Als gespreksthema was het de jongste jaren opvallend vaak manifest
aanwezig in interviews met profvoetballers. ‘Psst, zitten er homo’s in jouw
ploeg?’ De vraag werd meestal wat omfloerst gesteld of met de hand
samenzweerderig voor de mond gehouden, zodat stiekem toekijkende liplezers of
de NSA het niet zouden begrijpen. In tv-programma’s werd er wat lacherig over gedaan, alsof de presentator wilde duidelijk maken: ‘Ik niet, hé, ik ben een
gezonde jongen, het is mijn eindredacteur die me heeft verplicht om dit
onderwerp uit de kast te halen’. In talloze interviews was het de voorlaatste
vraag, de pre-uitsmijter, want een beetje journalist wilde natuurlijk niet dat
die ene vraag zou blijven hangen (‘Wat zouden de lezers wel niet denken van
me?!’).

Maar hoezeer er ook aan kasten werd getrokken, er vielen
geen lijken uit, noch homofiele voetballers. Toen voetbalbond, Pro League en
Vlaams minister van Gelijke Kansen Pascal Smet begin december vorig jaar een campagne
lanceerden om de anti-homogezangen uit het stadion te weren, moesten ze daarvoor
een beroep doen op een Amerikaanse voetballer, Robbie Rogers, 26,
achttienvoudig international voor de US of A, maar een nobele onbekende voor
het grote publiek hier. Gevraagd naar de aanwezigheid van homoseksuele
ploeggenoten bij (ex-)voetballers van bij ons varieerden de antwoorden van
zedig (‘Nooit iets van gemerkt’) over ontkennend (‘Kan niet, anders zou ik het
wel door hebben gehad!’) tot boertig (‘Ik heb alleen met hartstikke gezonde
jongens gevoetbald’, ook al ontkende de maker van die laatste uitspraak dat hij
dat zo gezegd of bedoeld had).

Het thema leefde blijkbaar, ook bij supporters, die vrolijk – zij het
tegenwoordig ietwat gedempter omdat er straffen op staan – ‘Voil janet’ bleven
roepen en niet alleen in Aalst. En plots kwam daar een ex-voetballer uit de
kast. Thomas Hitzlsperger. Pas gestopt, op zijn éénendertigste, omdat hij voortdurend
met een blessure in de spreekwoordelijke lappenmand lag. Tweeënvijftig keer
international voor de Mannschaft. Geen Mister Nobody, zoals die brave Robbie Rogers.
In 2007 was hij heel beslissend voor VfB Stuttgart, dat toen tot eenieders
verbazing kampioen van Duitsland werd. In de laatste wedstrijd van het seizoen
had hij met een atoomschot zijn ploeg van een debacle gered en de titel veilig
gesteld.

Handelsmerk van Hitzlsperger: keiharde afstandsschoten met
links. Bikkelharde duels, harde tackles, verre passes, dat was zijn ding.
Niet het type dat je in een wereld vol vooroordelen associeert met
homoseksualiteit, waarvoor je verder ook verdedigers en spitsen uitsluit, want
dat zijn zonder uitzondering échte mannen, natuurlijk. Keepers ook, al zijn die
doorgaans ook een tikje excentriek en halfgek. Neen, voetbalhomo’s dat moesten
wel kerels met wufte maniertjes zijn, aanvallende middenvelders die met de pink omhoog over
het veld dartelden, bang van de confrontatie met een tegenspeler, technisch
sterk, veel finesse, maar laag scorend in de categorieën ‘Teamwork’, ‘Inzet’ en
‘Agressiviteit’ in Football Manager.

Vooroordelen blijven dom, zo illustreert de vorige
paragraaf. Maar goed, Thomas Hitzlsperger dus. Op 8 januari, net geen drie
weken geleden, deed hij zijn ‘bekentenis’. Hij, de man die vlak na zijn
titeltriomf met Stuttgart had moeten trouwen met zijn geliefde Inga, maar het
huwelijk op het laatste moment afblies, en die nu zei dat hij nog maar een paar
jaar door heeft dat hij voor de mannen is. Ik dacht toen onmiddellijk: daar moet
ik iets over schrijven. Maar in een reflex stelde ik dat uit, eerst even zien
hoe de voetbalwereld erop zou reageren. Berichtje in de journaals en op
nieuwssites, ’s anderendaags in de kranten. En dat was het dan. Geen
uitgebreide analyses, geen ‘bekentenissen’ van collega’s van Hitzlsperger, geen
commotie. Het thema dat al die tijd kunstmatig in leven werd gehouden in
ontelbare vraaggesprekken, bleek helemáál niet te leven.

Vreemd. Komt het omdat het om een buitenlander gaat? Of is
al die aandacht rond homofilie een journalistieke obsessie en vinden
voetballiefhebbers dit echt geen groot nieuws? Ik vrees het eerste, ik hoop het
tweede. Want dat zou betekenen dat de modale supporter het als normaal beschouwt
dat er ook homo’s in het topvoetbal rondlopen en dat al die vooraf opgefokte
heisa voor niets nodig was. Mag ik hopen? Het is wachten op de reacties nadat
de eerste Belgische voetballer van enig niveau zich geout heeft.