Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Cup

Sport Posted on za, februari 14, 2015 13:06:00

Anderlecht en Club Brugge spelen zondag 22
maart om 18 uur de finale van de Beker van België, excuseer: de Cofidis Cup
(anders is de sponsor weer boos). Koppensnellers verzinnen nu al ronkende
titels, genre ‘Duel der giganten’, ‘Titanengevecht’, ‘Klassieker in het Koning
Boudewijnstadion’ of ‘Wie is de beste van het land?’

Mooie affiche, dat zult u niet mij horen
ontkennen, maar er stinkt iets aan de hele formule van die Cofidis Cup.
Commercieel en sportief volkomen oninteressant, al dreigt die opmerking verloren
te gaan in het nakende hoerageroep rond de clash tussen de huidige nummers één
en twee van het Belgische voetbal. Dat de bekerfinale gespeeld wordt tussen het
einde van de reguliere competitie en het begin van de play-offs geeft al aan
wat die trofee nog waard is: niks, niemendal, nul komma nul. Fijn voor de
aanvulling van de etalage tussen al die andere bekers, maar totaal
ondergeschikt aan kwalificatie voor de Champions League, want daar valt wel
poen te rapen, niet in de Europa League, het ticket dat je krijgt als je de
landelijke beker verovert. Ietwat voetballand ziet de bekerfinale als een
apotheose van een lang voetbalseizoen. Niet bij ons, hier is het een
tussendoortje. ‘Hebben we nog ergens een vrij weekend? Ja, 21 en 22 maart? Oké,
programmeer dan daar maar die bekerfinale, zijn we er meteen van af!’

Twee keer eerder al stonden Anderlecht en Club
Brugge tegenover elkaar in de eindstrijd. In 1994 won Anderlecht simpel met
twee-nul. Maar oudere voetbaljongeren praten nog altijd met enige zin voor
weemoed over die memorabele Heizelmatch in mei 1977, toen Club Brugge met 4-3
won. Met een beetje geluk wordt het weer zo’n spektakelwedstrijd. Met wat
tegenslag – en zeker nu die finale de play-offs voorafgaat en geen van beide
clubs vrijuit zal willen spelen – wordt het een gesloten, angstige wedstrijd.

Dit weekend staat ook de Fifth Round van de FA Cup op het programma. Bij ons zou men dat de
achtste finales noemen. Van de Top 4 uit de Premier League is alleen Manchester
United er nog bij. Chelsea, Manchester City en Southampton werden
reeds uitgeschakeld. Arsenal, het nummer vijf, doet nog wel mee. Tottenham, zesde in
het huidige klassement, werd eveneens gewipt. Zo gaat dat in Engeland: de
topclubs vinden de beker ook minder belangrijk dan de competitie en sturen vaak
hun tweede garnituur de wei in, terwijl kleinere clubs, ook uit lagere
divisies, er volop tegenaan gaan. Je kan die houding van de topclubs jammer
vinden, maar je krijgt wel volop spektakel.

Crystal Palace – Liverpool is zowat de mooiste
affiche van de acht wedstrijden. Tenzij u meer voelt voor West Bromwich Albion –
West Ham United, het weze u vergeven. Geen topaffiches en toch zullen de
tribunes opnieuw vol zitten. Omdat de Engelse beker lééft. Omdat de grote clubs
niet beschermd worden. Omdat de formule eenvoudig is: de winnaar gaat door en
als er geen winnaar is na negentig minuten volgt er een replay op het veld van
de bezoekers. Die heruitgave móet een winnaar opleveren, desnoods na
verlengingen of strafschoppen. Supporters, managers en spelers weten: we geven
alles, het moet nú gebeuren. Spelen met de handrem op heeft geen enkele zin.

In de Cofidis Cup wordt vanaf de kwartfinales
met heen- en terugwedstrijden gespeeld. Bij de heenwedstrijd zit er weinig volk
op de tribunes omdat de toeschouwers weten dat er nog een terugwedstrijd volgt.
Bij de terugwedstrijd zit er weinig volk op de tribunes omdat de beslissing
meestal al in de heenwedstrijd is gevallen of omdat de supporters wachten op nog
een volgende ronde. Zo komt het dat alleen de finale voor een vol huis wordt
gespeeld.

In Engeland heb je eerst drie voorrondes, daarna
de First en de Second Round met de clubs uit lagere afdelingen (tot en met de
Sky Bet League One, zeg maar: de derde klasse). Bij de loting voor de Third
Round wordt er geen onderscheid gemaakt. Iedereen gelijk voor de wet. Man.
United – Man. City of Chelsea – Arsenal begin januari: het kan. In Duitsland
gaan de Bundesliga-clubs al in augustus in de trommel en zij spelen per
definitie uit bij een club uit een lagere reeks. Vanaf de volgende ronde kan
iedereen tegen iedereen uitkomen. Ook in andere voetballanden die zichzelf
serieus nemen worden hoger geklasseerde clubs niet systematisch bevoordeeld.

En bij ons? Eersteklassers komen er pas vanaf
de zestiende finales bij, ze kunnen niet tegen elkaar uitkomen en als een
Anderlecht, Club Brugge of Standard een uitmatch krijgt voorgeschoteld, is de
kans reëel dat ze het thuisvoordeel gewoon afkopen van een tweede-, derde- of vierdeklasser.
Het spelschema ligt ook al vast vanaf september in een rooster dat wat aan een
tennistoernooi doet denken.

De FA Cup, dat is opwinding, niet altijd even
academisch voetbal, maar een roetsjbaan van voetbalemoties. De Cofidis Cup, dat
is saaie voorspelbaarheid, middelmatig voetbal, pure verveling tot de finale.
Er gaan al jaren stemmen op om het systeem te hervormen. Om de beker echt
aantrekkelijk te maken is er maar één oplossing mogelijk: eersteklassers al
heel vroeg laten meedoen, geen geleide loting, geen heen- en terugwedstrijden
en een finale als allerlaatste wedstrijd van het voetbalseizoen. Daar is geen
dure studie voor nodig, even over de kleine plas kijken volstaat.



Tous ensemble, behalve binnen de voetbalbond

Sport Posted on wo, februari 11, 2015 12:39:39

(Deze
bijdrage verscheen eerder op deredactie.be)

Het zat
er al een paar maanden aan te komen: Steven Martens werd eergisteren
onvriendelijk naar de uitgang van het glazen bondsgebouw begeleid. Exit de
hyperactieve CEO van de voetbalbond, type moderne manager. Dat hij fouten heeft
gemaakt geeft hij zelf grif toe, maar door hem aan de kant te schuiven dreigen
de noodzakelijke hervormingen in het Belgische voetbal weer te worden
teruggeschroefd. Echternach ligt weer heel even in Brussel.

‘We moeten optimistisch blijven. Als je alles
fatalistisch bekijkt, kan je er beter mee stoppen’. Aan het woord is Jan
Peeters, het jaar is 1997, hij heeft het op dat ogenblik over
hervormingsvoorstellen om de Koninklijke Belgische Voetbalbond te moderniseren.
Mijn bandje registreerde het voor het ‘Blunderboek van het Belgisch voetbal’.
Van de toen door bondsvoorzitter Michel D’Hooghe uitgedachte ideeën komt uiteindelijk
niets in huis.

Zo ging dat vele jaren bij de bond. Dictators,
jezuïeten, weifelaars: ze passeerden vrolijk de revue. Ze dronken een glas, ze
deden een plas en alles bleef zoals het was. Het amateurvoetbal heeft bij de
KBVB evenveel in de pap te brokken als de profsectie. Vlaanderen en Wallonië
staan elk op hun eigen speelveld, ieder initiatief van de federale bond met een
vergrootglas bekijkend.

Het evenwicht werd jarenlang bewaard omdat de
grote clubs – Anderlecht, Club Brugge en Standard – hun mannetjes (geen
vrouwtjes, neen, dit is het Belgische voetbal!) hadden zitten in de hoogste
regionen van de bond. Toen Club Brugge-man Michel D’Hooghe voorzitter was, zat
Anderlecht-vertegenwoordiger Alain Courtois op de stoel van
secretaris-generaal.

Een evenwichtsoefening die werkte, of beter:
die níét werkte, maar niemand maalde erom. In de tig commissies van de bond
zetelden bejaarde jaknikkers van de clubs, mannen (uiteraard!) die al een poos
met pensioen waren en zeeën van tijd hadden voor hun wekelijkse trip naar het
verre Brussel. Gezellig etentje inbegrepen.

De man
van de drastische hervormingen

Enter Steven Martens. Een nieuwlichter die begin 2011 als een wit konijn uit
een hoge hoed werd getoverd. Iemand uit het tennis die het gescleroseerde
voetbal moest gaan hervormen. Iemand die niet direct gelinkt kon worden aan een
van onze topclubs. Iemand die moderne managementideeën had. Iemand die de titel
CEO mocht gaan voeren in plaats van het oubollige ‘secretaris-generaal’ van
zijn voorgangers.

Zijn aanstelling moet destijds geklonken
hebben als een vloek in de voetbalkerk. Een professional in een omgeving van
amateurs, dat botst nu eenmaal. Naar de buitenwereld werd het beeld opgehangen
van de gemotiveerde dynamische manager die het Belgisch voetbal zo nodig had,
in de inner circle moet het toen al
gestormd hebben. Zeker omdat Martens niet naliet om al vrij snel drastische
hervormingen aan te kondigen, wat erop neerkwam dat hij zijn voorgangers, en
dus ook de clubs die ze vertegenwoordigden, fel bekritiseerde.

En hervormd werd er aan de Houba de
Strooperlaan 145. De wirwar aan commissies en comités werd aangepakt, de macht
van het Uitvoerend Comité – zo’n beetje de federale regering van de bond – ingeperkt,
beslagen managers uit de bedrijfswereld aangetrokken, het merk ‘Rode Duivels’ deskundig
in de markt gezet. Maar koken kost geld. Die managers kwamen niet voor een
habbekrats in het glazen gebouw werken, wel voor een flink loon en een al even
flinke bonus. ‘Competitief’ heet dat in het managersjargon. Om van de
ingeslapen nationale voetbalploeg opnieuw een sexy product te maken werden
kosten noch moeite gespaard. ‘Tous ensemble’, we riepen het met zijn allen de
voorbije jaren. En: ‘Waar is da feestje?’ Niet op de Houba de Strooperlaan, zo
bleek.

Eind 2014, een jaar waarin Kompany & co de
kwartfinales haalden van een voor de meeste sportbonden bijzonder lucratief WK,
bleek een deel van de rekeningen niet te kloppen. De KBVB had in dat boerenjaar
meer dan 200.000 euro verlies gedraaid. Neen, repliceerde de CEO: 600.000 euro
winst. Hij telde de resultaten van de Vlaamse en Waalse vleugels mee, inclusief
overheidssubsidies. U kent dat, boekhoudkundig is het niet zo moeilijk om van
rood zwart te maken. De kritiek bleef aanzwellen.

Aangeschoten
wild

Herinner u de heisa over het hotel voor de
spelersvrouwen in Brazilië. Iemand was vergeten de reservaties te annuleren.
Een vergissinkje van 300.000 euro. Oeps.

Herinner u de commotie rond het nieuwe
nationale voetbalstadion dat er tegen Euro 2020 in Brussel moet staan. Parking
C is het uitverkoren terrein, maar dat ligt op Vlaams grondgebied (Grimbergen),
waardoor het een gevoelige politieke kwestie werd. De concurrenten van
Anderlecht vonden het niet zo prettig dat de paarswitte club daar haar
thuiswedstrijden zou gaan spelen, weliswaar tegen betaling van een fikse
huursom, maar dat werd even niet vermeld. De atletiekliefhebbers waren dan weer
boos omdat de piste zou verdwijnen en wat dan met de Memorial?

Herinner u de strapatsen van de bondscoach,
een eigengereide, dictatoriale man die eigenlijk nog niets bewezen heeft als
trainer, maar zich wel gedraagt alsof hij al een paar grote toernooien heeft
gewonnen. Eind vorige week nog eiste Marc Wilmots comfortabeler plekken op een lijnvlucht
– extra kostenplaatje: 100.000 euro – omdat zijn jongens anders te vermoeid
zouden aankomen in Israël voor een kwalificatiewedstrijd. Martens zei ja, zoals
hij ongeveer altijd toegaf aan de grillen van Wilmots.

Herinner u de manier waarop Martens na het
gelekte financiële rapport eenzaam en alleen moest verdedigen voor microfoons
en camera’s en in alle tv-studio’s. Aangeschoten wild was hij. Hij weigerde de
handdoek te gooien, maar wist diep vanbinnen ook wel dat zijn steeds talrijker
wordende en luider roepende tegenstanders verse munitie zouden blijven
aandragen, desnoods verzonnen.

Verstrikt
in de ‘politieke fracties’

Exit Steven Martens. Officieel stapte hij zelf op, officieus werd hij aan
de kant geschoven in ruil voor een opzegvergoeding van 336.000 euro. In de
bestuurskamers van Club Brugge en Standard ontkurkte men wellicht spontaan de
champagneflessen. Weg is de bemoeial, de man die alles beter wist, de moderne
manager die er niet voor terugdeinsde heilige huisjes af te breken.

Er valt wat voor te zeggen dat Steven Martens,
zoals de meeste andere nieuwkomers in ons voetbal, zowel op clubniveau als
overkoepelend, te snel is willen gaan. Hoe hopeloos de toestand er bij de bond
ook uitzag, hoe dringend hervormingen ook nodig waren, hij had meer moeten
overleggen, masseren en temporiseren. Een van zijn voorgangers, Alain Courtois,
vergeleek de werking van de KBVB achttien jaar geleden met die van de politiek.
‘De Belgische Voetbalbond is de grootste democratische bond van het land’, zei
hij in mijn ‘Blunderboek’. Van onze politiek weten we dat de besluitvorming lang
duurt, dat beslissingen achteraf nog vaak worden teruggedraaid en dat er
compromissen worden afgesloten waar niemand onverdeeld gelukkig mee is.

Martens wilde het Belgische voetbal besturen
als een modern bedrijf, met een heldere structuur, korte beslissingslijnen en
directe communicatie. Hij raakte echter verstrikt in het web van de ‘politieke
fracties’, zoals hij de profclubs blijkbaar zelf noemde, die hem vleugellam
probeerden te maken, ongerust als ze waren over zijn hervormingsdrift, jaloers
als ze waren op het sportieve en commerciële succes van de Rode Duivels. Omdat
hij op sommige vlakken te snel en te weinig transparant was geweest, had
Martens zijn doodgravers zelf de schop in handen gegeven. Foutje.

Daar is
de processie van Echternach weer!

Wat nu? Te vrezen valt dat met Steven Martens
ook de andere moderne managers de eer aan zichzelf zullen laten of eveneens de
deur zullen worden gewezen en dat de processie van Echternach na vier jaar
opnieuw verwelkomd zal worden in het bondsgebouw. De Pro League dreigt er al
langer mee om zich af te scheuren, liefst nog met de scalp van de nationale
ploeg in handen. Die machtsstrijd zal nu open en bloot uitgevochten worden.

Bondsvoorzitter François De Keersmaecker zal
zijn eeuwige glimlach nodig hebben om optimisme uit te stralen, maar de man is
binnenkort zelf verwikkeld in een verkiezingsstrijd en het onmiskenbare feit
dat hij Martens en de andere nieuwe gezichten vier jaar lang de hand boven het
hoofd heeft gehouden zal hem niet in dank worden afgenomen.

Het cynische aan de hele affaire is dat Steven
Martens vooral werd afgeserveerd onder impuls van Bart Verhaeghe (Club Brugge)
en Roland Duchâtelet (Standard), twee gerenommeerde bedrijfsleiders maar vooral
clubvoorzitters die in hun eigen voetbalomgeving kozen voor een hap-snapbeleid
dat getuigt van weinig visie, veel impulsiviteit en een iets te grote
hervormingsdrift. In hun eigen speeltuin eisen ze de alleenheerschappij, in de
voetbalbond willen ze vooral gedweeë bestuurders aan de top. Mensen die graag
een glas drinken en alles bij het oude laten.



Hoog Samy, kijk omhoog Samy!

Sport Posted on ma, februari 09, 2015 18:55:58

(Deze bijdrage verscheen eerder op deredactie.be)

Behalve voor supporters van Lierse SK heeft de soap
die de jongste maanden bij de Belgische eersteklasser uit de provinciestad werd
opgevoerd iets vermakelijks. Nooit een saai moment, dank zij de eigengereide en
impulsieve voorzitter Maged Samy. De teloorgang is ingezet, weer dreigt een
traditieclub ten onder te gaan aan hoogmoed, kortzichtigheid en – in dit geval
– een te hoog gehalte aan ‘Egyptian Reggae’.

Alle zitjes op de eretribune van het Herman
Vanderpoortenstadion waren vorige zondag voorzien van een zelfklever: een
tekening van een kameel met een schuine dikke rode streep erover en een al even
vette rode cirkel rond het geheel getrokken. Een verbodsteken, dus. Geen
kamelen toegelaten. Op het Lisp bedoelen ze dat niet letterlijk. U hoeft er ook
geen racistische neigingen achter te zoeken. Sommige bestuurders en vooral de
supporters van Koninklijke Lierse Sportkring wilden hiermee protesteren tegen
het onnavolgbare beleid van de Egyptische eigenaar van de club, Maged Samy.

Samy nam de noodlijdende club in november 2007
over namens de Wadi Degla Holding, een Egyptische investeerdersgroep die sinds
1994 actief is in de telecommunicatie, vastgoed en industriële projecten. Zo
werd een faillissement en een degradatie naar de derde klasse ternauwernood
vermeden. Meer nog, minder dan drie jaar daarna promoveerde Lierse opnieuw naar
de hoogste afdeling van het Belgische voetbal. Mooie tijden leken aangebroken.

Vijf jaar later blijft er van die positieve
sfeer van toen niets meer over. ‘Hoog Samy, kijk omhoog Samy, want dan word je
lekker nat’, had Ramses Shaffy kunnen zingen over wat er nu aan de hand is. Op
het Lisp is het tegenwoordig ’s nachts kouder dan buiten, om er even de titel
van de eerste elpee van De Kreuners bij te sleuren, de groep van zanger en
tv-presentator Walter Grootaers, huidig ondervoorzitter van Lierse SK.

Van
Egyptenaren en Ivorianen

In vierenhalf seizoen Jupiler Pro League heeft
Lierse maar liefst elf trainers versleten: Anthuenis, Van Meir, Sollied, Janssens,
opnieuw Van Meir, het duo Vermeulen & Simmes, Ramzy, Menzo, Stojanovic,
Guillou. Normaal had die laatste een duobaan met clubgetrouweling Herman
Helleputte moeten hebben, maar Helleputte haakte af wegens hartproblemen. Je
zou voor minder, als je een hart voor de geelzwarte club hebt.

De huidige (tijdelijke?) hoofdtrainer Olivier
Guillou is de neef van Jean-Marc Guillou, de Fransman die met zijn Académie
vers voetbalbloed moet leveren aan Lierse en die eerder al van SK Beveren, die
andere bescheiden traditieclub met een mooie erelijst, een Ivoriaanse
dependance maakte. Begin deze eeuw bestond het nagenoeg volledige eerste elftal
van Beveren uit Ivorianen, van wie er een aantal later internationaal furore
zouden maken: Yaya Touré, Gervinho, Emmanuel Eboué, Arthur Boka, Romaric.

De inbreng van de Académie Guillou zorgde er
bij Beveren voor dat eigen jeugdtalenten werden afgeremd in hun ontwikkeling
ten voordele van jonge buitenlandse voetballers, iets wat nu bij Lierse opnieuw
gebeurt. Voor de naïevelingen onder u: dit heeft niets met
ontwikkelingssamenwerking te maken. Bedoeling is deze voetballertjes zo snel
mogelijk voor zo veel mogelijk euro’s naar betere competities te loodsen. Het
is een vorm van mensenhandel, zij het dan zonder ontvoeringen en slavernijpraktijken,
en – als het allemaal lukt – flink gevulde bankrekeningen voor de spelers.
Manchester City-vedette Yaya Touré zal je met zijn maandwedde van om en nabij
de één miljoen euro, zonder premies, niet horen klagen.

SK De
Kampioenen

Aanvankelijk bracht Maged Samy vooral tweede-
en derderangs Egyptische voetballers naar het Lisp én naar KV Turnhout, want de
man is ook eigenaar van de slabakkende derdeklasser, die momenteel troosteloos
laatste staat in derde klasse A, met 6 punten op 69. Vorige zomer probeerde
trainer Wamberto die club zelf nog te redden met de inbreng van Russische
investeerders, maar dat ging uiteindelijk niet door. Wadi Degla weigert
inmiddels nog geld te steken in Turnhout. Het verval kan niet meer gestopt
worden.

Hetzelfde lot lijkt nu ook Lierse beschoren,
daar verandert die ene uitzege van zaterdag amper iets aan. Amper achttien
punten, ver weg van een veilige veertiende plaats in de stand, revolterende
supporters, tweede trainerswissel in één seizoen, zoveelste stoelendans binnen
de technische staf en het bestuur, terwijl de contracten van ervaren spelers in
onderling overleg werden ontbonden, zoals dat dan omfloerst heet. In december
riep Samy nog van de daken dat er geld in de club zou worden gepompt om
versterkingen aan te werven. In realiteit lijkt de flamboyante voorzitter de
degradatiestrijd al te hebben opgegeven. De kaart van de jeugd wordt getrokken,
versta: buitenlandse jeugd.

En dat in een club die in het nog niet zo
verre verleden kleppers als Jan Ceulemans, Erwin Vandenbergh, Gert Verheyen en
Nico Van Kerckhoven heeft voortgebracht. In mei 1997 werd Lierse SK voor de
vierde en laatste keer in de clubgeschiedenis landskampioen. Twee jaar later
won het zijn tweede beker van België. Neutrale voetbalfans hadden alle sympathie
voor SK De Kampioenen. De spelerskern bestond toen, kort na het Bosmanarrest,
nog altijd uit een mix van in de eigen jeugd opgeleide spelers en degelijke
buitenlanders. Het contrast met vandaag kan niet groter zijn, nu het Egyptische
motto ‘Eigen jeugd laatst’ luidt.

Daar
komen de charlatans

U heeft een déjà vu? Dat ligt niet aan u. Ook
een andere provincieclub, SK Beveren, viel ten prooi aan
korte-termijn(wan)beleid en buitenlandse bemoeiallen met dollartekens in de
ogen. In het voorjaar van 2010, op het ogenblik dat Lierse op het punt stond terug
bij de elite te mogen gaan voetballen, moest het zo goed als failliete Beveren
de handdoek werpen en een door het gemeentebestuur opgedrongen fusie met Red
Star Waasland aanvaarden. De kans is reëel dat Waasland-Beveren straks een
rechtstreeks duel om het behoud mag uitvechten tegen… Lierse. Leedvermaak
mag, in dit geval.

Het is een kleine wereld, die van de
charlatans die zich met veel poeha als aasgieren op voetbalclubs in nood storten.
Het overkwam ook Beerschot AC, dat de doortocht van de Leuvense fantast Patrick
Vanoppen niet overleefde. In zekere zin bracht een andere Patrick, Decuyper,
Zulte Waregem flink aan het wankelen toen hij met het stamnummer van de club
ging leuren in… Antwerpen. Ja, het is een kleine én kleinzielige wereld.

In de tweede klasse van ons voetbal, waar
parasieten zich nog meer thuis voelen, streken de jongste jaren Italiaanse
zakenlieden neer bij Eupen en Zuid-Koreanen bij Tubeke. Met als gevolg dat ook
daar derderangs buitenlanders de dienst uitmaken, in de hoop dat de nieuwe
eigenaren hen weldra kunnen verpatsen. Eerder kreeg Racing Mechelen te maken
met Mexicanen en Berchem Sport met Georgiërs en er zijn nog wat voorbeelden her
en der te rapen. Het scenario is voorspelbaar: het eindigt altijd in een
fiasco.

Damned
if you do, damned if you don’t

De voetbalbond heeft geen
veiligheidsmechanismen ingebouwd om buitenlandse investeerders af te remmen.
Clubbestuurders vragen dat ook niet. Als het water hen aan de lippen staat – en
dat is bij zowat de helft van de vierentwintig profclubs het geval – zijn ze
gaarne bereid de club van de hand te doen aan de eerste de beste passant met flink
wat euro’s, dollars, peso’s of roebels op zak.

Veel clubs hebben geen ziel meer. Supporters
worden aan hun lot overgelaten. Hooguit juichen ze heel eventjes wanneer er
weer zo’n praatjesmaker gouden tijden belooft en wenen ze bittere tranen
wanneer de gladjanus een paar jaar later via de nooduitgang verdwijnt en de
club op apegapen ligt.

Lierse SK is vandaag helemaal afhankelijk van
Wadi Degla. Als de Egyptenaren de stekker eruit trekken, zal de club onvermijdelijk
opgedoekt worden. Als de Egyptenaren blijven, zal de identiteit van de club verder
in rook opgaan en zal er volgend seizoen voor halflege tribunes worden gespeeld
in de tweede klasse, ook wel bekend als het kerkhof van ons voetbal. Damned if you do, damned if you don’t,
noemen de Amerikanen zulke situatie. Een scenario zoals dat zich twaalf jaar
geleden afspeelde bij KV Mechelen, waar de supporters onder impuls van Mark
Uytterhoeven de club konden redden, komt helaas niet alle dagen voor.

Kameel
in de voetbalwoestijn

Een geelzwart gestreepte kameel trekt door de
voetbalwoestijn. Geen oase in zicht. Zo jammer voor K. Lierse SK. Zo jammer ook
voor het Belgische voetbal in zijn geheel. Wie wordt het nieuwe Lierse, het
volgende slachtoffer van grootheidswaanzin? Of wordt er eindelijk opgetreden
tegen de verwoestende doortocht van tafelspringers?

Welke vooruitzichten biedt de voetbalbond aan
onze jeugdspelers? Die van een mooie voetbaltoekomst die begint in eigen land,
zoals Anderlecht en Club Brugge al enkele jaren demonstreren? Of die van een
prille carrière die nog voor ze goed en wel kan starten in de kiem wordt
gesmoord omdat de eigenaar kiest voor een gelegaliseerde vorm van mensenhandel?
Het is ‘Nu of nooit’. Ook dat wist Walter Grootaers lang geleden al.



Rust zacht, Rik

Sport Posted on vr, februari 06, 2015 12:14:40

84. In de volksmond spreekt men dan van een
mooie leeftijd. Rik Coppens heeft langer geleefd dan de gemiddelde man, maar
hij heeft voor velen ook oneindig veel meer betekend dan de gemiddelde man.
Lees de hommages in de kranten en u weet wat ik bedoel. De Wereld Vandaag op Radio 1 spendeerde een vol uur aan het
overlijden van de allereerste Gouden Schoen uit de geschiedenis. In de
tv-journaals zat hij helemaal vooraan. Er werd over hem gepraat in Reyers Laat, er zat een compilatie van
zijn pittigste uitspraken in Terzake
en de documentaire Ik, Rik uit 1998
werd heruitgezonden op Canvas. Als Beerschotsupporter – grote Antwerpse mond,
maar intussen toch ook het besef dat het al meer dan vijfenzeventig jaar geen
grote club meer is – heb je geleerd om te relativeren, maar dat hoefde nu even
niet: de kleurrijkste speler uit de paarswitte historiek werd door iedereen op
gepaste wijze gehuldigd. Mooi. Een warme gloed van trots daalde over me heen.
Dát, en intense droefheid.

***

84. Ook mijn grootvader langs moeders kant
bereikte die – ach, laten we ’t verschrikkelijke adjectief maar gebruiken –
‘gezegende’ leeftijd. Hij overleed in de zomer van 1992, zodat hem bespaard
bleef dat zijn Beerschot, dat van het stamnummer 13, zeven jaar later definitief
zou verdwijnen. Bompa nam mij op mijn zevende voor het eerst mee naar den Beerschot en de magie van dat moment
koester ik bijna vijftig jaar later nog altijd. Die weg naar dat ontzagwekkende stadion! Die volle tribunes! Die mannen
in kostuum, zelfgerolde sigaret in een mondhoek, verwensingen over het
belabberde spelniveau kauwend, mijmerend over betere tijden! Verhalen over de
tijd van Coppens kreeg ik samen met de havermout op zaterdagochtend ingelepeld.
Ik smulde ervan, wou ze steeds opnieuw horen, ook al kon ik ze onderhand zelf
navertellen. Ik kon me zo de beelden voor mijn ogen toveren van Rik Coppens die
met de hiel scoorde tegen Antwerp, Rik Coppens die na een maandenlange
afwezigheid zijn wederoptreden maakte bij de reserven voor elfduizend
toeschouwers, Rik Coppens die tegenstanders treiterde en belachelijk maakte,
Rik Coppens die drie strafschoppen binnenschoot tegen Jean Nicolay van Standard
nadat hij hem telkens eerst had gewezen in welke hoek hij zou trappen, Rik
Coppens die een penalty met een hakje scoorde, Rik Coppens die een strafschop
in drie tijden verzon bij de Rode Duivels, Rik Coppens die in een
vriendschappelijke wedstrijd tegen het Santos van Pelè met een retro de
eerreddende treffer maakte (uitslag: 1-10). Dat Rik Coppens ook wel eens opdook
in de bekende uitgaanscafés van Antwerpen had ik dan weer van mijn moeder
vernomen. Rik was alomtegenwoordig in Antwerpen, hij was het übermanneke, een rebel without a cause in het tijdperk
van de rock ‘n’ roll, al hield ie zelf meer van jazz, Duke Ellington voorop. De
koning van het Kiel hield van de hertog van de jazz. Nu Rik Coppens dood is
voelt het een beetje alsof mijn eigen bompa ook voor de tweede keer is
gestorven. De tranen zijn ook voor hem.

***

84. Het was dertig december in dat
Orwelliaanse jaar en de stenen vroren uit de grond. Samen met enkele vrienden
had ik een bescheiden evenement opgezet om de hongerlijdende kindjes in de
Sahel een zakcent te bezorgen. Sahelp, ja, er was over nagedacht, maar niet al
te lang. Een voetbaltoernooi moest het worden, uiteraard in het Olympisch
Stadion, al was het maar om ooit zelf één keer de heilige grond te kunnen
betreden. Ons gelegenheidselftal nam het in de eerste wedstrijd op tegen de
veteranen van Beerschot. Ik had een tactiek bedacht waarop José Mourinho
vandaag jaloers zou zijn: 5-4-1, met twee libero’s. Onze voorstopper, Dirk
Vermeiren, die toen nog niet wist dat hij later Turkijecorrespondent zou
worden voor de openbare omroep, kreeg als opdracht om strikte mandekking toe te passen op Rik Coppens.
Dat irriteerde de ster van het Kiel mateloos. ‘Seg, waddis da joeng, mandekking
oep ne mens van vierenveftig, zedde nie beschomd?’ Ik denk dat hij tijdens die
match maximaal, en naar boven afgerond, tweehonderd meter heeft gelopen, de
verplaatsingen van en naar de kleedkamer inbegrepen. Maar hij zette wel met één
geniaal overstapje Jos Smolders op weg naar het enige doelpunt van de
wedstrijd. En ik had toch maar mooi tegen de grote Rik Coppens mogen spelen, al
heb ik niet veel meer gezien dan die fameuze kont.

***

Bijna drie decennia later werd ik woordvoerder
van Beerschot AC. De eerste thuiswedstrijd van het seizoen 2011-2012 gaf Rik
Coppens de aftrap, in de gietende regen. De man die jaren niet meer welkom was
op het Kiel – de toenmalige eigenaren hadden hem zijn vaste stek op de tribune
ontnomen, vandaag zijn die heren overigens de doodgravers van de club met
stamnummer 1 – werd door zevenduizend mensen in de armen gesloten. Rik was
terug, Beerschot was terug, of toch tenminste: het ‘gevoel’ Beerschot. Het
bestaat vandaag nog altijd, overleefde in KFCO Beerschot-Wilrijk na het tweede faillissement uit de clubgeschiedenis.

Een Nederlandse sportjournalist belde me in november
2011 omdat hij ontdekt had dat niet hun Johan Cruijff maar onze Rik Coppens de
bedenker was van de strafschop in drie tijden en dat wilden ze toch even
rechtzetten. Of we ‘meneer Coppens’ niet even wilden contacteren om een korte re-enactment te draaien bij wijze van Wiedergutmachung. Dat wilde ik wel doen,
maar vervolgens bleef ik minutenlang naar het telefoontoestel staren. Ik, de
grote Rik Coppens bellen? Er was meer dan vijf minuten sportieve moed voor
nodig om het nummer te vormen.

‘Meneer Coppens, ’t is hier Frank Van Laeken,
van den Beerschot.’

‘O ja, veur waddist?’

‘Er zijn Hollanders die graag die penalty in
drie tijden zouden willen laten naspelen om ook voor hun tv-kijkers duidelijk
te maken dat het geen origineel idee van Cruijff was.’

‘O ja, neeje, want ik was ierst hé, daddis
just.’

‘Zoudt ge dat willen doen, meneer Coppens?’

‘Goh, ja, misschien wel. Betoale die gaste
doarveur?’

‘Euh, ik zal het eens vragen, maar ik vrees
ervoor.’

‘Joa, ’t zen ‘Ollanders veur iet hé!’

Het is er niet van gekomen. Hij werd ziek, was
enkele weken bedlegerig en had achteraf geen zin meer in een gratis filmpje met
Nederlandse reporters. Maar hij bleef vriendelijk, was niet de astrante (dank
aan Carl Huybrechts om dit woord opnieuw te lanceren), barse, cynische
dwarsligger uit de Seefhoek, die hij werd wanneer de tv-camera begon te
draaien. Dan speelde hij een rolletje om zijn imago te kunnen behouden.

***

De koning is dood en er is niemand in zicht om
hem op te volgen. Het had symbolisch geweest dat hij op een vrijdag de
dertiende – de dertien van ‘zijn’ Beerschot – ten grave gedragen zou worden.
Het wordt nu zaterdag de veertiende. Valentijnsdag. Omdat iedereen op het Kiel
van hem is blijven houden, ook al kennen de meesten hem alleen maar van horen
zeggen, van de verhalen die hún grootvaders zijn blijven vertellen. In onze paars
verkleurde herinnering schudt de Elvis van het Olympisch Stadion nog één keer
uitdagend met de heupen, de kont lichtjes naar achteren overhellend, de beau monde bewust choquerend. Rust
zacht, Rik. En mede namens mijn bompa: dank je voor zoveel mooie momenten.



Haat zaaien heeft niets met Charlie te maken

Sport Posted on ma, januari 26, 2015 15:37:19

(Deze bijdrage verscheen eerder op deredactie.be)

Een spandoek met daarop de tekst ‘Red or dead’. Daarnaast
de afbeelding van een beul die het afgehakte hoofd van ‘verrader’ Steven Defour
in de linkerhand houdt. Meer had de voetbalklassieker Standard-Anderlecht
vandaag niet nodig om de sowieso al verhitte sfeer helemaal te doen ontaarden.
‘Schande’, riepen velen. ‘Charlie’, schreeuwden anderen. Dit heeft niets met de
vrijheid van meningsuiting te maken, vindt de auteur van dit stuk.

Flash-back naar vrijdag 18 augustus 2011. Halfweg de tweede helft van de
streekderby tussen Lierse en Beerschot AC vinden de meegereisde paarswitte
supporters er niet beter op dan ‘Kawashima Fukushima’ te roepen richting Eiji
Kawashima, de Japanse doelman van de thuisploeg. Er vliegen ook enkele
bierbekertjes op het terrein, waarop de scheidsrechter het spel stillegt. De
keeper is zeer ontdaan, de kernramp in Fukushima ligt op dat ogenblik pas vijf
maanden en een week achter hem.

Als woordvoerder van de Antwerpse club moet ik
de volgende dagen en weken de imagoschade helpen beperken, want door de
aanwezigheid van Japanse voetbaljournalisten op de tribune is het incident in
een mum tot het Verre Oosten doorgedrongen. Een diplomatiek relletje lijkt in
de maak, premier Leterme wordt zelfs tot de orde geroepen door de Japanse
ambassadeur in ons land.

Beerschot wordt vervolgd voor de ongepaste
spreekkoren, maar uiteindelijk niet veroordeeld. Dat heeft alles te maken met
de onhandige aanpak van het bondsparket en de onredelijke straf die het wil
opleggen: een thuiswedstrijd achter gesloten deuren spelen (financieel verlies
voor de club geschat op 75.000 euro) en een boete van 16.000 euro. De gewiekste
juridische raadgever van Beerschot AC voert aan dat er geen sprake is van
racisme, dat de thuisploeg ten allen tijde moet instaan voor de orde in het
stadion en dat de scheidsrechter in zijn verslag geen gewag heeft gemaakt van
kwetsende spreekkoren, enkel van het smijten van drankbekertjes.

Eerder had Beerschot – bekend om zijn vaak
ludieke, altijd scherpe, soms ook fatsoensgrenzen overschrijdende fans – al
eens een vervolging geriskeerd omdat de supporters ‘Kosovo Kosovo’ riepen naar
de Servische voetballer Milan Jovanovic. Ook toen volgde er vrijspraak in
beroep. Is het racistisch om een blanke voetballer te treiteren met de
onafhankelijkheid van een vroeger onderdeel van het verenigde Joegoslavië?
Gevoelige materie.

Nous
sommes tous Charlie

Flash-forward naar zondag 25 januari 2015. ‘Verrader’ Steven Defour, die afgelopen zomer
door Anderlecht werd overgenomen van FC Porto en die in het verleden voor
aartsvijand Standard had gespeeld, wordt getrakteerd op een tifo met daarop de
tekst ‘Red or dead’, daarnaast de afbeelding van een beul met in de ene hand
een zwaard en in de andere het afgehakte hoofd van een grienende Defour.

Laten we het over één ding eens zijn: dit is
wansmakelijk. Dit is provocatie in de overtreffende trap. Dit is nog een pak
erger dan de tifo’s die in het verleden werden gemaakt door diezelfde Ultra’s
van Standard. Is het ook meer dan dat?

De vraag is: is het strafbaar? Tweeënhalve
week na de terroristische aanslag op de redactielokalen van Charlie Hebdo ligt
de hele discussie gevoeliger dan ooit. Vrijheid van meningsuiting, weet u wel.
Alles moet kunnen: lachen met religie, politici, elke vorm van gezag, noem maar
op. #jesuischarlie. Nous sommes tous Charlie. Zelfs de vreselijkste
wereldleiders, die het uiten van een mening in eigen land met harde hand
bestrijden, stapten mee op in een betoging met meer dan een miljoen deelnemers
in Parijs. Een beetje hypocriet moet kunnen in mediagenieke tijden.

Net als in de twee gevallen met Beerschot en een
ander voorval met de supporters van Racing Genk die een ‘Les Wallons c’est du
caca’-spandoek toonden aan de Waalse bezoekers uit Bergen, is de vraag opnieuw of
de voetbalbond bij machte is om hier tegen op te treden. ‘Hier bestaat geen
reglement over maar bekijken wat we wel kunnen doen’, tweette Bob Madou, de
zakelijke baas van de Koninklijke Belgische Voetbalbond, vrij snel na de
feiten. Het wordt dus voer voor juristen.

Vrijheid
van meningsuiting?

Ik hoop dat de voorzitter van Standard, Roland
Duchâtelet, zich op zijn minst openlijk distantieert van zijn Ultra’s en dat
hij er liefst ook tegen optreedt. Die macht heeft hij, als baas van de club.
Als hij naar eigen welbelieven trainers kan ontslaan, spelers mag transfereren
voor een vuistvol euro’s of eisen dat de Belgische competitie wordt hervormd,
dan kan hij ook een signaal sturen naar de harde achterban. De daders
identificeren om een stadionverbod te kunnen opleggen zou aardig meegenomen
zijn, al zal ongetwijfeld de omertà gelden.

Ik hoop dat de Belgische voetbalbond een
clausule in haar eigen reglement vindt om Standard te vervolgen. Dit heeft
namelijk niets meer met vrijheid van meningsuiting te maken. Dit is aanzetten
tot haat en dat is in een vrije, open, maar toch ook door wetten en reglementen
begrensde samenleving strafbaar. Dit heeft ook niets te maken met Charlie Hebdo,
zoals deze namiddag in de verhitte discussies in de sociale media werd
aangegeven: de cartoonisten van dat Franse blad – drie weken geleden nog
obscuur en met een zeer kleine lezersschare, nu plots het chouchou-blad van
lieden die zich voor de rest weinig inspannen om vrije meningsuiting te
verdedigen – provoceerden, balanceerden voortdurend op de dunne scheidslijn
tussen humor en wansmaak, en als dat echt moest dan kon al wie zich beledigd
voelde proberen een beroep te doen op bestaande wetten om hen aan te vechten.
Zo hoort dat in een rechtsstaat. Ik kan me voorstellen dat anderhalf miljard
moslims de Mohammedcartoons allesbehalve kunnen appreciëren, maar in een
seculiere samenleving moet het mogelijk zijn religieuze symbolen op de korrel
te nemen. Dat is een vrijheid die wij hebben verworven.

Het
woord is aan het bondsparket

Vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt.
Het is het bewijs van verregaande beschaving, maar er zijn grenzen, en terecht.
Als ik mijn buurman zonder reden een dief noem, kan die mij vervolgen wegens
laster en eerroof. Als ik mijn andere buurman, die van Marokkaanse origine is,
een ‘makak’ noemen, kan die mij vervolgen wegens racisme. Als ik iets zou
publiceren dat de staatsveiligheid in het gedrang brengt, kan de overheid mij
vervolgen.

Die supporters van Standard zijn helemaal niet
‘Charlie’. Ze verwarren vrijheid van meningsuiting met de waanidee dat ze
zonder pardon haat mogen zaaien. De daders – de makers van de tifo – vervolgen
wordt zeer moeilijk. Er zal dus geen gewoon juridisch staartje aan deze
wansmaak komen. Het zij zo, laten we het dan toch maar houden op een hele brede
interpretatie van de vrije meningsuiting. Maar aangezien Standard de
organiserende club was van deze wedstrijd, moet het perfect mogelijk zijn om de
club voor een sportief rechtsorgaan te vervolgen.

Flash forward
naar wat komen gaat. Een fikse boete en een of
meerdere wedstrijden achter gesloten deuren moeten spelen, zou een gepaste
straf zijn voor een club als Standard, die al eerder flirtte met zulke strenge
en financieel verreikende straffen. Eerder dit seizoen werd ook de wedstrijd
tegen Zulte Waregem al onderbroken omdat er stoeltjes op het terrein werden
gegooid. Supportersgeweld is nooit ver weg op Sclessin.

Voorwaarde voor een serene en toch kordate
uitspraak is dat de rechtsorganen van de voetbalbond zich nu weer niet verslikken
in hun dadendrang en de hele zaak eerst rustig juridisch bestuderen, om dan met
goede en sluitende argumenten naar voor te komen.



Belofte van het Jaar

Sport Posted on do, januari 15, 2015 12:44:21

Neen, ik heb alweer niet gekeken. Ik kan
ongein op mijn gevorderde leeftijd maar in beperkte porties aan, de indigestie
loert al snel om de hoek. Ik gun VTM dat miljoen kijkers, ga me zelfs voor één
keer niet uitspreken over het seksistische gehalte van die Gouden Pump en
verwijs voor een grondige kritiek op de Gouden Schoen anno Nu naar het stuk dat
ik een jaar geleden op deze plek schreef onder de titel ‘Gouden Kapoen’. Lees
het, als u daar zin in heeft, en vervang de naam Thorgan Hazard door Dennis Praet
en mijn opinie blijft overeind staan. Ik ga het zelfs niet hebben over het
communautaire relletje dat stokebrand Stéphane Pauwels gisteravond wilde oprakelen door
schuimbekkend te tweeten dat het een Vlaams complot was en dat niemand minder
dan Silvio Proto – die uiteindelijk vijfde werd, als tweede doelman na Matthew
Ryan – die ultieme bekroning voor een voetballer in België verdiende.

Waar ik nu heel kort wel iets over wil
opmerken: Dennis Praet won de Gouden Schoen, maar eindigde, als twintigjarige,
slechts tweede in de categorie ‘Belofte van het Jaar’, achter zijn teamgenoot
Youri Tielemans. Belachelijk, vind ik dat. Derde is trouwens Hans Vanaken, die
ook derde werd voor de échte Schoen, ruim voor Tielemans. In een parallel
universum zouden Praet, Vanaken en Tielemans alle drie als beloften worden
aanzien en zou het dus logisch zijn dat ze ook in die volgorde zouden eindigen.
In een andere parallel universum zouden ze die neventrofee niet eens uitreiken,
omdat de Jupiler Pro League sowieso een competitie is geworden van jonge
beloften die snel naar het buitenland zullen verkassen en buitenlandse
subtoppers.

Praet speelt al drieënhalf seizoen mee bij
Anderlecht, de jongste twee jaar als vaste waarde. Ook Tielemans draait al
bijna anderhalf seizoen mee als basisspeler. Idem dito voor Vanaken bij
Lokeren. Het is niet omdat Tielemans ‘maar’ 17 is, dat hij daarom meer in
aanmerking komt voor ‘Belofte van het Jaar’, wanneer ook Praet en Vanaken in
die categorie thuishoren.

Van twee dingen één: ofwel voer je een andere
leeftijdsbarrière in voor die belofte, bijvoorbeeld maximaal 18, en dan kan ik
leven met Tielemans als winnaar. Ofwel maak je er ‘Internationale Belofte van
het Jaar’ van: de speler die volgens de kenners de grootste kans heeft om
internationaal door te breken. In dat geval zou het best kunnen dat Tielemans
meer potentie heeft om ooit in het shirt van een Europese topclub te spelen dan
Praet en Vanaken, ook al eindigen die nu nog vóór hem in dit referendum.

Er is nog een derde mogelijkheid: schaf die
trofee gewoon af en focus op die ene hoofdtrofee. Het mag dan door de
devaluatie van onze competitie een schoen met de waarde van bladgoud geworden
zijn, maar voetballers willen die echt wel winnen en het verhoogt ook hun
marktwaarde. Gun hen dan ook maximale aandacht, organisatoren.

Niet dat ik er volgend jaar door zal kijken,
dat nu ook weer niet. Ik heb in 2016 rond dit tijdstip ongetwijfeld interessantere dingen omhanden. Beschouw het als mijn belofte van het jaar.



Lachen met ons voetbal

Sport Posted on di, januari 13, 2015 10:50:11

Tranen gelachen, met de imitatie van Moussa
Dembele door Guga Baúl. Zonder woorden dit keer, dus geen perfecte nabootsing
van de manier van spreken van de Spurs-middenvelder. De motoriek, de eeuwige
draaibewegingen, de controle over de bal, het zat er allemaal in. Te zien in de
bijzonder aardige theatershow Sportstories
en dat zeg ik u niet alleen omdat ik daartoe een steentje heb mogen bijdragen.

***

Op mijn billen gekletst van het lachen, als
gevolg van het voorstel van de voetbalbond om vanaf volgend seizoen zes scheidsrechters
te gebruiken. Vier kenden we er al (de scheids, twee assistenten met vlag, één
persoon voor de administratie), nu komen er twee assistenten naast de doelen
bij, zoals dat Europees al gebruikelijk is. Want doellijntechnologie, dat is
veel te duur. Driehonderd duizend euro, plus onderhoudskosten, daar kan je
algauw een middelmatige buitenlandse subtopper een heel jaar mee betalen. Tja, prioriteiten
zeker? Nu krijgen we een systeem dat Europees ook al niet optimaal werkt. Hoe
meer verantwoordelijken, hoe minder verantwoordelijkheid wordt genomen. Dat is
een wetmatigheid die ook in het bedrijfsleven geldt.

Er bestaat trouwens een technologisch systeem
dat a) goedkoper is dan datgene dat nu door de FIFA en in de Premier League
wordt gebruikt en b) ook nog eens buitenspelsituaties analyseert. Twee in één,
wat belet de Pro League om dit op zijn minst even te bestuderen?

***

Een monkellachje op mijn gelaat getoverd, na
het lezen van het voorstel van Standard-voorzitter Roland Duchâtelet om het
aantal clubs in eerste klasse te beperken tot twaalf (nu zestien) en het aantal
profclubs tot vierentwintig (nu vierendertig). Eigenlijk is het een
gerecycleerd idee van Westerlo-voorzitter Herman Wijnants van een aantal jaren geleden: de competitie begint
met twee reeksen van twaalf, na de winterstop worden dat er drie van acht. Een voorstel
dat zeker een overweging waard is, al blijf ik eerder voorstander van een nóg
drastischer oplossing: een tijdelijk gesloten competitie waarin drie jaar lang
tien clubs aantreden, geografisch gespreid volgens een economisch model.

Of het er gaat komen? Ach, neen, natuurlijk.
Iedereen klaagt over te veel uitgaven en te weinig inkomsten, maar het inperken
van het aantal clubs zal alleen door de G5 (Anderlecht, Club Brugge, KRC Genk,
AA Gent en Standard) verdedigd worden en neem daar eventueel nog Lokeren bij en
wie weet zelfs Zulte Waregem. Maar clubs die door dat systeem lucratieve
thuiswedstrijden tegen de Belgische toppers dreigen mis te lopen, zullen nooit
toehappen. Die blijven liever sukkelen in het huidige systeem.

Overigens gebruikte Duchâtelet als argument
voor het nieuwe model dat vandaag te veel clubs in volle paniek hun trainer
ontslaan, omdat ze vrezen te zullen degraderen en zo tv-gelden kwijt te spelen.
Hij verwees naar de ploegen op de laatste vier plaatsen in de stand, die zonder
uitzondering en zonder pardon in de loop van dit seizoen hun trainer wandelen
stuurden.

***

Een cynische grijns vertoond, toen zondag de
trainer van Charlton Athletic uit de Engelse tweede klasse werd ontslagen. Niet
dat ik de sympathieke Bob Peeters het succes misgun, integendeel, maar de beslissing werd
genomen nadat Charlton – na een bijzonder goede start – in de jongste negen
duels 4 op 27 behaalde en nu nog ‘slechts’ acht punten boven de degradatiezone
staat. Beslisser met dienst was ene… Roland Duchâtelet, jawel, die van
hierboven die vindt dat trainers te snel het slachtoffer worden van slechte
prestaties en die naast Standard ook nog eens eigenaar is van een handvol
andere clubs in Europa. Consequentie is niet des voorzitters, zullen we maar
concluderen.



Gezocht: nieuwe helden voor in het veld

Sport Posted on za, januari 10, 2015 13:11:08

(Deze bijdrage verscheen eerder op deredactie.be)

Een wereldsport van De Panne tot Voeren: veldrijden is
big in Flanders en very small daarbuiten. Maar op de vooravond van het modderige BK in Erpe-Mere
blijkt de belangstelling voor deze telegenieke sport voor het eerst in jaren
ook bij ons terug te vallen. Daar vallen vijf goede redenen voor te bedenken.

Een professor van de KU Leuven heeft het
berekend, dus zal het wel waar zijn: de belangstelling voor het veldrijden is
op de terugweg. Er staat minder volk langs de omlopen en er kijken minder
mensen naar tv. ‘Het succes heeft ons al die tijd wat boven onze stand doen leven’,
zegt Sporza-commentator Michel Wuyts hieromtrent. Ik denk dat hij gelijk heeft.

1. Het
kon niet blijven duren

Natuurlijk heeft veldrijden jaren boven zijn
stand geleefd. Toen de VRT in 2001 besliste om het pakket wielrennen op
televisie gevoelig uit te breiden, zowel op de weg als in het veld, pikte de
sportliefhebber daar gretig op in. Die keek voortaan niet alleen meer naar de
grote klassiekers, maar ook naar Kuurne-Brussel-Kuurne, Gent-Wevelgem en de
Brabantse Pijl.

In Vlaanderen tellen maar twee sporten echt
mee: voetbal en wielrennen. Sjotten en
koers
. De tijdelijke tennishausse is voorbij na het verdwijnen van Kim
& Justine (de familienamen werden in hun hoogdagen nauwelijks
uitgesproken), andere sporters genieten alleen maar aandacht op
wereldkampioenschappen en tijdens de Olympische Spelen. Van het bezit van een
echte sportcultuur zal men ons niet snel kunnen verdenken.

Veldrijden heeft, in tegenstelling tot
bijvoorbeeld voetbal en wielrennen op de weg, enkele specifieke voordelen: er
wordt één uur lang gas gegeven, er is zelden een saai moment en de rivaliteit
spat van het scherm. Saaie wedstrijden bestaan er amper, want ook de door één
renner van begin tot einde gedomineerde koersen zijn speciaal, al was het maar
omdat we die erbovenuit stekende eenzaat zo graag bewonderen.

Sporza heeft jarenlang de toon gezet, niet
alleen door veel wedstrijden rechtstreeks uit te zenden, maar ook door dat
kwalitatief hoogstaand te doen. Met voldoende camera’s, uitstekend
geregisseerd, interessant ingeleid en deskundig van commentaar voorzien.
Veldrijden is een zeer telegenieke sport. Zet een marsmannetje die nog nooit
een veldrit gezien heeft voor de tv en hij zal geboeid blijven kijken. Het gaat
ontzettend goed vooruit. Alleen de renners slaan af en toe een modderfiguur,
letterlijk dan.

2.
Veldrijden is overroepen

Maar we moeten eerlijk blijven: het is
uiteindelijk máár veldrijden. Geen kwaad woord over de renners, trouwens. Een
uur lang tegen de maximale hartslag aanhikken, dat is beestenwerk. Atleten zijn
het. Veldrijders zijn topsporters, maar veldrijden is geen topsport. Isoleer
‘veldrijden’ van de sporttak wielrennen en zet het af tegen andere sporten. Stelt
weinig voor, echt waar. We kunnen dat massaal betreuren, maar het is nu eenmaal
zo.

Veldrijden is geen Olympische sport en zal dat
ook nooit worden. Daarvoor zijn er te weinig landen in geïnteresseerd. Je hoeft
niet eens zo ver te gaan om een realistisch beeld te kunnen ophangen van de
mondiale belangstelling voor het veldrijden: vraag over de taalgrens wie Wout
Van Aert is en zelfs een doorwinterde sportfanaat zal het antwoord schuldig
blijven. Als hij morgen in Erpe-Mere kampioen wordt en straks op het WK toch
nog meedoet bij de elite om er vervolgens de concurrentie op een hoopje te
rijden, bestaat er nog altijd een redelijke kans dat de Waalse sportjournalisten
hem niet bovenaan hun lijstje zetten bij de verkiezing van de Sportman van het
Jaar. Connais pas.

Sven Nys is een ware Vlaams-nationale held,
zonder de politieke connotatie overigens: een Brabander die zo ongeveer
letterlijk uit de Vlaamse klei werd getrokken, maar die buiten Nederland en
ondertussen ook in Wallonië nauwelijks een belletje doet rinkelen, tenzij dan
als mountainbiker.

Eigenlijk kan je veldrijden een beetje
vergelijken met korfbal, maar dan zonder de opwaaiende jurken en die
belachelijk hoog hangende korven. Het is elke keer opnieuw Vlaanderen-Holland,
met dat verschil dat in het veldrijden de Vlamingen heel vaak aan het langste
eind trekken. Op het WK Korfbal is Nederland altijd één en België twee. Toegegeven,
korfbal is nog marginaler omdat het nauwelijks media-aandacht genereert. Maar u
begrijpt wat ik bedoel: big in Flanders,
very small
daarbuiten.

Wat het imago van het veldrijden evenmin goed
deed is dat de wereldkampioen van 2014 alleen bij wijze van zondagse uitstap
één namiddag terugkeerde naar het veld om zonder noemenswaardige voorbereiding
de concurrentie op afstand te fietsen. Zdenek Stybar kwam eventjes terug, zag
even rond en overwon. Tja.

3. De
aandacht is te versnipperd

Tien jaar geleden was het simpel: alle
veldrituitzendingen zaten op Sporza, op dat ene jaarlijkse BK na, dat door een
vreemde overeenkomst met de wielerbond door VTM mocht worden uitgezonden.
Sindsdien zijn de Belgische kampioenschappen op de weg en in het veld weliswaar
teruggekeerd naar de sportredactie van de Reyerslaan, maar is er ook heel wat
veldactiviteit te zien op Vier. Alle Superprestige-crossen, negen stuks, en de
veldritten van Mol en Leuven worden door Vier uitgezonden.

Vier heeft zijn weg moeten zoeken, zoals
bekend hebben tv-kijkers een tijdje nodig om te beseffen dat hun favoriete
sport naar een andere zender is verhuisd. Bovendien spelen er bij een
commerciële zender andere wetmatigheden. Sponsors en adverteerders,
bijvoorbeeld, die meer gediend zijn met uitzendingen in de vooravond, bij kunstlicht,
dan in de namiddag. Dat legde de belangstelling van de Superprestige-manche in
Diegem geen windeieren, al viel die bij de recentste editie terug van meer dan
900.000 kijkers naar 740.000.

Wie weet is het verzadigingspunt intussen
bereikt. Oudere jongeren zullen zich nog herinneren dat het veldritseizoen decennialang
liep van half oktober tot half februari. Tegenwoordig wordt er al gecrosst
begin september en blijven de veldrijders actief tot het derde weekend van
februari. Te lang, te veel, te versnipperd.

4. Het
weer was te goed

Ach, mogelijk zijn al die hoogdravende
analyses goed voor de prullenmand als we in het seizoen 2015-2016 een natte
herfst en een ijskoude winter krijgen. Want ook dat is een eenvoudige wetmatigheid:
hoe slechter het weer, hoe meer kijkers. Het najaar van 2014 was uitzonderlijk
mild. In tegenstelling tot de terrasjesmensen en de dagjestoeristen aan de kust
worden de chefs sport van Sporza en Vier daar niet vrolijker van, geloof me.

5.
Sire, er zijn geen duels meer

De voornaamste reden waarom het veldrijden net
nu schijnbaar in een dipje zit, is wellicht nog een andere: het wegvallen van
heroïsche duels. Wij houden van onze helden: ofwel moeten die er met kop en
schouder bovenuit steken, er altijd voluit vol voor gaan en een indrukwekkende
erelijst kunnen voorleggen. Dan noemen we hem/hen liefkozend ‘kannibaal’. Ofwel
moeten die elke wedstrijd opnieuw in de clinch gaan met liefst één of twee,
hooguit drie of vier concurrenten. We houden van overzichtelijkheid.
Vetes, intriges en relletjes helpen ook om de belangstelling aan te wakkeren.
(We houden immers van burenruzies.)

In het verre verleden had je de tweestrijd De
Vlaeminck-Van Damme. Eric De Vlaeminck, zevenvoudig wereldkampioen, waarvan zes
keer op rij, botste in eigen land op Albert Van Damme en, och ja, er reden nog
wat buitenlandse concurrenten mee ook (Renato Longo en Rolf Wolfshohl met name).
Berten Van Damme, bijgenaamd ‘de leeuw van Laarne’, werd zes keer Belgisch
kampioen bij de profs, Eric De Vlaeminck slechts vier keer.

In de jaren tachtig had je de tweestrijd
Roland Liboton-Bert Vermeire. Liboton werd vier keer wereldkampioen in die
periode. Tussen 1980 en 1989 triomfeerde hij tien keer op een rij in het BK. De
arme Vermeire reed nooit in de Belgische driekleur rond, maar stond meestal wel
mee op het podium. Uit het buitenland kwam de tegenwind die dagen van Zweifel, Stamsnijder
en Thaler.

Tussen 1984 en 1998 hinkten de Belgen achterop
in ‘hun’ sport, op de wereldtitels van Danny De Bie (1989) en Paul Herygers (1994)
na dan. Maar tussen 1998 en begin 2014 was het elk seizoen feest. Mario De
Clercq en Erwin Vervecken waren de eerste opponenten van dat tijdperk, daarna was
er de sappige tweestrijd Nys-Wellens en de jongste jaren streed Sven Nys vooral
tegen Niels Albert. Ze reden van Vlaamse kermis naar kermis, af en toe geplaagd
door dronken toeschouwers die een vleugje hooliganisme in Vlaamse velden
introduceerden.

Het afhaken van Albert wegens
hartritmestoornissen na het vorige seizoen en de stevige en voorlopig
onverklaarbare vormdip van Nys van dit ogenblik hebben het veldrijden
figuurlijk onthoofd. De 20-jarige Wout Van Aert kan de nieuwe held worden, Nys
is stilaan aan zijn pensioen toe en Kevin Pauwels heeft een internationale
erelijst die ongeveer even stil is als de renner zelf. Lars Boom en Zdenek
Stybar kwamen een paar jaar de rangorde verstoren, waarna ze kozen voor een
lucratievere wegcarrière (op die ene zondag vorig seizoen na, toen Stybar zin
had om een nieuwe regenboogtrui te omgorden). Uit Nederland komen de grote beloften
Lars van der Haar en Mathieu van der Poel. Elke wedstrijd zijn er meer dan vijf
kandidaat-winnaars, dat is niet goed voor de overzichtelijkheid die we zo graag
koesteren.

De toekomst van het Belgische veldrijden heet
dus Van Aert, Van Aert en nog eens Van Aert, een even getalenteerde als
gemotiveerde generatiegenoot dient zich vooralsnog niet aan. Ofwel rijdt Wout
Van Aert de boel aan flarden en stapelt ie zege op zege, waardoor tv-kijkend en
sportminnend Vlaanderen zich weer probeert te vereenzelvigen met die ene
Superheld. Ofwel zal het veldrijden het ook de komende jaren met wat minder
moeten doen, in afwachting van nieuwe helden en rivalen.



« VorigeVolgende »