65 jaren op de teller, 41 jaar ervaring in de journalistiek. De 29 dagen die februari dit jaar telt, keer ik even terug in de tijd met journalistieke bijdragen van mijn hand. Werk voor radio of televisie komt helaas niet aan bod. Niet chronologisch, maar kriskras grasduinend door wat met enige zin voor overdrijving een journalistiek oeuvre zou kunnen genoemd worden. Vandaag bijdrage 20.

Het voordeel van freelancen is dat je een groot vrijheidsgevoel ervaart, hoe onterecht dit ook moge zijn: uiteindelijk hang je af van een opdrachtgever, iemand die je stuk publiceert en je ervoor betaalt. Weg vrijheid… Het nadeel is dat je niet elke maand een vaste som op je bankrekening terugvindt. Je moet je plek verwerven, bijdrage na bijdrage. Ik prijs me gelukkig dat ik halfweg de jaren 90 de ingeving had om het nuttige aan het aangename te paren. Het aangename: reizen. Het nuttige: er artikels over schrijven, waardoor de reiskost wegviel en je er zelfs nog iets aan overhield. Zo kon ik in 1997 samen met mijn echtgenote (toen nog gewoon ‘partner’) voor het eerst naar New York gaan. Een droomreis: we zagen Woody Allen klarinet spelen in de kelder van een chic hotel, we gingen naar Lou Reed in de Supper Club, een zaal ter grootte van de AB, we belandden als bij toeval bij de jaarlijkse Gay & Lesbian Parade op 5th Avenue, we waren getuige van een (vreedzame) Harley Davidson-rijders-reünie in Little Italy, we bezochten de belangrijkste musea, en terloops deden we ook nog een viertal interviews om de reiskosten terug te verdienen. Een jaar later pakten we het systematischer aan. We ‘verkochten’ aan De Financieel-Economische Tijd het idee van een zomerreeks: ‘New York Stories’, negen interviews met Belgen die in New York woonden en werkten. Een jaar later deden we dat ook in San Francisco en de Bay Area, al waren die gesprekken minder interessant. Heel wat yuppie-achtige getuigenissen van relatief jonge zakenlui die zich al dollarmiljonair waanden: twee jaar later ontplofte de dotcombubbel en waren de meesten hun centen en hun illusies kwijt.

Terug naar New York: in april 1998 deden we negen lange interviews. Hieronder het gesprek met kunstenaar Marc Lambrechts, die de overtocht had gemaakt van het gemoedelijke Heist-op-den-Berg naar het drukke N.Y.C. Leuk gesprek, toffe kerel. We hielden contact en sindsdien hangen er twee authentieke Lambrechtsen in ons huis. De tweede is de kunstenaar zelf komen ophangen, wie kan dat zeggen? Tegenwoordig woont Marc met vrouw en kind in het zuiden van Frankrijk.

***

‘Als kunstenaar heb je alleen jezelf om op terug te vallen’

***

Kunstenaar Marc Lambrechts kwam vijftien jaar geleden naar New York op vakantie en is er blijven ‘plakken’. Sinds hij drie jaar geleden met zijn Koreaanse echtgenote een groot koloniaal huis-met-tuin kocht, voelt hij zich niet langer een toerist. Meer nog dan de andere New-Yorkse Vlamingen plaatst de stad een kunstenaar tussen twee extremen. Tot voor kort bevond Lambrechts zich aan de harde kant van het bestaan, nu deint hij mee op de positieve golven van de conjunctuur. “Ik heb een paar verzamelaars van mijn werk, maar verder blijft het een vorm van overleven. Ook al gaat het me nu goed, ik zal er nooit rijk van worden.”

Marc Lambrechts is afkomstig van Heist-op-den-Berg, studeerde aan het Sint-Lucas Instituut in Brussel en bleef vervolgens in de Belgische hoofstad wonen. Dankzij een culturele uitwisselingsbeurs kon hij voor een jaar naar Bratislava, in toenmalig Tsjechoslovakije. Lambrechts: “Dat was nog onder het communistisch regime. Je merkte er goed hoe de mogelijkheden van de kunst beperkt werden, tot bij de kunstenaars thuis. Ik was gewoon van veel te experimenteren en daarmee ook naar buiten te komen, ginds waren nauwelijks expressiemogelijkheden.”

Lambrechts had het ene extreem gezien en wilde wel eens de andere kant ervaren. “Ik kwam terug naar België en verkocht wat werken op tentoonstellingen. Ik had ook nog wat spaargeld en dacht: ‘Nu is het geschikte moment om een paar maanden naar New York te gaan.’ De stad fascineerde mij onmiddellijk, ook al omdat ik er zonder verwachtingen naartoe was gekomen.”

De spaarcenten vlogen echter de deur uit omdat de dollar op dat ogenblik zeer hoog stond, tussen 60 en 70 frank. “Om wat langer te kunnen blijven vertelde ik aan al wie ik ontmoette dat ik werk zocht, om het even wat. In die tijd was het makkelijker om allerlei baantjes te vinden dan vandaag”, meent hij. “Mijn allereerste baantje, voor een zaak die diapresentaties maakte voor bedrijven, bestond erin dia’s schoon te maken en in glazen kadertjes te plaatsen. Later kon ik grafisch werk voor hen doen, met camera’s en speciale effecten en zo. Vergeet niet dat het de tijd was vóór de personal computer.”

Overleven

In België werkte Lambrechts samen met galerij Moving Space in Gent. In New York was hij een nobele onbekende en zeker niet de enige die het als kunstenaar probeerde te maken. “New York is de stad van de kunstenaars, iedereen tracht zijn weg te vinden. Bijgevolg heerst er onder de grote massa van middenklasse-kunstenaars een enorme concurrentie. Er is ook geen vangnet voor kunstenaars. In België kan je stempelen of lesgeven. In New York is dat veel minder interessant én is het moeilijker om aan zo’n baan te geraken. Je hebt dus alleen jezelf om op terug te vallen. Daarin slagen is een langzaam proces.”

Stilaan kreeg Lambrechts contacten met galerijen en begonnen de zaken op gang te komen. Tot voor kort verdeelde een New-Yorkse galerij zijn werk exclusief voor de Verenigde Staten. De naam Marc Lambrechts is zeker niet bekend in alle galerijen en het leek hem niet de moeite alle galerijhouders aan te spreken. Tegenwoordig werkt hij met ‘art consultants’. “Zij plaatsen mijn werk, laten me weten waar en wanneer er belangstelling is. Nu hou ik me enkel nog bezig met mijn kunst. Ik werk niet in opdracht, maar puur voor mezelf.”

Af en toe organiseert Lambrechts tentoonstellingen. Er is ook de verkoop via zijn atelier. Op die manier heeft hij een beperkte clientèle opgebouwd. “Ik heb een paar verzamelaars van mijn werk, maar verder blijft het een vorm van overleven. Ook al gaat het me nu goed, ik zal er nooit rijk van worden.”

“Als de markt verandert, vooral als de beurs het slechter doet, is het kopen van kunst het eerste wat de mensen schrappen uit hun budget. Ik heb een periode gekend waarin ik goed verkocht, maar van de ene op de andere dag was dat vrijwel niets meer. Dat zijn harde tijden.”

Een doorsnee ‘Lambrechts’ van 120 bij 120 cm kost 5.500 dollar. De prijzen van zijn werken variëren van 2.000 tot 14.000 dollar. “Ik stel geregeld tentoon in België, maar de hoge dollarkoers is niet goed voor mijn verkoop daar. Vandaar dat ik de sowieso al lagere prijzen in België nog wat extra verlaagd heb. Als ik in België verkoop, laat ik trouwens de franken ter plekke, het is niet de moeite om dat om te zetten in dollars.”

Koloniaal huis

Op het dure Manhattan wonen betekent: onderhuren. Lambrechts’ eerste woonplek was bij een Japanse schilderes die in een heel grote loft woonde. Dat bood hem voor het eerst de gelegenheid te schilderen, voordien had hij voornamelijk geëtst. “Ik had eindelijk de ruimte. Terwijl zij voor een paar maanden op reis was, kon ik me daarop toeleggen. Ik vond het meteen plezierig.” Daarna woonde hij tijdelijk in de loft van een beeldhouwer die voor een jaar naar Italië was vertrokken.

De huurprijzen op Manhattan bleven stijgen en het werd hem te duur. De probleemsituatie was duidelijk. Lambrechts: “Nieuwkomers betalen vaak te veel huur en vinden moeilijk een werkplek. Zonder ruimte kunnen ze niet werken, dus produceren ze onvoldoende om te verkopen. Als je niet relaxed bent, is je kunst niet goed en is de kans op verkoop klein. De financiële stress en je kunst zijn op die manier onlosmakelijk met elkaar verweven.”

Lambrechts begon een intense zoektocht in Brooklyn, “omdat het kort bij Manhattan ligt en er een goede verbinding is met openbaar vervoer”. Het loonde. “Gedurende acht jaar woonde ik op een grote loft die me niet de armen en benen van mijn lijf kostte en toch zat ik er niet geïsoleerd. Intussen was ik getrouwd en wilden we een huis kopen. En weer hadden we geluk: drie jaar geleden hebben we dit huis gevonden. Het is het enige koloniale huis uit 1840 dat blijven staan is. De lokale dokter van die tijd heeft dit opgevat als een soort farmhouse, want dit was toen nog het platteland.” Het huis is prachtig, helemaal in hout, met een ruim garageatelier achterin. De metro stopt letterlijk om de hoek. “Omdat het zo groot is, verhuren we de bovenverdiepingen, op die manier blijft het financieel haalbaar”, zegt Lambrechts.

Administratief loopt alles langzaam en stroef, stelt hij vast. “We herfinancieren nu onze lening. De papiermolen waar je doorheen moet is werkelijk verschrikkelijk. Omdat alles zo grootschalig is, bevind je jezelf in de anonimiteit. In een kleine gemeenschap kent iedereen iedereen en moet elke zelfstandige of elke overheidsdienst een goede service leveren. In een dichtbevolkte stad als New York kan het niemand wat schelen of je tevreden bent of niet. Vermits er geen behoefte is aan een langdurige klantenrelatie, moet je voor alles vechten.”

“Van iedere werkman die we aan het huis wilden laten werken, hebben we goed moeten nagaan of hij echt zijn stiel kende. Iedereen is hier loodgieter of wat dan ook, want iedereen wil geld verdienen. Voor je het weet zit je met iemand in huis die niets afweet van het werk waarvoor je hem hebt ingehuurd of die slecht materiaal levert. Je moet verschillende referenties navragen. Al dat soort zaken vergen heel veel van je.”

Relaxed

Het zou moeilijk zijn voor hem opnieuw in België te moeten leven. “Ik woon nu vijftien jaar in New York, ik ben hier getrouwd en heb een huis. Misschien ben ik geen New-Yorker, maar het zou moeilijk zijn de manier van denken, de openheid en al het andere wat de stad te bieden heeft achter te moeten laten en terug te keren. België is nu eenmaal voor 95 procent katholiek, de bevolking is overwegend blank, iedereen denkt gelijkaardig over muziek, tentoonstellingen, enzovoort. De maatschappij is er veel te homogeen. In New York denkt iedereen wat anders, er is een grote verscheidenheid.”

Opvallend is dat de meeste inwoners van Brooklyn zo relaxed lijken. Het is uiteraard ook Marc Lambrechts al opgevallen. “Je kan hier niet leven als je voortdurend als een zoemende bij opgaat in de gejaagdheid van de stad. Ik zou niet anders dan relaxed kunnen leven. Toch zijn er momenten dat het hier erg ‘zoemt’. Op Manhattan zijn de mensen doorgaans vriendelijk, weliswaar altijd snel op weg ergens naartoe. Je wordt ook nooit in de ogen gekeken. Iemand die je in de ogen kijkt, wil wat van je. Zeker als vrouw vermijd je best oogcontact, want mannen vragen meteen je telefoonnummer.”

In restaurants op Manhattan kan je vaak geen reservatie maken, kwestie van rentabiliteit. Lambrechts: “Dat is nog zo’n fenomeen hier: een uur wachten op een tafeltje. Ik kom zelden in de trendy restaurants en bars, het zijn bijna schoolrefters waar je permanent geroezemoes hoort. Ik vind dat niet interessant. Na een tijdje ontdek je de rustige plekken, waar het eten toch lekker is en je ook een goede keuze hebt.”

New York heeft lang de reputatie gehad een onveilige stad te zijn. “Ik heb die verschuiving echt zien gebeuren”, zegt hij, “haast van de ene op de andere dag. Zo was het in de Lower East Side voorheen erg gevaarlijk. Als je er met bezoekers kwam, nam je best geen foto’s, je wandelde alleen wat rond. Zoniet werd je meteen benaderd: ‘Wie ben je, wat doe je hier, heb je wat geld voor me?’.”

“Zelfs hier in Brooklyn voelen we het. Toen we drie jaar geleden dit huis kochten, waren er overal rondom ons leegstaande gronden. Nu staat het vol nieuwgebouwde Brownstones. Op drie jaar tijd verdubbelde ons huis in waarde, enkel door de verbetering van de omgeving. Je ziet de winkels opknappen, mensen frissen hun huis op en in een minimum van tijd is de buurt ‘in’. Het wordt nu een beetje een kunstenaarsbuurt: er wonen erg veel Afrikaans-Amerikanen, jazzmuzikanten en rappers, filmsterren, allemaal afkomstig uit de zwarte gemeenschap. De zwarte elite wil hier absoluut kopen want ze zit vlakbij de stad, wat de buurt enorm heeft vooruitgeholpen.”

Koffers

“Of ik hier blijf weet ik nog niet. Vóór we hier drie jaar geleden kwamen wonen was ik echt van plan om te verhuizen. Ik zocht een andere plek. In België, in Mexico en overal in de States ben ik gaan kijken. Ik heb echt álles geëvalueerd: de kostprijs van het wonen, de levensduurte, of ik het er naar mijn zin zou hebben, wat voor werk ik er zou kunnen doen.”

“Ik heb het avontuur in me. Als ik me teveel gesettled voel, dan kriebelt het en dan zie ik opeens weer die valiezen staan. Eens je een gezin hebt wordt dat natuurlijk wel moeilijker, maar we hebben nog geen kinderen, dus er kan nog veel. Eigenlijk weet ik het nog niet. Ik hou van de woestijn, dus zou ik wel eens in New Mexico willen wonen. Verder zijn er in Amerika niet zoveel plekken waar ik naartoe zou willen gaan. Wie weet trek ik met mijn Koreaanse vrouw wel naar het Verre Oosten. Ach, er zijn veel plaatsen in de wereld die me aantrekken. De koffers staan altijd klaar.”