‘Schampen’, zo vind ik in verschillende
woordenboeken terug, is ‘afstuiten’, ‘afglijden’, ‘zijdelings even raken’.
“De bal schampte de paal”, staat er als voorbeeld bij. ‘Schampen’, zo
leerde ik in mijn door Antwerps dialect aangeklede jeugd, is tevens een
kruising tussen zeuren en beledigen. “Hij heeft op mij geschampt”,
betekent dat iemand in niet al te vriendelijke bewoordingen zijn beklag over
mij heeft gemaakt. In deze week waarin de taal in het centrum van de
belangstelling staat – tenminste toch bij iedereen die beroepsmatig met taal
bezig is – is het niet slecht om zo’n in onbruik geraakt dialectwoord weer even
op te rakelen.

Zou de Oost-Vlaming Wim Schamp, die zondag op
zestigjarige leeftijd overleed aan de gevolgen van pancreaskanker, het
Antwerpse begrip ‘schampen’ gekend hebben? Als man van de wereld moet dat haast
wel. Het werkwoord zou hem op het lijf geschreven geweest zijn, als ik de
diverse overlijdensberichten lees. Daarin wordt hij door vriend en concurrent
omschreven als ‘spraakmakend’, ‘controversieel’, ‘dwarsligger’ en ‘grote mond’.
Van de doden niets dan goeds, weet u wel, dus houden vroegere gezworen vijanden
zich nog in en hanteren ze omfloerste termen.

Ik heb Schamp nooit persoonlijk gekend, heb
hem slechts één keer ontmoet, voldoende om te weten dat hij flamboyant,
welbespraakt en luidruchtig was, als ik het zo even mag samenvatten. Hij
schopte de Vlaamse reclamewereld geen Booniaans geweten, maar zette de keet wel
in vuur en vlam. ‘Annemie brusselt’ (met de dertig jaar jongere versie van
Annemie Neyts die zorgvuldig mascara aanbrengt) en ‘Frankie goes to Brussel’ (voor
de prille politicus Frank Vandenbroucke) waren halfweg de jaren tachtig campagnes die zowel de dertiger
Schamp als de kandidaten op de politieke kaart zetten.

Latere slogans werden me te ‘woordspelerig’:
‘Frans gaat Vlaams’ (voor CD&V-kandidaat Frans Peeters op een, u raadt het
al, lijst voor de Vlaamse verkiezingen), ‘Brave Hendrik? Straffe Hendrik?’
(voor de nogal duffe CD&V’er Hendrik Bogaert) of ‘Geen woorden maar
waarden’ (voor Mia De Schamphelaere, ook al CD&V) zouden na een nacht ongeïnspireerd
wallebakken op een bierviltje bedacht kunnen zijn. In het boek 100 campagnes, 1 miljoen kiezers, dat
hij eerder dit jaar publiceerde, blijft Wim Schamp er vierkant achter staan.

Ik moest spontaan aan Schamp denken toen ik
gisteren live naar de eerste aflevering van het negende seizoen van 24 keek. Meestal volg ik tv-series niet
op het moment van hun lineaire uitzending, zodat ik de reclame snel kan
doorspoelen, maar dat kon nu niet. Zoals altijd ergerde ik me aan het totale
gebrek aan inspiratie, humor en wervende kracht.

Kijk naar de STER-reclame op de Nederlandse
televisie en vergelijk met de spots die je hier bij onze commerciële zenders te
zien krijgt, en je ziet dat dit twee verschillende werelden zijn, ook al zijn
het dan buurlanden. Niet zozeer omwille van de uiteenlopende interpretaties over
de Nederlandse taal – laten we dat modderwoordengevecht even over aan de Joël
De Ceulaers en Benno Barnards van deze wereld – maar wel om de manier waarop de
filmpjes gedraaid zijn. In Nederland: spitsvondig, grappig, weldoordacht, vaak
ook gedurfd, niet zelden dubbelzinnig, maar je blijft er wel naar kijken. Goede
televisie. In Vlaanderen: saai, to-taal on-grap-pig, alsof ze op een paar
minuten tijd vlak voor de opnamen ter plekke bedacht zijn, sec, je wil zo snel mogelijk
zappen ware het niet dat je dan een stukje van het feuilleton dreigt te missen.
Ouderwetse Sovjettelevisie.

Nederlanders staan erom bekend dat ze
zakelijker en droger zijn dan Vlamingen. Rechttoe rechtaan, zonder al te veel
franjes. Broodje karnemelk voor lunch op kantoor, dat soort dingen, waar wij,
bourgondiërs, vrolijk de draak mee steken. Neen, dan liever een rijkelijk met
exquise wijnen overgoten zakenlunch, zodat de aanwezigen de volledige namiddag
nodig hebben om te ontnuchteren. En toch… Als wij, levensgenieters volgens
het boekje, moeten beslissen over de inhoud van onze reclameboodschappen,
worden we brave Hendriken, die alle controverse schuwen en vooral niemand tegen
het hoofd willen stoten. De bedrijfswereld speelt op veilig, de reclamejongens
doen aan zelfcensuur, met als resultaat gedrochten die niet om aan te zien
zijn. De reclamewereld zal de grootsprakerigheid en branie van Wim Schamp
missen.

U mag het gerust weten, ik heb gisteravond
geschampt op de gebrekkige kwaliteit van onze reclame.