65 jaren op de teller, 41 jaar ervaring in de journalistiek. De 29 dagen die februari dit jaar telt, keer ik even terug in de tijd met journalistieke bijdragen van mijn hand. Werk voor radio of televisie komt helaas niet aan bod. Niet chronologisch, maar kriskras grasduinend door wat met enige zin voor overdrijving een journalistiek oeuvre zou kunnen genoemd worden. Vandaag bijdrage 23.
Jaren heb ik geprobeerd om mij binnen te wurmen bij mijn favoriete (linkse) bladen, De Morgen en Humo. Sinds begin 2022 schrijf ik sportbijdragen voor Zeno, de weekendbijlage van De Morgen: je zou kunnen stellen dat ik me in mijn journalistieke nadagen eindelijk een plekje heb verworven. Bij Humo is dat nooit gelukt. Ik vermoed dat mijn voorstellen altijd net iets te intellectualistisch waren (of dat ik te veel een ideaalbeeld had van wat Humo betekende; in de jaren 70 was dat een weekblad dat bergen verzette, een (populaire) roepende in de woestenij die de Vlaamse pers nog was, later — en zeker ná de Mortier-periode — werd het gewoon een populair blad als een ander, met dien verstande dat de populariteit zoals je die kan afmeten in de verkoopcijfers jaar na jaar afkalfde). Als ik Guy Mortier aan de lijn had, was dat altijd correct en hoffelijk, maar, neen, jammer, volgende keer beter…
In 1997 publiceerde Humo twee weken na elkaar uittreksels uit het hoofdstuk over de omkopingsaffaire Anderlecht-Nottingham Forest in mijn boek Blunderboek van het Belgisch voetbal. Eerder datzelfde jaar mocht ik op stap om Anne Marie West te interviewen, de dochter van seriemoordenaars Fred en Rosemary West. Zij had net een boek geschreven met haar versie van de gruwelijke feiten, Out of the shadows (Huis van angst). Ik logeerde bij haar en haar vriend thuis, dat spaarde een hotel uit, maar ik herinner me ook nog dat ik zodra ik de logeerkamer binnenstapte, dacht: kan de deur op slot? Of zal ik ze barricaderen?
Ik heb toen ontdekt hoe goed Guy Mortier was als eindredacteur. Ik kende zijn reputatie al wel en daar bleek geen woord van gelogen. Mijn tekst zag er helemaal anders uit: beter, leesbaarder, interessanter. Een slechte eindredacteur — en zo zijn er veel — denkt dat hij (m/v/x) het beter weet en verkracht je tekst. Een middelmatige eindredacteur — de grote hoop — verbetert je tekst niet, hoewel er altijd verbeteringen mogelijk zijn. Een goede eindredacteur doet je tekst meer tot z’n recht komen. Waarvoor dank, Guy.
***
‘Op school dacht ik: die andere kinderen maken toch hetzelfde mee als ik, en die zijn toch perfect gelukkig? En ik zweeg’
***
“Niets ter wereld is zo waardevol als het gevoel gewenst te zijn”, schrijft Anne Marie West in de inleiding tot haar boek Out of the shadows (Huis van angst). Anne Marie voelde zich ongewenst. Haar ouders, Fred West en Catherine Costello, scheidden toen ze nog heel jong was, waarna Fred een relatie begon met de op dat moment vijftienjarige Rosemary Letts. Fred en Rosemary trouwden op 29 januari 1972.
Tweeëntwintig jaar later werden in en om Cromwell Street 25 in het provinciestadje Gloucester, zo’n 200 kilometer ten westen van Londen, twaalf lijken opgedolven. Het beruchte huis is inmiddels met de grond gelijkgemaakt om ramptoeristen en seriemoordenaars-in-spe weg te houden uit deze stad, waar normaliter niks, maar dan ook niks gebeurt.
***
Anne Marie West heeft me bij haar thuis uitgenodigd in een rustige wijk van Gloucester. Een hotel hoeft niet, zegt ze door de telefoon. Kan eindelijk de logeerkamer ingewijd worden. Dochter Carole (10) is bij vrienden, zij hoeft niet opnieuw, voor de zoveelste keer, de gruwelijke feiten aan te horen. Annes vriend Phil is de perfecte gastheer, die zich al heel snel nagenoeg onzichtbaar maakt.
Anne Marie heeft heel wat te vertellen. Ze praat zacht, kalm, weloverwogen. Maar de boodschap is zeer emotioneel.
“Mijn hele leven al ben ik op de vlucht. Mensen vragen mij: waarom blijf je in Gloucester wonen? Ik heb een paar keer ernstig overwogen hier weg te gaan, maar Phil zegt mij dat ik dat niet mag doen. Het is niet omdat de mensen vinden dat ik hier niet langer thuishoor, dat ik daaraan moet toegeven. Het probleem is natuurlijk dat iedereen mij hier kent. Uiterlijk lijk ik heel sterk op mijn vader, zie je. Mensen maken daar opmerkingen over, ze kwetsen me.
“Ik voel niet de behoefte iedereen ervan te overtuigen dat ik niét het karakter van mijn vader heb, maar dat van mijn moeder. Mijn échte moeder, die door mijn vader en mijn stiefmoeder Rose vermoord is.
“Ik heb mijn familie verloren, ik ben alles kwijt. Mijn vader is dood, mijn moeder is dood, mijn zus is dood, mijn stiefzus is dood, mijn oom is dood, en de rest van de familie mijdt mij als de pest. Het is je verdiende loon, wordt achter mijn rug verteld. Is dat zo? Is het mijn fout dat mijn vader en stiefmoeder die afschuwelijke dingen hebben gedaan? Ik ben onschuldig, maar toch voel ik me schuldig.
“Ik besef dat ik het Phil en onze dochter Carole niet makkelijk maak. De jongste weken ben ik weer zwaar aan de drank. Dat is mijn manier om dingen te verwerken: ik pijnig mezelf. Het kan er bij maar niet in hoe je iemand anders kwaad kunt doen. Toch voel ik geen haat, tegen niemand. Phil zou willen dat ik af en toe ‘ns uit mijn vel spring, maar dat kán ik niet. Zo zit ik niet in mekaar.
“Carole is pas tien geworden. Wie haar ook maar met een scheef oog durft te bekijken, krijgt meteen met mij te maken. Laten we de keten verbreken, laten we de kinderen heel duidelijk maken wat goed en fout voor hen is. En laten we hun een stem geven, zodat ze elke keer dat ze mishandeld dreigen te worden, ‘nee’ durven te zeggen en ermee naar buiten komen. Elk kind dat zo reageert, is een gered kind. Veel mensen draaien zich om wanneer ze iemand horen klagen, omdat ze vinden dat ze zelf al genoeg problemen hebben. Dat is niet goed. Waarom communiceren we niet met elkaar? Waarom sluiten we ons van de buitenwereld af?
“Mijn neef moet nu ook voor de rechter verschijnen wegens zedenfeiten. Toen mijn oom het nieuws vernam, heeft hij zich verhangen. Vorige week wilde ik mijn tante gaan opzoeken, om haar te troosten. Maar de vrouw die de deur opendeed, zei me dat tante niks meer met mij te maken wilde hebben. Dat is hard. Ik wil zo graag met haar praten, haar duidelijk maken dat ik niet heb gewild wat ons allemaal is overkomen. Ik ben mijn hele familie kwijt. Alleen Phil en Carole blijven over. Ik ben compleet geïsoleerd, ik heb behoefte aan een vriendelijk woord en een knuffel. En ik ben bang. Mijn vader heeft zich opgehangen, mijn oom ook, wat zal mijn neef doen? Hij heeft zelf een dochtertje. En dan denk ik: waarom vernietig ik zo veel families?”
Waarom heb je dit boek geschreven? Daarmee breng je de hele zaak weer in de aandacht.
“De titel van mijn boek, Out of the shadows, bedoel ik heel letterlijk: ik wil uit de schaduw weg. Je moet ook weten dat ik twee dochters heb: Carole en Michelle, die binnenkort dertien wordt en die bij mijn ex-man woont. Michelle wil mij niet meer zien. Ik heb dit voor hen geschreven, opdat ze door de mediaheisa heen toch nog de waarheid zouden zien. Ik wil geen geld verdienen met dit boek, ik wil alleen maar contact krijgen met mijn familieleden. En als andere mensen dit lezen, eruit concluderen dat we me meer moeten doen voor de bescherming van onze kinderen, is dat mooi meegenomen. De achterliggende gedachte is: wees een nieuwsgierige buur! Laat je niet afschepen met een ‘Mind your own business!’ Heb aandacht voor kinderen die er ongelukkig uitzien.”
Wat weet je eigenlijk over je vaders jeugd?
“Hij is grootgebracht op het platteland. Vader was de lieveling van zijn moeder, mijn grootmoeder. Hij werd door haar ook seksueel misbruikt. Mijn vader heeft daarna een van zijn zusters verkracht en zwanger gemaakt. Hij was een flirter: altijd lachen en grappen vertellen. Een happy go lucky-figuur, al kon je bezwaarlijk van een normale opvoeding spreken.
“Op z’n zeventiende had-ie een zwaar motorongeval. Hij heeft toen heel lang in het ziekenhuis gelegen. Op een dag dachten ze zelfs dat hij dood was. Pas toen ze hem in het dodenhuisje op een marmeren steen legden, begon zijn hart opnieuw te kloppen en hebben ze hem snel weer naar het ziekenhuis overgebracht. Terugkijkend denk ik dat ik mijn vader tóen verloren heb, nog vóór ik geboren was. Van dan af was hij mentaal ziek. Hij werd schizofreen, was een soort Dr. Jekyll and Mr. Hyde-creatuur.”
Zelf ben je in 1964 geboren.
“In Brixton, de sloppenwijk van Glasgow. Toen ik klein was had ik zo’n verschrikkelijk accent dat niemand mij verstond. Ik heb speciale lessen moeten volgen om me verstaanbaar te maken. Mijn moeder kwam uit de omgeving van Edinburgh.”
Hoe waren je eerste jaren? Was het een gelukkige tijd of was er toen al iets mis?
“Mijn moeder was prostituee. Het gebeurde geregeld dat ze voor een tijdje verdween. Mijn ouders hadden dikwijls ruzie en na elke ruzie stapte ze op, maar ze keerde telkens terug. Ik heb haar voor het laatst gezien toen ik acht was. We woonden toen al in Gloucester, in Midland Road. Ze zei me dat ze definitief het huis uitging en vroeg of ik met haar meeging. Maar ik ben altijd daddy’s little girl geweest, in tegenstelling tot mijn zus Charmaine. Toen jaren later Rose, mijn stiefmoeder, zei dat Charmaine naar onze moeder was vertrokken, voelde ik dat als een opluchting aan, want Charmaine was rebels en had voortdurend herrie met Rose. Maar ze gunde Rose nooit het genot haar te zien wenen na alweer een pak rammel. Wist ik op dat moment veel dat Rose in feite bedoelde dat zij en mijn vader moeder en Charmaine al vermoord en begraven hadden!”
Hoe oud was Rosemary toen?
“Zestien. Ze trouwde met mijn vader toen ze vijftien was. Ze was zelf nog een kind, geen wonder dat ze geen kinderen kon grootbrengen. Ze is maar tien jaar ouder dan ik. Ik weet zeker dat zij in haar eentje Charmaine heeft vermoord, omdat mijn vader toen in de gevangenis zat. (Zucht) Weet je, ik heb soms het gevoel dat ik al jaren midden in een verschrikkelijke droom zit en dat ik er maar niet in slaag wakker te worden. Dit soort dingen kende ik voordien alleen van Amerikaanse griezelfilms.”
Heel wat mensen verdwenen in de loop der jaren uit je leven. Had je echt geen vermoeden wat er met hen gebeurd was?
“Nee, Charmaine en ik behoorden volgens de Social Services tot een risicogroep. Normaal hadden ze ons twee tot drie keer per dag moeten komen observeren, maar dat is nooit gebeurd. Wat vader en Rosemary hen op de mouw hebben gespeld, moet wel héél overtuigend geklonken hebben.
“Vanaf mijn achtste was ik de kok in huis. Rosemary had al haar tijd nodig om voor de drie nieuwe kinderen te zorgen. Ze was ontzettend bazig. Niemand durfde haar tegen te spreken. Wij hebben nu oogcontact, maar dat zou ik bij Rosemary nooit geriskeerd hebben. Als ze kwaad werd, kreeg ze werkelijk het schuim om de mond. Afschuwelijk. Ik probeerde zo vaak mogelijk de schuld van alles op mij te nemen, om de jongste kinderen wat te ontzien. Want áls Rosemary woedend werd, deed ze niks liever dan ons slaan met een leren riem, liefst van al nog met de gesp. Ze was mensonterend streng. Als ze je vroeg te springen, vroeg je niet ‘waarom?’, maar ‘hoe hoog?’ Het is makkelijk achteraf te zeggen dat we ons hadden moeten verzetten, maar wij wisten niet beter of het behoorde tot het gewone gezinsleven.”
Het was ‘normaal’?
“Voor ons wel, ja. Op mijn achtste had ik mijn eerste seksuele ‘ontmoeting’ met Rosemary en mijn vader. Vanaf mijn tiende entertainde ik samen met Rosemary vier zwarte mannen, die geregeld ons huis bezochten. Op mijn vijftiende onderging ik een abortus en bleek ook dat ik syfilis had. De enige die me die week in het ziekenhuis bezocht was Phil, mijn schoolvriendje.
“Jaren later, op het proces, moest ik voor het eerst in het openbaar over mijn ervaringen vertellen. Voordien was de politie bijna elke dag langs geweest om vragen te stellen. Zeshonderd pagina’s verklaringen hebben ze van me liggen. Over de incest, de folteringen, de seksuele vernederingen, de gedwongen prostitutie. Phil wist niet wat-ie hoorde. Hij had er geen idee van wat mij overkomen was. Maar hij is me wel blijven steunen.”
Ook die rituele ontmaagding vond je destijds ‘normaal’?
“Vader en Rosemary zeiden me dat het in elk gezin gebeurde, dat het nodig was om van mij een beter mens te maken en me te preparen voor mijn latere echtgenoot. Ik wist niet beter. Rose zei: ‘Het gebeurt voortdurend, maar niemand praat erover.’ En ik zag de blije gezichten van de kinderen in school en ik dacht: waarom zou ik me er dik over maken, de anderen hebben het óók meegemaakt en die zijn toch perfect gelukkig? Ik heb er nooit met iemand over gesproken.
“Toen het zover was, legden ze me op een tafel. Ik zag allerlei spuiten op de grond liggen. Rose vroeg voor de grap welke maat ik prefereerde. Ze bonden me vast, blinddoekten me en Rose ging op mijn gezicht zitten. Vlak daarna was er die onbeschrijflijke pijn van een vibrator die in me werd gestopt. Ik was zó bang, ik wilde alleen nog sterven en liefst zo vlug mogelijk. En dan te bedenken dat hetzelfde ook die andere meisjes in ons huis is overkomen, en erger! Het klinkt wellicht vreemd, maar voor hen is het misschien beter dat ze er niet meer zijn, dat ze die fysieke en psychische pijn niet meer elke dag hoeven mee te maken. Want die pijn zal nooit verdwijnen.
“Op zekere keer had ik van Rose weer trappen in mijn buik gekregen. De volgende dag huilde ik op school zo hard, dat ik naar huis werd gestuurd. Ik was amper thuis of er klopte al een welzijnswerkster aan. Rosemary vroeg me om me te kleden en thee te zetten. Tegen dat ik daarmee klaar was, stond de welzijnswerkster op: ‘Sorry for the misunderstanding, Mrs. West, everything’s fine. Wat een onhandig kind is die Anne Marie toch, om zo domweg van de trap te vallen!’ Achteraf kreeg ik het grootste pak rammel van mijn leven. Mijn vader gaf Rose vaak goeie raad: ‘Als je haar slaat of trapt, doe het dan niet in haar gezicht of op haar armen, dan valt het niet op.’”
Dwong Rose je met mannen naar bed te gaan?
“Rosemary was dol op zwarte mannen. Ze had vier vaste ‘klanten’. Vaak moest ik mee in de kamer en verplichtte ze me te doen wat me werd opgedragen. En dat deed ik. Een van die mannen was zó zwaargeschapen, dat mijn vagina ervan scheurde. Dat gebeurde toen ik tien jaar oud was.
“Eén keer heeft Rosemary me ook gebruikt voor een experiment met kunstmatige inseminatie. Ik herinner het me alsof het gisteren is gebeurd. Rosemary was naar bed geweest met een zwarte, die was klaargekomen in een condoom. Het condoom werd daarna in mijn vagina gestoken en er werd me gezegd dat ik een uur lang moest stilzitten. Zogezegd om het sperma op temperatuur te houden. Even later legden ze me op bed, haalden ze het condoom uit me en werd het sperma in een spuitje overgebracht. Vervolgens werd het in Rosemary geïnjecteerd. Achteraf realiseerde ik me pas wat voor complicaties zich hadden kunnen voordoen, maar op dat moment was het a normal family situation.”
Werd er voortdurend geëxperimenteerd?
“Ik vertel jou meer dan ik ooit tevoren aan iemand heb verteld, maar goed (verveeld lachje). Op zekere dag trokken Rosemary en mijn vader met de bestelwagen naar een wei, waar Rosemary met een stier probeerde te neuken. Ik weet het, omdat ze er nadien de hele tijd op alludeerden en er grapjes over maakten. De stier was echter niet al te welwillend, dus daar kwam niks van. Maar ze heeft het wel met een varken, een hond en een ezel gedaan. Nu ik dat vertel, krijg ik zelfs medelijden met die arme dieren. Maar zo waren Rosemary en mijn vader nu eenmaal. Ze waren krankzinnig.
“Rose sliep op de kamer van mijn vader, maar ze had daarnaast een eigen kamer, waar ze heren ontving. Eén keer wou ze dat ik oraal bevredigde. Terwijl ik dat deed, slaakte ze verrukte kreetjes. Ik vond het walgelijk. Ik begrijp het niet: ergens moet ze toch van me gehouden hebben, waarom dan al die vernederingen en die onmenselijke behandelingen? Waren die seksuele uitspattingen waarbij ik betrokken werd een blijk van liefde? Phil vindt in elk geval van niet, hij zegt dat liefde onvoorwaardelijk gegeven wort.
“Ik ben opgegroeid met de idee dat je niets krijgt, tenzij je iets in ruil geeft. Op mijn vijftiende ben ik van huis weggelopen en overleefde ik door me te prostitueren. Ik kende het verschil niet tussen echte en betaalde liefde. Seks was de enige manier die ik kende om mij geliefd te maken.
“Ook dat is een schrikbarende gedachte: hoe kunnen mijn dochters me ooit respecteren? Prostitutie, gebroken huwelijk, gebroken familie. Maar altijd weer, nu al achttien jaar lang, was daar Phil om me op te vangen. Hij zal nooit zout in de wonde strooien. He’s a good person. Ik aanbid de grond waarop hij loopt. Maar ik voel me zo… zo vuil. Er is een hele tijd geweest dat ik Phil niet durfde te kussen. Hij zegt: da’s het verleden, we moeten vooruit. Maar ik haat mezelf zo erg, ik vind mezelf zo misselijkmakend, dat ik niet eens begrijp waarom jij met me zou willen praten.”
Maar je bent een slachtoffer!
“Een lafaard, dát ben ik! Ik heb zo veel mensen teleurgesteld. Net voor mijn stiefzus Heather vermist werd — ik was nog getrouwd met Chris en we vierden net de verjaardag van mijn oudste dochter, Michelle — vroeg ze of ze bij mij mocht intrekken. Ik zei: ‘Nee!’ Ik verweet haar iets dat ze een paar jaar eerder had gezegd. Maar weet je wat het was? Ik was bang dat Rosemary en mijn vader zouden langskomen om me een pak slaag te geven. En dus stuurde ik Heather weg, en wat is er met haar gebeurd? Ze is vermoord. Als ik een beetje moedig was geweest, en niet zo’n ellendige lafbek, zou mijn zuster nog geleefd hebben.”
Als je op de hoogte was geweest van de moordpartijen in Cromwell Street 25, dán zou je jezelf iets mogen verwijten. Maar je wist toch van niks?
“Dat klopt. Er lagen lijken in en om het huis en ik merkte er niks van. Geen vreemde geurtjes, geen bloedsporen, niks. Mijn vader was bouwvakker, hij was altijd bezig met verbouwen. Ik hielp hem vaak cementzakken verslepen.”
De huwelijksreceptie van jou en Chris vond in de kelder plaats, terwijl er onder de keldervloer lijken begraven lagen.
“Correctie: de plechtigheid was op het gelijkvloers, net boven de kelder dus. Maar je hebt gelijk: achteraf bekeken hebben we op een kerkhof gedanst. Ook met mijn stiefzuster Heather gebeurde zoiets. Als mijn vader en Rosemary een barbecue organiseerden, deden ze dat in de tuin, precies op de plek waar ze Heather begraven hadden.
“Ik heb de meeste gruweldaden van mijn vader vernomen via de televisie of via de telefoon. De politie had nooit het fatsoen om het bij mij thuis te komen vertellen. Ook toen ze Heather hadden opgegraven, kwamen ze niet zelf langs, maar belden ze op. Het was Caroles verjaardag, er liepen zo’n vijftien kinderen in huis rond. Opeens werd er gebeld: ‘Is dat Anne Marie? We hebben net uw zus gevonden in de tuin van Cromwell Street 25.’ Mijn eigen moeder hebben ze gevonden op de dag dat ze vijftig werd. (Denkt even na) Bizar, al die dagen lijken een bijzondere betekenis te hebben. Mijn vader verhing zich op nieuwjaarsdag, het lijk van mijn moeder werd ontdekt op haar eigen verjaardag, Heather op Caroles verjaardag, mijn oom John pleegde zelfmoord op Rosemary’s verjaardag… Angstaanjagend, toch? (Stilte) Soms denk ik dat mijn ouders hier morgen weer voor de deur zullen staan, terug van vakantie.”
Je vaders dood was een schok, schrijf je. Je zou veeleer denken dat het een bevrijding moet zijn geweest.
“Ik denk dat mijn vader zich realiseerde dat hij het gevangenisleven niet zou overleven. Hij had een pact gesloten met Rosemary om niets te lossen en allebei zelfmoord te plegen. Op 1 januari 1995 hoorde ik op het nieuws dat hij zich had verhangen en ik dacht direct: ‘Nee, dit kan niet. Ik zit nog met zoveel onbeantwoorde vragen.’
“Ik besef heus wel dat mijn vader geen goed man was, maar hij is en blijft mijn vader. Ik mis hem. Als iemand mij zou vragen: ‘Heeft jouw vader zelfmoord gepleegd?’ dan zeg ik ‘Nee’. Daar had hij de moed niet voor. Hij moet dus wel in een vlaag van krankzinnigheid gehandeld hebben. De Mr. Hyde in hem moet tot die beslissing gekomen zijn.”
‘Een deel van me houdt nog steeds van mijn vader’, schrijf je. Hoe kán dat, na alles wat hij je heeft aangedaan?
“Hij deed wat hij deed omdat hij van me hield. Ik heb het geluk gehad dat mijn ouders geprobeerd hebben me goed op te voeden en een goed mens van me te maken.”
Dit kun je niet menen.
“Toch wel! En ik ben er dankbaar voor. Ik kan niet accepteren dat wat ze met mij gedaan hebben, fout was. Ze hebben hun best gedaan. Daar kun je toch alleen maar dankbaar voor zijn, neen,”
Komáán!
“We voeden onze kinderen toch allemáál anders op? En ze wáren er toch altijd voor mij? Misschien ga ik er later wel anders over denken, hoor, maar op dit moment mis ik ze. Echt waar. De hele familie is uit elkaar gerukt en daar voel ik me oneindig schuldig over.”
Heb je er dan spijt van dat je voor de rechtbank tegen Fred en Rosemary hebt getuigd?
“Nee. Ik heb de waarheid verteld. Meer niet.”
Je had de keuze: de familie verenigd houden en liegen, of de waarheid vertellen.
“Ik voelde dat het mijn plicht was om de waarheid te vertellen. Ik was ook de voornaamste getuige omdat ik alles van nabij had meegemaakt.
“Maar het blijft moeilijk om te beseffen dat twee gewone mensen achteraf massamoordenaars blijken te zijn. Als ik foto’s van mijn vader en Rosemary in de krant of op tv zie, denk ik nog altijd: ‘Hé, ik kén die mensen ergens van!’ (Zucht) Het is zo moeilijk uit te leggen.”
Wat ik niet begrijp, is dat je niet uitzinnig van woede bent, omdat je hele jeugd een verschrikkelijk griezelverhaal is geweest.
“Dat zegt Phil ook altijd. Waarom vloek je niet? Waarom verwens je hen niet?”
Phil: (die zich de hele tijd op de achtergrond heeft gehouden) “Yes! Schreeuw het uit!”
Anne Marie: (tegen Phil) “I love everybody, but I love you more! Er is al genoeg bitterheid in deze wereld, ik wil daar niets mee te maken hebben. Bovendien kán ik niet schreeuwen. Ik zou niet weten hoe ik het moet doen. Zelfs niet als ik zwaar gedronken heb, want dan val ik gewoon in slaap. Ik ben als een stoomketel: af en toe laat ik wat stoom af om niet helemaal gek te worden. Maar het is alsof ik in mijn jeugd nooit emoties heb gekend. Alles is nieuw voor me, ik kan niks onderscheiden. Toch denk ik dat er veel emotie in mij zit. Ooit zal het er wel uitkomen. Nu is het een voortdurend gevecht tussen krankzinnig of beter worden.”
De vraag waarmee je worstelt is: waarom?
“Ja. Why? Drie kleine letters, maar een groot woord. Misschien… misschien wisten mijn vader en Rosemary zelf niet wat ze deden en waarom ze het deden. Misschien waren ze geestelijk zó ver weg, dat ze het moesten doen.”
Heo verwerkte je het nieuws, toen al die moorden uitkwamen?
“Door alles voor mezelf te ontkennen. Elke keer dat ik een nieuw verhaal hoorde, dacht ik: ‘Dit is niet waar.’ Dit kan niet waar zijn! Deze twee mensen die ik zie als Mum en Dad hebben twaalf mensen vermoord — als het daar tenminste bij blijft, als ze geen nieuwe lijken ontdekken.”
Heb je de zaak-Dutroux in België gevolgd?
“Vanop een afstand. Toen ik er voor het eerst van hoorde op het tv-journaal, draaide ik me om naar Phil en zei: ‘Kijk, dit gebeurt niet alleen bij ons!’ Mijn eerste reactie was ook: ‘Laat de families gerust, verstoor hun rouwproces niet, geef hen de ruimte om verder te leven.’ Ik weet waarover ik praat.”
Je hebt drie keer een overdosis met geneesmiddelen genomen. Per ongeluk, zeg je in het boek.
“Ja… wel… niet helemaal (toont een litteken van een snijwonde aan haar linkerpols). Het waren zulke traumatische ervaringen… Het feit dat ik hier nog ben en dat mensen telkens weer zeggen dat ik mij gelukkig mag prijzen dat ik er nog ben, bezorgt me alleen maar méér schuldgevoelens. Het doet zo’n pijn… (lange stilte) Als ik het goed had gedaan (ze bedoelt: zelfmoord plegen, fvl), was het prima voor mij geweest, hoor. Mensen zien mij niet, ze zien Fred West. Dat is angstaanjagend. Maar goed, ik heb het overleefd en ik heb Phil en Carole om voor te zorgen. Anderzijds geloof ik niet dat ik écht iets voor hen kan betekenen.
“Phil heeft me al ettelijke keren gevraagd om met hem te trouwen, maar ik kán niet. Ik kan mijn schaamte niet overladen op de mensen met wie ik samenleef, daarvoor zie ik hen te graag.”
Waarom blijf je eigenlijk hier in Gloucester wonen, met al die nare herinneringen en mensen die in jouw trekken je vader herkennen?
“Waarom zouden Phil en Carole moeten vluchten voor iets waar ze niks mee te maken hebben? En zelf heb ik óók niks misdaan. Ik heb erover gedacht mijn naam te wijzigen, maar dat lost evenmin iets op. Ik heb mijn haar kort laten knippen, ik heb het laten verven, maar het helpt geen zier: ze blijven me herkennen.
“Onlangs kwam Carole huilend naar huis. Hadden ze haar op school wijsgemaakt dat haar grootvader met een keukenmes de foetus uit een zwanger meisje had verwijderd. Phil en ik hebben dan maar besloten haar alles te vertellen, zodat ze voortaan niet meer voor nare verrassingen zou staan.”
Hoe moet het nu verder?
“Het eerste wat ik wil is mijn leven terugkrijgen. Maar er staan nog heel wat horden in de weg.”
Phil: “Uiteindelijk zal ze toch met me trouwen. Dáár ben ik zeker van.”