Erika Vlieghe had vorige zondag natuurlijk gewoon gelijk: er wordt te veel gezeurd. Niet door mij, uiteraard, en wellicht ook niet door u, uitermate welgekomen aanwezige op deze blog, maar wel door al die anderen. De infectiologe wilde dat op een T-shirt laten drukken en werd prompt op haar wenken bediend: aan de ene kant maakten verschillende mensen een truitje met de opdruk dat we moeten stoppen met zeuren, aan de andere kant begonnen nog veel meer mensen te zeuren dat ze nu ook al niet meer mochten zeuren, en wie dacht die Vlieghe wel dat ze was, een expert in zeuren misschien? Zelfs de heer Bolzeurnaro, prezeurdent van Brazeurië, zei het nog deze week: ‘Stop met zeuren!’

Enfin, het zeuren ging nog een tijdje door, want de media deden wat ze altijd doen als ze op maandagochtend een leeg blad voor zich hebben liggen: ze vragen zich af wat er in het weekend is gebeurd. Is er een topic waar iederéén over praat? Is Twitter niet per toeval ontploft of zo? Tweewerf ja, en wel over hetzelfde: de uitspraak van Vlieghe in De zevende dag. En dus werd er gezocht naar allerlei Ologen die een mening hadden over zeuren. (Is het goed of slecht? Helpt het ons, of juist niet? Wanneer is het gepast, wanneer niet?) Waarop weer andere I-aters en Osofen werden uitgenodigd daarop commentaar te geven. Writer’s block kennen ze niet in de schrijvende pers, behalve dan de aarzeling om beleefd te reageren op een suggestie om een bijdrage voor hen te schrijven, maar dat is dan weer een geheel andere kwestie.

De wittebroodsweken liggen al bijna een jaar achter ons. Herinner u nog die zalige tijden: iedereen in zijn kot, maar om acht uur des avonds stonden we wel op de dorpel te applaudisseren of hingen we een wit laken uit het slaapkamerraam. België deed het goed, was een van de beste leerlingen van de Europese klas in de aanpak van de coronacrisis, dat virus zou ons niet klein krijgen, o nee, olé. O, wat waren we zelfingenomen en o, wat duurde dat niet lang. Tweede golf, tweede lockdown, en het zeuren nam — na een fikse aanloop in de lente en de zomer — een nieuwe aanvang en hield niet meer op.

Soms begrijp ik het wel dat mensen niet zo verheugd zijn als ze weer eens een Oloog op hun scherm zien verschijnen om ons allerlei leuke dingen af te raden, terwijl een andere Oloog in de krant waarschuwt voor wat er ons boven het hoofd hangt als we ons niet opnieuw gaan gedragen. En weet u hoe dat komt? Omdat die Ologen deskundig zijn op hun terrein, maar ook vragen krijgen voorgeschoteld over andere domeinen, waar ze in wezen, wetenschapper zijnde, ver vanaf blijven, maar nu ook iets over moeten vertellen. Gedwongen door de omstandigheden, de ongeduldige moderator en het felle studiolicht. Als je elke dag in drie verschillende programma’s een Oloog ziet passeren, wordt dat van het goede te veel. Punt aan de lijn.

Andere Ologen en ook Osofen suggereerden eerder al om het nieuws over covid-19 meer te bundelen op een vaste dag van de week en de andere uitzendingen coronavrij te houden, maar zo werkt dat natuurlijk niet. Stel u voor.

‘Ha, kijk er is een Zuid-Afrikaanse variant op gang!’

‘Ja, jong, maar je weet dat het nog maar dinsdag is, coronanieuws brengen we pas op vrijdag.’

‘Oké, ik zal het op de stapel liggen.’

Nieuws is nieuws: wat nu moet, moet nu. De vraag is echter: moet het wel allemaal nu? Of moet er gesnoeid worden in het aanbod? Het coronakaf van het coronakoren scheiden, bijvoorbeeld.

Daarom heeft de christendemocraat in mij — sympathieke vent, maar ik hou ‘m toch maar diep verborgen — een concreet voorstel.

Enerzijds zouden de media minder Ologen kunnen uitnodigen, en als ze er dan toch zijn, hen enkel vragen stellen over hun vakgebied en hun expertise, niet over welke maatregelen zich opdringen.

Anderzijds zouden de Ologen dan best, als ze nog eens welkom worden geheten, vragen die niet tot hun vakgebied en hun expertise behoren, kunnen pareren door te zeggen dat ze daar niet op antwoorden, want dat ze daar niet voor bevoegd zijn.

Zou dat geen — hoe heet dat ook weer, o ja — win-win kunnen zijn?

Misschien houdt het zeuren dan een heel klein beetje op. Indien niet, zullen er wel weer andere Ologen en Osofen klaarstaan om te zeggen waarom dát nu weer komt. Of schrijven een senior writer en een Osoof nog eens een betweterig boekje over hoe we (moeten) omgaan met pandemiezeuren.