Iets meer dan 24 uur na afloop van de allereerste
speeldag in de Jupiler Pro League, jaargang 2014/2015, mocht al een eerste
trainer zijn biezen pakken. Die twijfelachtige eer was voorbehouden aan Emilio
Ferrera, tweetalige Brusselaar, tot maandagavond in dienst bij KRC Genk, een
fusieclub die zich graag als topclub bestempelt, maar het nog lang niet is.

Quizvraag: welke trainersnaam komt het vaakst
voor op de Wikipedia-pagina van KRC Genk?

Antwoord: Pierre Denier.

Zeven keer staat de naam ‘Pierre Denier’
genoteerd bij het indrukwekkend lijstje trainers dat de fusieclub sinds het
ontstaan in de zomer van 1988 heeft gekend. Denier, zelf ex-speler van
Winterslag en daarna ook nog even van Racing Genk, werd assistent-trainer in
1992. Anderhalf jaar later mocht hij voor het eerst een zitje opschuiven omdat
zijn ‘baas’ de laan was uitgestuurd. De man heeft geen enkele ambitie om
hoofdtrainer te worden en gelijk heeft ie, in dat Limburgse wespennest waar hij
de enige stabiele factor lijkt te zijn.

Volgevreten
voetballers willen geen trainer-leraar

In Hollywood zouden ze het ‘miscasting’
noemen, de aanduiding van Emilio Ferrera als trainer in Genk. Niet dat hij een
onbekwame kerel is, integendeel zelfs. Tactisch is Ferrera een kraan, net als
zijn broer Manu en zijn neef Yannick trouwens. Zot van het spelletje, gedreven,
een echte voetballeraar. En dat is nu net wat volgevreten voetballers niet
graag hebben: iemand die het beter weet dan hen (wat ook zo is!), een naar de
maatstaven van hun portemonnee goedkope loonslaaf die de sterren op de
voetbalvloer even zal zeggen hoe het moet. No
way, José
(al wil ik er Mourinho even buiten laten)!

Ze hadden het in Genk al eens eerder
meegemaakt, vijf jaar geleden. Toen werd Hein Vanhaezebrouck met de grote trom
verwelkomd. Die had met KV Kortrijk onverwacht goed gepresteerd en zou dat ook
bij een échte topclub (Genk was de seizoenen voordien respectievelijk 10de en
8ste geëindigd…) gaan waarmaken, dachten ze in Midden Limburg. Net als Ferrera
is Vanhaezebrouck een coach die kort op de groep zit en van een duidelijk
tactisch plan vertrekt. Nogmaals: dat hebben die ventjes in korte broek en met
de veelkleurige voetbalpantoffels niet graag.

Exit Vanhaezebrouck, zij het niet na één
speeldag. Hem werden zestien speeldagen gegund, in een competitie waarin Genk
twaalfde stond en uiteindelijk elfde zou worden. Flinke verbetering! (Zoals de
meeste trainerswissels in de praktijk weinig oplossen, maar dit terzijde.)

Genk heeft zijn grootste succesjaren gekend
onder gemoedelijke trainers als Aimé Anthuenis en Sef Vergoossen. En, o ja, in
2010/2011 onder Franky Vercauteren, toch ook een didactische trainer die heel
veel ‘beschikbaarheid’ eist van zijn spelers. Een gelukje? Of is Vercauteren,
als speler al een hele slimme jongen, omzichtiger omgegaan met zijn vedetten?

Hoe dan ook, het profiel van de nieuwe trainer
(m/v) moet zijn: rustig, kordaat wanneer het moet, een beetje
handig en diplomatisch in de omgang met de mensen die het voor het zeggen
hebben (hypocriet mag ook), stelt de spelers op hun gemak, affiniteit met
Limburg.

Bestuur
moet de ploeg niet opstellen

Ik lees dat het bestuur van KRC Genk weer
sterk onder invloed staat van ex-voorzitter Jos Vaessen (wat al aan de basis
zou hebben gelegen van het vertrek van algemeen directeur Degraen aan het eind
van vorig seizoen). Dat er een flinke kloof bestaat tussen bestuur en
technische staf. Dat alle macht in de bestuurskamer ligt, niet meer bij de
verantwoordelijken voor het sportieve gebeuren.

In heel wat voetbalclubs heeft dat al tot
hommeles geleid. Een bestuur moet besturen, niet trainen, de ploeg opstellen
of, godbetert, spelen. In ’t diepst van zijn gedachten is menige voorzitter ook
al de spits geweest die de bal er zelf in de toegevoegde tijd intrapte, goed
voor winst in de Champions League. Zo lang die gedachten maar niet naar buiten
treden of zo’n voorzitter gaat denken dat hij er echt iets van kent. Helaas…

Genk
trekt de kaart van de jeugd

Eén pijnlijke persconferentie en één extra
bestuursvergadering de dag na de 3-1 nederlaag bij KV Mechelen volstonden om
Emilio Ferrera de doodsteek te geven. Dat is snel, dat klinkt overhaast, dat
heeft veel weg van regelrechte paniek. Nu ken ik de technische directeur van
KRC Genk een beetje, Gunter Jacob. Aimabele tiep, rechtuit, soms Hollands
brutaal, af en toe zelfs hondsbrutaal, heeft kaas gegeten van voetbaltactiek.
Uitstekende tv-analist, inhoudelijk sterk, scherp én met een sarcastische zin voor humor. Op een blauwe maandag zelf trainer van KV Mechelen, dat toen –
volgens Jacob zelf – het spectaculairste voetbal van de hoogste klasse speelde.
Misschien moet hij het weer eens proberen, vijftien jaar na die vorige ervaring?

Volgens het bestuur moeten de supporters niet
meer rekenen op versterking, zelfs als spits Jelle Vossen straks naar het
buitenland vertrekt waar het Grote Geld lokt en hij eindelijk die transfer kan
versieren waarvan al sprake is van kort na zijn geboorte of daaromtrent. KRC
Genk trekt volop de kaart van de jeugd. Dat valt toe te juichen, op voorwaarde
dat je geduld hebt, er rekening mee houdt dat er niet elk jaar enkele
getalenteerde jongeren klaar staan om door te breken én dat zo’n snotneus met
talent snel worden opgepikt door buitenlandse scouts.

Het is, met andere woorden, een groot risico. Een
spelerskern moet altijd een mix van ervaring en jong geweld zijn, waarbij de
ouderen nog voldoende gedreven zijn en de jongeren openstaan om bij te leren.

Het SK
Beveren van nu

Bij Genk zullen ze stilaan een definitieve
keuze moeten maken. Willen ze een echte topclub worden of stelt men zich
tevreden met de status van SK Beveren van nu? De sympathieke Waaslanders, ooit
‘het kleine Anderlecht’ genoemd omdat ze in de jaren zeventig en tachtig mooi
voetbal speelden en ook nog eens goede resultaten behaalden, werden
landskampioen in 1979 en 1984, waarna het snel bergaf ging. Vandaag moet
fusieclub Waasland-Beveren voor het derde opeenvolgende seizoen proberen het
behoud te verzekeren, meer zit er niet meer in.

Beveren won in die gouden jaren twee titels en
twee bekers. KRC Genk zit in het zeventwintigste seizoen al aan drie titels en
vier bekers. Dat is knap, maar toch ziet niemand de Limburgers vooralsnog als
een topclub. Dat predikaat blijft voorlopig voorbehouden aan Anderlecht,
Standard en Club Brugge.

In tegenstelling tot het Beveren van weleer
wordt het adjectief ‘sympathiek’ niet gebruikt om de Genkenaren te omschrijven.
Daarvoor gedraagt het bestuur zich soms te arrogant en wordt al te vaak de
confrontatie gezocht met ‘die van Brussel’, ‘die van Luik’ en ‘die van Brugge’.

De waarheid is dat Genk na een gloriejaar
altijd een felle terugval kent. Kampioen in 1999, de jaren daarna 8ste en 11de.
Kampioen in 2002, de daaropvolgende seizoenen 6de en 4de. Kampioen in 2011, het
jaar nadien nog mooi derde, maar sindsdien 5de en 6de. Er zit geen regelmaat
in. Er wordt gemord onder het tot nog toe trouwe volk. Er hangt een parfum van
existentiële crisis in de lucht. Er moet dringend iets gebeuren, maar wat?

KRC Genk moet opletten of het belandt in een
diepe put, wat in de buurt van gesloten mijnen geen comfortabel vooruitzicht
is.