Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Hitzlsperger

Sport Posted on di, januari 28, 2014 13:02:39

Als gespreksthema was het de jongste jaren opvallend vaak manifest
aanwezig in interviews met profvoetballers. ‘Psst, zitten er homo’s in jouw
ploeg?’ De vraag werd meestal wat omfloerst gesteld of met de hand
samenzweerderig voor de mond gehouden, zodat stiekem toekijkende liplezers of
de NSA het niet zouden begrijpen. In tv-programma’s werd er wat lacherig over gedaan, alsof de presentator wilde duidelijk maken: ‘Ik niet, hé, ik ben een
gezonde jongen, het is mijn eindredacteur die me heeft verplicht om dit
onderwerp uit de kast te halen’. In talloze interviews was het de voorlaatste
vraag, de pre-uitsmijter, want een beetje journalist wilde natuurlijk niet dat
die ene vraag zou blijven hangen (‘Wat zouden de lezers wel niet denken van
me?!’).

Maar hoezeer er ook aan kasten werd getrokken, er vielen
geen lijken uit, noch homofiele voetballers. Toen voetbalbond, Pro League en
Vlaams minister van Gelijke Kansen Pascal Smet begin december vorig jaar een campagne
lanceerden om de anti-homogezangen uit het stadion te weren, moesten ze daarvoor
een beroep doen op een Amerikaanse voetballer, Robbie Rogers, 26,
achttienvoudig international voor de US of A, maar een nobele onbekende voor
het grote publiek hier. Gevraagd naar de aanwezigheid van homoseksuele
ploeggenoten bij (ex-)voetballers van bij ons varieerden de antwoorden van
zedig (‘Nooit iets van gemerkt’) over ontkennend (‘Kan niet, anders zou ik het
wel door hebben gehad!’) tot boertig (‘Ik heb alleen met hartstikke gezonde
jongens gevoetbald’, ook al ontkende de maker van die laatste uitspraak dat hij
dat zo gezegd of bedoeld had).

Het thema leefde blijkbaar, ook bij supporters, die vrolijk – zij het
tegenwoordig ietwat gedempter omdat er straffen op staan – ‘Voil janet’ bleven
roepen en niet alleen in Aalst. En plots kwam daar een ex-voetballer uit de
kast. Thomas Hitzlsperger. Pas gestopt, op zijn éénendertigste, omdat hij voortdurend
met een blessure in de spreekwoordelijke lappenmand lag. Tweeënvijftig keer
international voor de Mannschaft. Geen Mister Nobody, zoals die brave Robbie Rogers.
In 2007 was hij heel beslissend voor VfB Stuttgart, dat toen tot eenieders
verbazing kampioen van Duitsland werd. In de laatste wedstrijd van het seizoen
had hij met een atoomschot zijn ploeg van een debacle gered en de titel veilig
gesteld.

Handelsmerk van Hitzlsperger: keiharde afstandsschoten met
links. Bikkelharde duels, harde tackles, verre passes, dat was zijn ding.
Niet het type dat je in een wereld vol vooroordelen associeert met
homoseksualiteit, waarvoor je verder ook verdedigers en spitsen uitsluit, want
dat zijn zonder uitzondering échte mannen, natuurlijk. Keepers ook, al zijn die
doorgaans ook een tikje excentriek en halfgek. Neen, voetbalhomo’s dat moesten
wel kerels met wufte maniertjes zijn, aanvallende middenvelders die met de pink omhoog over
het veld dartelden, bang van de confrontatie met een tegenspeler, technisch
sterk, veel finesse, maar laag scorend in de categorieën ‘Teamwork’, ‘Inzet’ en
‘Agressiviteit’ in Football Manager.

Vooroordelen blijven dom, zo illustreert de vorige
paragraaf. Maar goed, Thomas Hitzlsperger dus. Op 8 januari, net geen drie
weken geleden, deed hij zijn ‘bekentenis’. Hij, de man die vlak na zijn
titeltriomf met Stuttgart had moeten trouwen met zijn geliefde Inga, maar het
huwelijk op het laatste moment afblies, en die nu zei dat hij nog maar een paar
jaar door heeft dat hij voor de mannen is. Ik dacht toen onmiddellijk: daar moet
ik iets over schrijven. Maar in een reflex stelde ik dat uit, eerst even zien
hoe de voetbalwereld erop zou reageren. Berichtje in de journaals en op
nieuwssites, ’s anderendaags in de kranten. En dat was het dan. Geen
uitgebreide analyses, geen ‘bekentenissen’ van collega’s van Hitzlsperger, geen
commotie. Het thema dat al die tijd kunstmatig in leven werd gehouden in
ontelbare vraaggesprekken, bleek helemáál niet te leven.

Vreemd. Komt het omdat het om een buitenlander gaat? Of is
al die aandacht rond homofilie een journalistieke obsessie en vinden
voetballiefhebbers dit echt geen groot nieuws? Ik vrees het eerste, ik hoop het
tweede. Want dat zou betekenen dat de modale supporter het als normaal beschouwt
dat er ook homo’s in het topvoetbal rondlopen en dat al die vooraf opgefokte
heisa voor niets nodig was. Mag ik hopen? Het is wachten op de reacties nadat
de eerste Belgische voetballer van enig niveau zich geout heeft.



Gouden Kapoen

Sport Posted on vr, januari 24, 2014 13:38:22

Door de wol geverfde journalisten als François Colin en
Frank Raes schreven het deze week al, te midden van de opgepompte pseudo-euforie rond
de uitverkiezing van de Gouden Schoen 2013: deze trofee stelt niets meer voor.
Er wordt veel over geschreven, dat wel, een maand van tevoren worden al driftig
pronostiekjes gepubliceerd, Jan en alleman heeft er een mening over
(uiteenlopend van behoorlijk gefundeerd tot leeghoofdig gezwets), een
commerciële zender breit er een dure show vol flauwe grappen en seksistische
randrubriekjes rond, iedereen in de Belgische voetbalwereld heeft heel even het
gevoel dat er iets belangrijks staat te gebeuren.

Quod non. Het is al ‘pomp and circumstance’. Al zou je ’t
met die verkiezingen van de mooiste voetbalWAG ook ‘pump and circumstance’
mogen noemen. Het is De Grote Leegte. Een zeepbel die uiteenspat nog voor ie
goed en wel het luchtruim heeft gevonden. Thorgan Hazard heeft ‘m gewonnen, de
schoen. En dan/et alors?

Er was een tijd dat de Gouden Schoen de beste Belgische
voetballer bekroonde. Bij de allereerste editie, in 1954, werd de eigenzinnige
sinjoor Rik Coppens bekroond voor zijn bijdrage tot eenieders vermaak, de
Beerschotsupporter voorop. Het reglement schreef toen nog voor dat je de Gouden
Schoen maar één keer in je carrière kon winnen, anders zou Coppens er
ongetwijfeld meerdere op zijn schouw hebben staan, zeg ik er als Beerschotfan
snel bij.

Na zes jaar werd het reglement al aangepast. Logisch ook:
als je de beste voetballer van het jaar bekroont, dan mag dat gerust een paar keer
na elkaar dezelfde speler zijn. Zo kwam het dat Paul Van Himst de Schoen in
1960 en 1961 won. En in 1965 en 1974. Van Himst is nog altijd recordhouder met vier stuks,
vóór Wilfried Van Moer en Jan Ceulemans, met elk drie.

Tot ver in de jaren tachtig werd er weinig poespas rond gemaakt.
Een hoge pief van organiserende krant Het
Laatste Nieuws
belde de winnaar op, die mompelde vriendelijk wat geïmproviseerde dankwoordjes en kreeg bij de volgende thuiswedstrijd van zijn club de schoen en
een bos bloemen overhandigd. Meer moest dat niet zijn. Er zitten enkele hilarische en vooral heel slecht
geacteerde filmpjes van zulke telefoongesprekken in het VRT-archief. Zoals dat
van Jan Ceulemans, die in januari 1981 op het einde van een telefoongesprek hakkelend ‘Awel, ja, merci hé!’.

De ‘pomp and circumstance’ kwam er toen Carl Huybrechts
namens de BRT grootse shows ging opzetten, met geslaagde en minder geslaagde
candid camera-filmpjes, muzikale optredens van
internationale-artiesten-op-doortocht of lokale vedetten en een spanningsopbouw
van hier tot in De Panne en Tongeren. Toen de voetbalrechten van de Reyerslaan
naar de Medialaan verhuisden, ging de live-uitzending mee. En werden er
elementen aan toegevoegd, zoals een paar jaar geleden nog die ‘pump’, ook al
van klatergoud. Wat bleef: flauwe grappen, te veel testosteron, te veel diep
uitgesneden décolletés die de aandacht afleidden van de essentie: een mannetje
dat verdienstelijk had gepresteerd en dat daarvoor een welgemeende klop op de
schouder en een blinkend object ontving.

Halfweg de jaren zeventig werd er een nieuwe dimensie
toegevoegd aan het hele concept. Voortaan werd niet ‘de beste Belgische
voetballer’, maar ‘de beste voetballer in de Belgische competitie’ op het
ereschavot geplaatst. Johan Boskamp was de allereerste buitenlander die won
(1975), een jaar nadien gevolgd door Rob Rensenbrink. Maar het centrale gegeven
bleef: de beste man in de vaderlandse voetbalcompetitie kreeg de Schoen.

Tot een jaar of tien geleden. Het Bosman-arrest uit december
1995 had al wel één en ander veranderd, met name dat clubs meer dan drie
buitenlandse spelers mochten opstellen, maar in eerste instantie waren
Belgische voetballers niet zo gegeerd in het buitenland. Gevolg was echter wel
dat de betere buitenlanders niet meer in België kwamen spelen. Je kan het je
nauwelijks voorstellen maar in de jaren zeventig liepen hier voetballers rond
die wereldbekerfinales speelden: Arie Haan en Rob Rensenbrink. Nu komen alleen
jong grut, hasbeens of
tweede- en derderangsbuitenlanders nog naar hier om hun beroep op noppen uit te oefenen.

En intussen zijn ook de betere Belgen verdwenen. Wie heel
veel talent heeft wordt tegenwoordig vanaf zijn vijftiende opgeleid in
Frankrijk of Nederland, om op zijn twintigste in de Premier League, de Primera
División of de Bundesliga te gaan voetballen. Wie aardig wat talent heeft,
verkast pas op zijn achttiende naar lucratievere oorden. Wie in de Jupiler Pro
League blijft, kan de internationale top niet aan. Of wordt tijdelijk
uitgeleend om ervaring op te doen, zoals Thorgan Hazard, eigendom van Chelsea.

Timmy Simons is de laatste die zich nog echt ‘de beste Belgische
voetballer’ mag noemen die de Gouden Schoen ontving. In 2002 was dat. Daarna
ging de trofee naar jonge broekies die aan het begin van een carrière stonden, maar
op dat ogenblik nog niets bewezen hadden (Kompany, Defour, Witsel, Hazard), of
naar exoten die veel te licht wogen voor belangrijkere competities dan de onze (Dindane,
Conceiçao, Boussoufa twee keer, Jovanovic, Suárez, Mbokani).

De Gouden Schoen is al meer dan een decennium niet meer de
bekroning van de beste Belgische voetballer. Het is een ersatztrofee geworden. Op
een erelijst waar de illustere namen van Van Himst, Van Moer, Pfaff, Ceulemans,
Preud’homme, Van der Elst en Degryse prijken, hoort zo’n Thorgan Hazard niet
thuis. Dat is geen Gouden Schoen, maar een Gouden Kapoen. Een jongen die het
misschien kan gaan maken, als hij zich tenminste wat beter laat omringen en
niet te veel kapsones krijgt.

François Colin en Frank Raes pleiten er volkomen terecht
voor om de Gouden Schoen opnieuw uit te reiken aan de beste Belg en die speelt
per definitie in het buitenland. Als Kompany, Hazard, Courtois en tutti quanti
in aanmerking zouden worden genomen, zou het huidige podium
(Hazard-Lestienne-Proto, drie Franstaligen nota bene, kaakslag!) niet eens de
Top 20 halen. Meelopers. Subtoppers. Loopjongens voor de echte sterren.

Er resten twee mogelijkheden om de Gouden Schoen terug geloofwaardig
te laten worden: stop ermee of verander het reglement.



Eusébio (1942-2014)

Sport Posted on zo, januari 05, 2014 13:53:04

Momentopname: we zijn 29 mei 1968. In de 88ste minuut van de
Europacup I-finale tussen Manchester United en Benfica Lissabon, bij een 1-1
stand, krijgt de Portugese nummer tien een grote kans om de wedstrijd te
beslissen. Gehinderd door twee Engelse verdedigers belandt zijn staalhard schot met zijn, weliswaar zwakkere, linkervoet pardoes op de kloeke borst van de Engelse keeper, die het leer maar wat
graag knelt tussen zijn grijpgrage armen. En dan gebeurt er iets
uitzonderlijks. De Portugees moet onwaarschijnlijk gefrustreerd zijn,
teleurgesteld, boos op zichzelf. Kan niet anders. Dit is dé wedstrijd van het
jaar voor hem en zijn team. Maar in plaats van te mokken, te vloeken, de handen
voor de ogen te slaan, misschien wel zich te revancheren, loopt hij rustig op
de geknielde doelman af en geeft ‘m een bemoedigend klopje op de rug. Nadat de
doelman de bal heeft uitgeworpen, stapt zijn vriendelijke tegenstander opnieuw
op hem af. Hij steekt zijn hand uit (geen reactie!), wuift dan maar even, klapt
in de handen, wuift nogmaals en verlaat dan pas de plek waar hij zonet een
unieke gelegenheid heeft gemist om zijn club een derde beker met de grote oren
te bezorgen.

De keeper is Alex Stepney, 25 jaar oud, een man die twaalf seizoenen
lang de kleuren van de trots van Old Trafford zal dragen. De Portugese
aanvaller is Eusébio Ferreira da Silva, kortweg ‘Eusébio’: zesentwintig en op
de top van zijn kunnen. Zijn misser op Wembley zorgt ervoor dat er verlengingen
komen, waarin United nog drie keer zal scoren. De mannen in de donkere
uitrusting winnen van de witten, kleurentelevisie kennen we in Vlaanderen pas
een paar jaar later en op archiefbeelden zien we nu dat United destijds in
donkerblauw speelde en Benfica, nou ja, in het wit: dat herken je zelfs in good old zwart/wit. George Best en Bobby
Charlton halen het van Eusébio in de onderlinge strijd tussen de toenmalige
wereldvedetten. Maar dat ultieme, ongeziene sportieve gebaar van Eusébio is wat
een jongen van negen het meest is bijgebleven van die wedstrijd, omdat het zo
afwijkt van wat je gewoon bent: gebikkel, getreiter, ongebreidelde eerzucht. Op
een terrein waar ook het tandeloze zoogdier Nobby Stiles honderdtwintig minuten
lang de enkels van zijn opponenten teistert, is de geste van Eusébio een ware
verademing.

***

Eusébio is dood. Hartstilstand. Over drie weken had hij
tweeënzeventig moeten worden. In die tijd noemden we hem nog ongegeneerd een
neger, een woord dat toen lang niet zo zwaarbeladen was. ‘Zwarte Parel’ wordt
zijn bijnaam, vanaf het moment dat hij het oude continent betovert met zijn
voetbalkunsten. Of ‘Zwarte Panter’, al is dat pseudoniem eigenlijk al benomen
door de Russische doelman Lev Yashin. Of ook nog, heel betekenisvol, ‘O Rei’,
de koning.

Eusébio is een product van de kolonialisering van Afrika.
Geboren op 25 januari 1942 in Lourenço Marques, de hoofdstad van de Portugese
kolonie Mozambique, genoemd naar de ontdekkingsreiziger die het gebied in 1544
had ontdekt. Sinds de onafhankelijkheid, in 1975, heet de stad Maputo. Daar wordt
hij in de zomer van 1961 als negentienjarige ontdekt en weggeplukt door de
grootmacht uit de Portugese hoofdstad. Een eenvoudige jongen die heel aardig
tegen een bal kan trappen mag het gaan proberen als profvoetballer.

Wanneer Benfica in 1961 voor het eerst de hegemonie van
vijfvoudig winnaar Real Madrid doorbreekt en de Europabeker voor
Landskampioenen verovert tegen die andere Spaanse grootheid, FC Barcelona,
uitslag: 3-2, maakt Eusébio nog geen deel uit van het team. Misschien kijkt hij
wel naar de beelden op één van de zeldzame tv’s in Mozambique. Hoogstwaarschijnlijk weet hij van niets, of leest hij het een paar dagen later pas in een krant. Het seizoen
nadien is hij echter al bepalend, in de volgende finale tegen Real Madrid. Op 2
mei 1962 danst zijn naam op de lippen van de tienduizenden toeschouwers in het
Olympisch Stadion van Amsterdam. Benfica komt nul-twee achter tegen Real en bij
de rust is het nog altijd twee-drie voor de Koninklijke, drie doelpunten van de
Hongaarse ster Ferenc Puskas. Toch wint Benfica: 5-3. Eusébio maakt de twee
laatste doelpunten, op strafschop en vrije trap, maar hij heeft ook een voet en
een borst in de eerste twee goals van zijn elftal. Een valse nummer negen,
zouden we hem vandaag noemen, of een typische nummer tien. Iemand die
doelpunten maakt én aanbrengt, en zich met zijn 1m75 wervelend over de groene
grasmat voortbeweegt. Snel, technisch sterk, atletisch, beschikkend over een
verwoestend schot met zijn rechtervoet, vrije trap- en strafschopspecialist.

Weer een jaar later, in 1963, bereikt Benfica opnieuw de
finale. Op Wembley gaat het met 2-1 onderuit tegen AC Milan, maar Eusébio
scoort wel de openingsgoal. In de jaren zestig volgen nog twee verloren
Europabekerfinales, tegen Inter Milaan en de hierboven reeds beschreven
wedstrijd tegen Manchester United. FC Porto en Sporting Lissabon vertoeven in eigen
land in de reusachtige schaduw van de roodwitten uit het Estadio da Luz. In
zijn veertien seizoenen Benfica zal Eusébio elf keer kampioen worden, vijf keer
bekerwinnaar en zeven keer topschutter van de Portugese competitie. Hij wint
dus één Europabeker en is aanwezig in drie verliezende finales, wordt in 1965
uitgeroepen tot Europees voetballer van het jaar, waarvoor hij de Ballon d’Or
ontvangt, en is twee keer Europees topschutter. Hij maakt 342 doelpunten in 373
officiële wedstrijden voor Benfica en speelt 64 interlands, waarin hij 41 keer
scoort. Cijfers die zijn succesverhaal accuraat illustreren. In zijn laatste jaren gaat hij nog wat poenscheppen in de op dat
ogenblik zeer lucratieve Amerikaanse voetbalcompetitie. Afscheid nemen doet hij
in het shirt van de onbeduidende New Jersey Americans.

Zo ontwapenend sportief als hij is in zijn actieve jaren als
voetballer, zo’n knorpot wordt Eusébio na zijn carrière. Altijd maar openlijke
kritiek op zijn club: op het bestuur, op de trainer, op de spelers. De mening
van een man die het beter kon – wat ook zo was! – en het niet kan aanzien dat
zijn club afglijdt naar een tweedeplansrol, eerst op Europees vlak, daarna ook
in Portugal. Maar wel altijd prominent aanwezig op zijn plek in de eretribune.
Alleen al uit eerbetoon zou men die stoel nu leeg moeten laten.

Het belang van Eusébio voor het wereldvoetbal? In de diverse
polls rond de eeuwwisseling eindigt hij respectievelijk negende en tiende in de
lijst met beste voetballers aller tijden. Een lijst die het nog moet stellen
zonder Lionel Messi en Cristiano Ronaldo, maar wel met Pelé, Diego Maradona,
Johan Cruijff, Franz Beckenbauer en tutti quanti. Niet de allergrootste, maar
wel één van de grote smaakmakers, laten we Eusébio zo typeren.

***

Terug naar dat ene grootse gebaar, op een warme mei-avond in
1968 in Londen. Er komt geen berekening aan te pas, er staan dan nog geen
tweeëntwintig of meer camera’s die elke minimale geste registreren, iets
waarvan de huidige generatie topvoetballers donders goed doordrongen is. Als
Zlatan Ibrahimovic ostentatief applaudisseert voor zijn rivaal Cristiano
Ronaldo na diens derde doelpunt tijdens de barragewedstrijd Zweden-Portugal, weet
de Zweed perfect dat zijn handgeklap honderdduizenden views op YouTube zal halen. Het is goed voor zijn marktwaarde. Het
maakt hem sympathieker bij de voetballiefhebbers.

Wat Eusébio deed, was oprecht. Men zou dat fragment
verplichte kost moeten maken bij de opleiding van jonge voetballers. Om er van
te leren. Om respect te leren hebben voor die spelers in de anders gekleurde
truitjes. Om nog het spelletje te (h)erkennen
in de miljardenbusiness die voetbal is geworden. En ook: om kennis te maken met
een unieke persoonlijkheid.

Rust zacht, Eusébio.



Strandjanet

Sport Posted on za, november 23, 2013 13:29:49

Scorebordjournalistiek. Het is een bekend fenomeen dat
vooral in de sportjournalistiek voortdurend opduikt. Overenthousiaste journalisten laten zich meeslepen en identificeren
zich te veel met een atleet of een buitengewone prestatie, schrijven daar in
knullig Nederlands ongenuanceerde stukken over (waarbij ze gretig handenvol
hoerawoorden uit de grabbelton van de superlatieven grissen) en vergeten in alle
commotie om afstandelijk, onpartijdig en kritisch te blijven.

Afgelopen week hebben we er weer een opvallend staaltje van gezien.
Dinsdagavond was Cristiano Ronaldo in een grote dag tijdens de beslissende
barragewedstrijd tussen het Zweden van Zlatan Ibrahimovic en zijn Portugal.
Portugal had de heenmatch met 1-0 gewonnen (uiteraard een doelpunt van CR7,
zoals de man gemeenzaam genoemd wordt). In de terugwedstrijd kwam Portugal eerst
voor (Ronaldo!), waarna Ibrahimovic twee keer scoorde in vier minuten tijd.
Maar de teruggekeerde spanning werd al snel tenietgedaan door weer twee goals
van de Portugese aanvaller. Ibrahimovic 2 – Ronaldo 4, Portugal mag naar het WK
in Brazilië. Ibrahimovic klapte zelfs in de handen voor één van de doelpunten
van zijn opponent, maar laten we dat maar toeschrijven aan het
Stockholmsyndroom.

Een prachtige prestatie van Portugal/Ronaldo, waarmee hij
nogmaals bewees dat hij onmisbaar is voor club en vaderland. Een geweldige
voetballer. Onnavolgbaar, vaak letterlijk. Pijlsnel. Dribbelkunstenaar. Scoremachine.
Iemand die scribenten als Hugo Camps tot lyriek drijft. ‘Weet, Cristiano: wij, dwergen
van gebeente, blijven je dragen,’ schreef de columnist donderdag op de
voorpagina van De Morgen. En er
volgde nog wat gegoochel met lieve woordjes: ‘onwezenlijke schoonheid’,
‘Gesamtkunstwerk’, ‘omgekeerd hemellichaam’, ‘halfwees uit Madeira met
goddelijke allure’, ‘museale uitvouwbaarheid van huid en haar’. Die Gouden Bal
moet naar ‘ballerino’ Ronaldo, orakelde Camps nog, niet naar ‘kompel’ Messi. (Terzijde, maar wel prettig om weten: Hugo Camps werd
ooit door Ronald Giphart omschreven als ‘het bewasemde veenlijk’.)

Minder overdreven en vooral minder goed verwoord, maar even
ongenuanceerd klonk het uit ontelbare monden en pennen van sportjournalisten, die de
prestatie van Ronaldo ‘ongezien’, ‘buitenaards’ en ‘uniek’ noemden, en nog wat
van dat soort opgepompte kreten. Ook Gary Lineker bemoeide zich ermee: ‘Ronaldo
is not of this planet!’, tweette hij onmiddellijk na Zweden-Portugal. Gevolgd
door: ‘I don’t care how many trophies Ribéry has won, the best player is the
best player. And this year that is indisputably: Cristiano Ronaldo’. Indisputably, really?

Heel eerlijk: ik moet die Cristiano Ronaldo niet. Zijn wufte
maniertjes, zijn egoïsme, zijn arrogantie, zijn onverbeterlijke neiging om aan
matennaaien te doen. Mocht Ronaldo op Instagram zitten, hij zou de ‘selfie’ hebben uitgevonden. In vergelijking met Messi, die vrij van kapsones is, is
Ronaldo een Hollywoodacteur, altijd op zoek naar aandacht voor zichzelf. Over
Messi lees je alleen op de sportpagina’s, Ronaldo vind je ook terug in de
secties ‘Roddelverhalen over VIPs’ en ‘WAGs van topsporters’.

Ik beken: ik roep ook wel eens luid ‘strandjanet’ als ik hem
bezig zie. Mààr: hij is zonder discussie een briljante voetballer. Kan een elftal
eigenhandig de zege bezorgen, door één of twee flitsen, door tegenstanders dol
te draaien, desnoods door een fopduik op een interessante plek. Toen hij nog
bij Manchester United speelde, zette ik hem altijd als aanvoerder in mijn
Fantasy Premier League-team. Het leverde veel punten op, elke week opnieuw.
Cristiano Ronaldo is een fenomeen. Eén van de beste voetballers op deze
planeet, zonder enige twijfel.

Maar verdient hij de Gouden Bal? Laten we er even van
uitgaan dat er dit jaar drie kandidaten zijn om de trofee voor wereldvoetballer
van het jaar te ontvangen: Lionel Messi (die voor een vijfde op rij gaat),
Franck Ribéry en Cristiano Ronaldo (die de trofee al kreeg in 2008). En laten we
er vooral wat objectieve maatstaven bij halen.

Is Ronaldo kampioen
geworden met zijn club, Real Madrid?
Neen, dat was in 2012. Het Barcelona
van Messi won de Spaanse titel, het Bayern München van Ribéry werd kampioen van
Duitsland.

Heeft Ronaldo de
Champions League gewonnen?
Neen, Real werd in de halve finales
uitgeschakeld door Robert Lewandowski (en ook wel een beetje door Borussia
Dortmund). Ook Barça werd in die halve finales gewipt en wel door latere
winnaar Bayern, jawel, die ploeg van Ribéry.

Dan heeft Ronaldo toch
zeker wel de beker gewonnen?
Neen, Real verloor die finale van stadsgenoot
Atlético, de club van Thibaut Courtois. In Duitsland won Bayern ook díe trofee,
goed voor de ’treble’ dus.

Nou, dan is Ronaldo
ongetwijfeld topschutter van Spanje geworden?
Neen, de ‘pichichi’-trofee
was opnieuw voor Messi, die zich terloops ook tot beste schutter van Europa kroonde.

Heeft hij dan zijn
land probleemloos voor het WK gekwalificeerd?
Neen, want in groep F van de
Europese zone was Rusland sterker dan de Portugezen. Die moesten
barragewedstrijden spelen tegen Zweden, met het bekende gevolg.

Oké, maar dan speelt
hij in het seizoen 2013/2014 toch wel iedereen naar huis?
Neen, Real staat
pas derde in de Liga BBVA, met zes punten minder dan Barcelona en drie minder
dan Atlético, twee aartsrivalen nota bene.

Laatste poging: scoort
hij aan de lopende band dit seizoen?
Jààààà, bingo. Ronaldo heeft er al
zestien gemaakt in dertien wedstrijden in Spanje, al dient opgemerkt dat Messi
geblesseerd is en ook wel in iets mindere doen dan in de superieure vorige jaren.

Nogmaals: verdient Cristiano Ronaldo de Gouden Bal? Ik vind
van niet. Dit is het jaar van Franck Ribéry. En als die het niet wordt, mag het
toch maar weer Lionel Messi worden. Met Cristiano Ronaldo als verdienstelijke
derde, al heeft ie stevige concurrentie van Zlatan Ibrahimovic.

Zál Ronaldo de Gouden Bal winnen? Ik vermoed van wel. De
termijn om te stemmen werd zelfs met een week verlengd, zodat Zweden-Portugal opeens
toch mee in aanmerking kwam. Officieel werd er dan wel een ‘ernstige’ reden
opgegeven voor de verlenging van de stemperiode – ik ben al vergeten welke -,
maar dit moet de Wiedergutmachung
worden van FIFA-voorzitter Sepp Blatter ten opzichte van de man die door hem
compleet belachelijk werd gemaakt in een recente tv-uitzending. Blatter heeft
Ronaldo nodig als uithangbord van het WK. En voor wat, hoort wat.



Platini wil FIFA-voorzitter worden

Sport Posted on di, oktober 29, 2013 12:28:01

Allesverterende ambitie, het heeft iets aandoenlijks. Het
doet mensen dingen doen die ze bij volle verstand nooit zouden doen. Het doet
mensen ideeën spuien die ze normaal te absurd voor woorden zouden vinden. Het
doet mensen dingen zeggen waarover ze best nog iets langer nagedacht zouden
hebben.

Zo, we zitten al direct bij Michel Platini, de grote baas
van de Europese voetbalbond, UEFA. In het jaar dat voorafgaat aan een
wereldbeker voetbal laten de bobo’s zich verbaal gelden, niet zozeer omwille
van dat grote toernooi zelf, maar omdat er niet zo lang daarna
voorzittersverkiezingen volgen bij de wereldvoetbalbond. In 2015 moet de
autocraat Sepp Blatter een opvolger krijgen. Dat kan hij zelf worden, ook al
zal de Zwitser op dat moment al 79 jaren op de teller hebben staan. Maar dat
kan ook de ambitieuze Fransman Michel Platini worden, die over twee jaar nog
altijd maar een jonkie van zestig zal zijn, een snotneus in FIFA-kringen.

De campagne is zowaar al begonnen. Blatter pleitte voor meer
deelnemers uit Afrika en Azië aan het WK. Dat zou dan ten koste moeten gaan van
Europese landen, die volgens de FIFA-voorzitter oververtegenwoordigd zijn.
Platini probeert het slim te spelen. Hij is akkoord met die uitbreiding van het
aantal niet-Europese landen, maar kan als UEFA-voorzitter moeilijk pleiten
tegen zijn eigen leden in, dus vindt ie dat er veertig landen moeten deelnemen
aan het WK. Acht meer dan nu.

Heel concreet wil Platini twee extra landen van het
Afrikaanse continent, twee uit Amerika, twee uit Azië, één uit Oceanië en,
jawel, één uit Europa. The Guardian
voegde daar gisteren in een ironisch commentaarstuk aan toe dat Platini zich bij zijn
voorstel tot uitbreiding maar net kon inhouden om er ook landen van Narnia en
Midden Aarde aan toe te voegen.

Wat is de toestand vandaag? Het wereldkampioenschap voetbal
telt 32 deelnemende landen: het organiserende land (volgend jaar: Brazilië), 13
landen uit Europa, 5 uit Afrika, 4 uit Zuid-Amerika, 4 uit Azië en 3 uit
Midden- en Noord-Amerika. De resterende twee plekken moeten in play-offwedstrijden
worden verdeeld tussen Oceanië en Midden-Amerika enerzijds en Zuid-Amerika en
Azië anderzijds. Europa zal dus in elk geval meer dan het dubbele aantal
vertegenwoordigers tellen dan eender welk ander continent.

Vandaag neemt vijftien procent van de 209 bij de FIFA
aangesloten landen deel aan het WK, in het voorstel-Platini zou dat worden
opgedreven tot 19%. Bijna één op vijf landen zou dus naar het WK mogen: dat is
véél te veel, monsieur Platini. Dat is onzindelijk veel. Het gaat om kwaliteit,
niet om kwantiteit. Het adagium dat deelnemen belangrijker is dan winnen, geldt
misschien voor de Olympische Spelen, maar zeker niet voor een WK Voetbal!

Ik neem u even mee terug naar 1978. Toen namen er amper
zestien landen deel aan het WK in Argentinië. Het organiserende land,
wereldkampioen West-Duitsland, negen Europese landen, twee Zuid-Amerikaanse,
één Midden-Amerikaans, één Afrikaans en één Aziatisch. De
oververtegenwoordiging van Europa was toen veel schrijnender dan nu, met 56%
(als je er uittredend wereldkampioen West-Duitsland bij telt zelfs 62,5%). Vandaag
is dat nog slechts 41%. Maar het fijne van dát WK en van de daaraan voorafgaande
toernooien was dat je op een enkele uitzondering na alleen maar sterke landen
had en dus gelijk opgaande, spannende wedstrijden.

In 1982 werd het aantal landen uitgebreid tot 24 en werd de
nivellering ingezet. Met 14 deelnemers werd Europa nog rijkelijker bedeeld dan
in het vorige WK: 58,3%. De uitbreiding naar 32 kwam er in 1998. Europa kreeg
15 tickets toegewezen (46,9%), nog altijd bijzonder veel in verhouding tot de
andere continenten.

Het is dus goed dat er een historische correctie werd
gemaakt om het aantal Europese deelnemers te verminderen. Het is echter absurd
om dat percentage te laten zakken door steeds meer landen toe te voegen. Een WK
met 40 deelnemende landen, dat betekent een extra week (van vijf naar zes
weken), met als gevolg een nog meer volgepropte speelkalender in het gewone
seizoen en nog meer vermoeidheid bij de absolute topspelers aan het eind van een slopend clubseizoen. Er zullen een pak
zwakkere landen mogen deelnemen en de kwaliteit zal dalen. Is het dat wat
Platini nastreeft?

Deelnemen aan een WK moet een prestatie blijven. Een land
dat erin slaagt zich te kwalificeren, moet volksvreugde veroorzaken, zoals we
dat de afgelopen weken bij ons gekend hebben. Wat Blatter (minder Europese
landen) en Platini (meer landen) zouden realiseren is een devaluatie van het
wereldkampioenschap.

Het waanzinnige voorstel van Michel Platini kan maar door
één motief ingegeven zijn: de Fransman wil zoveel mogelijk niet-Europese landen
paaien (en tegelijkertijd de Europese niet tegen de borst stuiten) om zich in
2015 kandidaat te kunnen stellen voor het lucratieve postje van
FIFA-voorzitter. Meer hoeft u er echt niet achter te zoeken. Maar het blijft
surrealistisch om die kandidatuur op deze manier te lanceren: het is alsof de
N-VA de Vlaamse kiezer zou willen overtuigen door voor te stellen om Henegouwen
en Waals-Brabant aan te sluiten bij Vlaanderen. Oei, hopelijk heb ik nu niemand
op ideeën gebracht.



Fantomtor

Sport Posted on di, oktober 22, 2013 12:40:20

Wild van de Duitse taal ben ik nooit geweest: ze gebruiken
veel te lange, saai klinkende woorden om enigszins volwaardige zinnen te
brouwen, die altijd zwaarwichtiger klinken dan in feite zou moeten, vind ik.
Maar soms komen ze met een zelfstandig naamwoord af dat even geniaal als
onvertaalbaar is. ‘Sehnsucht’, bijvoorbeeld. Of nu weer: ‘Fantomtor’.

Dat laatste dook dit weekend op in alle nabeschouwingen van
de Bundesliga-wedstrijd tussen TSG 1899 Hoffenheim en Bayer Leverkusen. In de
70ste minuut en bij een 0-1 stand, kregen de bezoekers een hoekschop. Die werd
bij de eerste paal net naast gekopt door Stefan Kiessling. Laten we zeggen:
twintig centimeter naast de paal. Maar via een gat achteraan in het zijnet
glipte de bal alsnog in het door de Belg Koen Casteels verdedigde
Hoffenheim-doel. Waarop de scheidsrechter het doelpunt tot eenieders verbijstering valideerde. Hoffenheim
scoorde nog tegen, maar verloor met 1-2. In de wetenschap dat de beslissende
goal er duidelijk geen was, zat een gelijkspel er dus in.

Scheidsrechter Felix Brych is nochtans geen beginneling. De
38-jarige Münchenaar is al negen seizoenen actief in de Bundesliga, meer dan
zes jaar is hij ook fluitenier bij interlands en in de Champions- en Europa
League. Zijn naam prijkt op de longlist van
vijftig potentiële scheidsrechters voor het WK van volgend jaar in Brazilië. Om
maar te zeggen dat dit geen beginneling is, die stijf van de stress voortdurend
met de ogen knipperde en daardoor wezenlijke gebeurtenissen op het veld niet zag.

Ook de grensrechter aan de overzijde had niets vreemds
opgemerkt (hij heeft het excuus dat het doel zich tussen hem en de bal bevond)
en de vierde scheidsrechter zat wellicht zijn paperassen bij te werken. Moet
ook gebeuren. Anders valt het niet te verklaren dat zo’n duidelijke vergissing
(twintig centimeter is niet niets!) niet werd opgemerkt. En dan waren er nog
die talloze herhalingen op tv, die het alleen maar gênanter maakten voor de
scheids.

Achteraf verwees Brych bij wijze van verontschuldiging naar
de reactie van de Leverkusen-spelers, die elkaar volgens hem juichend in de
armen vielen. Ofwel moet Brych hoogdringend naar de oogarts, ofwel probeert hij
op een klungelachtige manier de kluit te belazeren, maar wie de bewuste beelden
heeft bekeken, ziet vooral twijfelende spelers van Leverkusen. Kiessling zelf
grijpt zich naar de haren, in een reflex van: verdomme, ik heb gemist. Pas nadat
de scheidsrechter totaal onverwacht naar de middenstip wees, kwamen twee andere
ploegmaats op hem afgestapt om hem te feliciteren, maar nog altijd zeer
schoorvoetend. Brych liegt dus: die van Leverkusen waren totaal verrast. En
bovendien ook niet voldoende eerlijk om de scheidsrechter op zijn fout te wijzen.

Even vreemd was echter de reactie van de verdedigers van
Hoffenheim. Ondanks dit aangedane onrecht was er direct na het toekennen van
het doelpunt geen hevig protest. Mogelijk kon doelman Casteels bij zijn
zweefvlucht niet goed zien langs welke kant van de paal de bal voorbij vloog,
maar die andere verdedigers moeten toch ook hebben gemerkt dat de bal naast
ging?

Hoffenheim hoopt nu dat de wedstrijd moet worden herspeeld.
Ik ken het Duitse voetbalreglement niet, maar het Belgische én het Europese
zouden dit alleszins niet toelaten. Dat kan alleen als een scheidsrechter een
spelfase niet heeft gezien, maar in dit geval was dat wel zo, want Brych gaf bewust aan dat het een doelpunt is. Een scheidsrechter kan zich vergissen, dat
hoort nu eenmaal bij het totaal verouderde reglement waarmee deze sport van
vele miljoenen euro’s wordt bedreven. Een anachronisme waarover al veel inkt is
gevloeid, en terecht.

Als zelfs piepjonge talenten als Adnan Januzaj voortaan
70.000 euro per week gaan verdienen, als er transfers van meer dan honderd
miljoen euro worden afgerond, als deelname aan de Champions League tegenwoordig
het verschil betekent tussen budget in evenwicht en zwaar
verlies lijden, dan wordt het meer dan ooit tijd dat de regeltjes worden aangepast
aan de éénentwintigste eeuw, in plaats van te blijven hangen ergens ver weg in
de romantische periode van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw.

Doellijntechnologie, jawel. De mogelijkheid om – zoals in
andere professionele sporten die wél professioneel georganiseerd worden – beslissingen
aan te vechten en de beelden te laten herbekijken, jazeker. Het bestrijden van
willekeur, toeval en plat amateurisme, ja natuurlijk. Dank zij de FIFA zullen
we nochtans moeten wachten tot op het WK in Brazilië om voorzichtigjes de technologie te
zien verschijnen in het voetbal en dat ook alleen maar omdat een invloedrijk voetballand als Engeland op het vorige WK bestolen werd (herinner u dat schot
van Lampard dat een halve meter achter de doellijn botste!), zodat zelfs de meest reactionaire bobo’s in een sowieso al conservatieve sportnatie op de denkbeeldige barricaden sprongen. Dààrom komt er doellijntechnologie, niet omdat de sport dat nodig heeft. En dan nog: dit komt minstens een
decennium te laat, maar van die kritische bedenking liggen de arrogante,
autocratische, vadsige koningen van de wereldvoetbalbond niet wakker. Zo lang
de roebels en de oliedollars maar rijkelijk binnenstromen. Het spelletje zelf,
ach: doe wel en zie niet om. En als Hoffenheim straks in de eindafrekening een
punt te kort komt, dan zal Sepp Blatter daar heus zijn slaap niet voor laten.

Voetbal is in bijna alle opzichten een 21ste-eeuws gebeuren
geworden. Moderne, multifunctionele stadions. De allernieuwste
trainingsmethodes. Spelers die met dure computermodellen 24 uur op 24 opgevolgd
worden. Cashloze systemen om de toeschouwers vlot te bedienen. Een belangrijke
economische sector. Alleen wat er in die negentig minuten op die groene
rechthoek gebeurt, is niet aangepast aan de moderne tijden. Alsof de FIFA
consequent vasthoudt aan het oude gezegde dat voetbal de belangrijkste bijzaak
ter wereld is. Het geld moet rollen, maar het spel zelf is bijzaak geworden.

Op naar het volgende Fantomtor!



De 23

Sport Posted on vr, oktober 18, 2013 12:17:00

Neen, het was weer niet goed genoeg tegen Wales. Ja, de
efficiëntie was benedenmaats. Neen, het hoefde niet meer zo erg, na de
kwalificatie van vorige vrijdag in Kroatië. Ja, we kunnen véél beter. De Rode
Duivels die dinsdagavond 1-1 gelijk speelden tegen het nummer vierenveertig op
de wereldranglijst deden eventjes sterk denken aan de… Rode Duivels van
pakweg drie jaar geleden. Af en toe aardig voetballend, voldoende kansen creërend
om een handvol goals te maken, maar op het eind met (half)lege handen staand.
Gelukkig was het dus maar een veredelde oefenwedstrijd.

Maar die 26 op 30 staat er toch maar mooi. Net als die vier
tegendoelpunten, waar je ‘slechts’ mag voor zetten. En dat surplus aan talent
dat eindelijk ook begint te renderen. Plus die vijfde plaats op de
FIFA-ranking, een klassement dat je weliswaar zwaar moet relativeren (een land als
Brazilië is ferm teruggezakt omdat het, op de Confederations Cup na, alleen
maar oefenwedstrijden speelt, waarin minder punten te verdienen vallen,
waardoor Colombia dan weer onevenredig veel punten krijgt, omdat het in de
Zuid-Amerikaanse kwalificatiepoule niet met het sterkere Brazilië
geconfronteerd wordt), maar anderzijds geeft het wel een indicatie. Top 5 van
de wereld, dan moet je niet flauw gaan doen en mag je vooropstellen dat we
volgend jaar met niet minder dan een plek in de kwartfinales tevreden mogen
zijn.

Wie zal er onze kleuren verdedigen op dat WK? 23 spelers
mogen er mee, 21 zette Wilmots er in tijdens de voorbije campagne, 19 staan er
al op de lijst van de bondscoach, zegt ie zelf. Rarara, wie zijn die negentien
die zeker mogen zijn en, vooral, wie zijn die twee die zich onvoldoende in de
gunst hebben gespeeld? En welke vier vervolledigen vervolgens het selecte
gezelschap?

Van de 21 die minstens één keer in actie kwamen, vermoed ik
dat Guillaume Gillet en Ilombe Mboyo voorlopig opzij geparkeerd werden. En ik
denk ook Sébastien Pocognoli, om de eenvoudige reden dat Timmy Simons in de
ogen van Wilmots een certitude is in deze kern, hoewel hij geen seconde speelde
op weg naar Brazilië.

Mogen – behoudens zware blessures, ernstig vormverlies,
gebrek aan wedstrijdritme of betrapt worden op de kamer met Maxime Lestienne –
al hun koffers klaar houden:

Doelmannen:
Thibaut Courtois en Simon Mignolet. Wereldtop, geen discussie.

Verdedigers: Toby
Alderweireld, Vincent Kompany, Nicolas Lombaerts, Daniel Van Buyten, Thomas
Vermaelen en Jan Vertonghen. Van wereldtop (Kompany) over uitstekend (Vermaelen en
Vertonghen) tot zeer verdienstelijk (de anderen). Ja, ook Daniel Van Buyten,
die het sober deed en betrouwbaar was in de laatste drie wedstrijden. Dat mag
ook wel eens gezegd worden.

Middenvelders: Kevin
De Bruyne, Steven Defour, Moussa Dembele, Marouane Fellaini en Axel Witsel.
Grote klasse met nog veel groeimarge.

Vleugelaanvallers:
Nacer Chadli, Eden Hazard, Dries Mertens en Kevin Mirallas. Wereldtop (Hazard)
en grote klasse verzameld, waarbij Mirallas ook nog een bijkomende optie is als
diepe spits.

Spitsen: Christian
Benteke en Romelu Lukaku. Stevige boys met nog veel groeimarge.

We zitten aan negentien, u heeft goed geteld. Komen in
aanmerking voor de ontbrekende vier plekken:

Doel: Koen
Casteels, Silvio Proto.

Verdediging:
Laurent Ciman, Guillaume Gillet, Sébastien Pocognoli, Jelle Van Damme.

Middenveld: Thorgan
Hazard, Radja Nainggolan, Timmy Simons.

Vleugelaanval: Zakkaria
Bakkali, Yannick Ferreira-Carrasco, Adnan Januzaj, Maxime Lestienne.

Spits: Michy
Batshuayi, Ilombe Mboyo, Jelle Vossen.

Ervan uitgaande dat je met 23 geselecteerden drie doelmannen
nodig hebt en voor de rest naar een dubbele bezetting streeft op alle posities in
de 4-3-3-tactiek die Wilmots hanteert én dat de vleugelbackposities momenteel
niet worden ingevuld door spelers die zich daar helemaal thuis voelen, kunnen
we het lijstje van twintig nog snel even uitbreiden.

In doel zal Wilmots gaan voor Koen Casteels. De derde
doelman speelt normaal geen seconde op een toernooi. Dan moet je geen speler
kiezen die het moeilijk heeft met een plek op de bank. Vergeet dus Proto, die
in het verleden al eens afhaakte omdat de vorige bondscoach hem geen
basisplaats wilde gunnen.

Centraal op het middenveld heb ik een donkerbruin vermoeden dat
Timmy Simons de uitverkorene zal zijn. Hij heeft zich geschikt in zijn rol
van invaller en kan door zijn ervaring dit piepjonge team veel bijbrengen.
Nainggolan zal zich minder neerleggen bij een bijrol, de jongere Hazard is nog
te groen. Simons moet, samen met Van Buyten, jarenlange ervaring en rust
overdragen op de groep. Zij weten als enigen in de kern wat het is om een groot toernooi mee te maken.

Dan rest de vraag: een rechtsback, een linksback of beide?
Aangezien er buiten Alderweireld niemand op rechts kan spelen en een offensief
ingestelde rechtsback in een 4-3-3 absoluut nodig is, lijkt Guillaume Gillet
momenteel meer kansen te hebben dan Sébastien Pocognoli. Op links zijn naast
Vertonghen immers ook Lombaerts en Vermaelen opties.

Tenzij Wilmots gaat voor Gillet én Pocognoli. In dat geval
komt er geen extra vleugelspits en dat zou jammer zijn, omdat variatie voorin
een belangrijk pluspunt kan worden op zo’n WK. Dat heet: een joker achter de hand houden. Januzaj mogen we daarbij vergeten:
die wil/kan/mag niet en als vader Januzaj nu al ruziet met Wilmots, dan zal dat
er niet op beteren wanneer de jongeman met de vier nationaliteiten zich nog
meer op de voorgrond speelt bij Manchester United. Lestienne heeft zich door
dat akkefietje met zijn vriendin uit de gunst gewerkt. Bovendien is hij sant in
eigen land, maar wat kan hij op een hoger niveau? Niemand weet het en een WK is
niet geschikt als laboratorium.

Blijven nog over: Bakkali en Ferreira-Carrasco. Ga in dit
geval in de huidige context maar voor de laatste: een basisplaats bij de Franse
topper AS Monaco valt veel hoger in te schatten dan geregeld opdraven voor PSV
in de Nederlandse Mickey Mouse-competitie, want dan kan je net zo goed
Lestienne selecteren.

Dus, beste bondscoach, bij leven en welzijn mag je deze
namen al doorgeven aan de FIFA: Casteels, Courtois, Mignolet; Alderweireld,
Gillet, Kompany, Lombaerts, Van Buyten, Vermaelen, Vertonghen; De Bruyne,
Defour, Dembele, Fellaini, Simons, Witsel; Chadli, Ferreira-Carrasco, Hazard,
Mertens, Mirallas; Benteke, Lukaku.

Graag gedaan.



Stadion

Sport Posted on di, oktober 15, 2013 11:17:56

Straks zal het Koning Boudewijnstadion weer afgeladen vol
zitten voor, laten we wel wezen, de eerste oefenwedstrijd van de Rode Duivels
op weg naar het WK in Brazilië. Na de volwassen prestatie vorige vrijdag in
Zagreb mogen ‘onze nationale helden’ nu Wales, zonder sterspeler Gareth Bale,
diep in de ogen kijken. 28 op 30 als eindresultaat zou zeer mooi zijn:
kwalificatie cum laude, dat heeft onze nationale ploeg nooit eerder
verwezenlijkt.

Minder dan drie jaar geleden slaagde België er niet in om
het stadion te vullen, zeker niet tegen op papier mindere tegenstanders, zoals
Wales. Maar de hype is enorm, het geloof in eigen kunnen groter dan ooit, de
kwaliteit van de spelersgroep onovertroffen. Dit is de beste kern van de Rode
Duivels ooit, wat daarom niet wil zeggen dat ze ook de beste prestaties ooit
(finale op een EK in 1980, halve finale op een WK in 1986) zullen overtreffen.

Terwijl de tribunes straks weer uit volle borst het
behoorlijk infantiele ‘Waar is da feestje? Hier is da feestje!’ zullen laten
weerklinken, is het goed om het even over de toekomst te hebben. Niet die
wedstrijd van vanavond, niet dat WK van volgend jaar of het EK van 2016, maar
het Europees Kampioenschap Voetbal van 2020, dat de UEFA, in een creatieve bui, in meerdere
landen wil laten spelen. Geen centrale organisator, tenzij de UEFA zelf dan,
maar stadions die verspreid liggen over heel Europa. En natuurlijk wil ons land
graag gastheer spelen. En natuurlijk is Brussel dan de aangewezen plek, vanwege
zijn centrale ligging. En natuurlijk voldoet het huidige Koning
Boudewijnstadion met zijn maximaal 48.000 plaatsen niet aan de vereisten van de
Europese voetbalbond, die een capaciteit van 60.000 vooropstelt als je in aanmerking wil komen om de openingswedstrijd of de finale te organiseren. Maar de idee
om dan maar een splinternieuw complex op te trekken, zonder atletiekpiste rond
het terrein, ben ik allesbehalve genegen.

Oosterweelscenario

De voetbalbond wil een nieuw stadion, maar kan dat niet op
de huidige locatie bouwen. Dus wordt aan Parking C gedacht. Probleempje: de
Heizelvlakte ligt in het Brussels Gewest, Parking C bevindt zich op grondgebied
Grimbergen, Vlaanderen dus.

Het politieke gehakketak is al volop bezig. De Vlaamse
minister van Sport en Hoofdrekenen wil dat er hoofdzakelijk Nederlands zal
worden gepraat in het nieuwe stadion. Taalcursussen zijn inmiddels al opgestuurd
naar Andrès Iniesta, Wayne Rooney en Bastian Schweinsteiger.

We kunnen er een grapje over maken, maar het is in- en
intriest. Aan dit tempo en met deze meningsverschillen – en wie weet, na 25 mei
2014, met een nóg ingewikkelder politieke constellatie – zal er over zes jaar
geen stadion staan. Over zestig ook niet, trouwens. Eén woord: Oosterweel.

’t Is crisis

We zitten midden in een diepe economische crisis en de
vooruitzichten zijn allesbehalve optimistisch. Zelfs als we de doemdenkers even
negeren en enkel naar de bedaarde economisten luisteren, weten we dat we nog
een aantal jaren zullen moeten ploeteren om de in 2008 gestarte crisis te
overleven.

Ook ons land ontkomt niet aan die harde realiteit. Is het
dan maatschappelijk verantwoord om veel overheidsgeld te pompen in een stadion
dat één keer zal gloriëren voor heel Europa en voor de rest vier keer per jaar
zal worden gebruikt om twee keer vijfenveertig minuten in te voetballen?

Laat deze gifbeker maar even passeren, zou ik denken. Er
zijn andere prioriteiten in dit land.

Piste

In een modern voetbalstadion zitten de toeschouwers dicht op
het veld. Een atletiekpiste is een sfeerbederver. Deze stelling doet de ronde.
Ze klopt allicht voor clubteams, omdat die ongeveer vijfentwintig keer per jaar
thuis spelen. Om een concreet voorbeeld te geven: in de Allianz Arena is de
sfeer enorm verbeterd in vergelijking met het oude Olympiastadion. Nu kunnen de
fans van Bayern München het gras en het zweet van de spelers ruiken, in het
verleden hadden ze een verrekijker nodig om te zien wat er aan de overkant van
het veld gebeurde.

Stadions worden tegenwoordig inderdaad anders geconcipieerd. Je zou kunnen stellen dat een stadion vroeger een multifunctioneel
complex was waarin meerdere sporttakken konden worden bedreven en dat het
vandaag multifunctioneel is in de zin dat er naast voetbal ook niet-sportieve evenementen
kunnen plaatsvinden.

Met permissie wil ik even opmerken dat dat niet echt
opgaat voor nationale teams die telkens in één en hetzelfde stadion spelen (ik
sluit dus Spanje en Duitsland even uit). Op Wembley is de atletiekpiste
weliswaar weg, maar de afstand tussen zijlijn en eerste rij toeschouwers is
nauwelijks verkleind.

Bij een clubteam wordt de sfeer gegarandeerd door de hevige
supporters die altijd op post zijn. Een nationaal team zal alleen maar sfeer
genereren door goede prestaties, met of zonder piste rond het veld. De idee om ook Anderlecht te laten spelen in dat nieuwe stadion vind ik weinig zaligmakend. Welke financiële inbreng zal RSCA hebben? En hoe gaan de andere clubs om met deze concurrentievervalsing?

Memorial

Ons land telt vier internationaal erkende sportmonumenten:
Ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik, Grote Prijs Formule 1 van
Francorchamps en de Ivo Van Damme Memorial. Evenementen die jaarlijks onze
kerktorenmentaliteit vér overstijgen. Met zijn parcourswijziging is de Ronde
van Vlaanderen de jongste jaren helaas eerder een mix tussen criterium en
Vlaamse kermis geworden (niet zozeer het verwijderen van Muur en Bosberg uit
het parcours stoort me, maar wel het feit dat je nu drie keer over de Oude Kwaremont
en de Paterberg moet), maar dit even terzijde.

Als er een nieuw voetbalstadion komt, zonder piste, moet de
Memorial een oplossing zoeken, want het Koning Boudewijnstadion zal dan plaats
moeten ruimen voor een commercieel complex. Wat er met de Memorial moet
gebeuren, beste politici? ‘Weet niet’, ‘Sais pas’, ‘Wissen wir nicht’.

Voor vier wedstrijden van de Rode Duivels zou er een nieuw
stadion komen met zestigduizend plaatsen, terwijl je niet weet of de volgende
generatie Duivels even populair zal zijn als deze. Met wat pech speel je dus
vanaf 2019 opnieuw voor halflege tribunes. Terwijl die ene Memorial altijd voor
een volle bak zorgt. Monumentenzorg is in dit land een verwaarloosd thema, ook
in de sport.

De oplossing

Als we dan toch per se willen meedingen voor een wedstrijd
op Euro 2000 ligt een goedkopere, makkelijkere en sportvriendelijkere oplossing
voor de hand: bouw een extra ring zitplaatsen in het Koning Boudewijnstadion.
Twaalfduizend plaatsen, dat zijn niet zoveel extra rijen bovenop de tribunes 2,
3 en 4.

Een half jaar werk, meer moet dat niet zijn. En je behoudt
een goed gelegen, nog altijd vrij modern ogend, niet tot politiek geruzie tussen
de gewesten leidend, maar helaas niet zo vlot bereikbaar stadion (maar dat zou
op andere locaties ook zo zijn!), waar de Rode Duivels vier keer per jaar hun
ding kunnen doen en de atletiekliefhebbers op een vrijdagavond begin september
kunnen genieten van de allerbeste atleten ter wereld in wat de beste atletiekmeeting
van het seizoen blijft.

Nu nog iemand vinden die dat grandioze idee in een
PowerPoint giet en veelvuldig herhaalt dat het om een ‘win-winsituatie’ gaat.
Eenvoudig, toch?



« VorigeVolgende »