Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Voor wie haar soms geweld aandoet

Communicatie, Journalistiek, Samenleving Posted on za, april 24, 2021 11:43:16

Elke ochtend klokvast om halfacht gaf doctor Marc Galle ons, zinneloze zondaars, taalwenken op de BRT-radio. Op vijf minuten tijd kreeg de luisteraar te horen hoe het wel en niet moest, met die geliefde taal van ons. De nadruk lag toch eerder op wat er fout liep, herinner ik me vaag. De rubriek heette niet voor niets Voor wie haar soms geweld aandoet. Het waren de jaren zestig, het mocht nog allemaal een beetje bevoogdend en paternalistisch klinken, maar, geef ik grif toe, het was wel nuttig om te vernemen wat ik verkeerd had gedaan in de conversaties die ik zelf als keurig Nederlands had aangevoeld. Galle sprak traag en plechtig. Ook de ministers van die dagen declameerden rijke volzinnen, de spitse oneliners werden pas in een later stadium opgedist. Gaston Eyskens praatte meer uit de hoogte dan Alexander De Croo, maar het klonk wel keuriger, voornamer, meer getuigend van staatsmanschap en… met meer liefde voor de Nederlandse taal.

Van de jaren zeventig af deed de gevreesde taalraadsman Eugene Berode elke ochtend zijn ronde door de gangen van de openbare omroep. Geen taalfout ontsnapte hem. Hij schreef dan op een briefje wat hij gehoord had, stak dat in een blauwe enveloppe en legde die op het bureau van de schuldige, die vervolgens de hele dag met het schaamrood op de wangen rondliep in het Huis van Vertrouwen. Berode moet zowat de eerste ambtenaar geweest zijn die dagelijks aan meer dan tienduizend stappen geraakte. Volledige marathons heeft de man maandelijks gelopen in zijn hoogdagen. Het hielp af en toe, soms ook helemaal niet. Menige presentator of journalist kreeg meerdere blauwe briefjes met dezelfde opmerkingen te lezen. Mensen zijn hardnekkig in het herhalen van steeds weer dezelfde fouten, wij leren weinig uit de geschiedenis, óók niet wat taalfouten betreft. Tot 1996 bleef de heer Berode als taaladviseur in dienst van wat inmiddels BRTN was gaan heten, met de N van Nederlands prominent in de afkorting.

Toen ik halfweg de jaren negentig op de sportredactie van de televisie begon te werken, stuurde eminente collega Ivan Sonck wekelijks taalwenken rond in wat een primitieve vorm van e-mail was. ‘Andermaal’ was het woord dat het vaakst voorkwam in zijn circulaire, als in: beste medewerker, u heeft opnieuw dezelfde fout gemaakt. Sommige collega’s wilden maar niet begrijpen dat ‘Anderlecht komt met 1-0 op voorsprong’ geen correct Nederlands is. Dat moest, weten u en ik uiteraard, zijn: ‘Anderlecht komt 1-0 voor’ of ‘Anderlecht komt op voorsprong’. Sportjournalisten zijn de ongekroonde koningen van de contaminatie.

***

Voor wie haar soms geweld aandoet waren mijn ochtendvitaminen. Na mijn ouders was Marc Galle de eerste die mij toesprak bij het ontbijt. Ik luisterde aandachtig, knoopte dingen in mijn oren, vergat er ongeveer evenveel, maar ik probeerde er wel op te letten dat ik de fouten die professor Galle had beklemtoond zelf niet meer, of toch minder, maakte. Ik wilde toen al, op mijn achtste of zo, journalist worden, dat scheelt natuurlijk. Ik hamerde het er bij mezelf in dat mijn gereedschapskist in de toekomst uit taalelementen zou bestaan, niet uit hamers, beitels en schroevendraaiers. Vroeg begonnen is half gewonnen, of zoiets.

In het middelbaar was er meester De Pooter van Nederlands. Ik schrijf ‘meester’ omdat ik de voornaam van meneer De Pooter nooit onthouden heb. Paul was het, denk ik, het kan ook Piet geweest zijn. De man stak vol goede bedoelingen en had ongetwijfeld het beste met ons voor. Omgekeerd gold dat veel minder, weerbarstige jongens en meisjes staken de draak met dat pietje-precies vooraan in de klas. Wisten wij veel dat wij hem meer nodig hadden dan hij ons.

Daarna kwam meester De Wilde, Maurice met de voornaam, een man die weinig ‘blauwe brieven’ van Berode op zijn bureau zal teruggevonden hebben, omdat hij zelf behept was met de wil om taalkundig te excelleren. Ik zat alleen in mijn afdeling, Sociale Communicatie, op het RITCS en kreeg dus privéles van de grand reporter, die een voorbeeld was en een mentor werd. Af en toe moest ik iets schrijven en dan bromde De Wilde dat het goed was, waarna ik met afschuw naar de gecorrigeerde versie keek. Op elke lijn stond er wel een bedenking in een zeer klein en tegelijk zeer mooi en zeer leesbaar handschrift. Links zette hij dan een streepje, zodat ik zeker niet over de aanmerking heen zou kijken. Hij leerde me dan bijvoorbeeld dat ‘meer en meer’ een anglicisme was, dat het ‘hoe langer hoe meer’ moest zijn. Of dat ik niet ‘vanaf de jaren zeventig’ moest schrijven, maar ‘van de jaren zeventig af’. Als ik dat nu doe, zoals in de eerste zin van de tweede paragraaf, geeft mijn automatische spellingchecker aan dat ik een fout heb begaan. Tijden veranderen. Dankzij De Wilde werd mijn taal correcter en tegelijk ook stroever. Taal moet soepel gehanteerd worden, besefte ik. Regels en richtlijnen zijn noodzakelijk, maar er moet creatieve speelruimte blijven.

***

De samenleving evolueert, mensen evolueren, taal evolueert, en maar goed ook. Eerst hadden we maar te accepteren dat we accepteren met dubbele c moesten schrijven, tot men ons verzekerde dat het ‘aksepteren’ moest zijn, en ook dat hadden we maar te accepteren. Terloops, De Wilde hanteerde zelf ook de zogeheten ‘progressieve spelling’, voor hem was het dus ‘kollaboratie’, niet ‘collaboratie’. Later haalde de c van conservatief het op de progressieven en, heel eerlijk, dat vond ik prima. Accepteren oogt gewoon beter dan aksepteren.

Mijn eerste Van Dale was veel dunner dan het driedelig exemplaar uit 1992, dat nog altijd ongebruikt in een boekenkast achter mij staat te pronken. Recentere versies zullen nog dikker zijn geworden. Bastaardwoorden werden aangenomen zonen en dochters, leenwoorden bleven in huis wonen, de internationalisering van landstalen viel niet tegen te houden. Geen denken aan dat Marc Galle of Eugene Berode ‘burn-out’ zonder slag of stoot zouden geaccepteerd hebben. Wij zijn Vlamingen, nietwaar, we hebben al genoeg overheersers gekend in ons verleden.

De verengelsing van onze taal viel echter niet tegen te houden. Dammen werden opgeworpen, maar bleken niet stevig genoeg. Switchen, chillen, content, shoppen, deleten, coach, enfin, de voorbeelden zijn legio. We zoeken niet eens meer naar een bestaand alternatief in het Nederlands. Jammer, maar de realiteit valt soms niet tegen te houden. Dat is niet erg, op voorwaarde dat we de basis blijven respecteren. Toen ik van de week las dat de dames en heren van de Algemene Nederlandse Spraakkunst nog sneller willen versoepelen dan de amateurvirologen onder ons, ging mijn weinige resterende haar rechtop staan. Achteraf bleek het een misverstand, F.C. De Kampioenen is nooit ver weg in dit land van ‘gewassen maandverbanden’ (copyright: Jean Pierre Van Rossem). ANS wilde gewoon aangeven dat er verschillende toepassingen zijn van de taalregels en dat de op papier foute veelvuldig circuleren. Niet meer, maar ook niet minder. Een Engelse universiteit besliste dan weer dat spelfouten in een thesis niet meer zo erg zijn. De dt-regel mag op de schop, vindt Kristien Hemmerechts, of moet dat ‘vind’ of ‘vint’ zijn? Te moeilijk, dus laten we die inspanning niet meer doen. Echt?

Als taalfouten worden getolereerd omdat ze in de praktijk vaak voorkomen, zullen we dan ook de meest voorkomende verkeersovertredingen voortaan door de vingers zien? Ik vroeg me dat in die bewoordingen eergisteren af op Twitter. Sommigen vonden dat ik niet met het verkeer mag vergelijken, omdat er in de taal geen doden vallen. Klopt, maar daar ging het niet om. Anderen vonden dat je iets wat juridisch afdwingbaar is (het verkeersreglement) niet in dezelfde context mag brengen als iets wat louter een conventie is (taalregels). Ook dat is juist. Mijn punt is dat we ons aan afspraken moeten houden (niet door het rood rijden, niet over een volle witte lijn rijden, richtingaanwijzers gebruiken bij een maneuver, ‘hij wordt’ met dt schrijven en ‘word je’ enkel met een d) en dat we die afspraken niet moeten aanpassen omdat er veel overtreders zijn, wel eventueel omdat de afspraken op zich niet deugen. Wie bedacht heeft dat ‘pannenkoek’ correcter is dan ‘pannekoek’ verdient billenkoek. Zo maak je taal onnodig moeilijk.

Wanneer ik zelf een dt-fout maak in een stuk — wat weleens gebeurt, geef ik ongaarne toe —, krijg ik meestal een discrete opmerking van iemand die ze opgemerkt heeft. Daar ben ik dankbaar voor, zowel vanwege de discretie, als vanwege de welwillende aandacht die iemand heeft besteed aan iets wat ik geschreven heb. Al vind ik het vanzelfsprekend ook vervelend: help, ik heb de taal, mijn werkinstrument, geweld aangedaan. Mijn oprechte excuses, doctor Marc Galle. Ik maak me sterk dat ik minder dt-fouten maak dan de gemiddelde Vlaming. Niet dat ik daar uitzonderlijk trots op ben, het hoort gewoon bij mijn vak, journalist. Als een student een dt-fout maakt in een verslag of een recensie, zal ik daar in gedachten een kwartpunt voor aftrekken, omdat die student nu eenmaal journalistiek studeert. Als iemand die geen neerlandicus is of die niet voor zijn dagelijkse werk een gereedschapskist vol Nederlandse woorden meezeult een fout of foutje maakt, vind ik dat minder erg. Ik ben niet de taalnazi die anderen berispt en er een plezier in schept om mensen te kleineren omdat ze even uit de bocht zijn gegaan. Dus, ja, taal mag, moét zelfs evolueren, pietluttige regeltjes mogen, neen: moéten, op de schop en wel zo vlug mogelijk. Maar gemakzucht, onwetendheid en intellectuele luiheid zijn niet de juiste middelen op weg naar een betere en modernere taal.

‘Groter als’ of ‘beter als’ niet nadrukkelijk blijven afkeuren, vind ik afkeurenswaardig, beste ANS-vertegenwoordigers. Jan is groter dan Piet, niet groter als Piet en, voor de West-Vlamingen onder u, evenmin groter of Piet. Het is van de pot gerukt om daar soepel mee om te gaan. Alles versimpelen is voor simplisten, niets vereenvoudigen is voor hartvreters. Ook de taalkerk moet in het midden gehouden worden. U wilt lezen wat u hoort? Nogtans is het zowiezo kwazi onmogelek om foneties konsekwent en korrekt te sgrijven. Niet aan beginnen, liefst.

Dat gemakzuchtig omgaan met wat er is, geldt trouwens ook bij het gebruik van andere talen. Jongeren haspelen in turbotaal het Engels bezittelijk voornaamwoord ‘your’ vaak door elkaar met ‘you’re’ (van ‘you are’). Moeten we dat zomaar accepteren? Maak er dan meteen ook fonetisch ‘joor’ van, als we dan toch bezig zijn met het verminken van een taal. Zullen we ‘knowhow’ dan voortaan spellen als ‘noowhouw’? Wie foltert, kan maar beter scrupuleloos te werk gaan. (Kijk, die ’te werk gaan’ heb ik net even moeten nakijken, ik twijfelde of het niet ’tewerk gaan’ moest zijn. Dat is een nadeel van een complex gegeven als taal: je twijfelt voortdurend en je moet dingen opzoeken. Ik doe dat gaarne, opzoeken, het maakt me elke dag een heel klein beetje minder onwetend. Als je de hele tijd googelt, kan je net zo goed ook even taalbanken raadplegen of woordenlijst.org gebruiken. Die ‘googelt’ heb ik trouwens ook even moeten checken. Kleine moeite.) ‘Ça va’ is bij de meeste jongeren ‘cava’ geworden, al kan dat ook te maken hebben met het ontbreken van de ç op het miniklavier van een smartphone. (Zo smart is die foon dan ook weer niet…)

Wat is de volgende stap: veelgemaakte taalovertredingen als ‘stadia’ (het foutieve meervoud van stadion) of ‘fysisch’ (als het over de menselijke fysiek gaat) accepteren, omdat ze nu eenmaal heel veel voorkomen? Dan kan je inderdaad, om opnieuw naar de analogie met verkeersovertredingen te gaan, middenvakrijders, chauffeurs die nooit hun richtingaanwijzers gebruiken of lieden die nog snel even over het zebrapad snorren terwijl u er al over wandelt, tolereren. De macht van het getal mag niet de norm zijn. Hoe meer overtreders, hoe minder aandacht voor de overtreding, is een bijzonder slecht uitgangspunt. Zo beloon je de overtreders.

Als we de lat zodanig laag leggen dat iedereen er zonder moeite overheen kan springen, wat winnen we dan?



Zever, gezever!

Communicatie, Journalistiek Posted on za, maart 06, 2021 11:27:34

Erika Vlieghe had vorige zondag natuurlijk gewoon gelijk: er wordt te veel gezeurd. Niet door mij, uiteraard, en wellicht ook niet door u, uitermate welgekomen aanwezige op deze blog, maar wel door al die anderen. De infectiologe wilde dat op een T-shirt laten drukken en werd prompt op haar wenken bediend: aan de ene kant maakten verschillende mensen een truitje met de opdruk dat we moeten stoppen met zeuren, aan de andere kant begonnen nog veel meer mensen te zeuren dat ze nu ook al niet meer mochten zeuren, en wie dacht die Vlieghe wel dat ze was, een expert in zeuren misschien? Zelfs de heer Bolzeurnaro, prezeurdent van Brazeurië, zei het nog deze week: ‘Stop met zeuren!’

Enfin, het zeuren ging nog een tijdje door, want de media deden wat ze altijd doen als ze op maandagochtend een leeg blad voor zich hebben liggen: ze vragen zich af wat er in het weekend is gebeurd. Is er een topic waar iederéén over praat? Is Twitter niet per toeval ontploft of zo? Tweewerf ja, en wel over hetzelfde: de uitspraak van Vlieghe in De zevende dag. En dus werd er gezocht naar allerlei Ologen die een mening hadden over zeuren. (Is het goed of slecht? Helpt het ons, of juist niet? Wanneer is het gepast, wanneer niet?) Waarop weer andere I-aters en Osofen werden uitgenodigd daarop commentaar te geven. Writer’s block kennen ze niet in de schrijvende pers, behalve dan de aarzeling om beleefd te reageren op een suggestie om een bijdrage voor hen te schrijven, maar dat is dan weer een geheel andere kwestie.

De wittebroodsweken liggen al bijna een jaar achter ons. Herinner u nog die zalige tijden: iedereen in zijn kot, maar om acht uur des avonds stonden we wel op de dorpel te applaudisseren of hingen we een wit laken uit het slaapkamerraam. België deed het goed, was een van de beste leerlingen van de Europese klas in de aanpak van de coronacrisis, dat virus zou ons niet klein krijgen, o nee, olé. O, wat waren we zelfingenomen en o, wat duurde dat niet lang. Tweede golf, tweede lockdown, en het zeuren nam — na een fikse aanloop in de lente en de zomer — een nieuwe aanvang en hield niet meer op.

Soms begrijp ik het wel dat mensen niet zo verheugd zijn als ze weer eens een Oloog op hun scherm zien verschijnen om ons allerlei leuke dingen af te raden, terwijl een andere Oloog in de krant waarschuwt voor wat er ons boven het hoofd hangt als we ons niet opnieuw gaan gedragen. En weet u hoe dat komt? Omdat die Ologen deskundig zijn op hun terrein, maar ook vragen krijgen voorgeschoteld over andere domeinen, waar ze in wezen, wetenschapper zijnde, ver vanaf blijven, maar nu ook iets over moeten vertellen. Gedwongen door de omstandigheden, de ongeduldige moderator en het felle studiolicht. Als je elke dag in drie verschillende programma’s een Oloog ziet passeren, wordt dat van het goede te veel. Punt aan de lijn.

Andere Ologen en ook Osofen suggereerden eerder al om het nieuws over covid-19 meer te bundelen op een vaste dag van de week en de andere uitzendingen coronavrij te houden, maar zo werkt dat natuurlijk niet. Stel u voor.

‘Ha, kijk er is een Zuid-Afrikaanse variant op gang!’

‘Ja, jong, maar je weet dat het nog maar dinsdag is, coronanieuws brengen we pas op vrijdag.’

‘Oké, ik zal het op de stapel liggen.’

Nieuws is nieuws: wat nu moet, moet nu. De vraag is echter: moet het wel allemaal nu? Of moet er gesnoeid worden in het aanbod? Het coronakaf van het coronakoren scheiden, bijvoorbeeld.

Daarom heeft de christendemocraat in mij — sympathieke vent, maar ik hou ‘m toch maar diep verborgen — een concreet voorstel.

Enerzijds zouden de media minder Ologen kunnen uitnodigen, en als ze er dan toch zijn, hen enkel vragen stellen over hun vakgebied en hun expertise, niet over welke maatregelen zich opdringen.

Anderzijds zouden de Ologen dan best, als ze nog eens welkom worden geheten, vragen die niet tot hun vakgebied en hun expertise behoren, kunnen pareren door te zeggen dat ze daar niet op antwoorden, want dat ze daar niet voor bevoegd zijn.

Zou dat geen — hoe heet dat ook weer, o ja — win-win kunnen zijn?

Misschien houdt het zeuren dan een heel klein beetje op. Indien niet, zullen er wel weer andere Ologen en Osofen klaarstaan om te zeggen waarom dát nu weer komt. Of schrijven een senior writer en een Osoof nog eens een betweterig boekje over hoe we (moeten) omgaan met pandemiezeuren.



Damned if you do and damned if you don’t

Communicatie, Samenleving Posted on za, januari 16, 2021 11:35:41

Donald Trump verbannen van Twitter en Facebook. Gejuich. Verstomming. Protest. Waarschuwingen. Gejuich, want de man maakte het de jongste tijd nog bonter dan tevoren met zijn staatsgevaarlijke uitspraken, opruiende taal en ontelbare leugens. Verstomming, dat sociale media in staat zijn om de president van de nog altijd min of meer machtigste natie ter wereld het zwijgen op te leggen. Protest, van zijn aanhangers, die hun dagelijkse portie fake news missen. Waarschuwingen, van grondwettelijke- en media-experts allerhande, die wijzen naar de vrijheid van meningsuiting en de risico’s die verbonden zijn aan sociale media-bonzen die censuur willen plegen.

Mis ik @realdonaldtrump op Twitter? Neen, begot. Ik volgde de man niet eens, maar onvermijdelijk passeerden zijn verzuchtingen weleens op mijn scherm. Trump hanteert al van lang vóór zijn presidentschap een oorlogszuchtig taaltje: hoe oorlogszuchtiger, hoe meer volgers hij kreeg en hoe meer tegenkantingen werden geuit. Zo gaat dat meestal: extreme meningen weken reactie los. Veel verdienste is daar doorgaans niet aan. Gewoon luid roepen, nuances vergeten en krachtige bewoordingen gebruiken, en je bent op weg om gehoord te worden. En gevolgd. Tafelspringers wordt het iets te vaak gemakkelijk gemaakt in deze samenleving. Het is niet slecht om af en toe de tafel weg te trekken nog voor ze geland zijn. Altijd lachen.

Dus, ja, Trump mocht van mij verdwijnen. (De officiële account van POTUS is er trouwens nog altijd.) Er viel ook veel te zeggen voor zo’n tijdelijke (Facebook) en definitieve (Twitter) ban: de man lag aan de basis van de bestorming van het Capitool, een pseudo-staatsgreep. En hij was van plan de inauguratie van zijn opvolger in de war te sturen. In de Verenigde Staten heerst een gevaarlijk klimaat. Een agressieve minderheid wil niets liever dan herrie schoppen, slachtoffers maken, gestimuleerd als ze zich voelen door de aanmoedigende woorden van de uittredende president. Trump is niet de inclusief denkende hoeder van de natie, maar de leider van een privémilitie. Zijn communicatie stilleggen op sommige sociale media is vanuit het oogpunt van de staatsveiligheid verantwoord. Elk woord van Trump is vandaag een brandende lucifer boven een gigantisch olievat. Levensgevaarlijk. Er valt veel voor te zeggen om hem het zwijgen op te leggen.

Toch begrijp ik de waarschuwingen. Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht. Het zorgt ervoor dat in principe iedereen mag zeggen wat ie wilt. Zonder dat artikel in onze Grondwet zouden burgers ondergeschikt zijn aan willekeur en (al)macht van een regime. De vrijheid om je mening te uiten wordt wel beperkt, onder meer door een verbod om haat te zaaien, gewapende conflicten uit te lokken of staatsgeheimen in het rond te strooien. De antiracismewet is een perfect voorbeeld van zo’n verantwoorde legale begrenzing.

In het geval van Trump was het niet de staat die ingreep, maar waren het high-techbedrijven die hem het zwijgen oplegden. Transnationale ondernemingen die heel veel van ons weten en die kennis ook gebruiken, niet dadelijk tégen ons, maar wel om commerciële partners te voeden met nuttige informatie over wie we zijn, wat we doen en waar onze interesses liggen. Lid worden van hun club heet gratis te zijn, maar je betaalt met je privacy. (Zij betalen dan weer geen belastingen…) Het is jóuw keuze, al beseft niet iedereen dat je jezelf wel heel erg blootgeeft zo. In de kleine lettertjes staat ook wat je je wel en vooral niet kunt permitteren. Hún regels, hún toepassing daarvan. Niets fout mee. Tenzij… Het gaat hier niet om een kleine club met een select aantal leden, het gaat om vele honderden miljoenen mensen die zich zonder dat goed te weten onderwerpen aan de huisregels. Dat de baas van Facebook en zijn collega van Twitter Trump dumpen, is in principe hún zaak. Nogmaals: hún regels. Dat tientallen miljoenen volgers, fans en nieuwsgierige burgers nu geen rechtstreekse informatie meer ontvangen van de Amerikaanse president is nogal wrang en riekt verdacht veel naar censuur. Trump is een gevaarlijk personage, elk weldenkend mens zal dat beamen, maar wat is precies de definitie van ‘gevaarlijk’ voor de toekomst? Andere baas bij Twitter, andere wetten? Willekeur komt dan heel snel in de buurt.

Mogen Vlaams Belang-kopstukken het openlijk hebben over ‘omvolking’? Het is een ziekelijke, nazistische term, het is stigmatiserend, het geeft blijk van een diepgewortelde haat tegen al wie andere wortels heeft en het zal ongetwijfeld een invloed hebben op wie dat hoort of leest. Liever niet, dus. Verbieden? Ook dat liever niet. In een sterke, geëmancipeerde samenleving zijn er voldoende middelen om weerwerk te bieden. Wie extreemrechts is, zul je daar niet mee overtuigen, maar dat soort mensen is hoe dan ook niet met argumenten te bereiken. Het risico bestaat dat wie op de drempel van het Vlaams Belang-huis stond, nu aanbelt. Klopt. In een goed werkende democratie zijn het dan andere politici en de media die voor nuance zorgen en foute interpretaties corrigeren. Tja, dat is een werkpuntje. De afgelopen tien dagen kregen we meer extreemrechtse stemmen dan ooit tevoren te horen, terwijl dat er net nu minder, minder, minder zouden moeten zijn. Je zou haast kunnen concluderen dat de lafheid en het opportunisme van de traditionele media gecounterd werd door de overdreven stoerheid van de sociale media-bonzen.

Mijn mening is vaak uitgesproken, deze keer niet. Dat iemand die met mensenlevens speelt van sociale media wordt verwijderd, vind ik een goede zaak. Tot de volgende met een controversiële opinie — moi, bijvoorbeeld — wordt kaltgestellt, om veel onduidelijker redenen. Wie trekt de lijn en waar wordt ze getrokken? En wie waakt erover dat diegene die de lijnen trekt, dat op de juiste plek doet? Ik ben er niet uit en toch ook weer een beetje wel. Omdat het ons in theorie allemaal kan overkomen. Dan wordt het link.

Dit is een catch-22 situatie. Damned if you do and damned if you don’t. Mochten misdadige uitspraken op sociale media beoordeeld worden door onafhankelijke rechters, zou je alleen maar kunnen toejuichen dat Trump veroordeeld wordt tot stilte. Nu niet echt. Morgen kunnen anderen aan de beurt zijn, met wiens meningen je het wel eens bent en die niet tot geweld oproepen, maar die gewoon worden uitgesloten omdat iemand de regels op een eenzijdige wijze heeft geïnterpreteerd — en omdat het kán.



Coronamoe

Communicatie, Journalistiek, Politiek, Samenleving Posted on za, september 19, 2020 12:55:29

We zijn coronamoe, lees en hoor je steeds vaker. Je leest en hoort het zó vaak, dat je zelfs moe wordt van de term ‘coronamoe’. Maar ik begrijp het. Ik begrijp u, ons, mezelf. We zijn inderdaad coronamoe en worden met de dag coronamoeër. Ik ben het hartsgrondig beu om nog een tijdje als een kluizenaar te moeten leven, ook al ben ik — geef ik toe — toch wel een beetje asociaal van nature. Ik ben graag op mezelf, werk liefst op mijn eenzame bureautje thuis, ben niet geneigd om kennis te maken met weer nieuwe mensen. Maar nu komt het: als je verplicht bent asociaal te zijn, is dat niet meer leuk en wil je mensen zien, ook al interesseren de meesten je geen sikkepit. Zo zit een mens nu eenmaal in elkaar. Als iets niet mag, wordt het pas aanlokkelijk. De verboden vrucht van 2020: mensen ontmoeten.

Hoe begripvol ik ook ben — zeker ten aanzien van alleenstaanden, eenzamen, ouderen die zitten te verkommeren op een paar vierkante meter, mensen die niet meer zonder lijfelijk menselijk contact kunnen —, ik weiger te begrijpen waarom mensen bij het minste de teugels vieren, aangevuurd door een communicatief stuntelende overheid met haar bubbels van vijf, tien andere mensen per week, en wat was het ook allemaal weer? Aangevuurd door kortzichtige, populistische versoepelingen, uit angst dat een verderzetting van de lockdown zich zou vertalen in het kieshokje, dat nog altijd een realistische piste blijft als Vivaldi-Avanti-Forza niet tot een regering leidt. Aangevuurd door opstandige leden van de meningenfabriek die de media zijn geworden, luitjes die hun vijftien minuten lokale beroemdheid misbruiken om verwarring te zaaien of aan te sporen tot opstandigheid tegen al te veel regelneverij in hun libertaire ogen.

Ik zag deze week het non-debat tussen Lieven Annemans en Joël De Ceulaer in De afspraak. ‘Razend interessant’ tweette iemand die ik heel erg apprecieer; hij vroeg zich wel af waarover het weer ging. Kan het dan wel razend interessant zijn, repliceerde ik. Ik blijf bij die strenge observatie. Het is niet omdat er in primetime live degens worden gekruist, dat het gevecht ook iets oplevert, behalve tig oppervlakkige verwondingen. Je kunt je vragen stellen bij de defenestratie van gezondheidseconoom Annemans door hem te melden dat er de dag nadien in De Morgen een artikel zou staan waarin hij, anoniem, zou worden bedolven onder kritiek van zijn collega’s in Celeval, het orgaan dat ons naar betere tijden moet leiden en de opvolger van de GEES, waarvan we al heel snel zijn vergeten waarvoor die afkorting alweer stond. Zo snel gaat het in crisistijden. Ik vond dat gênante televisie, eerder voor het programma dan voor Annemans. Die was perfect in staat om zichzelf in de vernieling te praten, hij had daarvoor geen krantenartikel, een boze senior writer die net een stuk van tien pagina’s had afgescheiden voor de weekendkrant, of een kritische vragensteller nodig. Annemans ging af als een gieter, praatte zichzelf in een hoek, begon met een redenering die nergens heen leidde. Maar, gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen, dat deed het discours van De Ceulaer ook: waarover ging zijn punt ook weer? Waarom was hij nu precies boos? Paroles paroles

Wat De afspraak van donderdagavond mij wel influisterde, was een controversiële these die ik op deze plek wil verdedigen. Er worden te veel meningen te snel verspreid om er te makkelijk mee te kunnen scoren. De controverse wordt gevoed, maar door die kakofonie van stemmen weet de kijker, luisteraar, lezer niet meer waaraan hij zich moet houden. Een te makkelijk excuus, ik weet het, want de basisregels zijn eenvoudig: de hele dag door je handen wassen, overal waar je binnenstapt handgel gebruiken, anderhalve meter afstand houden, mondmasker dragen in gesloten ruimtes of op plekken waar veel volk is, niet knuffelen, niet zoenen. Ik geef mijn eigen moeder een zacht kneepje in de schouders bij wijze van begroeting en afscheid. Is dat hartelijk? Neen, maar het is het beste wat ik momenteel kan doen, het veiligste voor haar, een geste van liefde en erkenning bij gebrek aan andere mogelijkheden.

Maar goed, we zijn mensen en het is des mensen om regels te proberen omzeilen, zeker als er tegenstrijdige dingen worden verkondigd. “Er zijn meer besmettingen.” “Neen, er zijn niet méér besmettingen, we testen gewoon meer en daarom lijkt het alsof er meer besmettingen zijn.” “Jawel, er zijn méér besmettingen, de ziekenhuisopnamen stijgen weer en straks ook het aantal doden.” Statistische relevantie wordt betwist, puur om het eigen gelijk te benadrukken, maar wat bén je met dat eigen gelijk? En waarom krijgt dat eigen gelijk zoveel media-aandacht? Een mens krijgt er een punthoofd van en dan is het niet eenvoudig om een mondmasker te dragen dat niet in de hoogte maar in de breedte gaat.

Mijn controversiële these: ik pleit voor zelfcensuur in de media. Ik wil dat meningen die de mensen in de war kunnen brengen in deze bizarre, letterlijk levensgevaarlijke periode niet meer klakkeloos worden gepubliceerd, maar alleen nadat de inhoud van open brieven en dergelijke grondig getest en geëvalueerd werd. Geen bewijswaarde, niet publiceren. Sta me toe eerst een denkbeeldige analogie te maken.

***

Beeld u in: het is 2020, het is écht oorlog (dus geen oorlog tegen een onzichtbare vijand), we zijn een half jaar geleden binnengevallen door een vreemde mogendheid die niet het beste met ons voor heeft. Laten we dan, na een ongetwijfeld verwarrende periode vlak na de inval, toe dat eender wie eender wat mag verkondigen in de media? Laten de media zelf toe dat iemand — noem hem of haar gerust een collaborateur — er in een vrije tribune voor pleit om samen te werken met de vijand die zijn tanks heeft binnengerold wat al honderden mensenlevens heeft gekost? Laten radio en televisie toe dat zelfverklaarde experten vrijuit dingen mogen roepen die indruisen tegen wat we op dat ogenblik — zes maanden na de inval, we beginnen net te hergroeperen en een strategie uit te voeren die ons militair succes moet opleveren — erkennen als algemeen belang? Ik dacht het niet. Ik hoop het vooral niet. Misschien maar goed dat er in de Tweede Wereldoorlog nog geen internet en sociale media waren…

***

De vrijheid van meningsuiting is een bijzonder hoog recht, maar het is geen plicht. Op wettelijk verboden uitlatingen na kan iedereen overal alles zeggen, maar niets zegt dat die meningen ook moeten verkondigd en gepubliceerd worden via de reguliere media. Je kan op een zeepkist gaan staan op de hoek van de straat en dingen roepen. Dat mag. Daarom moet ’s anderendaags nog niet in de krant staan wat je geroepen hebt. We verwarren een vrije mening nog te vaak met een verplichte weergave ervan in een massamedium, liefst meerdere. Dat zijn twee gescheiden zaken. Het is aan de media om het onderscheid te maken tussen een mening die relevant is en generieke aandacht verdient, en een mening die weinig of niets toevoegt aan het maatschappelijke discours, of die zelfs grote risico’s inhoudt voor de volksgezondheid.

Terug naar het oorlogsbeeld, nu niet met een zichtbare vijand, maar met dat dekselse virus. Ik heb dat beeld van een land, en bij uitbreiding een continent en een planeet, in oorlog met iets als een virus altijd onzinnig gevonden, maar misschien moeten we het toch even aanhouden. Hadden al die open brieven dan wel moeten gepubliceerd worden? Moest Lieven Annemans dan wel in De afspraak hebben gezeten? Zou Joël De Ceulaer zich dan nog boos hebben moeten maken, en zou hij dan op die tien krantenpagina’s niet beter een interview met een interessante medemens hebben kunnen publiceren?

Ja, ik pleit voor (zelf)censuur en dat is not done. Het is controversieel, het is gevaarlijk, het is in normale omstandigheden contraproductief. De omstandigheden zijn echter verre van normaal en dat is virus ís ook gevaarlijk. Als de media, in een niet aflatende drang om clickbait te genereren, de kijk- en luistercijfers op te krikken of de dagverkoop tijdelijk op te vijzelen, in deze ‘oorlog’stijden de focus leggen op tegenstrijdige meningen, krijg je als tegenreactie een bevolking die daar haar eigen waarheid uit distilleert. Zeer gevaarlijk, ontdekken we nu, nogal aan de late kant.

We hebben nood aan meer terughoudendheid, zeker in de media. We moeten aandacht geven aan zij die die aandacht verdienen en die in volle coronacrisis in het algemeen belang praten. Daarom zitten we al een half jaar te wachten op de aanstelling van een coronacommissaris, die als enige rechtstreeks met de bevolking communiceert over het virus. Ik doe een suggestie: Pierre Van Damme. Rustige, vlotte, serene prater. Dit zou zijn voltijdse job moeten zijn, hij zou als enige radio- en tv-studio’s mogen afdweilen, en kranteninterviews geven, om over onze omgang met het virus te praten. De premier zou het volk niet moeten toespreken via knullig gemaakte huis-, tuin- en keukenfilmpjes, en ook niet op persconferenties na een veel te lange Veiligheidsraad, waarbij ze af en toe spichtig links en rechts kijkt naar de ministers-presidenten met een blik van ‘Zeg ik het zo goed, heren?’ De onzalige regeringsmededelingen zaliger zijn voor het eerst in de zes decennia van mijn leven op hun plaats: staatshoofd of federale regeringsleider spreekt het volk toe, zonder tegenspraak, zonder vragen. Dat is heel ver van een ideale situatie waarin eender wie eender wat mag vragen, maar ‘Desperate times call for desperate measures’, waarbij we die ‘desperate’ liefst niet vertalen als ‘wanhopig’ maar als ‘moeilijk’: het is niet de bedoeling er permanent depressief van worden, nietwaar.

Ik weet het: dit is geen populaire mening en ik pen ze zelf ook met lichte tegenzin neer. Maar het is, volgens mijn bescheiden mening, de enige manier waarop we nog enigszins de vijand tegemoet kunnen treden. Mocht Covid-19 de leider zijn van een échte vijandige natie, hij of zij zou nogal tevreden zijn over hoe die Belgen — “Waren die vroeger niet dapper, generaal?” — over de vloer rollen met elkaar, in plaats van met de oorlogszuchtige staat Corona. Een beschamend schouwspel. Laten we vooral concluderen dat dit niet de afspraak mag zijn.



Eender wat!

Communicatie Posted on za, maart 23, 2019 12:46:10

“The
Fake News Media has NEVER been more Dishonest or Corrupt than it is right now.”

“De klimaatmaatregelen zullen Nederland
1.000 miljard euro kosten.”

“Ik erger mij rot aan de yogasnuivers die
bijvoorbeeld opkomen voor luchtkwaliteit, maar er blijkbaar geen enkele moeite
mee hebben dat ze een criminele keten in gang houden.”

***

Word populair, praat populistisch, word nog populairder
en roep voortdurend ‘Eender wat!’, en een groot deel van uw aanhang zal ook
‘Eender wat!’ beginnen te roepen. Roep de dag nadien een volgende ‘Eender
wat!’, die best haaks mag staan op de vorige, en diezelfde aanhang — min een
paar eenzaten die nog onafhankelijk durven te denken — brult eenstemmig mee: ‘Eender
wat!’

Een loser die ‘Eender wat!’ roept en de dag
nadien een fel vertimmerde ‘Eender wat!’, wordt in de ogen van velen een
winnaar als hij genoeg mensen vindt die afwisselend ‘Eender wat!’ en ‘Eender
wat!’ meebrullen, zonder erbij stil te staan dat ze zichzelf tegenspreken. Die
loser die een winnaar is geworden, noemen we vervolgens een geniale communicator.
Simpel.

***

Als de leugen zodanig vaak herhaald wordt, dat
het wel een vorm van waarheid moet zijn geworden, is er een pervers mechanisme
aan de gang. Wie uitspraken doet als de drie bovenstaande — het hadden er
andere en meer kunnen zijn, van andere politici van andere partijen, l’embarras du choix! —, hoort bij de NPC,
wat in dit geval niet staat voor Nieuwe Politieke Cultuur, maar voor ‘Nieuwe
Pinokkio Cultuur’. Liegen als politieke kunstvorm, aka volksverlakkerij. Liegen
als strategie. Ongegeneerd liegen als bewijs dat een flink deel van Het Volk
niet wakker ligt van het onderscheid tussen waarheid en verzinsel.

Eender wat!

Tegenover de klimaatspijbelaars en andere opstandige
minderheden die tegen de stroom in proberen te roeien — en waarmee je het eens
of oneens kunt zijn over hun standpunten en hun gebruikte methoden —, staat een
veel grotere menigte — maar gelukkig nog geen volstrekte meerderheid (nóg
niet!) — die ja-knikt en ‘Eender wat!’ als nieuw mantra aanvaardt. Of ‘Eender
wat!’, natuurlijk, hangt er een beetje van af welke dag van de week het is.

Tot en met 26 mei zullen we met ‘Eender wat!’ om
de oren geslagen worden. Na een zoveelste ‘Eender wat!’ zullen de media toch
weer de boodschap helpen verspreiden, na een volgende ‘Eender wat!’ opnieuw. En
opnieuw, en opnieuw, en opnieuw (in de verte hoor ik De Kreuners al kwelen),
als hamsters in een rad trappelend tot dat rad weer een rondje gedraaid heeft.

Eender wat! “Groot nieuws, schrijf er een
stuk over, het komt op de voorpagina.”

Het bijna tegenovergestelde van eender wat!
“Groot nieuws, schrijf er een stuk over, het komt op de voorpagina.”

En opnieuw. En opnieuw. En opnieuw.

Tegen dat je ‘Eender wat!’ ontmaskerd hebt,
moet je een ander ‘Eender wat!’ ontcijferen. Best lekker, want het vult
pagina’s, zendtijd, spreektijd. Af en toe ‘Leugenaar!’ roepen, zou wel mogen.
Of vragen om bewijzen aan te dragen voor de gebruikte argumentatie en als dat
niet gebeurt alsnog ‘Leugenaar!’ roepen. Bij elke ‘Eender wat!’ hoort een stevige
factcheck. Bij eender welk nieuwsfeit, overigens. Dat heet: journalistiek.

***

Fake news media.

1.000 miljard euro.

Yogasnuivers.

Eender wat!



Zwijgen = een duur eremetaal

Communicatie Posted on za, maart 16, 2019 13:08:03

Zwijgen is goud. U kent dat spreekwoord vast
wel. Zwijgen is vaak ook laf en ongepast, of het duidt op een gebrek aan empathie
of interesse. Maar even vaak is het dus goud, zoals geweten een zeer duur eremetaal.

Ik ondervond dat deze week zelf een beetje aan
den lijve met een column op de interviewsite Intervista. Ik schreef iets over
witte konijnen in de politiek, na de slag om slinger aankondiging van twee
gewezen missen op de kieslijsten van Open Vld. Mensen dachten dat ik iemand die
in een lang vervlogen tijdperk Miss België geweest is, een minkukel vindt. Miss
België als dom wicht, een mooi kieken zonder hersenen. Ik vind missverkiezingen
vleeskeuringen, maar dat is mijn mening. Ik begrijp niet waarom je daaraan
deelneemt, maar dat is mijn mening. Mijn mening is echter niet dat de stempel
‘Miss België’ net zoveel betekent als: niet in staat om iets intelligents te
doen, zoals betekenisvol zijn in de vaderlandse en Europese politiek. Mijn punt
was — en dat had ik allicht beter moeten verwoorden — dat de ‘witte konijnen’ vaker
niet dan wel een interessante bijdrage leveren aan onze politiek.

Tegenover elke Ivo Belet, Dirk Sterckx of
Siegfried Bracke — niet toevallig drie gewezen politieke journalisten — staan
lieden die met veel gedruis werden gelanceerd en niet zo lang daarna geruisloos
via de achterdeur verdwenen, om daarna met veel poeha te verkondigen dat het
niets voor hen was, die trage politiek. Ik onderschat de capaciteiten van
Goedele Liekens en Lynn Wesenbeek niet, en al zeker niet die van Alicja Gescinska,
maar ik betwijfel of ze in de politiek evenveel het verschil zullen maken als
erbuiten.

Voor een keer ben ik het oneens met de beste
columnist van het Vlaamse medialandschap, Mark Coenen, die liever een zeer
bekend iemand met bagage op een lijst ziet staan, dan een cabinetard of
apparatsjik. Ik denk dan: de keuze voor die BK (Bekende Kandidaat) wordt
ingegeven door puur electoraal opportunisme. En niet elke onbekende
partijmedewerker is een ‘apparatsjik’, alleen komen die mensen niet aan bod in
de media, die alleen maar de kleppers willen horen. Leve de gezichtsloze
militant!

Enfin, dat had ik willen zeggen. Misschien had
ik beter gezwegen.

***

‘Stel, je komt Trump tegen in een donker
steegje en je hebt een Colt bij je met twee kogels erin, wat doe je? Ik ben er
nog niet uit.’ Dat zei Nic Balthazar in een veel bredere context in De Morgen. Een variant op de bekende
hypothetische kwestie: wat als je zou weten wat je nu weet en je zou Adolf
Hitler in 1938 tegen het lijf lopen? Balthazar kreeg twitterend Vlaanderen over
zich heen.

Het gaat om een ‘filosofische overpeinzing’, poogde
hij achteraf te sussen. Maar wat is ‘filosofisch’, als je als linkse,
vredelievende, natuurminnende mediafiguur de mogelijkheid openlaat om een
democratisch verkozen president neer te knallen? Hoe verschrikkelijk die
onverlaat in het Witte Huis ook regeert, overigens. Democratie houdt nu eenmaal
in dat je soms wel en vaak niet de kandidaat van je keuze aan de macht ziet
komen. Het alternatief — een verlichte despoot die ook nog eens helemaal in
jouw lijn denkt — is a) ongewenst, en b) onrealistisch.

Wat me bij de vraag brengt: voor wie was die
tweede kogel dan bestemd?

***

‘De Romeinen zouden gezegd hebben: “Ga
naar huis, laat uw bad vollopen en zet uw aderen open, u bent niet meer
nodig.”‘ Die weinig subtiele boodschap gaf Bart De Wever mee aan Kris Peeters,
CD&V-kandidaat voor Europa, maar ook de man die De Wever in oktober zonder
al te veel succes uitdaagde in Antwerpen.

Pleeg maar zelfmoord, insinueerde De Wever (en
we gaan er dan even van uit dat het eerder overdrachtelijk dan letterlijk moest
geïnterpreteerd worden). Kerf uw polsen open. Los van de persoonlijke
belediging aan het adres van Peeters en de pijnlijke opmerking richting vele
mensen met suïcidale gevoelens, was het ook een onbedoelde (?) sneer aan het
adres van Geert Bourgeois, afscheidnemend minister-president die naar de…
Europese lijst van de N-VA werd overgeheveld, omdat… De Wever die functie wil
bekleden na 26 mei.

Hoe zou Bourgeois zich gevoeld hebben na het
horen van die uitspraak?

Zou hij ’s avonds een bad durven nemen hebben?

***

Interludium.

De Wever zei terloops ook nog dat hij de
karikaturale joodse poppen tijdens Aalst Carnaval allerminst kon appreciëren, u
weet wel, die met de pijpenkrullen en de haakneus. ‘Het is spijtig dat net die
beelden in een tijd van toenemend antisemitisme worden gebruikt. Ook al was de
intentie zeker niet antisemitisch, dan nog is het jammer dat men zich niet
realiseert dat er voor elke boodschap ook een ontvanger is.’

De burgemeester van Aalst (een vooraanstaande N-VA’er),
heel wat rechtse opiniemakers en de zowat voltallige Twitterspionkop van de
Vlaams-nationalisten verslikte zich. Hadden ze net een hele week de praalwagen
van de Visjmooil’n met hart en ziel verdedigd (Vrije meningsuiting! Humor! Alles
moet kunnen!), moesten ze opeens een andere debatfiche uit de lade halen. Goed
dat Groen een paar dagen later met een klimaatplan uitpakte, zo konden ze snel
overschakelen naar ”t Is de schuld van de sossen!’, pardon: andere fiche,
‘Groen zal in uw zakken zitten!’

Zou de N-VA-voorzitter deze boodschap ook gebracht
hebben indien Michael Freilich níet op een verkiesbare plaats zou staan, in de
hoop dat de joodse gemeenschap van Antwerpen collectief overstag gaat en semispontaan
de Vlaamse Leeuw begint te zingen?

***

‘We zijn 100 procent zeker dat we zullen
stijgen, ook als we zaterdag niet winnen.’

Inzake domme uitspraken zijn
voetbalvoorzitters niet aan hun proefstuk toe. Eigenaars, daarentegen, houden
zich meestal nog gedeisd. Niet zo Francis Vrancken, grote baas van het
bouwbedrijf DCA en mede-eigenaar van Beerschot Wilrijk. De man zei wat veel
waarnemers al een tijdje veronderstellen: binnenkort wordt KV Mechelen in de
zaak ‘Propere Handen’ veroordeeld tot degradatie, wat dan automatisch zou betekenen
dat Beerschot Wilrijk stijgt.

In feite zei Vrancken gewoon wat velen denken
(of luidop verklaren). Dan nog blijft het een volstrekt foute uitspraak. Je
schoffeert er nodeloos vele duizenden supporters van KV Mechelen mee, mensen
die mee de club hebben gered, die er hun hart en ziel aan hebben verpand, die
diepbedroefd zullen zijn als er binnenkort of binnenlang een voor hun club negatief
vonnis wordt geveld. In omgekeerde richting zouden Beerschot Wilrijk-fans ook
niet appreciëren dat de voorzitter van de opponent zulke opruiende uitspraken
zou doen.

Hier werden meerdere jerrycans olie op een al
bij al nog bescheiden vuurtje uitgegoten. De boel in de fik. En sportief
promoveren wordt een pak moeilijker voor Beerschot Wilrijk, want dat krantenknipsel
hangt gegarandeerd tegen de kleedkamerwand bij wijze van motivatie van de
thuisspelers. Francis Vrancken had net zo goed ‘Komaan KV!’ kunnen roepen. Het
zou haast even dom geweest zijn.

Discretie is een gave. Clubeigenaars moeten
zich niet profileren in de pers. Zwijgen en niet poseren met een glas
champagne. Zwijgen en de toekomst van de club uitbouwen. Wat in onze
voetbalcontext neerkomt op: zwijgen en dokken.



Wandelen

Communicatie Posted on za, augustus 18, 2018 18:37:17

Vooruit, nog eentje. Morgen mag ik mijn tiende
en laatste praatsessie als ‘Tijdgeest’ op MoMeNT in Tongeren houden, met als
gasten burgemeester Patrick Dewael, sp.a-Kamerfractieleidster Meryame Kitir en
politieke journaliste Liliana Casagrande (Het
Belang van Limburg
). Negen middagen van twaalf tot twee met telkens drie
gasten: dat kruipt in je kleren, maar dan in de meest positieve zin. Je kleren
gaan er kleurrijker van uitzien: ze mogen voorlopig nog niet in de was. Het was
razend interessant, geweldig boeiend, bijzonder leerrijk, waanzinnig
verrijkend, filosofisch hoogstaand – en ik zou zo nog wel even kunnen doorgaan.
En ik zeg dat niet omdat ik mezelf zo razend interessant, geweldig boeiend,
enzovoort, vind, maar ik breng hulde aan mijn gasten, die heel open waren, bij
momenten zelfs bijzonder intiem spraken over zichzelf en hun verhouding tot
tijd, deadlines en Het Leven. Het was een eer en een genoegen.

“Historici hebben alle tijd,” zei
historicus Jan Vaes gisteren. Het is een van de vele uitspraken die bleef
hangen. Je kunt over tijd een eind weg filosoferen, maar je kunt er je leven
ook door laten dicteren. Tijd is absoluut en relatief. Als ik naar Tongeren
reed, keek ik bijzonder uit naar nieuwe ontmoetingen. Als ik vijf uur later van
Tongeren wegreed, richting file op de Brusselse Ring, keek ik daarnaar uit als
een terdoodveroordeelde naar de in de verte bengelende strop. Op de heenweg
vloog de tijd voorbij, op de terugweg leek ie stil te staan. Michiel Vandeweert,
twintig en al zes jaar ouder dan de gemiddelde progeria-patiënt, leeft heel
sterk in het nu. Anderen zweven over de tijd heen. En dat heeft allebei zijn
waarde. Niet iedereen doet van ‘Carpe diem’.

Nog één keer de tijd stilzetten om erover te
praten en dan even tijd voor niets. Een beetje luiheid moet kunnen, zoals
filosoof Johan Braeckman aanvoert. In zijn essay Luiheid als achtste deugd citeert hij de Amerikaanse essayist
Edward Abbey: “Wandelen duurt langer dan eender welke vorm van bewegen. Daardoor
rekt het de tijd uit.”

Volgende week ga ik wandelen. Dan heb ik even
alle tijd. Nu nog even een moment voor Tijd.

U bent morgen
van 12 tot 14 uur uitermate welkom in de Maastrichterstraat 11, en nog wel
gratis. Maar ook daarna valt er heel wat te beleven op dit evenement:
moment.tongeren.be. En zelfs zonder MoMeNT is de stad Tongeren een bezoek
waard.



Schuddebol

Communicatie Posted on za, augustus 11, 2018 18:10:09

De tijd vliegt wanneer je je amuseert. Dat is
natuurlijk niet echt zo: een dag duurt dan net zo goed 24 uur, een uur 60
minuten en een minuut 60 seconden. En toch lijken de minder prettige dingen een
eeuwigheid te duren en de prettige veel korter te zijn. Dat gevoel had ik
gisteren en vandaag ook op de eerste twee middagen van MoMeNT in Tongeren. Het
vloog voorbij. Interessante praatgasten, boeiende thema’s (Tijd, Deadlines),
een publiek dat aandachtig was voor wat geen longread maar een longlisten was. Een format die – komt-ie! – niet van deze tijd is en daardoor net weer wel.
Laten we er vooral voor zorgen dat fijne gesprekken even mogen duren en niet
vervellen tot momentopnamen, oneliners, slogans, tweets.

Vrijdag waren drie auteurs aan het woord:
twee bekroonde vijftigers, Jeroen Olyslaegers en Yves Petry, en één nog niet
bekroonde dertiger, Katrijn Van Bouwel. Er is heel veel gezegd in die twee uur
en toch heb ik niet heel mijn voorbereiding kunnen gebruiken. Ik had het met ‘vrolijke
pessimist’ Yves nog willen hebben over zijn uitspraak: ‘Romans zijn voor mij een
manier om betrokken te zijn op mensen.’ Jeroen had ik graag een zinnetje uit Wil voorgelegd: ‘Moeilijke tijden, zult
ge mensen vandaag de dag nog steeds horen zeggen en vooral: dat ge alles in
zijn context moet zien.’ En met Katrijn wilde ik een boompje opzetten over een
zinnetje uit De muze en het meisje:
‘Alle tijd is tijd genoeg.’ Maar, euh, alle beschikbare tijd was nog niet
genoeg.

Beide heren werden bekroond met de
Tzum-prijs voor Mooiste Zin van het Jaar. Yves in 2016 voor een zin uit Liefde bij wijze van spreken: ‘Ze ging naar bed met jongens op de manier waarop ze vroeger boeken las:
omdat ze het gevoel had dat het van haar werd verwacht, niet omdat ze er zelf
veel bijzonders van verwachtte.’ Jeroen een jaar later voor deze zin uit Wil: ‘Mijn ouders zijn nooit
pilaarbijters geweest, vooral mijn vader had enkel minachting voor al die
lijkbidders in een kerk die devoot met hun handen boven de lakens sliepen en
die de soutanedrager achter het altaar beschouwden als hun genadeloze gids in
de zoölogie van de lusten.’ Die prijs is overigens niet louter symbolisch, er
hangt een bedrag aan vast: één euro per woord. Dus ontving Yves Petry netjes 34 euro,
en Jeroen 48, die men hem persoonlijk uit Nederland is komen brengen.

Toen dacht ik: ik kan Katrijn
niet met lege handen laten vertrekken en ik koos een van de vele prachtige
zinnen uit haar debuut. Met name: ‘De dooi van de tijd zal ook deze
herinneringen wegsmelten, tenzij ik ze kristalliseer, bewaar in een schuddebol,
om steeds weer opnieuw tot leven te laten komen.’ Ik moet haar 27 euro. En ik
heb het beeld van die schuddebol nu in mijn hoofd zitten en denk diep na welke
gebeurtenissen ik daarin zou willen vastleggen, om ze heel af en toe kort tot
leven te wekken, zoals in het sneeuwlandschap uit de allerbekendste schuddebol.
In de eerste plaats: een herinnering aan mijn vader. Hoe meer ik erover nadenk,
hoe meer ik die schuddebol een fantastisch idee vind voor een nostalgicus als
ik. Maar ik zou er wel zeer spaarzaam mee schudden.

Vandaag ging het over de
media, de sector die we onmiddellijk associëren met deadlines. Ivo Vandekerckhove
vertelde over de tijd, dertig jaar geleden, toen hij nog lang geen hoofdredacteur
van Het Belang van Limburg was, maar
regionaal correspondent, en hij veel te laat was met een belangrijke bijdrage
over de Kempense Steenkoolmijnen, waarvoor twee pagina’s waren vrijgemaakt. De
dag nadien verscheen de eerste editie van de krant niet buiten Limburg. De hoofdredacteur van toen produceerde meer decibels dan gebruikelijk.

Eddy Eerdekens, hoofdredacteur van
TV Limburg, is lang geleden ook bij die zender als reporter begonnen. Op zekere
dag merkte hij onderweg naar de redactie in Houthalen dat er een tankwagen ontploft
was en die had op zijn beurt een aantal auto’s in de fik gestoken. En hij reed
met gierende banden over het brandende asfalt om op de redactie een cameraploeg
te zoeken. Het was de tijd vóór de smartphone, de gsm, de videojournalistiek,
gevoelsmatig was het maar net ná het stenen tijdperk. De vliegende reporter
deed zijn ding en de beelden gingen de wereld rond, tot op CNN toe.

En Christophe Vandegoor deed
haarfijn uit de doeken hoe een dag in zijn commentaarcabine tijdens de Tour verloopt. Op de radio hoor je een rustige, vastberaden en vaste stem.
Iemand die alles onder controle lijkt te hebben. In werkelijkheid moet hij voor de vuist
weg een live verslag geven in twee nieuwsbulletins, wordt hij geacht
onmiddellijk daarna het koersverloop opnieuw te becommentariëren, moet hij zijn
co-commentator briefen, de sociale en andere media volgen, en de mededelingen
op het officiële kanaal van de Tour meepikken. Nou.

De tijd vliegt, jazeker. (Morgen is het al Dag Drie.)

Tot en met zondag 19 augustus ben ik Tijdgeest op MoMeNT in Tongeren en ontvang ik iedere dag drie praatgasten in een leegstaand winkelpand aan de Maastrichterstraat 11. Telkens van 12 tot 14 uur, gratis. Een deel van het gesprek wordt via Facebook Live aangeboden. En er gebeurt dezer dagen nog veel meer moois in de (chronologisch) eerste stad van het land. Alle
info: moment.tongeren.be



« VorigeVolgende »