Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Ceci ne sont pas des mémoires (1/5)

Journalistiek, Memories & mijmeringen, Radio en Televisie, Sport Posted on vr, januari 26, 2024 19:06:09

Ach, 65, het is maar een getal natuurlijk. Ik ben vandaag geen haar veranderd ten opzichte van gisteren en zal er morgen nagenoeg hetzelfde uitzien als vandaag, dus waar zou ik me druk om maken? Maar goed, het is een momentopname, vanaf nu ben ik a) met pensioen en b) mag, neen: móét, ik van het leven genieten. Dubbele flauwekul, uiteraard, want a) dat pensioen geldt weliswaar officieel, maar ik blijf actief, onder meer als journalist en auteur, en b) waarom zou je pas na je 65ste verjaardag van het leven mogen of moeten genieten? Misschien is het wel een geschikt ogenblik om een professionele balans op te maken en die te delen met lezers van deze blog. Dit zijn niet echt memoires — want mijn privéleven scherm ik af —, maar een beetje ook weer wel: herinneringen van een oud-strijder die weigert het slagveld te verlaten! In vijf delen, nog wel. Vandaag deel 1: 1959-1986. En aansluitend publiceer ik de hele maand februari, 29 dagen lang, geschreven bijdragen van mijn hand door de eeuwen heen.

***

27 januari 1959. Een doordeweekse dinsdag. Chroestsjov kondigt een zevenjarenplan af. Romy Schneider verlooft zich met Alain Delon. Premier Eyskens (Gaston) kondigt de ‘gezondmaking van het spoor’ aan. In het Sint-Bartholomeusziekenhuis in Merksem slaakt een pasgeborene zijn eerste kreetjes.

Van mijn eerste levensjaren herinner ik me, zoals dat normaal is, helemaal niets. Alleen vergeelde foto’s tonen een beeld van de piepjonge Frank Van Laeken: een dik ventje met een kaal hoofd, een lookalike van de jonge Mao Zedong, maar dan uit Marreksoem.

Volgens mijn moeder sliep ik altijd. Braaf kind, wellicht spaarde ik verontwaardiging en ergernis op voor later. De moord op John F. Kennedy, 22 november 1963, neen, ook op mijn bijna-vijfde zegt me dat nog weinig. De beelden heb ik pas later gezien. De moord op zijn broer, bijna vijf jaar later, des te meer. Ondertussen had ik stukken van het WK Voetbal in Engeland (1966) in zwart-wit beleefd en was ik aan de hand van mijn bompa — vader van mijn moeder — voor het eerst naar een wedstrijd van Beerschot gaan kijken. 20 november 1966, 3-6 tegen Club Brugge, ik moest nog acht worden: u leest het relaas via deze link. https://maandans.frankvanlaeken.eu/?p=147

De nieuwe Rik De Saedeleer

Voetbal fascineerde me. In het diepst van mijn gedachten scoorde ik jaren na elkaar het winnende doelpunt op de wereldbeker, ook al had ik net iets meer aanleg om in het doel te staan. ‘Net iets meer’ dan heel weinig blijft natuurlijk weinig. Dus richtte ik mijn pijlen op iets doen mét voetbal, niet ín voetbal. Dat leek me eenvoudiger: de nieuwe Rik De Saedeleer worden, of zo.

Op het tapis-plain voor de televisie in de woonkamer had ik met Lego-blokjes een primitief voetbalstadion geconstrueerd. De reclameborden waren in karton nagebootst. En met van een metalen voetbalspel losgewrikte spelertjes — er ontbrak er één, die werd dan maar vervangen door een Mens Erger Je Niet!-pionnetje — en een loden balletje, vond ik ter plekke mijn eigen competitie uit. TAF heette mijn clubje, naar een merk van sigarenbanden dat mijn vader verzamelde. Ik gaf mijn spelers verzonnen namen. Clubkleuren: geel-zwart. Het was dat of rood-wit, maar een Beerschot-supportertje kan je moeilijk dwingen om de kleuren van dat andere Antwerpse team te omarmen, natuurlijk. Ik speelde de wedstrijd, bootste het publiek na (volle tribunes!) en gaf ook nog eens commentaar: mijn ouders waren iets minder opgezet met ‘de nieuwe Rik De Saedeleer’ dan ikzelf. Hoeft het gezegd dat TAF seizoen na seizoen met ruime voorsprong kampioen werd?

Op de lagere school haalde ik probleemloos 95 procent en meer. Eerste van de klas en toch niet onpopulair. In het middelbaar trok ik die lijn aanvankelijk door, om vanaf mijn zestiende iets meer van het leven en iets minder van het leren te genieten. Nog altijd geen groot probleem, dat diploma kwam er haast spelenderwijs.

De nieuwe Maurice De Wilde

Handel was de richting die ik volgde, maar het was niet de richting die ik uit wilde, ook al houd ik mooie herinneringen over aan mijn scholierentijd en zijn enkele medescholieren vrienden gebleven. Ik schreef — achteraf bekeken — banale gedichtjes en deed mee aan het schoolcabaret met een handvol gelijkgestemden. Mensen aan het lachen krijgen in een gemeentezaal, dat was de opdracht van deze verlegen jongen die zijn schuchterheid in publiek kon afleggen, op voorwaarde dat ik een ingestudeerde tekst kon declameren. Maar daarna? Boekhouder worden? Neen. Klerk? Neen? Econoom? Alstublieft, zeg.

Dus moest ik op mijn achttiende een nieuw pad uitzoeken. Waar had ik de meeste garantie om ‘de nieuwe Rik De Saedeleer’ te kunnen worden? Communicatiewetenschappen? Nogal theoretisch, zo werd me verzekerd. Het werd dan maar het RITCS in het verre Brussel, in de oude ‘bank van Congo’, vlakbij de Naamsepoort, waar toen nog een afdeling Sociale Communicatie bestond. Daar had ik vooraf een lang telefoongesprek over gehad met Guy De Pré, de radioman die toen nog getrouwd was met de dochter van een collega en vriend van mijn vader.

Het RITCS, dat was: zeer praktijkgericht, niet té veel studeren, een stukje van de wereld buiten Antwerpen zien (al ging ik niet op kot), andere invloeden opslorpen, op vele vlakken wakker worden. En beseffen dat er meer is dan sportreporter worden. Maar ook: het eerste jaar moeten dubbelen omdat ik nog op het ritme van het middelbaar studeerde, wat in dit geval té weinig en té laat bleek. Dat ‘té weinig’ gold ook voor mijn punten. Ik mocht niet eens tweede zit doen.

In het derde en vierde jaar was driekwart van de lessen gemeenschappelijk met de afdelingen Film, Radio & Televisie en Toneel, één kwart apart. Ik zat helemaal alleen in mijn richting (wat wellicht ook verklaart waarom die een aantal academiejaren later werd opgedoekt). Ik kreeg er les van journalistieke grootheden als Piet Van Roe, Piet Van Brabant en Jo Röpcke en van filosofische grootheden als Jaap Kruithof, Etienne Vermeersch en Hugo Van Den Enden. Maar vooral: ik kreeg er privéles van Maurice De Wilde, gerenommeerd onderzoeksjournalist, die in die jaren aan zijn reeksen over De nieuwe orde en De collaboratie werkte. In zijn lessenpakket zat onder meer de uitvoerige bespreking van de problemen die hij zelf had ondervonden bij het maken van zijn spraakmakende reportages (‘enquêtes’ noemde hij ze zelf). Dikke cursussen, want: hij had véél problemen gekend. Met politici en met zijn eigen hiërarchie. De Wilde stond op het lesprogramma met vier uur in de voormiddag. Van negen tot één. Ik arriveerde om halfnegen, hij net iets later, dus kwam dat in de praktijk neer op les van twintig voor negen tot halftwee. Brossen kon niet, dat zou nogal opgevallen zijn. De Wilde rookte als een ketter, dat moest deze niet-roker er maar bijnemen. Andere tijden.

De Wilde werd een leermeester en ook een mentor voor mij. Hij was streng. Als je hem een tekst overhandigde die je na lang wroeten in elkaar had gebokst, daarbij denkend: beter dan dit kán gewoon niet, kreeg je die vol handgeschreven verbeteringen en notities terug. Alles kan beter, zeker wanneer de beoordelaar Maurice De Wilde heette. Ik heb er tonnen vol respect voor de man gekregen.

‘De nieuwe Rik De Saedeleer’? Vergeet het!

‘De nieuwe Maurice De Wilde’, dát wilde ik worden.

De Nieuwe

Toen ik eens liet vallen dat ik gewetensbezwaarde wilde worden — ik wenste niet blindelings bevelen op te volgen en was overtuigd pacifist, legerdienst was aan mij niet besteed —, vroeg hij: waarom kom je niet naar de BRT, we kunnen altijd iemand gebruiken in mijn kleine redactieploeg? Natuurlijk zag ik dat zitten: een betere entree bij de openbare omroep was volgens mij niet mogelijk. (Wist ik veel dat De Wilde door heel wat collega’s werd uitgespuwd, en vice versa overigens.) Maar omdat de BRT tot dan toe geen gewetensbezwaarden had toegewezen gekregen, duurde het bijna twee jaar alvorens ik er kon beginnen.

Extra vervelend: ik kon geen werk vinden (a ja, want: leger- of burgerdienst nog niet gedaan) en moest gaan ‘doppen’. In het stempellokaal gebeurde het betere pestwerk: je wist pas op het ogenblik dat je je dagelijkse stempel ging halen, wanneer je ’s anderendaags moest terugkomen. Officieel om te vermijden dat werklozen in het zwart zouden bijklussen, officieus volgens mij toch ook wel om wie zonder werk zat nog wat extra met de neus op de feiten te drukken.

Intussen had ik mijn eerste stappen op de planeet Journalistiek gezet. Donderdag 19 augustus 1982 verscheen in het linkse weekblad De Nieuwe de uitgeschreven versie van mijn reportage over vrouwen in het leger die ik aan het RITCS had gedraaid in opdracht van Maurice De Wilde. Zevenhonderd vijftig frank leverde mij dat op. 7-5-0. Nog geen twintig euro. Maar mijn naam stond wel boven het stuk en ik mocht van dan af bijna wekelijks schrijven voor De Nieuwe, dat toen geleid werd door hoofdredacteur Piet de Moor, die zich in latere jaren zou ontpoppen tot Duitslandspecialist. Dat smaakte naar (veel) meer. En ik schreef ook (voor) veel meer (bladen). Noem een links media-initiatief dat een paar maanden heeft bestaan en ik heb ervoor geschreven.

Ik was filmrecensent, tv-criticus, mediadeskundige, en nog wat meer, schreef vurige pleidooien tegen de komst van commerciële televisie in Vlaanderen en dat soort dingen.

Maar ik was nog altijd geen nieuwe Rik De Saedeleer of Maurice De Wilde.

FM 2000

Najaar 1982 klopte ik aan bij de een paar maanden eerder opgestarte Antwerpse vrije radio FM 2000, links van signatuur, toen nog gelokaliseerd op een versleten appartement boven een winkel op de Meir (postcode 2000, vandaar de naam). Dat werd een nog veel grotere leerschool. Na nog geen drie maanden was ik er al verantwoordelijk voor alle informatieve programma’s. Onbetaald, dat spreekt haast voor zich. En van een uitgebreide nieuwsdienst was al evenmin sprake: een handvol lieden vol goede wil, die dagelijks twee nieuwsbulletins produceerden en in het weekend ook nog een satirisch magazine. Ik was daar (on)redelijk fanatiek in, eiste het beste van mezelf en de anderen, ook al stond er geen pecuniaire beloning tegenover onze inspanningen.

Gratis mag niet gratuit worden!

Hóe fanatiek ik was, illustreer ik even met een voorbeeld: in 1983 werd een groot deel van het land lamgelegd door de vrijdagstakingen van de socialistische vakbond, waarbij onze radio enigszins aanleunde, al waren we ook voor hen uitermate kritisch. Dan ging ik ’s morgens stempelen, wandelde van Merksem te voet naar de Meir (slordige driekwartier langs het Sportpaleis, het Stuivenbergziekenhuis en de Carnotstraat), luisterde de nieuwsberichten op de BRT-radio af en sprokkelde ook nog wat informatie uit krantenberichten, presenteerde ons nieuws van halftwee en deed dat nog eens over om halfzeven (tenzij er een collega beschikbaar was), om vervolgens weer driekwartier te stappen richting avondeten bij mijn ouders. Was het stempelmoment in de namiddag, dan werd het allemaal nog net iets ingewikkelder.

In 1983 begonnen we met een handvol lieden aan een wekelijks satirisch magazine, waarvan we de titel geleend hadden van een nummer van Van Kooten & De Bie: Wat is het klote om de klos te zijn. Vergelijk het met het (latere) Leugenpaleis, maar dan nog net iets gedurfder en anarchistischer. Om dat te illustreren: toen koning Leopold III stierf, huldigden we de semicollaborerende monarch met een minuut lawaai. Ondergetekende gebruikte daarvoor de stofzuiger op het secretariaat, een spul dat voor de rest toch werkloos stof stond te vergaren, en een primitieve bandopnemer. Achteraf moest ik vaststellen dat ik slechts tweeënvijftig seconden stofzuigergeluid had opgenomen, maar ach, wie lag daar nu wakker van?

Nog in 1983 werd onze antennemast voor het eerst in beslag genomen door overijverige rijkswachters, want die vrije radio’s — die officieel niet mochten uitzenden — waren natuurlijk nog net iets staatsgevaarlijker dan de leden van de Bende van Nijvel. De radio verhuisde naar een bescheidener locatie boven een jeugdhuis, De Waag, het laatste punkerslokaal van Antwerpen, waar opnieuw vrolijk werd uitgezonden (het satirisch magazine was intussen omgedoopt tot Biefstukken voor het volk) tot de rijkswacht alweer ongevraagd langskwam. En toen was het over, want onze vrienden van de socialistische vakbond bleken ‘vrienden’ met aanhalingstekens te zijn. Ze lagen niet echt wakker van het verdwijnen van FM 2000.

Mooie tijd, mijn langstdurende vriendschappen dateren uit die periode, en ik heb er veel media-ervaring kunnen opdoen. Nog een voorbeeld om dit te illustreren: bij de grote antirakettenbetoging van zondag 23 oktober 1983 bracht ik om het uur verslag uit vanuit een telefooncabine in het station Brussel Noord. In het begin was dat simpel, want de betoging startte daar. Naderhand werd het iets ingewikkelder, want ik moest telkens teruglopen naar Brussel Noord om mijn relaas in te spreken. En ik moest voldoende vijffrankstukken op zak hebben.

Een mens moet er iets voor over hebben.

Adieu Maurice

Terug naar Maurice De Wilde. Toen mijn dossier na ruim anderhalf jaar maar niet behandeld raakte, belde ik hem teleurgesteld op, eigenlijk om te melden dat ik een andere oplossing zou zoeken. ‘Wacht even’, zei hij. Twee dagen later kreeg ik een verlossend telefoontje dat ik alsnog als gewetensbezwaarde mocht beginnen aan de Reyerslaan 52. Wie De Wilde daarvoor heeft gebeld, weet ik niet, maar misschien kwam de zinssnede ‘Waar waart gij…?’ er wel in voor.

Mijn pad leek geëffend. Twintig maanden burgerdienst tegen een minuscule verloning (‘soldij’ weigerde ik het te noemen), dat wel, maar een carrière bij de Belgische Radio en Televisie wenkte. Tot ik een conflict kreeg met… mijn leermeester en mentor. De Wilde vroeg me om het hoofdstuk jeugdcollaboratie te schrijven voor het begeleidende boek bij de tv-reeksen, dat werd uitgegeven bij Pelckmans. Ik trok mijn stoute schoenen aan en vroeg welk deel van de royalty’s ik daarvoor dan wel zou mogen ontvangen. Niets, klonk het antwoord, ‘want de informatie die ge zult gebruiken, is verzameld in naam van de BRT’. Ja, repliceerde ik, ‘maar u ontvangt toch ook royalty’s bij een privéuitgeverij en draagt daarvan niets af aan uw werkgever?’

Lang verhaal kort: er werden wat nota’s heen en weer geschreven — zo ging dat toen, rikketikketik met carbonpapier ertussen — en ik had de euvele moed — geen idee waar ik die zo plots vandaan had gehaald — om de voorzitter van de raad van bestuur, op dat ogenblik de liberale historicus Adriaan Verhulst, een kopietje te bezorgen, waarop die mij prompt gelijk gaf. Tja, ik had dan wel van hogerhand gelijk gekregen, maar hoe kon ik nog door één deur met mijn opdrachtgever/leermeester/mentor? Dus vroeg ik na acht maanden mijn mutatie aan en haspelde de overblijvende twaalf maanden van mijn socio-culturele burgerdienst af in jeugdcentrum De Waag. Tussen de punkers. (Om de twee maanden werd er een punkfestival georganiseerd, met groepjes die aan het geproduceerde geluid te horen die avond voor het eerst en, hopelijk, ook voor het laatst optraden. Je kon het schema van die avonden vooraf invullen. Zeven uur: eerste optreden. Acht uur: tweede optreden. Negen uur: derde optreden. Tien uur: skinheads die zich voor de deur verzamelden, getrek en geduw heen en weer, iemand uit de buurt die de politie belde en de flikken die orde op zaken kwamen stellen, met de eis om de zaak te sluiten. Elf uur: ik fluitend op weg naar huis.

In februari 1986 zaten mijn twintig maanden ‘brommen’ erop en wachtte een nieuwe uitdaging: werk vinden. Dat lukte niet in de journalistieke sector, werd algauw duidelijk. Ik bleef wel voor een habbekrats freelancen op verschillende plekken, maar een deftig betaalde job zat er niet in. Een kleine producent van bedrijfsvideo’s zocht iemand en, kijk, ik mocht er dadelijk beginnen. Na een hele dag videobanden klasseren — er slingerde wat rond in die lokalen! — kwam de grote baas, een oude, streng ogende man, even langs. ‘En ge moet niet denken dat ge hier de luierik kunt komen uithangen’, waarschuwde hij hautain. Ik dacht: ik zeg niets, maar ze zien me hier morgen ook niet meer terug. Dat ze het contract steken waar de zon niet schijnt! Ik wilde niet in het leger gaan om blind bevelen te moeten volgen van arrogante brulapen, waarom zou ik dan gaan werken voor een militaristische patron?

The young ones

Dan spendeerde ik liever nog wat meer tijd in het gemeenschapshuis waar ik najaar 1985 was ingetrokken: vijf mannen en een vrouw, de oudste zesendertig, de jongste vierentwintig, ik zesentwintig, vijf van de zes hadden een voorgeschiedenis bij FM 2000. The young ones, noemden buitenstaanders ons. We lieten hen dan ook graag buiten staan, er viel binnen genoeg te beleven. Samen naar nieuwe muziek luisteren, onder meer. En op café gaan, op het toen nog lang niet zo hippe Zurenborg. We stonden ook bekend als een links gezelschap. Dat leverde ons één keer een vermelding op, met naam en toenaam, in het ledenblad van Vlaams Blok. Vijanden van het volk, of zoiets.

Ach ja, dachten we in onze linkse naïviteit, wat kan dat groupuscule ons maken, zo’n partijtje van niets?

Ik solliciteerde een paar maanden later om copywriter te kunnen worden bij Colruyt, een bedrijf dat ik nota bene drie jaar voordien in een bijdrage voor De Nieuwe had neergesabeld als slechte werkgever, maar viel er net naast. Zilveren medailles zijn niets waard bij het solliciteren. Geluk bij een ongeluk: dochterfirma Dolmen Computer Applications was op krek hetzelfde ogenblik op zoek naar krek hetzelfde profiel.

En zo mocht ik me vanaf maandag 12 mei 1986, 27 jaar en een paar maanden oud, ‘marketing officer’ noemen. Mijn eerste échte job. Copywriting, het maandelijkse klantenblad schrijven (het dichtst dat ik bij betaalde journalistiek zou komen in die periode), deelname aan beurzen coördineren, enzovoort.

Hé, ik kon eindelijk hippe kleren kopen en trakteren op café, maar mijn natuurlijke habitat was het allerminst.

Voor mijn neus hing nog altijd het bordje ‘Even geduld aub’.

Morgen: impresario, festivalorganisator, werkloos, eindelijk voltijds journalist!



Meer centen voor de openbare omroep

Communicatie, Journalistiek, Radio en Televisie Posted on za, december 10, 2022 11:21:02

Zondag was ik uitgenodigd om in De zevende dag over de Rode Duivels te komen praten. Een dubbele deprimerende ervaring: ellendig vroeg opstaan op de zevende dag en babbelen over een sportief debacle. Het was een poos geleden dat ik nog eens had rondgelopen in het Huis van Vertrouwen. Een heel vreemd fenomeen overvalt me dan telkens: een warm nostalgisch gevoel bij dat nochtans spuuglelijke en na vijftig jaar helemaal uitgewoonde gebouw. Maar het heeft iets. Vind ik. En natuurlijk roept het herinneringen op aan de tijd dat ik er elke dag door de gangen dwaalde, op zoek naar een lokaal in een gang waar ik nog nooit geweest was. Een doolhof is het. Lelijk labyrint. Sommige gangen hebben meer weg van een Roemeens weeshuis ten tijde van Ceausescu dan van een modern mediabedrijf. En toch… Hoe onsympathiek ik er zelf soms ook bejegend werd, ik hield van dat volk en iets minder van zijn leiders, om wijlen Wilfried Martens even te parafraseren.

Een kleine omweg om te kunnen schrijven dat ik heel erg meeleef met de tientallen VRT-medewerkers die een dikke week geleden te horen of te lezen kregen dat ze niet meer welkom waren. Ik voel mee met de tientallen anderen die vrezen bij de volgende lichting te zijn die verplicht moet afhaken. Tussen de ontslagenen zitten vakbekwame, harde werkers, die ik heb leren appreciëren — als collega én als mens — in mijn periode als freelance redacteur bij Van Gils & gasten, een talkshow waarvan de gastheer zijn redactie níet intimideerde door zijn eigen stress luidruchtig op hun af te wentelen, dat mag weleens gezegd worden.

Er zit geen lijn in al deze naakte ontslagen, behalve dan de lijn dat er nu eenmaal bespaard moést worden én dat die medewerkers bijna zonder uitzondering de vijftig voorbij zijn. Toch weer die leeftijdsdiscriminatie. Zo voorspelbaar. En zo achterhaald, want bekwaamheid en inzet hebben niets met leeftijd te maken. De VRT-directie is in hetzelfde bedje ziek als de meeste bedrijven. Ik vind het al te makkelijk. Zij ongetwijfeld ook, maar ze zullen dat nooit toegeven. Er is zogezegd over nagedacht.

Dat de VRT nu zo drastisch moet ingrijpen, komt niet omdat CEO Frederik Delaplace een persoonlijke voorstander is van sociale bloedbaden, wel omdat de Vlaamse regering de openbare omroep een fikse besparing heeft opgelegd, zoals diezelfde regering ook andere overheidsdiensten tot inbinden heeft verplicht. Denk aan De Lijn. Een neoliberale wind waait door het sowieso al kille Vlaanderen. Twee van de drie partijen die in Vlaanderen de scepter zwaaien, waren destijds de grootste pleitbezorgers van het doorbreken van het BRT-monopolie. Van de liberale PVV (Open VLD) valt dat nog te begrijpen, van de christendemocratische CVP (CD&V) al minder, vooral omdat die partij de belangrijkste machtspostjes bezette eind jaren 70. Toch was het premier Leo Tindemans die, nota bene op de Franstalige commerciële zender RTL, de beslissende aanval op de alleenheerschappij van de openbare omroep inluidde. Toen zette ik mij in allerlei publicaties keihard af tegen het afbreken van het BRT-monopolie, nu besef ik dat dit niet tegen te houden viel en dat het wellicht goed is dat er meer diversiteit qua aanbod bestaat.

Vorige week tweette ik mijn bezorgdheid over de ontslagen medewerkers en bij uitbreiding de hele openbare omroep. Nou, daar stonden de VRT-haters vliegensvlug op. De bekende termen vlogen weer in het rond: ‘subsidieslurpers’, ‘MSM’, ‘linkse omroep’, ‘Vlamingenhaters’, ‘leugenpers’, etcetera. Voor een groeiend aantal Vlamingen mag de VRT van vandaag op morgen verdwijnen, niet toevallig vallen die doorgaans in Vlaams-nationalistische hoek te situeren. Hoe rechtser, hoe meer anti-VRT ze zijn. Ach, ze dwalen en ze zijn ongeneeslijk hardvochtig met hun hardnekkige meninkjes, haatberichtjes en complottheorietjes.

Vlaanderen heeft een stevige openbare omroep nodig. Een omroep die via al zijn kanalen aandacht besteedt aan elementen die binnen het commerciële circuit bewust verwaarloosd of zelfs vergeten worden: (moeilijkere vormen van) kunst en cultuur, sporten die minder populair zijn dan sjotten en koers, diepgaande duiding, langere gesprekken met interessante maar minder bekende mensen.

Ik ben de eerste om de VRT te omarmen en de eerste om de zenders van de openbare omroep te bekritiseren. De komst, in 1996, van Bert De Graeve, de eerste niet-politiek benoemde CEO, heeft heel veel goeds gedaan, in de eerste plaats om de omroep uit het moeras van steeds minder kijkers en steeds strengere externe be- en veroordelingen te geraken. Tegelijkertijd werd toen een commercialisering ingeluid die nadien flink uit de hand is gelopen. De VRT mág de grootste zijn, maar dat móet niet. Het mag geen verzameling nichezenders zijn, maar het hoeft ook geen groot pretpark te worden. De VRT moet moeite doen om een zo ruim mogelijk publiek te bereiken, maar het moet een bepaalde standaard halen. “To make good things popular and popular things good”, was een adagium dat bij de BBC werd gehanteerd, en daar ben ik helemaal voor.

Een argument dat VRT-critici steeds vaker bovenhalen zijn de hoge lonen van een aantal freelancemedewerkers met een exclusiviteitsovereenkomst. Ze hebben een punt. Niels Destadsbader hoort niet thuis bij de openbare omroep, Tom Waes wel. Omdat die laatste programma’s maakt die ook inhoudelijk interessant en relevant zijn — en toch entertainend —, terwijl de eerste nooit op de hersenen mikt. Dat is weggegooid overheidsgeld, zeer zeker. Daarmee had je wellicht een groot aantal van de ontslagenen kunnen behouden. Op dat vlak is het eigen schuld, dikke bult aan de Reyerslaan.

Als ik die minutenlange sponsorboodschappen zie op televisie, de onverhulde promotie om op sportgoksites ‘mee te spelen’, of ik hoor de tenenkrullende radioreclame, dan herken ik daar ‘mijn’ VRT niet in. In mijn ogen moet een openbare omroep geen reclame maken — verpakt als sponsorboodschappen —, laat dat aan de commerciële spelers over. Ik wil een zo reclamevrij mogelijke VRT, maar dan zou de overheidsdotatie flink moeten stijgen. Op de website van de VRT lees ik dat de openbare omroep in 2021 449,4 miljoen euro werkingsgeld ontving of genereerde: 273,4 miljoen euro dotatie, 173,1 miljoen commerciële inkomsten en nog een kleine 3 miljoen ‘andere’ inkomsten.

Mijn suggestie: geef de openbare omroep 500 miljoen euro vaste dotatie gedurende twintig jaar. Vergeet dus die vijfjaarlijkse beheersovereenkomsten, waar de politieke constellatie van het moment zich kan beginnen te bemoeien met de VRT, met als gevolg persoonlijke afrekeningen, waarbij de openbare omroep en al zijn medewerkers de speelbal worden van machtsgeile individuutjes. Schaf reclame en sponsorboodschappen af, laat die over aan de commerciële markt. Leg duidelijke verplichtingen op aan de VRT — en dan bedoel ik niet debiele randvoorwaarden als minstens zoveel procent ‘Vlaamse’ muziek. Zorg dat er voldoende moeilijke en toch toegankelijke programma’s worden gemaakt voor een nichepubliek. Verplicht de VRT om intensief samen te werken met de brede cultuursector (en room intussen de hogere reclameinkomsten van de commerciële zenders gedeeltelijk af om het beleid te stofferen). Leg beperkingen op qua aankoop van dure uitzendrechten, maar bedenk wel dat de VRT (en dan bedoel ik voornamelijk Sporza) in het algemeen een veel hogere kwaliteit garandeert dan de commerciële spelers, dus laat die WK’s en EK’s Voetbal en Olympische Spelen maar aan de Reyerslaan 52 zitten. Ze zitten er goed. Laat Sporza ook maar de Belgische uitblinkers in allerlei andere sporten dan voetbal en wielrennen intensief volgen. En laat Champions League & consoorten aan de commerciëlen.

De kreet ‘VRT, weg ermee!’ klinkt steeds luider omdat er steeds meer mensen meeheulen met de wolven in het bos. Ik probeer daar vanuit mijn schrijfhoekje ‘VRT, ik ben mee!’ tegenover te zetten. U roept toch ook?



Sorry

Communicatie, Radio en Televisie Posted on za, oktober 15, 2022 11:11:19

‘Sorry seems to be the hardest word’ zong Elton John zesenveertig jaar geleden. Dat was midden de jaren 70. In het daaropvolgende decennium heb ik heel kortstondig een lief gehad die vond dat ik te vaak sorry zei. Dat kwam, geef ik grif toe, in de eerste plaats omdat ik vervelende dingen deed of zei waarvoor achteraf een excuus nodig was. Had ik maar vooraf beter moeten nadenken over mijn woorden of daden. Sorry daarvoor.

Zoals voorkomen beter is dan genezen, is nadenken over wat je doet of zegt beter dan oprechte verontschuldigingen aanbieden. Maar als het kwaad dan toch geschied is, moet je door het stof. Soms komt zo’n welgemeende ‘Sorry’ te laat of is het onvoldoende om het aangerichte leed te verzachten of krijg je te maken met iemand die je liever naar de geestelijke verdoemenis helpt dan je excuses te aanvaarden. In de meeste gevallen creëert het echter een opening, naar een betere verstandhouding, naar meer begrip, naar een optimalere vorm van samenleven.

Neem nu Bart De Pauw. Als hij in 2017 ‘Sorry’ had gezegd voor zijn opdringerig gedrag — van flirterige sms’en tot regelrechte pogingen om zijn macht als werkgever te misbruiken —, dan zouden die wellicht aanvaard geweest zijn. Dan zou hij nu allicht nog als die eeuwige kwajongen met de blinkende ogen te zien zijn op de Vlaamse openbare omroep. Dan zouden zijn slachtoffers — want dat waren het! — meer dan waarschijnlijk niet de stap naar de rechtbank hebben gezet. Dan zou ons een pijnlijke en overbodige brede maatschappelijke discussie bespaard zijn gebleven — de feiten waren immers duidelijk. Dan hadden alle betrokkenen vijf jaar geleden reeds samen door dezelfde deur kunnen stappen en nieuwe professionele plannen maken.

Maar De Pauw toonde niet de minste vorm van schuldinzicht. Hij bleef zichzelf in de slachtofferrol maneuvreren, het waren de anderen die hém hadden misbegrepen, niet andersom (en alleen daarvoor wilde hij zich verontschuldigen, wat er eigenlijk op neerkwam dat hij ‘Sorry’ zei voor de domheid van anderen, adding insult to injury). De Pauw had de polarisatie — tussen diegenen die hem een sjofele kerel bleven vinden en die vrouwen afschilderden als aandachthoeren, en de anderen die onmiddellijk woorden als ‘stalking’, ‘belaging’ en ‘machtsmisbruik’ in de mond namen — die er nu is ontstaan, kunnen voorkomen, door heel eenvoudig excuses aan te bieden, duidelijk te maken dat hij besefte waar en hoe hij in de fout was gegaan, en te benadrukken dat hij zijn attitude zou bijsturen.

Zijn gedrag zou fout gebleven zijn, maar iedereen zou verder hebben gekund met zijn leven. Nu niet. Nu moesten we eerst vele duizenden woorden verdragen over wat er al dan niet gebeurd was. Nu kregen we op sociale media een gevecht tussen believers en non-believers. Nu kwam er een flink gemediatiseerd proces van, waarop De Pauw nog altijd niet het minste schuldbesef toonde, weigerde zijn verantwoordelijkheid te nemen en voor een aantal gevallen van stalking en belaging effectief veroordeeld werd, ondanks enkele voorafgaande vrije podia die hem werden aangereikt door bevriende media.

***

‘It’s sad, so sad / It’s a sad, sad situation / And it’s getting more and more absurd’.

***

Deze week verloor Bart De Pauw ook nog eens het proces dat hij had aangespannen tegen de VRT, wegens onrechtmatig ontslag en het bevlekken van zijn imago, waarbij hij 13 miljoen euro schadevergoeding had geëist voor hem, zijn gezinsleden en zijn mediabedrijf. De rechter maakte zijn kromme juridische redenering in duidelijke bewoordingen met de grond gelijk. De Pauw is geen paria omdat de toenmalige directie van de openbare omroep dat heeft gewild, maar omdat hij zich destijds voortdurend misdragen heeft, geen enkele vorm van erkenning of excuses de wereld instuurde, en nu ook nog eens schaamteloos dacht langs de kassa te mogen passeren. Eigen schuld, etcetera.

Eigenlijk is het intriest. Ik was een fan van ’s mans werk, een van de verfrissendste tv-figuren van de voorbije dertig jaar. Maar voor mij is het goed dat hij nu uitgerangeerd is. Hij is in de fout gegaan. Punt. De Pauw is in het echte leven de man van Melle gewórden, hij deed het voor zijn eenzaamheid. Ocharme toch.

***

Er zijn er nog die weigeren om zich te verontschuldigen. Vlaams parlementsvoorzitter Liesbeth Homans, bijvoorbeeld, voor haar onbehouwen uitspraak over de vaders die de kinderen wel kunnen opvangen als de moeders uit werken gaan. Wereldvreemd tot en met. (Ze mag zich ook nog altijd excuseren voor het feit dat ze er niet in geslaagd is de kinderarmoede te halveren, zoals ze had beloofd bij haar aantreden als Vlaams minister van, onder meer, Armoedebestrijding in 2014. Niet alleen slaagde ze niet in haar opzet, ze deed er niet eens moeite voor!)

Jan Fabre bleef zich ook gedragen als de vermoorde onschuld. Ook hij moest een proces ondergaan, ook hij had dit kunnen voorkomen door toe te geven dat hij in de fout was gegaan.

Ik moet trouwens zelf ook een — weliswaar iets minder zwaarwegend — excuus uitspreken voor een tweet van woensdagavond, waarin ik over ‘een schande’ sprak, na de uiteindelijk dan toch niet toegekende strafschop voor Club Brugge. De Nederlandse scheidsrechter Makkelie liet zich overrulen door de VAR. Het was geen schande (‘Sorry!’), maar ik blijf wel bij mijn interpretatie dat het geen overtreding was van Club-speler Buchanan en toch een penalty, omdat de Atlético-speler pas geraakt werd nadat die zijn maaibeweging op de benen van Buchanan al had ingezet (‘Not sorry!’). Het isj nie moeilijk, het isj makkeliek.

***

(Sorry voor deze blogpost.)



De Larry David in ieder van ons

Radio en Televisie, Samenleving Posted on za, oktober 08, 2022 11:36:26

Ik ben rond, beste lezer. Neen, dit wordt geen klaagzang over overgewicht, ik ben rond met het kijken naar de geweldige tv-serie Curb your enthusiasm, wat zoveel betekent als ‘Verwacht er maar niet te veel van’ (iets wat, terloops gezegd, in het algemeen ook voor mijn blogposts geldt). Ik heb de serie pas in 2011 ontdekt, in de tweede aflevering van het achtste seizoen. Intussen werden, met een beetje vertraging, ook seizoenen negen tot en met elf ingeblikt, telkens goed voor tien afleveringen, honderd en tien in totaal. Maar er bleef dat gat van die eerste zeven seizoenen plus die ene aflevering van seizoen acht.

Dankzij een gewijzigde abonnementsformule kon ik een paar maanden geleden in de wonderbaarlijke tv-theek eindelijk die oude reeksen beginnen op te vragen. Opeens was hoofdrolspeler en bedenker Larry David geen man van vijfenzeventig meer, wat hij nu is, maar werd hij tweeëntwintig jaar terug in de tijd gekatapulteerd, een prille vijftiger. Die David is overigens de medebedenker van de succesvolle sitcom Seinfeld, die tussen 1989 en 1998 te zien was op de Amerikaanse televisie. Hij heeft daar naar verluidt een slordige tweehonderd miljoen dollar aan verdiend. Pretty, pretty, pretty, pretty good!

Excuus, misschien kunt u niet volgen. Die laatste uitspraak doet Larry David namelijk de hele tijd in Curb your enthusiasm. Mocht u de serie niet kennen: 1) shame on you!, 2) haal uw schade alsnog in, het loont de moeite. In Curb… speelt Larry David zichzelf, zoals het personage van George Costanza in Seinfeld ook gebaseerd was op de sociaal gehandicapte David. Hij heeft dus de gewoonte om zichzelf als personage te portretteren. Ik hoop dat het een uitvergrote versie van zijn eigen leven is, vol overdrijvingen, anders geeft het te denken. Het hoofdpersonage, Larry David dus, is een rijke, joodse scenarioschrijver-producer die hoofdzakelijk rentenierend, golfend, uitgebreid lunchend en commentaar op alles en iedereen gevend door het leven stapt. De dialogen zijn summier uitgeschreven, er wordt duchtig geïmproviseerd voor de camera, wat de montage naar het schijnt tot een helse job maakt. Elke aflevering duurt ongeveer een halfuur en omvat een tweetal verhaallijnen die naar het einde samenkomen. Elk seizoen bevat bovendien een overkoepelende verhaallijn die tien afleveringen meegaat en eindigt in een apotheose, meestal een anticlimax voor de hoofdfiguur.

Wat Larry David (het personage) zo interessant maakt, is dat hij in ieder van ons zit. In het beste geval een beetje, in het slechtste geval een grote hap. Hij zeurt constant, heeft altijd gelijk, vindt dat hij in alle omstandigheden mag zeggen wat hij wil zeggen, gaat overal en met iedereen in discussie. Larry David is Twitter, beste lezer, maar dan om te lachen, en je hebt er niet eens een lachband voor nodig.

Sommigen vinden dat Curb your enthusiasm de witte cisgender levensstijl propageert, maar het tegendeel is waar: dit is kritiek op de gelijkhebberige boomer, en niet zo subtiel ook. Larry David is seksistisch, racistisch en homofoob, maar hij is dat niet op een Filip Dewinterachtige wijze, neen, hij is de verzinnebeelding van de tolerante progressieve witte man die niet beseft hoe onverdraagzaam hij in werkelijkheid is. U moet de boeken van Robin DiAngelo maar eens lezen, White fragility en Nice racism, over hoe mensen die zichzelf progressief, tolerant en intelligent noemen toch voortdurend in de fout gaan, en daardoor in hetzelfde schuitje belanden als de ‘Ik ben geen racist maar…’-toeteraars. Die eerste aflevering van De tafel van vier waarin geprovoceerd werd met het n-woord? Daar had Larry David kunnen zitten, hij zou vrolijk meegedaan hebben (het personage, hopelijk niet de persoon zelf).

Soms zit je goedkeurend te kijken naar wat er op het scherm gebeurt. Een voorbeeld: Larry David loopt binnen in een ijssalon en raakt geïrriteerd omdat de vrouwelijke klant voor hem álle smaken eventjes wil proeven, alvorens ze toch maar vanille bestelt. Ik zou óók verontwaardigd zijn over haar egoïsme en het verlies van mijn kostbare tijd, we hebben dat allemaal al weleens meegemaakt. Alleen gaat David zó lang door met klagen, dat je op den duur wel de kant van die vrouw moét kiezen. Gelijk hebben is nog iets anders dan gelijk halen.

Ander voorbeeld, uit de allereerste aflevering die ik ooit zag en die ik eergisteren opnieuw heb gezien: twee vrouwen staan voor het roomijsdepartement in een supermarkt, de ene weent, de andere probeert haar te troosten. En Larry David probeert hen — eerst vriendelijk, daarna pusherig — naar links of naar rechts te maneuvreren, waardoor hij aan zijn portie Ben & Jerry’s kan. Typisch is dan dat de troostende vrouw, die een safe house in Davids buurt blijkt te runnen, hem nadien uitnodigt om zich te verontschuldigen, waar hij na enig aandringen op ingaat, maar waardoor hij, zoals steeds, de zaak nog erger maakt. Want na zijn ‘I’m sorry’ volgt dan zonder uitzondering een opsomming van waarom hij toch vindt dat hij gelijk had. Natuurlijk begrijpt hij niet waarom mensen dan nóg bozer worden.

De Larry Davids van deze wereld lopen stuntelig en struikelend door het leven, maar ze denken dat ze kaarsrecht lopen en trots mogen zijn op wie ze zijn, wat ze doen en, vooral, wat ze zeggen. Dat is een beetje zielig. Wat de serie zo geniaal maakt, is dat Curb your enthusiasm je tegelijkertijd laat lachen om die stunteligheid van het hoofdpersonage, verontwaardigd worden over diens hardleersheid en meewarig laat doen over de levensstijl van rijke, witte mensen in Rijkewittemensenland. Het is de ideale afsluiter van een lange dag, mijn echtgenote en ik proeven dit a rato van één aflevering per avond (‘Nog een Curbke?’).

Er zit een Larry David in u. Er zit een Larry David in mij. In het verkeer wórd ik Larry David. Ik erger mij over alle andere weggebruikers tot op het niveau dat die andere weggebruikers zich alleen maar kunnen ergeren over mij. Ik vond bijvoorbeeld al lang voor het invoeren van het verplichte ritsprincipe dat het logisch is om zo ver mogelijk door te rijden op een rijstrook die gaat verdwijnen en pas op het einde in te voegen. Dan moeten de chauffeurs in die invoegstrook slechts één wagen laten voorsteken. Heel logisch, ik heb daar gelijk in. Alleen helpt het niet om daarover te blijven zeuren en heb ik mij ongetwijfeld in andere verkeerssituaties te gelijkhebberig gedragen. Larry David! U heeft dat waarschijnlijk ook, zij het in andere domeinen. Of misschien bent u wel die chauffeur die mij niet wil laten invoegen, omdat u mij een opportunist vindt. (U heeft ongelijk.)

Benieuwd wat Larry David zou vinden van het afknippen van haarlokken uit solidariteit met de vrouwen in Iran. Hij zou dat allicht niet ‘Pretty, pretty, pretty, pretty good!’ vinden. En wij zouden eerst goedkeurend zitten knikken vanwege zijn logisch klinkende reactie en na de nodige drammerigheid toch een andere mening beginnen te vormen. Misschien komen we het wel te weten in seizoen twaalf van Curb your enthusiasm, dat in de maak is.

‘Ik doe dit niet voor mezelf maar voor de samenleving,’ roept David tegen een vrouw met een hond, vlak nadat hij zijn eigen terechte opmerking (hondenpoep op zijn gazon, de eigenaar van het dier moet dat uiteraard opruimen) heeft omgezet in een eindeloze klaagzang, waardoor je als kijker finaal meer gaat sympathiseren met de persoon die in de fout is gegaan (de vrouw met de hond) dan met de klager. Typisch Larry David!



Hommage aan een grote kleine dame

Journalistiek, Radio en Televisie Posted on wo, juni 09, 2021 12:52:27

Gisteren raakte bekend dat Paula Sémer op 1 juni overleden is. Vier jaar geleden mocht ik deze grote kleine dame interviewen voor het boek Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden? (Houtekiet), dat ik samen met Geert De Vriese schreef. Ik zie me nog zitten, aan die grote tafel in dat grote appartement, tegenover die frêle maar o zo kordate en toch ook o zo vriendelijke dame van, op dat ogenblik, 92. Een fluwelen feministe. Bij wijze van eerbetoon aan misschien wel de belangrijkste vrouw uit de geschiedenis van de openbare omroep leest u hieronder dat integrale interview, een van de interessantste en meest beklijvende gesprekken die ik heb mogen voeren.

***

‘Die studenten hadden weinig interesse voor de vrouw’

(Paula Sémer, 43, tv-producer-programmamaakster)

‘Vrouwen moesten wakker geschud worden.’ Paula Sémer – mét accent aigu, vanwege een Franstalige grootvader – mag met recht en reden een pionier inzake vrouwenemancipatie genoemd worden. Haar maatschappelijke tv-programma’s, die we vandaag braaf en gemoedelijk zouden noemen, zorgden destijds voor schokgolven in het medialandschap. Praten over homoseksualiteit, contraceptie en de werkende vrouw was in de jaren zestig taboe. Wat Sémer aan tegenkantingen meemaakte, binnen en buiten de Belgische Radio en Televisie, geeft een uitstekend beeld van hoe er naar vrouwen werd gekeken in die tijd. ‘Ik heb jarenlang strijd moeten voeren.’

‘Mijn zoon studeerde aan de VUB. Op zekere dag in mei 1968 kondigden ze bij de buren van de ULB een debatavond aan met Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir. Ik daarnaartoe, want dat interesseerde mij mateloos. Maar wat ik een beetje gevreesd had, bleek te kloppen: ze waren er niet. De organisatoren hadden hun namen misbruikt om volk te lokken.’

Aan het woord: Paula Sémer, op dat ogenblik producer op de Vlaamse televisie. Een vrouw die taboedoorbrekende programma’s maakte en zeer geïnteresseerd was in maatschappelijke gebeurtenissen. ‘Ik heb Mei ’68 van zeer nabij gevolgd. Wat mij altijd heeft dwarsgezeten, is dat de studenten de arbeiders niet hebben meegekregen. Ik vond het goed dat er actie was, maar die studenten hadden te weinig interesse voor de man in de straat. Of voor de vrouw. De revolte is een elitaire zaak gebleven. Doodjammer. Er was ook te veel geweld bij. Ze hadden een vernieuwing in het hele systeem kunnen teweegbrengen, er was daarvoor een platform aanwezig. Met het feminisme is het wel gelukt om de platformen die er waren, te gebruiken.’

‘Goede ontvangst in het Vlaamse Land / Eerste tv-programma werd een sukses / Bevallige speakerin kondigde boeiend programma aan’ – Gazet van Antwerpen, 2 november 1953.

Wanneer op 31 oktober 1953 het Nationaal Instituut voor de Radio-omroep, de voorloper van de BRT, de eerste tv-uitzending in de Vlaamse huiskamers toverde, was Paula Sémer, dan achtentwintig, te zien als hoofdrolspeelster in de komedie Drie dozijn rode rozen. De radiopresentatrice en actrice werd daarna omroepster en een vertrouwd gezicht in Vlaanderen. Hét gezicht van Vlaanderen, zou je gerust kunnen zeggen, dan nog in zwart-wit en met veel beeldstoringen.

Halfweg de jaren vijftig mocht ze naast haar omroepwerk het vrouwenmagazine Penelope presenteren. Ze zou dat tien jaar doen. Van een braaf en voorspelbaar programma over typisch vrouwelijke bezigheden, in de directe omgeving van de spreekwoordelijke haard, groeide Penelope uit tot een baanbrekende wekelijkse afspraak voor de vrouw. ‘In het begin was dat het klassieke vrouwenblad op televisie. Een soort Libelle uit vroegere jaren. Koken, naaien, knutselen, maar wél op niveau. Ik deed nog aan zelfcensuur. Niet alle onderwerpen kwamen aan bod. Privé ging ik me intussen wel voorbereiden op een andere job: ik wou die omroeperij niet, ik verveelde me daar steendood en deed dat niet graag.’

‘Er was één vrouwelijke producer eind jaren vijftig, Annie Declerck, de dochter van de Antwerpse gouverneur. Vrouwenthema’s interesseerden haar niet, ze was heel blij dat ze naar de dienst Drama mocht vertrekken. Toen hebben ze mij een plaats aangeboden, al mocht dat vooral niet “producer” heten. Mijn toekomstige baas belde niet naar mij, maar naar mijn man: “Ze zal dan wel naar bureau moeten komen, Herman!” Kon hij dat niet tegen mij zeggen? De eerste dag op kantoor zei hij: “Ge hebt mooie benen, ge moet hoge hakken en een rok dragen!” Ik was zo verontwaardigd, dat ik de daaropvolgende maanden iedere dag mijn lelijkste sportschoenen heb aangetrokken. Zo lang je als vrouw in de glitter en glamour zat, werd je aanvaard. Half Vlaanderen mocht verliefd op mij worden, maar daarnaast moest ik zwijgen. Als ik een keer een moeilijk onderwerp behandelde, zeiden ze dat ik mijn populariteit misbruikte.’

‘Ik deed de job van producer, maar mocht mij zo niet noemen. Ik kreeg een nieuw nepstatuut. Ik was al jaren “Actrice tweede categorie”, ook al speelde ik alle hoofdrollen, en nu werd ik “Actrice tweede categorie – Leading lady”. Professioneel betekende dat zero. Ze behandelden mij als een omroepster die gedelegeerd was naar een andere dienst. In mijn eerste dienstnota meldde ik dat we geen verkleinwoorden meer zouden gebruiken. Vrouwtje. Dametje. Slaapliedje bij het wiegje van het baby’tje. De groetjes. “Dames bestaan niet voor mij,” schreef ik. Ik wilde dat niet meer horen bij de begroeting. “Goedenavond” volstond. En ik wilde ook niet meer dat de cameraman tijdens een reportage bij de mensen thuis altijd eerst het kruisbeeld aan de muur liet zien.’

‘Het is een kwestie van de huishouding te organiseren zoals men een bedrijf organiseert.’ – buitenshuis werkende vrouw Johanna De Schampheleire, moeder van zes kinderen, bij Paula Sémer in Penelope, 1964.

‘Ik was zeker niet populair bij de vrouwen: die moesten nog wakker geschud worden. Ik had met mijn man (hoorspelregisseur Herman Cornelis; gdv&fvl) heel Vlaanderen rondgereisd met een lezing. Als de vrouwen achteraf wat gedronken hadden, kwamen de tongen los en werd er over seksualiteit gesproken. Maar anders nooit. Het moest op tv over de kindjes en het huishouden blijven gaan.’

‘Ook intellectuelen keken in het begin neer op televisie. Ik moest professoren werkelijk overtuigen om mee te werken aan mijn programma’s. Maar als ze dan toch kwamen, wilden ze niet eens een honorarium. Ze zagen dat als een van hun basistaken: opleiden, informeren, research en maatschappelijk bezig zijn. Jan Matterne, de scenarioschrijver van Beschuldigde, sta op gaf me de tip om Willy Ballet te contacteren, een seksuoloog. Eigenlijk was dat een conservatieve burger, een brave katholiek, ik was daar een progressieve madam naast. Maar die man heeft voor het eerst het woord “homoseksualiteit” op tv gebruikt. Hij catalogeerde dat zelfs nog bij de perversiteiten, als een ziekte die in de psychiatrie behandeld kon worden. Je houdt het niet voor mogelijk hoeveel reacties over dat ene woord binnenkwamen. Vanuit katholieke hoek werden petities georganiseerd. Mensen schreven dat ze mijn ogen zouden komen uitbranden met vitriool. Mannen schreven: “Mijn vrouw vindt…” Verschrikkelijk. Ik kwam uit een onderwijzersfamilie, ik vond het zo vanzelfsprekend dat je daarover kon praten. Mijn bureau lag vol brieven. Ik zei: “Dokter Ballet, wat moet ik daarmee doen?” Hij schoof die brieven naar de rand van de tafel, pakte een papiermand en liet ze daarin vallen. “Luister nu eens goed,” zei hij. “Dit zijn brieven van zieke mensen.” “Maar dan is héél Vlaanderen ziek,” antwoordde ik. Wat mij het meest opviel, was de creativiteit van die vrouwen in hun beschuldigingen. Ofwel was ik de onnozele trien die zich had laten vangen, ofwel was ik de maîtresse van mijn bazen. En dan moest de grote baas nog komen (Paul Vandenbussche, administrateur-generaal; gdv&fvl): dat dit niet kon en dat ik een moralist naast die dokter moest zetten. “In geen geval,” zei Willy Ballet en hij stopte ermee. Hij is nooit nog op tv geweest!’

En dan moest die beruchte uitzending van 9 december 1964 nog komen, waarin voor het eerst op tv een bevalling werd getoond. ‘Ik wist dat Monique Delvaux, mijn collega-omroepster en een goede vriendin, zwanger was en ik vroeg haar of we haar zwangerschap mochten volgen tot aan de bevalling. Zij zag dat zitten. De directie niet. Ik ontving een brief: “Een vrouw die gehuwd is met een gescheiden man mag de zwangere Vlaamse vrouw niet vertegenwoordigen. Huwelijkstrouw is het hoogste goed van de Vlaamse vrouw.” Ik naar mijn baas: “Zijt ge zot geworden?” “Ja, Paula,” antwoordde hij, “het is de zuster van kardinaal Cardijn die overal is gaan lobbyen.” Uitzending opgeschort. Dan zijn we op zoek gegaan naar een andere vrouw die net bevallen was. Zo zijn we terechtgekomen bij iemand in de buurt van Kortrijk. De bevalling was écht, maar het hele gebeuren errond hebben we geënsceneerd, maar de papa was wel de echte en die hadden we een witte jas laten aantrekken om de boodschap te brengen dat de vaders bij de bevalling moeten aanwezig zijn. Weer herrie. De vader van de papa was een bekend iemand in de streek, bovendien was hij bibliothecaris. Vanwege de negatieve reacties die hij had gekregen op de uitzending zag hij zich verplicht met zijn gezin te verhuizen, zo beweerde hij tenminste in de pers. Waarom ik dat allemaal deed? Ik vond het vanzelfsprekend, veronderstel ik. In ieder geval was ik steeds weer verbaasd over al die negatieve reacties.’

‘Ik vroeg aan mijn adviseurs: “Wat kan ik nog doen dat taboedoorbrekend is?” Toen zijn we op het idee gekomen om “roze uitzendingen” te gaan maken, om te tonen wat er allemaal kon in de samenleving. Over gehandicapten die wilden werken, bijvoorbeeld. Of, in plaats van heel nadrukkelijk “Wij, homoseksuelen” te roepen, toonden we twee discrete portretten, van een jongenskoppel en een meisjeskoppel. Onder de door mij bedachte titel “Gewoon hetzelfde”. Die kuisten hun auto op zaterdagochtend, zoals iedereen, de meisjes gingen tennissen, en wij toonden dat. Geen negatieve reacties. Dat was tactisch, zo konden we toch een beetje taboes doorbreken. In 1966 kreeg ik dan weer de nieuwsdienst op mijn dak, omdat ik aandacht had besteed aan de stakende vrouwen bij FN in Herstal, die gelijk loon voor gelijk werk wilden. Wat wil je, zij besteedden daar geen aandacht aan, ik wel.’

‘Wanneer aan het streven naar openhartigheid een prijs wordt toegekend, dan moet openhartigheid in ons huidig bestel wel een biezonder verschijnsel zijn’ – uit een kritische toespraak van Maurice De Wilde nadat hij op 23 februari 1966 de Bert Leysenprijs had ontvangen voor een reportage over een staking van de Antwerpse havenkapiteinsdienst.

Terug naar 1964, het jaar dat de BRT het allereerste openbare examen organiseerde, dé kans voor Sémer om officieel het producersstatuut te bemachtigen. ‘De hiërarchie had liever gezien dat ik niet deelnam. Ze zagen in mij nog altijd die brave omroepster. Zo werd ik ook behandeld. Ik deed mij in vergaderingen soms dommer voor dan ik was. De mening van een vrouw werd nooit gevraagd en als je dan eens iets zei, viel dat in zeer slechte aarde.’

‘Ik had mij drie jaar voorbereid op dat examen en ik ben daar briljant voor geslaagd. Een van de opdrachten was om een verhandeling te schrijven over de vrije tijd van de huisvrouw. Ik was voordien al met delicate onderwerpen bezig geweest, maar na mijn benoeming dacht ik: “Nu drijf ik door!” Maria Rosseels van De Standaard had mij op een vergadering meegemaakt, ze vond mij een fenomeen: zó vurig was ik aan het praten over feminisme en emancipatie (Maria Rosseels, 1916-2005, had van 1947 af dertig jaar lang een film- en vrouwenrubriek in De Standaard. Daarnaast schreef ze veertien boeken, waaronder het verfilmde Dood van een non; gdv&fvl). Ik verweet haar soms dat ze te braaf was. Zij had mij Simone de Beauvoir leren kennen, maar ze schreef daar niet over in de krant, omdat ze vond dat de vrouwen daar nog niet rijp voor waren. Daardoor is ze nooit erkend als de feministe die ze wel was.’

‘Wanneer we producersvergadering hadden, zat ik daar als enige vrouw tussen al die mannen. Als het tijd was voor een koffiepauze was, keken ze allemaal in mijn richting. En dan keek ik om naar de deur. Slechts één man voelde aan dat ik het erg vond om koffiemadam te spelen. De anderen vonden dat doodnormaal. Ik heb jarenlang strijd moeten voeren. Ik kon over niet anders praten dan over mijn uitzendingen, ik moet een vervelend mens geweest zijn!’

‘Wanneer wij bedenken dat het Vlaamse landsgedeelte toch bestaat uit een meerderheid kristenen die jaarlijks radio en T.V. taksen moeten betalen om de BRT in leven te houden en dat diezelfde BRT het instrument is waarmede men jeugd en volk moreel kapot maakt!’ – uit een lezersbrief van ene A.V. uit Antwerpen in Gazet van Antwerpen, 11 oktober 1967.

Negen oktober negentienhonderd zevenenzestig. Die avond ging de eerste uitzending van een nieuw programma op antenne: Het gelukkige gezin. ‘Uitgeverij Lannoo had mij vooraf al gecontacteerd. “Wil je een boek schrijven? Het woord “geluk” doet verkopen.” Het moest een boek worden dat je op de salontafel kon leggen.’

‘Ik+jij=wij’ was de titel van de aflevering, waarin Guido Roscam (Katholieke Jeugdraad), Thérèse De Geest-Materne (Kultuurleven), kanunnik De Haene (Gezinspastorale) en moraalfilosoof Jaap Kruithof (Rijksuniversiteit Gent) aan een veel te klein tafeltje plaatsnamen naast Sémer. Er werd nog stevig gerookt, live op de Vlaamse televisie, maar dat stoorde niemand. Wat de goegemeente wel stoorde was Kruithofs uitspraak dat de jeugd vanaf een bepaalde leeftijd het recht had om voorbehoedsmiddelen te kopen of te krijgen.

‘Kruithof deed dat dan nog heel omfloerst, dat waren we niet van hem gewoon. Maar dat kon dus niet. In die tijd kon een vrouw het woord “condoom” niet eens over haar lippen krijgen. Terwijl Kruithof dat aan het zeggen was, werden de anderen in beeld gebracht en die zaten alle drie te knikken. De kanunnik is daar nog voor gestraft. Ik keek op mijn horloge, het was tijd om af te ronden en ik zei: “Dan moet het debat hierover nog beginnen, maar dat zal voor een volgende uitzending zijn.”‘

‘Dat heeft me bijna mijn job gekost. Brieven, brieven, brieven. Twee jaar heeft dat geduurd, die smerige commentaren op één tv-uitzending. Ik had dat incident met die “homoseksualiteit” al gehad en had daarna geweigerd om een moralist naast de seksuoloog te zetten. En nu dit. Ik riskeerde ontslag, maar ik had mijn verdedigers in het bestuurscollege. Het bleef bij een blaam, ik mocht producer blijven. Ineens was er geen belangstelling meer van Lannoo om een boek uit te geven voor op de salontafel. Maar ik dacht: foert, ik doe voort. Ik contacteerde professor Michel Thiery en die sprong een gat in de lucht toen ik hem zei dat ik een hele uitzending over contraceptie wilde maken. De hiërarchie had dat vernomen en de grote baas ingelicht, en ik kreeg het bevel dat ik dat niet mocht maken, want dat werd zogezegd verboden door de wetgeving. Wat niet bleek te kloppen: wat niet mocht, was publiciteit maken voor contraceptie, maar dat waren we dus niet van plan. Toch gaf ik toe. We zouden een uitzending maken waarin professor Thiery met tekeningen zou aangeven wat de barrières waren om contraceptie toe te passen. Dat was nóg niet genoeg: er moest een moralist naast hem staan. Ik moest monseigneur De Smedt uit Brugge bellen. Ik zei: “Dat is goed, maar dan vraag ik er ook nog een humanist bij.” Dat mocht wel. En ik wilde er ook nog een jong, kritisch koppel bij, dat net terug was van een workshop over familieplanning in Rome. We kregen er achteraf een prijs voor van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen. Maar op de redactie zeiden we: “Wat was me dat? Wat een rotuitzending!” Maar het voordeel was dat professor Thiery aanvaard was en ik ook.’

‘Ik ben niet bang. Ik ben geboren om dit te doen’ – Jeanne d’Arc.

In de jaren zeventig ging Paula Sémer bij de dienst Wetenschappen werken. ‘Eén voorwaarde had ik gesteld: het mochten geen vrouwenprogramma’s genoemd worden. Al mag je gerust zeggen dat de rode draad doorheen mijn carrière de emancipatie van de Vlaamse vrouw was. Jean-Luc Dehaene, die mijn uitzendingen met klem verdedigde, heeft ooit eens een verklaring gegeven voor de massale ongemotiveerde en emotionele kritiek. “Zij maakte uitzendingen voor geëmancipeerde stedelingen en er was in die tijd een reuzenafstand tussen de stad en het platteland,” zei hij. Toen ik dat hoorde had ik het door: de meeste negatieve reacties kwamen uit boerengaten, van mensen die opeens de hele wereld via hun scherm binnen kregen. Die konden dat niet aan. Ik had tactischer moeten zijn, heb te vaak tegen zere schenen geschopt. Anderzijds heeft mijn methode het proces wel versneld.’

‘Ik heb nooit op de barricaden gestaan. Toch was ik onder meer actief in het Vrouwen Overleg Komitee en was ik een van de zeven meters van mevrouw Herman-Michielsen bij het opstellen van de abortuswet. Kris Smet heeft me ooit gezegd: “Paula, jij hebt altijd vooropgelopen en de klappen geïncasseerd.” Maar zo zag ik dat niet. Oudere vrouwen vertellen me soms dat ze naar mijn programma’s keken en dat ik op mijn tijd vooruit was. Ik vind van niet. Dat waren maatschappelijke trends. Televisie is nooit een voorpost, televisie vólgt de trends, maar maakt ze niet. Ik stak mijn natte vinger in de lucht en probeerde te weten te komen wat er leefde. Daarvoor ben ik blij: dat ik niet de tradities ben blijven volgen, dat ik ze zelfs doorbroken heb. Het lag in mijn karakter om dwars te liggen, maar nooit met grote ruzies. Ik was eerder een slachtoffer. Ik heb ooit een baas gehad die mij psychisch mishandelde. Ik ging daarvan stotteren. Die zei: “Ik moet met vrouwen werken en die menstrueren.” Of: “Goh, speakerin, dat zijt ge geweest, ja, maar hoe!” “Die andere vrouwen kunnen iets, gij kunt niets!” Dan komt de vechter in mij naar boven.’

‘Ik heb altijd sympathie gehad voor de underdog, die studenten van Mei ’68 niet. Als ik nog maar denk aan die dopen: die kerels in hun witte jas, die dronken zijn en komen bedelen. “Ge moest u schamen!” zeg ik dan. “Als een fabrieksjongen dat zou doen, zou het een groot schandaal zijn.” Ik denk dan: dit is de toekomstige elite, zie hen bezig! Tja, dat zal mijn Jeanne d’Arc-complex zijn: ik heb me altijd solidair gevoeld met de zwakkeren en de bedreigden.’



Bazinga!

Radio en Televisie, Samenleving Posted on za, december 19, 2020 11:44:44

“Welkom op de Sheldon Cooper-conventie!”

Beeld u even in dat er op de wereld vele duizenden ‘Sheldon Coopers’ rondlopen en dat die allemaal verzamelen blazen op een langdurige conventie, laten we het voor het gemak Twitter noemen.

U kent Twitter niet? Houden zo.

U kent Sheldon Cooper niet? Ik tot voor enkele maanden ook niet. Tot ik de tv-serie The Big Bang Theory ontdekte op vtm3. Sindsdien wordt elke avond ten huize Van Laeken afgesloten met een of twee afleveringen ‘Big Bang’ (toegegeven, soms zelfs drie, om het af te leren). De dag glijdt zo van je af, de coronamiserie eveneens. Het perfecte antidotum tegen dit horrorjaar. Geef iedereen een vaccin met ‘Big Bang’-fragmenten en we lopen weer met z’n allen vrolijk rond. (Of iedereen dan ook immuun zal zijn tegen Het Virus is weer een andere vraag.)

The Big Bang Theory is bijwijlen seksistisch (domme blondjes!) en racistisch (er worden vlotjes vooroordelen gespuid over Indiërs en Joden), maar het is niet lachen met de slachtoffers, maar met de kortzichtigheid van de daders. Wie seksistische of racistische dingen zegt, staat figuurlijk in zijn blootje. Dat mag van mij.

Hoofdpersonages zijn vier nerds die werken aan het California Institute of Technology (Caltech) in Pasadena, een voorstad van L.A. Dr. Leonard Hofstadter worstelt met een oudercomplex: gevolg van de druk die zijn vader, antropoloog, en moeder, neurowetenschapper en psychiater, op hem gelegd hebben in zijn jeugd. Howard Wolowitz, van Joodse komaf, en Dr. Rajesh Koothrappali, van Indische komaf, zijn vrouwenzotten, helaas is dat zeer zelden wederzijds. Hun vriendschap is zo close dat ze ooit weleens uit de kast zouden mogen komen — wij zitten aan het begin van seizoen 7 op een totaal van 12, misschien komt het nog —, al is moederskindje Howard intussen wel getrouwd met de luidruchtige Bernadette. ‘Raj’ is het type van de noodgedwongen vrijgezel, iemand die niet durft praten met een vrouw in de buurt, tenzij hij voldoende alcohol heeft genuttigd. En dan is er nog Dr. Sheldon Cooper, theoretisch fysicus, zelfbenoemd genie die zijn diepchristelijke Texaanse familie is ontvlucht en een flat deelt met Hofstadter. Hofstadter is verliefd op het overbuurmeisje, de wulpse blondine Penny. En Cooper zelf heeft nu al drie volle seizoenen een niet-geconsumeerde relatie met de net iets minder wereldvreemde neurobiologe Amy Farrah Fowler. Enfin, u moet het zelf maar ontdekken als dat nog niet gebeurd is. Waarschuwing: Leonard Hofstadter is het enige min of meer normale personage, met de nadruk op ‘min of meer’.

Waarom ik hier over Dr. Sheldon Cooper begin? Wel, dat personage uit The Big Bang Theory, schitterend gespeeld door de mij voordien onbekende acteur Jim Parsons, is wereldvreemd, arrogant, betweterig, asociaal en totaal onaangepast aan de maatschappelijke realiteit, wat dan weer een synoniem is van ‘wereldvreemd’, maar soit. Waarom zijn vrienden zijn vrienden zijn is een raadsel, want hij kleineert hen voortdurend, al beseft hij dat zelf niet eens. De scenarioschrijvers hebben in interviews benadrukt dat hij níet het syndroom van Asperger heeft, ook al lijken veel kenmerken van zijn gedrag daarop. Laten we Sheldon — wij mogen na 7 seizoenen tutoyeren — een mens met een hoek af noemen. Hij wijkt niet af van zijn dagelijkse routines, wil altijd dezelfde saus op dezelfde manier over zijn uithaalmaaltijd, panikeert als de routine doorbroken wordt, kijkt tig keer naar zijn favoriete films (Star Wars, Star Trek, Raiders of the lost ark), eist dat Leonard of Amy hem van en naar het werk voert, kan niet wachten tot het Nobelprijscomité hem eindelijk beloont voor zijn geniale werk, heeft geen zin voor humor, sarcastische opmerkingen herkent hij niet, als hij zelf een grapje vertelt is dat flauw-flauwer-flauwst, en als hij een practical joke op iemand uitprobeert, voegt hij daar na een korte pauze ‘Bazinga!’ aan toe, als om duidelijk te maken dat het maar om te lachen was.

Sheldon Cooper — en nu kom ik tot de essentie, beste lezer — is overal. Sinds ik hem leerde kennen in The Big Bang Theory, herken ik hem ook in het dagelijkse leven, op het geniale aspect na dan. Op Facebook, op Twitter, in het nieuws. We hebben allemaal wel een Sheldon Cooper in de familie rondlopen. Het ‘stable genius’ dat al vier jaar de Verenigde Staten leidt? Sheldon Cooper! De senior writer die de voorbije maanden volbloed viroloog is geworden? Sheldon Cooper! De would-befilosoof-die-een-leerstoel-van-een-échte-filosoof-mag-beheren die alles beter weet? Sheldon Cooper! (De heren schrijven samen een boek over de denkfouten die tijdens de pandemie gemaakt werden, ze scoren daarmee een 10 op de Schaal van Sheldon.) Die partijvoorzitter-burgemeester-parlementslid die de voorbije maanden de coronacrisis wel-niet-wel-niet-wel-niet ernstig nam en pleitte voor ja-neen-ja-neen-ja-neen strengere maatregelen? Sheldon Cooper! (Mocht u denken, die Sheldon Cooper is toch strikt rechtlijnig, vergeet het: iemand is zijn beste vriend — Stephen Hawking, Wil Wheaton, Professor Proton — tot die hem irritant begint te vinden, en dan is hij opeens niet meer zijn vriend.) De antivaxxers? Sheldon Coopers! (Met die nuance dat Dr. Sheldon Cooper pro wetenschap is.)

Als je een hele dag lang op Twitter vertoeft, kun je de Sheldon Coopers er zo uithalen. Ik herhaal nog even: wereldvreemd, arrogant, betweterig, asociaal en totaal onaangepast aan de maatschappelijke realiteit (ik blijf het synoniem bezigen). Ziet u het plaatje? (Ja, dit was een arrogante opmerking die van Sheldon Cooper had kunnen komen.)

Maar weet u wat het is? De Dr. Sheldon Cooper uit The Big Bang Theory is aan het eind van de dag onweerstaanbaar grappig omdat je weet dat het ‘maar’ fictie is en dat het personage zó over the top is, dat het ongeloofwaardig wordt. Tot je dus ’s ochtends weer naar de onderbuik van de sociale media staart en merkt dat de Sheldon Coopers van deze wereld 24/7 paraat staan. Helaas zijn zij niet fictief en is hun zelfrelativeringsvermogen even onbestaande. Dat hadden de schrijvers van deze sitcom toch beter moeten afspreken, want wat ben je nu met situaties die op papier fel overdreven lijken wanneer die in werkelijkheid gewoon plaatsvinden?

“Ik ben niet gek, mijn moeder heeft me laten testen.”

Je hoort het Trump zo zeggen.

Bazinga!



De afrekening

Radio en Televisie Posted on za, oktober 12, 2019 13:01:20

U zult misschien zeggen: hij heeft de voorbije maanden en jaren een flink deel van zijn inkomsten als zelfstandig journalist te danken aan de openbare omroep en daarom schrijft hij nu een bijdrage om zijn opdrachtgever uit het recente verleden te paaien om hem opnieuw in te schakelen. Dat is uw volste recht en helemaal ongelijk heeft u niet: niet zozeer over het hengelen naar opdrachten (dat zien we wel en wie weet werkt mijn openlijke steun mét een vleugje kritiek wel contraproductief), maar ik heb natuurlijk jaren doorgebracht in dat spuuglelijke en net daarom toch ook op een vreemde manier aantrekkelijke gebouw aan de Reyerslaan. Ik heb er hard gewerkt, goed gewerkt, centen verdiend, domme dingen gedaan en gezegd, mijn kwaliteiten en mijn tekortkomingen bewezen, vrienden en de occasionele vijand gemaakt. Dus: als u bevooroordeeld bent, doe gerust, daar valt toch weinig tegen te doen.

Dit: de manier waarop de Vlaamse regering de VRT in het regeerakkoord kortwiekt, is een schande. Een sterke bevolkingsgroep — die zichzelf volgens sommigen moet uitroepen tot natie — heeft een sterke omroep nodig, die onafhankelijk en onpartijdig kan werken. U moet die sterke bevolkingsgroep niet zoeken, want die is er: de Vlamingen. U moet die sterke omroep niet zoeken, want die is er: de VRT. Openbaar en al, en hij kost u jaarlijks een habbekrats. Vijfenveertig euro per Vlaming, als ik goed kan rekenen (276 miljoen euro dotatie per jaar gedeeld door 6 miljoen Vlamingen, al is het officiële cijfer 41,2 euro/Vlaming). Dat is niets, vergeleken met wat u ervoor terugkrijgt. Je kunt veel zeggen over wat de VRT niet goed (genoeg) doet of je kunt stellen dat de omroep sinds halfweg de jaren 90 te veel de populistische toer is opgegaan — en daar valt inderdaad iets voor te zeggen —, maar je kunt niet beweren dat de VRT niet performant, succesvol, populair en nodig is. Cijfers, statistieken, bewijsmateriaal in overvloed. En dat is nu net het probleem: de VRT is té performant, té succesvol en té populair, dus moet ze een beetje overbodig worden gemaakt.

Net in deze (en de vorige) Vlaamse regering vind je drie partijen terug die historisch ontevreden zijn over de VRT. De N-VA vindt dat de omroep te weinig de nog ongeschreven Vlaamse canon uitdraagt, te zelfkritisch is voor Vlaanderen, te weinig volkseigen. Als grootste partij van dit landsgedeelte vindt de N-VA dat de VRT te links is. Dat vinden ‘grootste partijen’ namelijk al vijftig jaar. Wie de grootste is, is het gevoeligst voor kritiek. Uit die populariteit leiden ze af dat ze boven kritiek verheven staan, want ‘het volk ziet ons graag’. Dus moet de omroep die dat volk vertegenwoordigt dat ook maar te doen. Terwijl het net de opdracht is van de journalistiek om geen rekening te houden met de uitkomst van de democratie en in de eerste plaats machthebbers kritisch te benaderen en alles in vraag te durven stellen. Even terzijde en toch wel merkwaardig: de VRT heet al van begin jaren 70 een links bastion te zijn, maar de journalisten die de omroep in de loop van de jaren hebben verlaten voor het pluche van de politiek, zijn bijna allemaal naar de liberale, christendemocratische of Vlaams-nationalistische partij getrokken. Dus, ofwel klopt dat verhaaltje van die linkse VRT niet, ofwel is die VRT intussen wel héél links geworden. Quod non. Stemmingmakerij. N-VA moet na meer dan tien succesvolle jaren dringend af van die calimeroreflex.

Maar ook CD&V en Open VLD hebben een historisch gegroeid probleem met de openbare omroep. Reeds in 1976 ging de toenmalige CVP-premier Leo Tindemans op de Luxemburgse, maar in Franstalig België veelbekeken, commerciële zender RTL de komst van een commercieel tv-station in Vlaanderen bepleiten. In 1982 schreef Dirk Verhofstadt, broer van, het boekje Het einde van het BRT-monopolie, een blauw(!)druk van de media van de toekomst. In juli 1984 organiseerden de partijvoorzitters van CVP en PVV, Frank Swaelen en Guy Verhofstadt, een conferentie om een nationale commerciële omroep te propageren, die een ‘absoluut objectief journaal’ moest maken, samengesteld door journalisten van kranten, weekbladen en het persagentschap Belga. Dan nog was het bijna vijf jaar wachten op de start van VTM.

CVP/CD&V is altijd een koele minnaar van de openbare omroep gebleven, om dezelfde reden dat N-VA dat vandaag is: de grootste partij — denk aan de CVP-staat van weleer, toen de christendemocraten nog veertig procent van de stemmen haalden — ziet in alle berichtgeving een te kritische aanpak. Ze waren de jaren 60 gewoon, toen een journalist op de premier afstapte, hem vroeg ‘Meneer de premier, wat is er vanmorgen beslist op de ministerraad?’, vervolgens een broodje ging eten, flesje wijn toe, om dan terug te keren en ‘Dank u voor deze uitleg, meneer de premier’ te prevelen, waarna het integrale interview ’s avonds werd uitgezonden. Dat vonden politici van meerderheidspartijen wel prettig. Ongestuurd hun zegje mogen doen, op een eenzame stoorzender als Maurice De Wilde na. Ja, de burgemeester, de notaris en de pastoor hadden toen nog veel meer aanzien, maar dat kwam vooral omdat ‘Wat niet weet, wat niet deert’ een Leitmotiv van de bevolking was.

Open VLD wil, zo gaat dat bij liberalen, zo weinig mogelijk staatsinmenging. Een slanke overheid en dus ook een slanke openbare omroep. Het is heus geen toeval dat de minister van Media de voorbije vierentwintig jaar vier keer geleverd werd door de (Open) VLD, twee keer door de CVP/CD&V en één keer door de N-VA. Tussen 2009 en 2014 werd het mediadepartement in de Vlaamse regering beheerd door een sp.a-politicus, Ingrid Lieten.

Kritiek hebben is één ding, die kritiek omzetten in drastische besparingsoperaties een ander. Wat nu gebeurt is puur revanchisme. De afrekening. Drie partijen die in hun besparingswoede inhakken op organisaties waarmee ze nog een eitje te pellen hebben, of dat nu Unia is, of de VRT. De openbare omroep moet de komende vijf jaar twaalf miljoen euro besparen. Dat lijkt op het eerste gezicht haalbaar, maar die inspanning komt bovenop de miljoenen die al door de vorige Vlaamse regering werden opgelegd. Samen goed voor vierenveertig (44) miljoen minder beschikbaar budget tegen 2024.

Het zal wel vloeken in de kerk zijn, maar de VRT krijgt nu al veel te weinig. Die 276 miljoen euro had allang 500 miljoen moeten zijn, maar dan wel met het verbod op reclame en sponsoring, zodat de andere mediagroepen daarover niet meer konden klagen, en een sluitende verplichting om de Vlaamse cultuur nog meer te ondersteunen, óók de minder toegankelijke vormen.

In een lezenswaardige bijdrage in De Morgen las ik dat ze met name bij de N-VA heel ongelukkig zijn met het Canvas-programma De afspraak. Te gekleurd, blijkbaar. Altijd dezelfde gasten. Hé, dat klopt, dacht ik, maar wel om een andere reden. Als ik voor de zoveelste keer Mia Doornaert en Rik Torfs reactionaire dingen hoor vertellen, erger ik me blauw-geel. Maar misschien wijst dat net op een zekere onafhankelijkheid van het programma. Ik hoor er te veel rechtse dingen vertellen, de N-VA hoort er te veel linkse dingen vertellen, wie weet zit het evenwicht dan wel goed?

Enfin, leve de openbare omroep!



Generieken 2016

Radio en Televisie Posted on za, december 31, 2016 13:07:01

In 2016 sloot ik elke
avond op Twitter af met een generiek van een tv-serie uit het verre of nabije
verleden. ‘Generieken’, 366 schrikkeljaardagen lang. Dit is, op verzoek van
trouwe volgers, de lijst: niet in volgorde van tweets, maar in chronologische
volgorde. Ik begon er dit jaar aan met
You Bet Your Life, een eigenzinnige, knotsgekke quiz met de
onvergelijkbare Groucho Marx als quizmaster-entertainer-ordeverstoorder, en
eindig, vandaag, met de generiek van
The West Wing, een van mijn all-time favorites. Ik vermeld telkens het eerste jaar
dat de serie werd uitgezonden. Sommige series liepen vele seizoenen.

1950. You Bet
Your Life

1951. Dragnet / I
Love Lucy

1952. Gunsmoke

1954. Lassie

1957. Maverick / Perry Mason / Zorro

1958. Huckleberry Hound / Ivanhoe

1959. Bonanza / Rawhide / Schipper naast Mathilde /
The Twilight Zone / The Untouchables

1960. Coronation Street / The Flintstones / Popeye

1961. The Avengers / Ben Casey / Car 54, Where Are
You? / The Dick Van Dyke Show / Dr. Kildare / Klein klein kleutertje / Mister
Ed / Yogi Bear

1962. The Beverly Hillbillies / The Jetsons / The
Lucy Show / The Saint / Steptoe and Son / The Virginian

1963. Doctor Who / The Fugitive /
Petticoat Junction / Vi på saltkråkan (De kinderen van de zoutkreek, zowat mijn allereerste tv-herinnering)

1964. The Addams Family / Bewitched / Flipper /
Gilligan’s Island / Kapitein Zeppos / The Man from U.N.C.L.E. / Peyton Place /
Stingray / Voyage to the Bottom of the Sea

1965. Axel Nort / Days of Our Lives / The F.B.I. /
Get Smart / Hogan’s Heroes / Johan en de Alverman / Lost In Space /
Thunderbirds / Till Death Us Do Part

1966. Batman / Daktari / Mission: Impossible / The
Monkees / Skippy / Star Trek / Tip Top

1967. Dragnet / The Flying Nun / The High Chaparral /
Ironside / Mannix

1968. Columbo / Dad’s Army / De Fabeltjeskrant
/ The Ghost & Mrs. Muir / Hawaii Five-O / Here’s Lucy / It Takes a Thief /
Please Sir!

1969. Fabian van Fallada / Marcus Welby, M.D. / Monty
Python’s Flying Circus / On the Buses / Pippi Långstrump (Pippi Langkous)

1970. Catweazle / McCloud / The Mary Tyler Moore Show
/ The Odd Couple / The Partridge Family / Tatort

1971. Alias Smith and Jones / All in the Family /
Cannon / The Onedin Line / The Persuaders! / Upstairs, Downstairs

1972. The Adventures of Black Beauty / Are You Being
Served? / Arthur of the Britons / Colditz / Kung Fu / M*A*S*H* / The Protectors
/ Sanford and Son / The Streets of San Francisco / Ti Ta Tovenaar / The Waltons

1973. De Kat / Kojak / Man About the House / Some
Mother’s Do ‘Ave ‘Em

1974. Happy Days / It Ain’t Half Hot, Mum! / Little
House on the Prairie / Police Woman (Pepper) / Rhoda / The Rockford Files / The
Six Million Dollar Man

1975. Fawlty Towers (reeks 1) / The Good Life / Starsky
and Hutch / Welcome Back, Kotter / Wonder Woman

1976. The Bionic Woman / Charlie’s Angels / George
and Mildred / I, Claudius

/ Mary
Hartman, Mary Hartman / The Muppet Show / The New Avengers

1977. Der Alte / Lou Grant / The Love Boat / Man from
Atlantis / The Professionals / Roots / Secret Army / Soap

1978. All Creatures Great and Small / Battlestar
Galactica / De Collega’s

/ Dallas / Diff’rent
Strokes / Fantasy Island / Mork & Mindy / Return of the Saint / Taxi / WKRP
in Cincinnati

1979. The Dukes of Hazzard / Fawlty Towers (reeks 2)
/ Roots: the Next Generations / Tales of the Unexpected

1980. Magnum, P.I. / Shōgun / Yes, Minister

1981. Dynasty / Falcon Crest / Hill Street Blues /
Merlina / Only Fools and Horses / The Smurfs

1982. 9 to 5 / Allo Allo / Cagney & Lacey / Cheers
/ Fame / St. Elsewhere / The Young Ones

1983. The A-Team / Blackadder / Scarecrow and Mrs.
King / Taggart / Webster

1984. Alas Smith and Jones / The Cosby Show / Miami
Vice / Miss Marple / Murder, She Wrote / La piovra / Spitting Image / Who’s the
Boss? / Yes, Prime Minister

1985. Dempsey and Makepeace / EastEnders / The Golden
Girls / Howards’ Way / MacGyver / Moonlighting / Neighbours

1986. Dear John / The Flying Doctors / L.A. Law / Matlock
/ The Singing Detective

1987. The Bold and the Beautiful / Father Dowling
Mysteries / Jake and the Fatman / Married… With Children / The New Statesman /
Star Trek: the Next Generation / Street Legal / Thirtysomething / Tour of Duty
/ The Tracey Ullman Show

1988. Empty Nest / Heimat / In the Heat of the Night /
Mission: Impossible / Red Dwarf / Roseanne / The Wonder Years

1989. Agatha Christie’s Poirot / Baywatch / A Bit of
Fry & Laurie / Seinfeld / The Simpsons / Tales from the Crypt / The Young
Riders

1990. Beverly Hills, 90210 / The Fresh Prince of
Bel-Air / House of Cards (BBC) / Keeping up appearances / Law & Order / Mister
Bean / One Foot in the Grave / Twin Peaks

1991. Prime Suspect / Silk Stalkings

1992. Absolutely Fabulous / Heartbeat / Mad About You
/ Melrose Place / Men Behaving Badly / A Touch of Frost

1993. Beavis and Butthead / Frasier / Grace Under
Fire / Lois & Clark: The New Adventures of Superman / The Nanny / NYPD Blue
/ To Play the King (vervolg op House
of Cards van de BBC) / Walker, Texas
Ranger / The X-Files

1994. Buiten de zone / Chicago Hope
/ Ellen / ER / Friends

1995. Baantjer / The Final Cut (slotreeks van de BBC-versie van House of Cards)

/ Pokémon /
Xena: Warrior Princess

1996. Heterdaad / The Sentinel / Silent Witness / Spin
City / 3rd Rock from the Sun

1997. Ally McBeal / Buffy the Vampire Slayer / The
Practice / South Park

1998. Charmed / The Royle Family / Sex and the City /
Will & Grace

1999. Flikken / Once and Again / Queer as Folk / Smack
the Pony / The Sopranos / The West Wing

2000. Black Books / Coupling / CSI: Crime Scene
Investigation / Curb Your Enthusiasm / Gilmore Girls / My Family

2001. 24 / Alias / Mersey Beat / The
Office / Six Feet Under / Smallville / Stille waters

2002. CSI: Miami / Spooks / The Wire / Without a
Trace

2003. Carnivale / Nip/Tuck

2004. The 4400 / Boston Legal / CSI: New York / Deadwood
/ Desperate Housewives / Het Eiland / Entourage / Green Wing / House M.D / Hustle
/ Joey / The L Word / Lost

2005. Bones / The Closer / Grey’s Anatomy / NUMB3RS /
Prison break / Weeds

2006. 30 Rock / Brothers & Sisters / Dexter / Hotel
Babylon / The IT Crowd

2007. Californication / Forbrydelsen (The Killing) / Mad
Men

2008. 90210 / Breaking Bad / In Treatment / The
Mentalist / True Blood / Wallander

2009. Archer / The Good Wife / Hung / Modern Family /
NCIS: Los Angeles

2010. Boardwalk Empire / Borgen / Downton Abbey /
Sherlock / Treme

2011. The Borgias / Bron/Broen (The Bridge) / Game of
Thrones / Grimm / Homeland / Revenge / Suits

2012. Chicago Fire / Elementary / Lilyhammer / Line
of Duty / Magic City / The Newsroom / Quiz Me Quick / Les Revenants / Scandal /
Veep

2013. Agents of S.H.I.E.L.D. / The Americans / Banshee
/ The Blacklist / The Following / Hannibal / House of Cards (Netflix) / Masters
of Sex / Orange Is The New Black / Peaky Blinders / The Walking Dead / Whitechapel

2014. 1864 / Fargo / Silicon Valley
/ True Detective

2015. Better Call Saul / Madam Secretary /
Okkupert (Occupied)

2016. The Night Manager / Vinyl / WestWorld

(Van een aantal
reeksen vond ik jammer genoeg geen generiek terug op YouTube. Had ik nochtans
graag getoond:
Pipo de Clown (1958), Maigret
(1960), Swiebertje (1961), Ja zuster, nee zuster (1966), The Forsyte Saga (1967), Hadimassa (1967), Judd, for the Defense (1967),
Der Kommissar (1969), Simplisties
Verbond (1974), Derrick (1974), Baretta (1975), The Duchess of Duke Street (1976), Berlin Alexanderplatz (1980),
The Lenny Henry Show (1984), Van
Kooten en De Bie (1984), Meester, hij
begint weer (1985), Inspector Morse (1987), Murphy Brown (1988), Drop the Dead Donkey (1990), Kulderzipken (1995), Dalziel and Pascoe (1996), Midsomer Murders (1997), Terug naar Oosterdonk (1997), Cold Feet (1998), Judge John Deed (2001),
The Shield (2002), Wire in the
Blood (2002), Matroesjka’s (2005), Lewis (2006), De parelvissers (2006),
Van vlees en bloed (2009), Den
fördömde (2010), De Ronde (2011), Girls (2012), Endeavour (2012), Met
man en macht (2013), Boss (2013), Mr. Robot (2015).)



« VorigeVolgende »