Ik heb nog nooit in mijn volwassen leven zo’n lange periode zo weinig omhanden gehad. Mijn agenda van de komende maanden oogt leger dan het witte blad voor de neus van een getormenteerde schrijver met een acute aanval van writer’s block. De wekker staat werkloos op het nachttafeltje, als een relikwie uit het pre-coronatijdperk. Alleen nog nodig om de tijd aan te geven als je ’s nachts moet opstaan om te plassen en je nieuwsgierigheid om te willen weten hoe laat het is het haalt op je gezond verstand dat zegt dat je ’s nachts beter niet herinnerd wordt aan het tijdsbesef dat je in wakkere momenten wél nodig hebt. Of wanneer je hersenen je onveranderlijk influisteren dat je nu wel lang genoeg geslapen hebt, jij luierik. Even een blik op dat onding werpen. 7u15. Is dat nu een uur om op te staan, vraag je jezelf af, want er is niets dat je daartoe dwingt. Is dat nu een uur om op te staan, vroeg je jezelf tot voor kort af, want je had allang een of andere als nuttig gebrandmerkte activiteit aangevat moeten hebben. Diezelfde wekker, hetzelfde tijdstip, een andere gemoedsgesteldheid.

Ik heb nog nooit zo vaak kunnen uitslapen als nu — versta: kunnen opstaan wanneer mijn lichaam daartoe beslist en niet een in opdracht van een baas aangegeven alarmsignaal — en toch ben ik moe. Lichamelijk, ook al steek ik, in normale omstandigheden stachanovist tot in het diepste van mijn vezels, naar mijn gevoel geen klop uit. Geestelijk, omdat mijn brein te weinig aan het werk gezet en uitgedaagd wordt.

Héél moe word ik van al die meningen in deze coronacrisis, jawel, óók de mijne. Al wie tot voor kort zijn of haar mening niet kon ventileren, omdat er geen tijd voor was in dat druk-druk-drukke leven, kan dat nu opeens wel en dat al maanden aan een stuk. De mening als tijdverdrijf, als middel om de dag door te komen en ’s avonds laat naar bed te kunnen gaan met het gevoel dat je je tenminste toch een beetje nuttig hebt gemaakt. Althans, dat maak je jezelf wijs. De mening als zoethoudertje. Pardon, meningen, meervoud, want op één mening kan je niet staan.

Katje Lee, daar horen we allemaal een mening over te hebben en die uiteenlopende meningen moeten beperkt blijven tot twee, duim omhoog of duim omlaag, da’s lekker overzichtelijk. Het dier moet dood of het dier moet leven. Zwart of wit. These-antithese-synthese kennen we niet meer. Dat schema hebben we, gooi ik er snel even tussen met een wikipediawijsheidje, niet te danken aan Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) of aan Karl Marx (1818-1883), maar aan een andere Duitse denker, de filosoof Johann Gottlieb Fichte (1762-1814), die op zijn beurt geïnspireerd werd door Kant. Stelling-tegenstelling-samenstelling, oftewel zwart-wit-vele tinten grijs, kennen we niet meer. Het is nu these óf antithese. Kies maar. Nuance, ach, u wordt oud, meneer. Dat is zo, ja, hoeveelste-eeuws is dat eigenlijk? Bij nader inzien: heeft nuance ooit wel bestaan?

Ik word zó moe van de meningen van mensen die in andere tijden misschien wel het predicaat ‘weldenkend’ zouden opgekleefd krijgen, maar die nu loos gaan in het poneren van hun eenzijdige visies. Mensen die worden gepercipieerd als slim en die zichzelf ongetwijfeld ook slim durven te noemen, die liefst ook worden gezien als sceptisch, blinken nu uit in een duim-omhoog-of-duim-omlaagdiscours. Dit hoeft geen ad hominemverhaal te worden, daarom noem ik hen maar half, maar ik denk dan aan leerstoelhouder-annex-filosoof-annex-überpositivist Maarten B., politicoloog Carl D., socioloog Mark E., econoom-die-geen-vermogensbeheerder-mag-genoemd-worden Geert N., editorialist Jan S. en senior writer Joël DC, en er zijn er nog een pak, inclusief een stel politieke verantwoordelijken. Zij bedienen zich steeds vaker, steeds luider en steeds irritanter van een absolutisme dat ze bij alle anderen zouden willen afzweren. Over mondmaskers, over kernenergie, over economische relance, over de wegen die de politiek moet inslaan. Zij gebruiken gretig termen als ‘voortschrijdend inzicht’ om aan te geven dat anderen — soms terecht, overigens — hun inzichten moeten aanpassen aan de nieuwe realiteit, terwijl ze zelf nauwelijks nog voortschrijden eens ze zich een definitief inzicht gevormd hebben dat ze vervolgens fanatiek en absolutistisch verdedigen, als waren ze religieuze fundamentalisten die zich gesteund weten door goddelijke waarheden. De coronacrisis heeft die tegenstrijdige gedragingen alleen maar zichtbaarder gemaakt. Absolutisme is de absolute vijand van intelligentie, het dwingt je om afstand te nemen van afstandelijkheid, nochtans een gezond principe als je maatschappelijk iets betekent en er af en toe mensen naar je luisteren. Hoe meer mensen er naar je luisteren, hoe groter die afstand tot absolutisme zou moeten zijn, terwijl het in de praktijk uiteraard net andersom is. Altijd en overal.

Wellicht komt het omdat ik zelf weleens iets doe in de branche, maar het stoort me nog het meest bij journalisten. Onlangs schreef Peter Vandermeersch, Nederlandse Belg of Belgische Nederlander, u kiest maar, tegenwoordig aan de slag in het Ierse krantenbedrijf Independent News & Media, dat verontwaardiging en verwondering de motoren zijn van journalistieke bedrijvigheid. Ik zou er alleszins ook nieuwsgierigheid, een zo onafhankelijk mogelijke opstelling en een open geest aan willen toevoegen. Maar vooral: elke journalist moet een wantrouwige twijfelaar blijven. Hij (m/v/x) moet alles en iedereen wantrouwen: geen makkelijke attitude, want iedereen wil vriendjes maken en niets menselijks is journalisten vreemd. En hij moet twijfelen. Is het wel zo? Benadert wat ik schrijf de waarheid voor zover we die nu, op dit moment, kennen? En is dat morgen nog altijd zo? In die zin verschilt een journalist in wezen niet zoveel van een wetenschapper, die op zijn minst verwondering, nieuwsgierigheid, een zo onafhankelijk mogelijke opstelling, een open geest en twijfel, eeuwige twijfel, op zijn of haar curriculum moet hebben staan. Zonder kan je niet functioneren in die wereld. Als je dat niet kan aanvaarden, moet je maar activist worden en zelf op de barricaden gaan staan. Alleen in situaties die heel erg zwart/wit zijn — een oorlog met een zichtbare vijand die een bedreiging vormt voor jou, je dierbaren en je land- en lotgenoten bijvoorbeeld —, mag je dat activistenkleed dragen, als journalist en als wetenschapper.

Het volk heeft nood aan klare taal. Wat ik eerder schreef: mag wel of mag niet. Niet: mag een beetje, want dan mag het wel. De mensen van wie ze die klare taal verwachten, kunnen die antwoorden niet altijd of zelfs uiterst zelden geven, omdat ze die niet of nog onvoldoende kennen. Helaas, in crisistijden zoals degene die we nu meemaken, wordt ‘Ik weet het niet’ of ‘Ik weet het niet helemaal zeker’ niet aanvaard, terwijl het vaak de enige juiste repliek zou zijn. En dus sloven wetenschappers, die doorgaans bijzonder terughoudend zijn en helemaal niet geneigd om op het voorplan te treden tot ze sluitende conclusies kunnen presenteren, zich uit om het volk een beetje naar de mond te praten, ook al druist dit in tegen hun normale modus operandi. De ene dag zeggen ze dit, de volgende dag klinkt het al lichtjes anders en de dag daarna zit er weer wat verschil op, waarop een wakkere verslaggever vraagt ‘Maar, euh, eergisteren zei u dat nog, hoe zit het nu eigenlijk?’ In de beslotenheid van het wetenschappelijk cocon valt het de buitenwereld niet op dat je weifelend en twijfelend tot een min of meer onwrikbaar besluit komt, dat algemeen aanvaard wordt tot er een nieuw min of meer onwrikbaar besluit is: als dat op het publieke forum gebeurt, lijken al die experts wel dommeriken die het zelf ook níet weten (wat dan nog gedeeltelijk zo is, trouwens). Twijfel is gezond. Als nu ook journalisten, die beroepstwijfelaars zouden moeten zijn, twijfel in twijfel trekken, krijg je een situatie zoals we die nu kennen. Een senior writer zal nu misschien opwerpen: we moeten kritisch blijven. Zeer zeker. De juiste vragen stellen. Natuurlijk. Onderzoeken wat er is fout gelopen. Vanzelfsprekend. Maar niet als je vooringenomen bent en uitgaat van absolutistische ‘waarheden’. Dan ben je een activist geworden.

De ongemakkelijke waarheid is dat er geen gemakkelijke waarheid bestaat. Dat is heel moeilijk om te aanvaarden, als je probeert te varen op het kompas van deskundigen, maar het is de enige juiste attitude, als ik mij deze absolutistische opmerking even mag permitteren.

(Was getekend: een wantrouwige twijfelaar.)