Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Gezocht: CEO – Competent, Empathisch, Ondernemend

Economie, Radio en Televisie, Samenleving Posted on za, september 07, 2024 12:29:08

Het ziet er dus naar uit dat Frederik Delaplace gewoon op zijn comfortabele stoel in zijn ruime bureau mag blijven zitten. Het zij zo. Nochtans heeft de man er sinds hij de VRT in 2020 na een woelige periode in handen heeft gekregen alleen maar voor gezorgd dat het er nóg woeliger aan toe gaat bij de openbare omroep. Ter herinnering: de vorige CEO, Paul Lembrechts, moest opstappen na een intern conflict met zijn toenmalige directeur Media en Productie, Peter Claes, die dure contracten regelde met externe medewerkers en productiehuizen zonder overleg met het directiecomité. Ook toen al werd er een externe bemiddelaar aangesteld, ook toen werden twee ontslagen als oplossing naar voren gebracht. Lembrechts was de grote baas die het eerder had aangedurfd om de grensoverschrijdende Bart De Pauw de wacht aan te zeggen. Een baas met ballen, die the right thing deed, dat bewees de docu Het proces dat niemand wou van Tess Uytterhoeven.

Net die documentaire wilde Delaplace, in samenspraak met de door hem aangetrokken directeur Content Ricus Jansegers, op zijn minst uitstellen, op verzoek van De Pauw, zonder enig overleg met de betrokken vrouwen-slachtoffers. Even dreigde zelfs de bekroonde reeks Godvergeten op het schap met vergeten producties te belanden. Onder de nieuwe CEO werden – nota bene in volle besparingsmodus, waarbij vertrokken medewerkers niet werden vervangen en alle interne diensten het met veel minder moesten doen – dure exclusiviteitscontracten afgesloten met een handvol schermgezichten. Ondertussen twee handen vol, om iets preciezer te zijn. Bijna uitsluitend mannen. Onder Jansegers ging de VRT-televisie ook meer shiny floorshows programmeren, terwijl de netmanager Lotte Vermeir en haar adjunct Lin Delcour net een andere weg wilden bewandelen, met meer aandacht voor de core business van een publieke omroep: informatie, duiding, maatschappelijk engagement, programma’s die net iets verder gaan dan hol entertainment. Zoals het hoort, eigenlijk.

Enfin, voor u denkt, daar heb je weer zo’n open brief, leg hem maar op het stapeltje: u heeft die onverkwikkelijke saga kunnen volgen via reguliere en particuliere media. Mijn stukje gaat niet zozeer over de onbekwaamheid van Frederik Delaplace om een instelling tot openbaar nut te leiden – dat lijkt me nogal makkelijk aan te tonen via de feiten van de voorbije vier jaar, die man hoort daar niet thuis, punt –, wel over de rol van CEO’s in het algemeen in overheids- en andere grote bedrijven.

De gedelegeerd bestuurder, zoals dat vroeger heette, is zonder meer nodig: er moet iemand zijn die de eindverantwoordelijkheid neemt, die de grote lijnen uitzet, die het bedrijf naar binnen en naar buiten toe vertegenwoordigt, die – laten we de Grote Woorden maar van stal halen – het Goede Voorbeeld geeft, die, kortom, de te volgen richting aangeeft, liefst zonder al te belerend te worden. Een betrouwbare, empathische, constructieve leidersfiguur (m/v/x) met natuurlijk gezag, die zich omringt met sterke persoonlijkheden en die consensus nastreeft voor de belangrijkste beslissingen binnen het bedrijf.

Klinkt mooi, op papier althans. In de praktijk zijn CEO’s zelden betrouwbaar, empathisch én constructief, noch in combinatie, noch op die verschillende noodzakelijke eigenschappen apart. Chief Executive Officers, zoals het voluit klinkt, zijn vaak té eigengereid, té dictatoriaal, té narcistisch, té zelfbewust, té egotripperig. De jongste dertig jaar zijn CEO’s van grote (overheids)bedrijven erin geslaagd – gesteund door hun soortgenoten – om hun rol binnen de samenleving in het algemeen en binnen hun bedrijf in het bijzonder te mythologiseren. Een CEO zet zichzelf op een piëdestal, collega’s in vergelijkbare functies helpen daarbij, omdat ze weten: als ik collega X, Y en Z steun, zullen collega’s X, Y en Z mij steunen. You scratch my back and I’ll scratch yours. Zo gaat dat in die besloten kringen.

Zo is er een perpetuum mobile in gang gezet van CEO’s die door hun gelijken en door de mensen die hen moeten aanstellen als halfgoden worden behandeld, terwijl ze natuurlijk uiteindelijk ‘maar’ de grote baas zijn: uitermate belangrijk binnen een bedrijf, maar net zo goed ook maar een radertje in het geheel. Achtentwintig jaar geleden werd Bert De Graeve aangesteld als CEO van de openbare omroep en hij heeft zich destijds uitstekend van zijn taak gekweten door van de vermolmde BRTN de dynamische VRT te maken. A job very well done. Ook en vooral omdat hij zich wist te omringen met vakmensen.

CEO’s zoals De Graeve zijn echter uitzonderingen. De zogeheten top-CEO’s dulden weinig tegenspraak: ze omringen zich met jaknikkers of – en dan kom ik toch weer bij Delaplace uit – geven veel macht aan één dictatoriale rechterhand die vervolgens zijn zin mag doen. Zo werkt het niet. Of toch niet al te lang. Als je werkt met mensen, moet je hen ook menselijk behandelen (dat geldt trouwens ook voor dieren, maar dit even terzijde). De tijd van ‘Waarom? Daarom!’ ligt achter ons. Overleg op alle echelons is geen vies woord meer. Werknemers inhoudelijk betrekken bij wat ze doen, is een normale zaak geworden, tenminste: in een omgeving waar gestreefd wordt naar een prettige, opbouwende werksfeer. Helaas zitten we met een generatie ‘top’-CEO’s en managers die de klok lijken terug te willen draaien. Ik wil niet veralgemenen, maar check even in welke bedrijven er veel burn-outs voorkomen en u ziet wat ik bedoel.

Maar ach, wat kan het zo’n CEO schelen. Morgen is hij alweer aan de slag in een ander groot (overheids)bedrijf, voor een nóg beter loon, de scherven die hij achterlaat zijn voor wie achterblijft. Al die opgepompte en gepimpte ego’s zijn net als de getalenteerde topvoetballers-in-spe van vandaag: terwijl ze hun contract ondertekenen dromen ze al weg naar een nieuwe, prestigieuzere club.

Bedrijven en werknemers hebben nood aan standvastigheid. Aan betrouwbare, empathische en constructieve leiders met natuurlijk gezag, waarmee het prettig samenwerken is, waarbij zowel die ‘samen’ als die ‘werken’ cruciaal zijn. In de plaats krijgen ze jobhoppers, zelfverklaarde goeroes, kortetermijnhandelaren die er vooral over moeten waken dat de directieleden jaarlijks een flinke bonus krijgen – zonder zichzelf te vergeten! – en de aandeelhouders hun persoonlijk rendement zien stijgen, lieden die meestal geen enkele voeling hebben met hun bedrijf, hun sector, hun persoonlijke noden. Dat is zonde. Een onvergeeflijke zonde, zelfs.

De gemiddelde CEO zou Competent, Empathisch en Ondernemend moeten zijn. Jammer genoeg is hij – meer mannen dan vrouwen of non-binaire personen die aan deze kwalificatie voldoen, is de vaststelling – in werkelijkheid net te vaak (overdreven) Competitief, Eigenwijs en Onverzoenlijk. Er wordt alleen voor de korte termijn gewerkt. Een goede CEO is minstens evenveel bezig met zijn menselijk kapitaal dan met de volgende kwartaalresultaten. In de praktijk valt dat helaas vaak tegen. ‘Top’-CEO’s zijn net ‘top’politici: te veel gefocust op de korte termijn. Bedrijven en werknemers verdienen beter. Kiezers ook.



Musk

Communicatie, Economie Posted on za, november 12, 2022 11:20:31

We moeten het alweer eventjes over de Kortrijkse N-VA-schepen Axel Ronse hebben, goede lezer van deze blog. Niet dat ik de man zo hoog inschat, maar voor de tweede keer op rij bezorgt hij me een ongewild opstapje naar een kritisch stuk. Vorige week door de ‘traditionele’ Zwarte Piet te blijven verdedigen, deze keer door Elon Musk te bewieroken. “Wat mij betreft de meest inspirerende ondernemer ooit”, poneerde Ronse-van-Kortrijk in een tweet. “Geef me 10 eeuwen en ik raak nog niet aan de positieve impact die hij op 1 dag realiseert. Dankbaar dat er zo’n magische mensen bestaan.”

Dat de heer Ronse tien of meer eeuwen nodig heeft om iets positiefs achter te laten op deze bol, kan ik me best voorstellen, maar Musk een ‘magische mens’ noemen, écht?

Elon Musk maakte een fortuintje met de verkoop van PayPal, een bedrijf dat hij niet zelf had opgericht en waar hij eigenlijk werd buitengewrikt, maar goed: zie het als slim kapitalisme om daar 22 miljoen dollar uit te puren. En hij kocht zich acht maanden na de oprichting in Tesla in, een bedrijf dat in 2003 niet door hem was opgericht, maar door Martin Eberhard en Marc Tarpenning. In 2008 nam Musk Tesla, Inc. in volle financiële crisis helemaal over. Hem het genie noemen dat de elektrische wagen introduceerde is een versnelling te hoog. Bovendien blijft aan de man het hardnekkige gerucht kleven dat hij alleen maar in zaken kon gaan dankzij het ‘bloedgeld’ dat zijn vader, Errol Musk, een Zuid-Afrikaanse zakenman, verwierf uit de opbrengsten van een diamantmijn in Zambia. Musk ontkent dat ten stelligste, net zoals zijn vader ontkent dat zijn zonen hem halfweg de jaren 90 financieel moesten bijstaan. Dat moeten leuke familiefeestjes zijn, daar in Musk Village.

Genoeg familiegeschiedenis en laten we het principe ‘ere wie ere toekomt’ huldigen: Elon Musk heeft de elektrische wagen (mee) op de kaart (en de weg) gezet, ook al blijkt de fameuze Wet op de Remmende Voorsprong hem nu parten te spelen, een wet die bepaalt dat wie eerst is meestal financieel-economisch voorbijgestoken wordt door wie achteraf instapt. Dat is geen verwijt, wel een vaststelling. Op de markt van de elektrische wagens praten wij hier, in West-Europa, niet in de eerste plaats over ‘een Tesla aanschaffen’. Zelfs niet in de tweede of derde plaats. Er zijn betere én goedkopere elektrische auto’s beschikbaar. Benieuwd hoe lang Tesla nog standhoudt in deze markt die steeds competitiever wordt. Maar goed, applaus om de wereld te laten kennismaken (en rijden) met een Tesla.

Alle andere activiteiten van Musk vallen onder de noemer trial and error: probeer maar, we zullen wel zien wat ervan komt, áls er al iets van komt. Ondernemerschap moet worden toegejuicht, het nemen van risico’s-om-het-risico niet. Zeker niet als het lot van duizenden personeelsleden daarvan afhangt. En al helemaal niet in een land als de Verenigde Staten, met zijn nauwelijks bestaande sociale zekerheid, waar je niet alleen van de ene op de andere dag zonder werk kunt afvallen, maar ook zonder inkomen tout court. Dan is het heel sneu dat rijkeluiskinderen grote sier kunnen maken tot ze een nieuwe hobby hebben gevonden.

Allemaal mooi en wel, die letterlijk en figuurlijk verre dromen als SolarCity (elektrische batterijen voor de opwekking van energie via zonnepanelen), SpaceX (vliegen naar en leven op Mars) of Hyperloop (een hogesnelheidssysteem om mensen te vervoeren tussen Los Angeles en San Francisco), maar figuren als Musk kunnen dit alleen maar realiseren met tonnen subsidies (geld van de belastingbetaler dus) en de inzet van veel slimmere werknemers dan hijzelf. Met welk eindresultaat?

De nieuwste hobby van Elon Musk heet Twitter. Vierenveertig miljard dollar gaf hij uit aan zijn nieuwe speeltje, een bedrag dat ver boven de marktwaarde ligt van een sociaal medium dat nog nooit winstgevend was en het allicht nooit zal worden. Binnen de eerste week na de overname ontsloeg hij het voltallige management en liet hij via een cryptische mail weten dat er geen job meer was voor de helft van het personeelsbestand, zo’n 3.700 mensen die van vandaag op morgen zonder werk zaten. Of toch weer niet, want er hangt veel onduidelijkheid rond die beslissing. Je kunt niet zomaar de ene dag de helft van je werkvolk wegsturen en er de volgende dag vanuit gaan dat de boel blijft draaien, terwijl je jezelf tot CEO bombardeert, met ook nog eens al die andere verantwoordelijkheden binnen andere bedrijven (of tellen die even niet meer mee?). Niet alleen de communicatie was een complete ramp, de managementbeslissingen zelf zijn tot nog toe een opeenstapeling van onwetendheid, onbezonnenheid en regelrechte domheid. En dat allemaal in een mum van tijd. Faut le faire! Wat een ‘magische’ man…

Wil je op Twitter gezag hebben, dan moet je als ietwat bekende persoon binnenkort een blauw vinkje kopen tegen 7,99 dollar per maand, liet Musk heel snel weten. Een paar dagen geleden klonk het al dat iedereen die maandelijkse som zal moeten neertellen, willen je tweets nog voor iedereen zichtbaar blijven (en niet verdwijnen zoals e-mails in een spamfolder, zijn vergelijking). Lang niet zeker dat dit zal doorgaan — Musk verandert vaker van gedacht dan van onderbroek —, maar als dat wel het geval is, dan valt te voorspellen dat Twitter zal leeglopen. Wie overblijft, koopt zich voor 7,99 dollar per maand het recht om luid te roepen, en dat mag zowel de waarheid zijn als een halve of hele leugen. Er zal toch niemand overblijven om het waarheidsgehalte van tweets te controleren. Twitter zal dan helemaal in handen komen van fake news-verspreiders, bedenkers en aanhangers van complottheorieën zullen in hetzelfde rad blijven draaien als hamsters in hun dagelijkse zinloze race naar nergens, de polarisatie zal met name in de Verenigde Staten alleen nog maar toenemen.

Als Twitter betalend wordt, geef ik mijn portie aan Fikkie, dat mag u gerust weten. (Hoor ik daar in de verte sarcastisch gejuich opstijgen?)

Apropos, Musk riep deze week — uiteraard via een tweet — op om op republikeinse kandidaten te stemmen tijdens de Midterms, omdat dit volgens hem democratisch interessanter is: zit er een democratische president in het Witte Huis, dan moeten het Huis van Afgevaardigden en de Senaat in meerderheid bevolkt worden door republikeinen, zo redeneert de man. Wat Musk propageert is niet een betere democratie, maar de totale blokkage, algemene chaos en nog meer polarisatie. Geniaal idee? Het is zijn manier van ‘denken’, met name: niet denken, gewoon eender wat doen.

Elon Musk doet in zijn communicatie heel sterk denken aan die andere roeptoeter in de States, Donald Trump. Nog zo’n man die met het geld van zijn rijke papa grote sier heeft kunnen maken, die tien ondernemingen opstartte waarvan er negen failliet gingen, die zelden of nooit belastingen betaalt, die als zittende president een coup probeerde te plegen, net wat Musk nu in Twitterland doet. In tijden van polarisatie zijn er heel wat simpele zielen die in al hun naïviteit meelopen in het spoor van dit soort schijnprofeten, terwijl linkere personages proberen een graantje mee te pikken zolang het goed draait. Bij de minste tegenslag zijn ze weer weg. Makkelijk zat. En Musk, die omringt zich, net als Trump, met jaknikkers, de beste garantie om bedrijven overkop te laten gaan. O ja, die andere sociale media-gigant, Mark Zuckerberg, blijkt zijn hand overspeeld te hebben met Meta, of hoe heet dat ding ook weer? De mensen willen misschien wel fake news of complottheorieën, waardoor ze per definitie in een soort virtuele realiteit terechtkomen, maar ze willen niet openlijk kiezen voor zo’n virtuele wereld.

Einstein was een genie, en Chaplin, en Edison (ook al was die vooral opportunistisch en handig), en Da Vinci, en nog heel wat andere kunstenaars & uitvinders. Musk is dat heel nadrukkelijk niet. Nikola Tesla, die was geniaal. Elon Musk niet. Dat is een voorlopig nog stinkend rijke blaaskaak met heel vervelende maniertjes en een veel te groot ego. Zijn magie beperkt er zich toe om de grond te verbranden waarop hij zich met geld van anderen mag voortbewegen, alsof het de napalm uitstrooiende Amerikaanse luchtmacht is ten tijde van de Vietnamoorlog. De tactiek van de verschroeide aarde is typisch voor après nous le déluge­-typetjes. Overmorgen interesseert hen niet, morgen hooguit een fractie van een seconde, alles draait rond vandaag. Voluntarisme is Musk vreemd. Als Elon Musk investeert in zonnepanelen en elektrische wagens, doet hij dat niet omdat hij wil helpen om de klimaatopwarming een halt toe te roepen, maar omdat hij er winst kan in maken. Op zich geen probleem, als dat ten goede van ons allemaal komt, maar de dag dat het lucratieve aspect verdwijnt, verdwijnt ook Musk, op zoek naar andere inkomensbronnen, of een andere dure hobby.

Kort voor de eeuwwisseling maakte ik voor wat toen nog De Financieel-Economische Tijd heette een reportage over Belgen in San Francisco en de Bay Area, in volle informaticabubbel. Een door de beursspeculanten gecreëerde zeepbel, zo zou kort daarna blijken, en dat kon zelfs een leek als ik toen reeds voorspellen. De piramides in Egypte blijven eeuwenlang overeind staan, zakelijke piramides storten echter vroeg of laat in. Benieuwd hoelang de zeepbel van Musk blijft rond dwarrelen.



Wat zoudt gij zonder de koopkracht van ’t werkvolk zijn?

Economie, Samenleving Posted on za, april 09, 2022 11:14:20

De indexering van de lonen staat weer ter discussie. Niet voor het eerst, ongetwijfeld ook niet voor het laatst. In tijden dat het minder goed gaat — zijn er andere? — wordt dit langs werkgevers- en neoliberale kant op tafel gelegd, want: onze concurrentiekracht zal dalen en werkgevers zouden weleens geneigd kunnen zijn om hun activiteiten naar het (goedkopere) buitenland over te hevelen. Competitiviteit, meneer.

De schuld voor de start van het debat ligt deze keer bij de Gentse econoom Stijn Baert, die in Humo pleitte voor een indexsprong. Nu ken ik Baert een beetje: aimabele kerel, niet geheel wereldvreemd gezien zijn pleidooi tegen elke vorm van discriminatie op de werkvloer — hij is dan wel supporter van Anderlecht, maar er zijn wel meer slimme mensen die rare voetbalkeuzes maken —, maar duidelijk ook iemand die in de neoliberale economische hoek te situeren valt. Op zich geen bezwaar, laat duizend bloemen bloeien, of zoiets.

Wat ik, als leek, absoluut niet begrijp aan die terugkerende mantra van economen, bedrijven en werkgeversorganisaties, is de zogeheten logica die erachter zit. Ben ik nu dom als ik ervan uitga dat het niet indexeren van de lonen werknemers de facto armer maakt, waardoor hun koopkracht daalt, wat vervolgens ten koste gaat van de economie als geheel? Toch geen kromme redenering? De loonindexering is net bedoeld om de stijgende levenskosten op te vangen. Hoe duurder het leven wordt, hoe meer er nood is aan een lichte aanpassing van de lonen, zodat mensen met net iets meer geld evenveel kunnen kopen. Ze worden niet rijker, hun afdaling in de krochten van de armoede wordt alleen wat afgeremd. Ja, hé?

Iemand schreef dat de lonen maal vier zouden gaan, want dat krijg je dan ook: bewuste desinformatie, of regelrechte domheid, dat kan ook. Tegenstanders van de automatische loonindexering vergeten nogal eens snel waarvoor het mechanisme dient: de lonen op niveau houden. Ja, de gemiddelde werknemer zal dan meer nettoloon ontvangen. Neen, hij zal daar niet meer mee kunnen doen. Hij wordt niet rijker en ook niet armer. Status quo is het beste wat hij eruit kan halen. (En, ja, misschien moet er ook even naar de reële nettolonen worden gekeken en zou het systeem alleen kunnen toegepast worden op mensen die het moeilijker hebben, zeg maar: de lagere middenklasse en daaronder.)

Trouwens, het argument dat bedrijven naar het buitenland zullen verhuizen, klinkt net iets te ‘goedkoop’, vind ik. Eén, als ze willen vertrekken, waren ze dat sowieso al van plan. Dat gebeurt niet van vandaag op morgen. Je kan niet de bestaande, degelijke beschermingsmaatregelen om de koopkracht van ónze werknemers te vrijwaren als excuus gebruiken om die verhuis te voorkomen. Wees gerust, in vele landen zijn de lonen véél aantrekkelijker in werkgevers- en aandeelhoudersogen dan bij ons. De syndicaliseringsgraad zal er ook lager zijn, da’s eveneens meegenomen. Geen gezeur. Kijk naar Amazon in de States, waar een ex-werknemer een vakbond mocht oprichten en de hele uitbuitingssector op z’n achterste poten ging staan. Dat de CEO bij Amazon 6.500 keer meer verdient dan het mediane loon van de ‘gewone’ medewerker is een onwaarschijnlijke anomalie, want natuurlijk is die topbaas — die morgen misschien elders nog een fractie meer kan gaan verdienen en hop, daar gaat-ie – geen 6.500 keer beter of nuttiger of productiever dan de gewone Steve of Stella in het magazijn. Als uw pakje op tijd wordt geleverd heeft dat meer met Steve of Stella te maken, dan met Andy Jassy, zo heet die topman die vorig jaar 213 miljoen dollar opstreek tegenover 32.855 dollar voor Steve of Stella. Ik schreef het hier eerder al: dat gesloten circuit van topmanagers, hier en in het buitenland, houdt vooral zichzelf en de zorgvuldig gecreëerde mythe van hun onmisbaarheid in stand.

Twee, wat ben je met een bedrijf dat producten maakt die door minder mensen kunnen gekocht worden? De man (m/v/x) in de straat betaalt zich alle kleuren van de regenboog aan energie, benzine, eten en nog wat van die fijne, levensnoodzakelijke dingen, neem hem dat beetje extra loon af, en hij kan zich nóg minder permitteren. Weegt dát dan niet op de economie? Is het overigens toeval dat draconische ingrepen zoals het schrappen van de loonindexering steeds opnieuw bedacht worden door lieden die zelf niets te kort komen? Die, met andere woorden, voor hun eigen portemonnee geen noodzaak zien om die nog dikker te maken — dat compenseert hun aandelenportefeuille wel —, maar die even vergeten dat de meeste anderen ruim minder ter beschikking hebben? Ik denk het niet.

Misschien moet ik mezelf eens laten uitnodigen door Stijn Baert op zijn neverending steak-friettocht door Vlaanderen om me wat te laten bijspijkeren in economische logica. In mijn, simpele, logica zullen alleen de aandeelhouders heel kort applaudisseren voor het tijdelijk bevriezen van het systeem van loonindexering, waarna ze een jaar later bij de CEO zullen klagen omdat er minder omzet gedraaid werd. A ja, er moet toch iemand die producten kopen, nietwaar?



Werkvreugde en werkverdriet

Economie, Samenleving Posted on za, oktober 16, 2021 11:25:27

De jacht op de langdurig zieken is geopend. Zij zullen strenger worden aangepakt, zo vernamen we deze week. ’t Zal gaan tijd worden, riepen VBO, Voka en Unizo quasi unisono. De helft van de langdurig zieken is fake omdat er totaal geen controle is, tweette ‘ondernemer-Vlaming-Europeaan’ Rudi De Kerpel, de buikspreekpop van de N-VA, altijd in voor een kort-door-de-bochtse opmerking. Ik ken een paar mensen die langdurig ziek zijn, ik kan u verzekeren dat ze wél gecontroleerd worden, zeer indringend zelfs, op het randje af van het beledigende. Stijl: hoe kan het dat u nog altijd ziek bent, meneer/mevrouw? Niet de ziekte is fake, maar de opmerking van de ‘ondernemer-Vlaming-Europeaan’.

Wat ik wel prima vind — maar VBO, Voka, Unizo en Rudi De Kerpel dan weer net iets minder —, is dat werkgevers nu ook kunnen worden gesanctioneerd als er te veel langdurig zieken zijn binnen het bedrijf. Want, ja, er zijn inderdaad profiteurs: een kleine minderheid, schat ik, mensen leveren echt niet voor het plezier van niet meer te hoeven gaan werken een flink deel van hun salaris in om een leven als paria te leven, zonder al te veel sociale contacten. Als meneer De Kerpel zo iemand kent, à la bonne heure, dat hij die kwaadwillige valsspeler maar aangeeft, ik zal hem zelfs steunen. Maar het grootste probleem met burn-outs ligt ‘m in de werkomgeving of -organisatie.

Ik heb op een redactie rondgelopen waar de ene na de andere medewerker van een bepaald departement afhaakte en maandenlang thuisbleef, helemaal opgebrand, leeg, niet meer in staat om de eenvoudigste klusjes te doen. Slachtoffer van de werkdruk, steeds veranderende opdrachten en een leidinggevende die geen verstand had van people management. Als je de leden van je ploeg alleen maar als getallen ziet — body counts in het jargon, ook wel FTE’s —, dan mag je nooit in die positie belanden, want dan ben je onbekwaam om met mensen om te gaan. Ambetant als collega, tot daaraan toe, maar vooral: onmogelijk als baas. Zo iemand is doorgaans ook zeer goed in wat, eveneens in het jargon, likken naar boven en stampen naar beneden wordt genoemd: alles doen om je eigen baas te plezieren, problemen op de dienst en je eigen slechte functioneren afwentelen op je medewerkers. Zo gemakkelijk, zo zielig, en toch kom je dit op heel veel werkplekken tegen.

Behalve bij een aanwijsbaar fysiek probleem heeft langdurige ziekte meestal te maken met onduidelijke of onhaalbare opdrachten, een inadequate werkorganisatie, een opeenvolging van drastische herstructureringen of reorganisaties binnen het bedrijf, een verziekte bedrijfscultuur, of een ronduit onbekwame baas, en niet zelden een combinatie van een drietal factoren. Toen ik in 2015 mijn boek Als het werk stopt schreef, over de problematiek van werkzoekende 50-plussers, was het redelijk nieuwe buzzword ‘werkbaar werk’. Ettelijke vergaderingen en werkgroepen later is er nog altijd geen werk van gemaakt. Het excuus is dat men het maar niet eens raakt over wat ‘zware beroepen’ zijn. De vakbonden willen een te lange lijst, de werkgevers een te korte, de minister van Werk kan geen knopen doorhakken. En ja, zowel vakbonden als werkgeversorganisaties zijn te verstard, te conservatief, te veel gericht op het status quo, dat voor beide anders is.

Er zullen inderdaad zwaardere beroepen dan andere zijn. Iedereen kan voor de vuist weg zelf een lijstje opstellen, waarbij de nadruk op het fysieke zal liggen. Veel ingrijpender dan de lastigheid van het werk lijken me de concrete omstandigheden. In een prettige werksfeer zullen mensen liever gaan werken en minder snel ziek worden. Dat psychische aspect — je gewaardeerd en gerespecteerd voelen, een correcte verloning ontvangen, kansen zien en krijgen om door te groeien, een omgeving waar rekening wordt gehouden met de werkdruk en het privéleven — is minstens even belangrijk, maar dat zal de De Kerpels van deze wereld saucisson wezen. Waarmee ik niet wil beweren dat álle hiërarchische oversten niet deugen, maar procentueel zal het aantal onbekwame leidinggevenden dichter tegen de vijftig procent aanleunen dan het aantal denkbeeldige zieken die profiteren van de sociale zekerheid.

Het groeiend aantal langdurig zieken is een gevolg, niet de oorzaak van de problemen op de arbeidsmarkt. De burn-outs vloeien voort uit een te kort schietende bedrijfscultuur, ze liggen niet aan de basis ervan. En zelfs als er mensen zijn die te lang en te graag thuisblijven, dan nog moeten we dit zien als het resultaat van een (werk)omgeving die dit soort gedrag veroorzaakt. In deze discussie worden oorzaak en gevolg al te vaak omgekeerd.

Ik wens mensen die een promotie of een overstap aankondigen altijd veel succes én veel werkvreugde, want daar begint het mee: plezier hebben in je werk. Veel te veel actoren wensen alleen maar dat succes, vrij te vertalen als: meer geld, meer aanzien, meer mogelijkheden om nog verder door te groeien. Meer, meer, meer. Dat leidt weleens tot werkverdriet. We zijn als samenleving te weinig bezig met en geïnteresseerd in het échte welzijn van de werkende mens. Plus est en nous, als het op (mede)menselijkheid aankomt.



Propere Pandora Papers

Economie, Journalistiek, Politiek Posted on za, oktober 09, 2021 11:26:19

Niet cynisch worden.

Níet cynisch worden.

NIET cynisch worden, Van Laeken.

Het is moeilijk soms. Dat heeft met de leeftijd te maken: hoe ouder je wordt, hoe meer je gezien en gelezen en gehoord hebt (en ook wel: hoe meer je denkt dat je de wijsheid een beetje in pacht hebt). Hoe dichter je op de actualiteit staat, hoe meer je ziet dat de uitwassen binnen die actualiteit steeds minder leiden tot de juiste gevolgtrekkingen. Denk aan ministers die zelden nog hun verantwoordelijkheid opnemen. Het is een vreemde paradox: hoe groter de impact van (sociale) media, hoe groter de daaropvolgende collectieve verontwaardiging, hoe minder conclusies daaruit getrokken worden. Beleidsverantwoordelijken, hoogwaardigheidsbekleders en andere mensen die op een hogere trede van de maatschappelijke ladder staan, achten zich blijkbaar onaantastbaar. Het zijn, zoals in een kastenmaatschappij, onaanraakbaren geworden. Vervelend.

Vorig weekend pakte een internationale groep van journalisten uit met de ‘Pandora papers’, alweer een hashtag om te onthouden na de LuxLeaks (2014), SwissLeaks (2015) Panama Papers (2015), Football Leaks (2015) en Paradise Papers (2017). Telkens zo’n grootschalige samenwerking uitmondt in een reeks spraakmakende artikels, denk ik twee dingen: wow, knap gedaan (zeg gerust: professionele jaloezie, want dat had ik ook wel willen gedaan hebben), en wat gaat hiermee gebeuren? Het eerste draait om waardering voor knap onderzoekswerk, het tweede is echter net iets fundamenteler, want als er niets of heel weinig gebeurt met die relevante informatie, dan heeft dat onderzoek uiteindelijk te weinig losgemaakt. De geïnteresseerde burger wordt grondig geïnformeerd, zeer zeker, goed gedaan, maar de wanpraktijken blijven meestal doorgaan, of er wordt ergens een klein wettelijk verkeersdrempeltje gelegd, om de indruk te wekken dat er drastisch wordt ingegrepen. Quod non. Ik betrap mezelf erop dat ik die artikels veel minder gretig begin te lezen dan vijf jaar geleden. Wat heeft het allemaal nog voor zin?

#PandoraPapers draait rond belastingontwijking en fraude, en het grote grijze gebied daartussenin. Hoe dan ook gaat het om mensen die de financiële middelen hebben — en daardoor al tot de happy few behoren — en dat geld veilig proberen weg te steken, buiten het gezichtsveld van de fiscus. Andere mensen met geld zeggen: prima gedaan, collega, optimalisering en zo, moet kunnen. Ik zeg: je onttrekt geld aan de samenleving. Niet zelden zijn de mensen die roepen dat dit prima gedaan is, diegenen die ook hameren op een begroting in evenwicht, maar hoe kan je dat laatste garanderen als een deel van de bevolking het solidariteitsprincipe — wie heeft, geeft — voortdurend met voeten treedt?

Dat ongemakkelijke ‘Wat gaat hiermee gebeuren?’-gevoel heb ik ook als het over Operatie Propere Handen gaat, of was het nu Operatie Zero? De voorbije weken lekte weer een en ander uit over de bekentenissen van spijtoptant Dejan Veljkovic. Zo’n spijtoptant geeft me een dubbel gevoel: één, goed dat een directe betrokkene de speurders op weg zet om fraude aan te pakken, twéé, jammer dat hij er zelf met een minimumstraf van af zal komen. Misschien is het eerste nog net iets belangrijker dan het tweede, dus alla. Zullen de clubs en de individuele bestuurders juridisch en sportief gestraft worden, of blijft het alweer bij een smeuïge reeks verhalen in de pers, waarna het spreekwoord ‘Ze dronken nog een glas, ze deden nog een plas en alles bleef zoals het was’ opdoemt? Ik geloof in deze net iets meer in het gerecht dan in de voetbalinstanties zelf. Hoe kan je overigens de sociale en fiscale voordelen nog blijven verantwoorden in deze immorele wereld van het snelle geldgewin, gesteld dat die überhaupt ooit te verantwoorden vielen?

Mijn vrees: er zal wel weer ergens een wetje in elkaar worden geflanst om een fiscaal achterpoortje te sluiten, terwijl alle andere deuren gewoon blijven openstaan. Er zal wel ergens een kleine garnaal aan de schandpaal worden gebonden, ter genoegdoening van de op een lynchpartij beluste massa. Er zullen, zeker in het voetbal, zondebokken worden aangeduid, die allang niet meer in functie zijn.

Gisteren werden twee journalisten bekroond met de Nobelprijs voor de Vrede, omdat ze respectievelijk op de Filipijnen en in Rusland blijven opkomen voor de moeizaam verworven vrijheid van meningsuiting en de fragiele persvrijheid. Bravo en zo, maar fundamenteel verandert er weinig in dat soort landen. Toch moeten die journalisten en hun collega’s daar en elders dat vooral blijven doen. En zal een toeschouwer aan de zijlijn, zoals ik, blijven opmerken dat de gevolgen net iets meer mogen zijn. Véél meer, zelfs.

NIET CYNISCH WORDEN, VAN LAEKEN!



Jong en oud hebben elkaar nodig

Economie, Uncategorised Posted on za, juni 20, 2020 12:59:09

Al weken staat het op mijn (volkomen denkbeeldig) to-dolijstje voor deze blog: iets schrijven over de ergerlijke manier waarop jong en oud van elkaar gescheiden worden in deze coronacrisis, en hoe dat ingegeven wordt door onze compleet achterhaalde kijk op het begrip leeftijd. De tijdelijke fysieke scheiding was onvermijdelijk, vanwege de besmettelijkheid van het virus en de kwetsbaarheid van oudere bevolkingsgroepen. Fair enough. Maar daarbovenop kwam een mentale scheiding. We moesten snel weer aan het werk (een nauwelijks berekend risico voor wie tot een risicogroep behoorde). We moesten denken aan de toekomst van de jongere generaties (versta: die ouderen zullen normaal gezien eerder geconfronteerd worden met hun sterfelijkheid). We moesten de scholen, de restaurants en de cafés heropenen, maar de rusthuizen nog niet (ocharme, die oudjes, maar ja, ’t is voor hun eigen goed, hé). We moesten misschien wel hartverscheurende keuzes maken wie we zouden proberen te laten overleven als er sprake zou zijn van triage en ja, jongeren hebben meer toekomst…

Als zestigplusser, met twee voeten ploeterend door de modder van de hedendaagse realiteit, niet dwepend met de ‘Vroeger was het beter’-gedachte, zelfs een heel klein beetje fomo en yolo, wil ik niet betutteld worden. Ik begrijp dat ik mijn kranige moeder van achtentachtig zes weken niet mocht bezoeken, maar ik weiger haar te zien als een hulpeloos oudje. Dat doet de overheid aan de ene kant net wel en aan de andere kant veel te weinig. Ik verklaar me nader: enerzijds wordt er betutteld dat het een lieve lust is, anderzijds werden de woonzorgcentra flink verwaarloosd. Enerzijds, anderzijds: het klinkt als iets van de CD&V en net daar lag de beleidsverantwoordelijkheid voor welzijn in Vlaanderen al meer dan achtendertig jaar — op een intermezzo van vijf jaar Agalev/Groen rond de eeuwwisseling na. De laatste uittocht zou een pak menselijker kunnen zijn. Móeten zijn. Of noem het ‘christelijker’, dat is misschien duidelijker voor sommigen.

***

Ik weiger als een has-been bestempeld te worden, en toch is het dat wat deze samenleving mij probeert aan te praten. Vijf jaar geleden schreef ik, op mijn zesenvijftigste, het boek Als het werk stopt, over de problematiek van de werkzoekende vijftigplusser. Wie ouder dan vijftig is, heeft het heel moeilijk om een nieuwe job te vinden. Wie ouder dan vijfenvijftig is, mag het haast vergeten. We zijn er lichtjes op vooruitgegaan sindsdien, niet dankzij mijn boek voor alle duidelijkheid, maar het blijft een teer economisch punt dat we, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Scandinavische landen, mensen die nog niet zó ver voorbij de helft van hun levensverwachting zitten, uitrangeren.

Dit probleem overstijgt de traditionele links/rechts-as en is wellicht daarom zo moeilijk te vatten. Het probleem is collectief, niet individueel, en het zit diepgeworteld in onze moderne maatschappij. Dan weet je: dit is een zeer hardnekkig probleem, en liefst proberen beleidsverantwoordelijken het te vergeten, da’s het makkelijkst. Doe wel en zie niet om, want dan zou u merken dat de pensioenleeftijd van 65 destijds werd ingevoerd omdat mensen gemiddeld niet veel ouder dan die leeftijd werden. Momenteel worden vrouwen in België gemiddeld 83,7 jaar, mannen 79,2 jaar, en het algemeen gemiddelde bedraagt 81,5 jaar. Nu ga ik de linkse lezers allicht schofferen, maar het verhogen van de pensioenleeftijd is economische én maatschappelijke logica. Eén, we moeten die pensioenen kunnen blijven betalen en hoe vroeger mensen afscheid nemen van de arbeidsmarkt, hoe meer ze een beroep doen op de sociale zekerheid (ook al hebben ze, inderdaad, zelf jarenlang afgedragen voor de betaling van hun eigen pensioen). Twéé, het is onverantwoord om oudere mensen te snel af te schrijven. Zij kunnen en willen nog heel veel.

In 1973 werd het brugpensioen ingevoerd, tegenwoordig heet dat ‘stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag’, SWT. In volle oliecrisis was dat niet eens zo onlogisch. Door die zware economische terugval ontstond er een hoge werkloosheid en koos de overheid ervoor om oudere werknemers vervroegd naar huis te sturen, waarbij ze bovenop hun werkloosheidsuitkering een aanvullende premie ontvingen van hun werkgever. Minder dan wat ze in vaste loondienst hadden, meer dan wat ze als werkloze zouden ontvangen. En dat tot aan hun wettelijke pensioenleeftijd. Het werkelijke doel was om jongeren sneller te laten instromen op de arbeidsmarkt. Kortom, men koos ervoor om twintigplussers aan het werk te zetten en hen de plaats te laten innemen van vijftigplussers. En men is dat blijven doen.

De eerste keer dat het brugpensioen werd ingevoerd, kon je daar nog begrip voor opbrengen; de eerste keer weet je niet wat de gevolgen zullen zijn. Maar na zevenenveertig jaar zou dit brugpensioen/SWT niet meer mogen bestaan, meer nog: het had al decennia geleden afgeschaft moeten zijn. Het is in vele opzichten een brug te ver geworden. Dat het überhaupt nog bestaat, is een gevolg van een vreemde entente tussen instanties die meestal lijnrecht tegenover elkaar staan. Werkgevers willen af van die oudere werknemers, die in hun ogen minder flexibel, minder productief en vaker ziek zijn (vooroordelen die overigens zelden kloppen). Vakbonden vinden dat oudere werknemers rust verdienen, zodat jongeren hun plaats kunnen innemen. De overheid vindt dat allemaal goed, om de sociale rust toch op dit ene vlak te kunnen bewaren. En oudere werknemers beginnen op hun vijftigste uit te bollen, in het vooruitzicht van een afscheid van die tredmolen. Rustig genieten, weet u wel. Op de duur weet je niet beter of het hoort gewoon zo. Een vicieuze cirkel.

De realiteit is dat er heel wat ervaring, knowhow en stabiliteit worden opgeofferd. In de BMW-fabriek in het Duitse Dingolfing, in de staat Beieren, namen ze in 2007 de proef op de som: er werd een productielijn specifiek op maat voor oudere werknemers ingevoerd, met een gemiddelde leeftijd van 47 jaar. Na negen maanden bleek die productiever dan de andere, ‘jongere’ productielijnen in dezelfde fabriek. Wat bewijst dit? Dat vijftigplussers wel degelijk nog gemotiveerd kunnen zijn, als je hen ernstig neemt, en rekening houdt met zowel de beperkingen door hun leeftijd als de sterktes dankzij hun leeftijd. Een goede mix van leeftijden is een pluspunt. In Scandinavische landen volgen vijftig- en zelfs zestigplussers nog volop bijscholingen, bij ons wordt oudere werknemers afgeraden dat te doen, ‘want over een paar jaar ben je toch weg en wat is het nut er dan van?’

***

We moeten af van dat zwart/wit-denken. Er zijn zware beroepen — wanneer is die definitieve lijst er eigenlijk? — en die mensen moeten we op tijd kunnen laten vertrekken. Klopt. Er zijn fysieke en mentale omstandigheden waarin het meer dan verantwoord is om de arbeidsmarkt vroeger dan gepland te verlaten, wat je vooral individueel moet bekijken. Inderdaad. Maar ik ben er zeker van dat je mits een omslag in de mentaliteit en, vooral, de werkomstandigheden — ‘Werkbaar werk’, nog zo’n vlotte slogan die niet resulteerde in beleid — zult merken dat heel wat mensen heel graag nog deel blijven uitmaken van de actieve samenleving, en niet alleen als goedkope kinderoppas of sympathieke vrijwilliger.

De coronacrisis heeft een aantal tegenstellingen op scherp gesteld die geen tegenstellingen zouden mogen zijn. Jong en oud hebben elkaar nodig. Ik heb als freelancejournalist momenteel (nog) niet te klagen over werk, maar ik zou in een bedrijfsomgeving een heel goede mentor kunnen zijn voor jongere collega’s, zonder dat ik hen in de weg loop of zelf het gevoel krijg dat zij mij willen buiten duwen. Hoe onproductief is het om een samenleving op te delen in kinderen en jongeren die leren, volwassenen die werken en oudjes die thuis zitten? In een ideale wereld lopen al die fasen — behalve die eerste leerfase — door elkaar en nemen mensen een sabbatjaar op hun dertigste, beginnen ze opnieuw te studeren op hun veertigste, volgen ze nog bijscholingen op hun vijftigste en werken ze nog halftijds op hun vijfenzeventigste. Hokjesdenken is nefast voor een samenleving, ook voor het land van de koterijen.

(Waarschuwing: de eerste die ‘OK, boomer!’ als repliek op deze blogpost schrijft, weet ik te vinden.)



Stilstand regeert het land

Economie Posted on za, juni 29, 2019 13:17:11

Heisa, begin van de week: als gevolg van de
verkiezingsuitslag zou Vlaams Belang een zitje in het bestuur van Unia verdienen,
en dat zorgde dan weer voor uitslag op ambetante plekken bij al wie zich
democraat noemt. Terwijl wat er staat te gebeuren net dankzij die democratie gebeurt. Vlaams Belang doet het goed? Vlaams
Belang wordt beloond met een plekje in een organisatie die het zo snel mogelijk
zou willen afschaffen of monddood maken! Dat is de tol van de democratie.

Het perverse is niet dat Vlaams Belang straks aanwezig
zal zijn in Unia, maar dat we het normaal zijn gaan vinden dat raden van
bestuur van door de overheid opgerichte of gesteunde organisaties worden
volgestouwd met partijvazallen, bij wie de bekwaamheid ondergeschikt is aan ‘de
juiste kleur’, versta: de juiste partijkaart. De kaart van de winnaar van het
moment. De postjes moeten evenredig verdeeld worden, dat zit ingebakken in onze
middelmatige cultuur.

Ik vind dat een onwerkbaar systeem. Ik zou
veel liever onafhankelijke en bij voorkeur onpartijdige experts de grote lijnen
zien uitzetten in maatschappelijke bewegingen, maar blijkbaar ben ik een uilskuiken,
als ik Mark Elchardus, ‘huisideoloog’ van de sp.a, die tegenwoordig eerder
lijkt te rijden voor centrumrechts, moet geloven. Die vindt het niet meer dan
normaal dat de postjes over de partijen verdeeld worden, zo las ik daarnet in De Morgen. Want die slimmeriken die zich
expert durven te noemen, zijn niet democratisch verkozen. Ach ja, het zal wel
een generatiekloofje zijn: Elchardus is 72 en gepokt en gemazeld in de oude
politieke cultuur. Ik ben 60 en sta langs de zijlijn te roepen.

Ik heb gelijk, dat spreekt voor zich.

***

Dit voorbeeldje illustreert perfect de
stilstand van het land. Daarover wilde ik het al een tijdje geleden met u
hebben, maar er kwam altijd weer iets tussen. U weet het: vijf jaar geleden
verhoogde de geel-oranje-blauwe-bleue coalitie de pensioenleeftijd naar 67
jaar, ook al stond dat niet in het regeerakkoord. Middenvelders op hun
achterste poten. Kan niet! Mag niet! Zal niet! Zal wel, dus. In 2025 wordt de
pensioenleeftijd opgetrokken naar 66, vijf jaar later naar 67. In realiteit zal
het al een succes zijn als de gemiddelde uitstapleeftijd tegen dan 63 jaar zal
zijn. We moeten met z’n allen vijfenveertig jaar actief zijn, vonden ze bij wijlen
de ‘Zweedse’ regering-Michel I. De omgekeerde bevolkingspiramide wijst daarop:
wie zal al die pensioenen blijven betalen, als al die ouwe luitjes het
verdommen om zoals stilzwijgend afgesproken te sterven voor hun vijfenzeventigste?

Tijdens de voorbije verkiezingscampagne werd
Bart De Wever geconfronteerd met een slimmigheidje van John Crombez. 67 is niet
de limiet, zo staat ergens weggemoffeld in het partijprogramma van de N-VA en
dat had Crombez ontdekt. De Wever, zelden van z’n stuk te brengen in debatten,
was van z’n melk en stommelde dat de levensverwachting blijft stijgen en dat we
dus in een verdere toekomst nog langer dan tot ons 67ste zullen moeten werken. Daar
kwam zowaar een mini-maatschappelijk debat van. Punt voor Crombez, al leverde
dat uiteindelijk weinig extra stemmen op voor sp.a. Misschien wel omdat Vlaams
Belang ook op dit thema was gesprongen en uitpakte met pensioen na 42 jaar
werken. Op 60, dus, als je op je achttiende in de fabriek bent gedoken. Of op 67,
als je per se voor dokter wilde studeren. Populisme mikt niet op de
intelligentste medeburgers.

De Wever heeft een punt: we zullen allemaal
langer moeten werken. Meer jaren, tot hogere leeftijd. Maar hij ging uit van dezelfde
foute premisse die nu al decennialang gehanteerd wordt en die er simpelweg en
samengevat op neerkomt dat we geboren worden, leren tot ons 18de, eventueel
studeren tot ons 22ste, werken tot ons 67ste en dan met pensioen zijn tot we
doodvallen. We zien leven nog altijd als een opeenvolging van opgroeien, geld
verdienen en rusten. Of: leren stappen, lopen, wandelen, vallen. Of nog: van
pamper tot pamper, waarbij we er tussendoor voor moeten zorgen dat we die
pamper op het eind nog kunnen betalen.

***

Onze visie op werk is verouderd. Passé. Die
dateert nog uit de tijd dat de officiële pensioenleeftijd ongeveer overeenkwam
met de gemiddelde leeftijd: vijfenzestig. De realiteit waarmee we lang leefden
was: geboren worden, opgroeien, werken, stoppen met werken, doodvallen. Dat was
makkelijk zat: pensioenfeestje en ’s anderendaags een fatale hartaanval van het
gedacht aan al die vrije, nog niet voor ons ingevulde dagen die ons te wachten
stonden.

Omdat we langer leven is die laatste,
behoorlijk finale en fatale, fase, doodvallen, tijdelijk vervangen door
‘genieten’. Ik las het deze week nog in een vakblad voor journalisten: ‘X wordt
65 en mag eindelijk van zijn pensioen genieten’. ‘Na een lange en
verdienstelijke carrière mag Y verdiend met rust’. Alsof werken een onoverkomelijke,
maar allesbehalve prettige bezigheid is, waartoe we verplicht worden om in
leven te kunnen blijven, want we moeten nu eenmaal eten, drinken en af en toe
een stapje in de wereld zetten. (Wat het, helaas, vaak ook is, trouwens, daar
niet van.)

In onze samenleving is ‘werken’ bijna per
definitie een zinledige bezigheid. Een verplichting, zoals de opkomstplicht bij
verkiezingen. Je moet het doen, anders zwaait er wat. Een boete, of een leven
in miserie. Als je in dit land 52 wordt, dan tel je af naar je pensioen. Dat is
ons zo geleerd, een generatie of twee, drie geleden. Aftellen naar ‘rust’ en
‘genot’. Nog een opleiding volgen, ben je gek? Bol toch rustig uit, man (m/v)!
Die mentaliteit. Zo zielig zijn wij. Werkgevers doen nauwelijks iets aan het
prettiger maken van de werkomstandigheden, werknemers eisen dit amper op, want
straks wacht hen toch het walhalla, vakbonden gaan ervan uit dat ze de boel
kunnen blijven verlammen, politici weten niet beter en willen vooral de sociale
vrede proberen te bewaren. Dat werken zinvol kan zijn, ja, een leven zelfs zin kan
géven, dringt bij deze actoren niet door.

Wel, ik zal het u zeggen, goed beseffende dat
ik wellicht geprivilegieerd ben: ik werk graag, werken geeft mijn leven mee
zin. Ik tel niet af naar mijn vijfenzestigste, begin 2024.

***

Anderhalf jaar geleden schreef Dirk Schyvinck Wat als we straks 100 worden, met als
ondertitel De uitdagingen van een langer
leven
. Een boek waarvan ik u lezing warm kan aanbevelen, en niet zozeer
omdat ik wat punten en komma’s heb mogen veranderen in het manuscript. Langer
leven, vat ik heel kort samen, komt erop neer dat we ons leven anders zullen
moeten indelen. Die eerste fase — geboren worden, opgroeien en leren — moet
blijven. Kan moeilijk anders. Vanaf dan moeten we flexibeler worden. Móeten,
anders loopt het in het honderd.

Studeren of dadelijk beginnen te werken. Kan
allebei. Verscheidene sabbatjaren inbouwen, op je veertigste naar de
universiteit gaan, tot je tachtigste (deeltijds) werken: moet allemaal kunnen.
Op voorwaarde dat we daar maatschappelijk toe bereid zijn. Vandaag kan dat
niet. Morgen en overmorgen ook nog niet. Maar het steriele, o zo voorspelbare
en eigenlijk bijzonder cynische levensverloop vanaf je 18de of 22ste — ‘studeren-werken-pensioen-doodgaan’
— moet dringend op de schop. Tijdelijk met pensioen gaan op je veertigste. Zou
moeten kunnen. Deeltijds hoger onderwijs in combinatie met tijdelijk halftijds
werk op je vijftigste, waarom niet? Na je zeventigste nog wat deeltijds actief
zijn in een omgeving waar werkbaar werk niet beperkt is gebleven tot een
sloganeske belofte, het zou fantastisch zijn. Maar neen, we blijven ons liever
vermeien in zinloze discussies over minuten, uren, dagen, maanden of jaren meer
of minder.

Stilstand regeert het land. Van links tot
rechts, van progressief tot conservatief, van stad tot platteland. Dat lees je
niet af in een mobiscore. Het is de Belgische helaasheid der dingen. Welke
politicus schiet als eerste wakker? Ik ben benieuwd.

En de eerste die me zegt dat ik over vier en
een half jaar verdiend met pensioen mag en van het leven kan gaan genieten, krijgt
een klap voor zijn kanis.



Aantekeningen van een ervaringsdeskundige

Economie Posted on za, juli 28, 2018 13:06:31

Zomerakkoord. Het woord klinkt al ongeveer
even hol als de inhoud waar het voor staat. Zowel de Vlaamse als de federale
regering pakten er rond de nationale feestdag mee uit en dan weet je wat er te
gebeuren staat: de coalitie juicht, de oppositie brult, deskundigen branden de inderhaast
afgesloten nachtelijke overeenkomst af, de verantwoordelijken zijn intussen met
vakantie vertrokken. In de hoop dat er over een maand of zo, wanneer ze
terugkeren uit zonniger – nou ja, even zonnige – oorden geen haan meer naar
kraait. Over een paar maanden worden de zomerakkoorden getoetst aan de harde
realiteit, maar dan zal er wel weer iemand in boerkini naast een zwembad
opgedoken zijn en kunnen we het daarover hebben.

Zomerakkoorden zijn flutakkoorden, een
stapeltje dringende maatregelen die nog voor de vakantie moeten genomen worden,
liefst na lange, aanvankelijk uitzichtloze vergaderingen, waarna er plots toch
ergens een deus ex machina optreedt. Of is het een fata morgana? Soit, we
hebben zomerakkoorden die zo rond 21 september, als dit warme seizoen er
officieel op zit, nog hoogstens voor de helft overeind zullen staan. Proficiat!

***

Arbeidsdeal, nog zo’n holklinkende term. Er
moest dringend geld gezocht worden en het makkelijkst vind je dat bij diegenen
die weerloos zijn. Werkloos-weerloos, in dit geval. Als je voortaan zonder werk
valt, kan je de eerste zes maanden op een iets hogere uitkering rekenen, waarna
dat bedrag veel sneller dan nu het geval is, keldert. Degressiviteit, heet dat.
Rijmt op: depressiviteit. Het ene is dan ook een gevolg van het andere. En nu
moet ik even uit mijn rol van afstandelijke waarnemer stappen.

Zes jaar geleden werd ik ontslagen. Drieënvijftig,
een cv van meerdere pagina’s, nog lang niet aan uitbollen toe. Ik dacht: het is
zomer, weinig vacatures, maar vanaf september lees ik tientallen vacatures die
enigszins in mijn lijn liggen. Media. Marketing en communicatie.
Hoofdredacteur. Eindredacteur. Redacteur. Communicatieverantwoordelijke.
Woordvoerder. ‘Als het maar inhoudelijk interessant is!’ Ik was naïef. Die ‘5’
aan het begin van mijn leeftijd schrikt werkgevers namelijk af. Dan denken ze:
duur, onproductief, niet flexibel genoeg, op weg naar zijn pensioen. Onzin, zo
blijkt uit studies wereldwijd, maar die worden niet gelezen door
bedrijfsleiders. Die baseren zich op (voor)oordelen. En op het advies van hun human
resources-afdeling, allemaal twintigers. (Laat me dan ook maar even een
vooroordeel uitspreken, beste lezer, al zal ik niet ver van de realiteit
zitten.)

Ik schreef er een boek over, Als het werk stopt, al was ik toen al terug
aan de slag, vanaf 1 april 2014 (geen grap, ik verafschuw aprilgrappen!). Maar
dat had dus één jaar en negen maanden geduurd, periode waarin ik vruchteloos
tientallen sollicitaties mailde, met deze blog startte, tegen de muren opliep
en af en toe een journalistieke interimopdracht deed. Ik wilde echt wel werken.
Zoals ik ervan uitga dat — in weerwil van een ander hardnekkig vooroordeel —-
negen op tien werklozen écht wel willen werken. Voor de centen, zeer zeker,
maar ook omdat dit zin geeft aan ons leven en sociaal contact belangrijk is. De
verhalen van de werklozen in hun hangmatten: geloof ze niet. Een op tien, misschien,
als het al zoveel is. (Ik baseer me niet op wetenschappelijke studies, maar dat
doen die zeloten evenmin.)

Sinds ik kleine zelfstandige werd en zeker
sinds het boek, april 2015, heb ik meer dan werk genoeg, verdien ik daar aardig
mijn kost mee en doe ik dingen die ik graag doe. Soms verzuip ik, maar als
onafhankelijke journalist kun je geen twee keer een opdracht weigeren, want een
derde keer belt zo’n hoofdredacteur naar een andere freelancer. Ik leid daar
een paar dingen uit af. 1) Ik ben goed in mijn vak (laten we niet bescheiden
zijn!). 2) Ik toon dat dagelijks in de praktijk. 3) Ik ben even dynamisch,
productief en efficiënt als de meeste, doorgaans een pak jongere, collega’s (ik
word zestig in januari). 4) Wie in positieve zin opvalt, wordt gecontacteerd
voor nieuwe opdrachten door andere werkgevers. Bestaat de uitdrukking ‘een
positieve vicieuze cirkel’? 5) De toestand is zelden hopeloos, ook al voelt het
wel zo aan. 6) Misschien ben ik een atypische bijna-zestiger, maar ik geloof
niet dat ik de enige ben. Er zijn dingen die ik minder goed kan dan vroeger, er
zijn dingen waar ik veel beter in ben geworden dan vroeger. Zo zit het leven in
mekaar. You win some, you lose some.
Weet wat je kan, en sta niet te lang stil bij wat je niet meer kan.

***

‘Als werklozen merken dat ze de rekeningen
niet meer kunnen betalen, zullen ze harder hun best doen.’ Herinnert u zich die
uitspraak van Zuhal Demir uit de lente van 2015 nog? Ze was toen federaal volksvertegenwoordiger
en had net een ophefmakende fotoshoot in het parlement achter de rug. Laten we
zeggen dat haar uitspraak even weinig om het lijf had als die reeks prikkelende
foto’s. Maar het is wel typisch voor mensen die het goed hebben, leuke job,
aardige collega’s, flink gevulde bankrekening, drie keer per jaar met vakantie,
al wat je maar wilt — en het weze hen gegund. Het maakt hen blind voor de
realiteit.

De realiteit van een werkloze is meestal dat
je vanaf het begin dat je thuis zit de rekeningen steeds moeilijker kunt
betalen: ze doen dan ook hun uiterste best om snel werk te vinden. Dat er niet
is. In mijn geval, 2012-2014, omdat we nog in volle bankencrisis zaten,
veroorzaakt door mensen die waarschijnlijk in besloten kring dezelfde soort
uitspraken deden als mevrouw Demir en die intussen ziekelijk aan het speculeren
sloegen, uiteindelijk op kosten van de hele samenleving. Vandaag zwengelt de
economie terug aan, maar dat vertaalt zich niet in jobs voor iedereen. Dat is
trouwens een illusie: als de werkloosheidsgraad beneden de vijf procent zou
tuimelen, zou dat een groot succes zijn. In 2014 bedroeg die 8,5%. Nu: 6,4.
Maar er zijn nog altijd geen jobs, jobs, jobs voor iedereen. En dus is die
degressiviteit fundamenteel oneerlijk ten opzichte van langdurig werklozen. Wie
al lang zonder werk zit, zou je alleen maar mogen straffen als er werk genoeg
is. Quod non. In dat geval zouden ze maar wat ‘harder hun best moeten doen’. Wat
nu gebeurt, komt erop neer dat een individuele werkloze wordt gestraft voor de
werkloosheidsgraad van een hele maatschappij. En omdat de meeste bedrijven niet
eens de moeite doen om te reageren op je sollicitatie, krijg je ook nog eens
het gevoel dat je niet meer meetelt. Quantité
négligeable
. Je drijft recht de armoede in, wat statistisch gezien dan weer
meegenomen is, want dan verhuis je van de RVA naar het OCMW. Minder werklozen,
hoera! Had ik zelf iets harder mijn best moeten doen? Ik denk het niet. Ik weet het wel zeker. Daar gaat het deze federale regering ook niet om. Er moest dringend geld gezocht worden: de ‘luie werklozen’ straffen was daarbij een makkelijke optie. Dit is niet meer of niet minder dan een ordinaire besparingsoperatie, op de kap van mensen die niet kunnen reageren, omdat ze door niemand vertegenwoordigd worden. Zeg dat dan ook, in plaats van met laffe excuses af te komen!

Als je dan toch een vorm van degressiviteit
zou moeten toepassen (waar ik dus niet voor ben, voor alle duidelijkheid), doe
dat dan tussen de vierde en de twaalfde maand van de werkloosheid. Waarna de
uitkering na een jaar opnieuw wordt opgetrokken naar een bedrag dat een eind
boven het leefloon ligt. Want dat is wel een realiteit: wie werkloos wordt,
zoekt in eerste instantie een job die even goed of beter betaald wordt dan de
vorige, maar dat is bijzonder naïef. Zeker wie uit een managementfunctie
ontslagen werd, heeft de neiging om te veeleisend te zijn. Misschien brengt die
‘degressiviteit’ tussen maand vier en twaalf iets meer realisme met zich.

***

Terloops opgemerkt: een term die we nooit
hadden moeten kennen is SWT, Stelsel van Werkloosheid met bedrijfsToeslag. Die
hadden moedige politici meer dan twintig jaar geleden moeten afschaffen toen
dat nog gewoon ‘brugpensioen’ heette en geen enkele zin meer had.

***

Een ideetje. Als we nu eens de leden van de
federale regering hun opzeg geven. Veertien ministers en vier
staatssecretarissen. Bedankt, u mag gaan, vanaf 1 september bent u werkloos. U
wordt vervangen door hooggeschoolde, langdurig werklozen. Kans is groot dat we
over een jaar een begroting in evenwicht hebben. En dat de huidige excellenties
nog altijd op zoek zijn naar werk. Populistisch? Inderdaad, maar dat zijn de maatregelen
uit het zomerakkoord ook. Scoren bij de achterban en de economische vrienden.
Makkelijk zat. Zo kan ik het ook. Nu nog een achterban en economische vrienden vinden.



Volgende »