84. In de volksmond spreekt men dan van een
mooie leeftijd. Rik Coppens heeft langer geleefd dan de gemiddelde man, maar
hij heeft voor velen ook oneindig veel meer betekend dan de gemiddelde man.
Lees de hommages in de kranten en u weet wat ik bedoel. De Wereld Vandaag op Radio 1 spendeerde een vol uur aan het
overlijden van de allereerste Gouden Schoen uit de geschiedenis. In de
tv-journaals zat hij helemaal vooraan. Er werd over hem gepraat in Reyers Laat, er zat een compilatie van
zijn pittigste uitspraken in Terzake
en de documentaire Ik, Rik uit 1998
werd heruitgezonden op Canvas. Als Beerschotsupporter – grote Antwerpse mond,
maar intussen toch ook het besef dat het al meer dan vijfenzeventig jaar geen
grote club meer is – heb je geleerd om te relativeren, maar dat hoefde nu even
niet: de kleurrijkste speler uit de paarswitte historiek werd door iedereen op
gepaste wijze gehuldigd. Mooi. Een warme gloed van trots daalde over me heen.
Dát, en intense droefheid.

***

84. Ook mijn grootvader langs moeders kant
bereikte die – ach, laten we ’t verschrikkelijke adjectief maar gebruiken –
‘gezegende’ leeftijd. Hij overleed in de zomer van 1992, zodat hem bespaard
bleef dat zijn Beerschot, dat van het stamnummer 13, zeven jaar later definitief
zou verdwijnen. Bompa nam mij op mijn zevende voor het eerst mee naar den Beerschot en de magie van dat moment
koester ik bijna vijftig jaar later nog altijd. Die weg naar dat ontzagwekkende stadion! Die volle tribunes! Die mannen
in kostuum, zelfgerolde sigaret in een mondhoek, verwensingen over het
belabberde spelniveau kauwend, mijmerend over betere tijden! Verhalen over de
tijd van Coppens kreeg ik samen met de havermout op zaterdagochtend ingelepeld.
Ik smulde ervan, wou ze steeds opnieuw horen, ook al kon ik ze onderhand zelf
navertellen. Ik kon me zo de beelden voor mijn ogen toveren van Rik Coppens die
met de hiel scoorde tegen Antwerp, Rik Coppens die na een maandenlange
afwezigheid zijn wederoptreden maakte bij de reserven voor elfduizend
toeschouwers, Rik Coppens die tegenstanders treiterde en belachelijk maakte,
Rik Coppens die drie strafschoppen binnenschoot tegen Jean Nicolay van Standard
nadat hij hem telkens eerst had gewezen in welke hoek hij zou trappen, Rik
Coppens die een penalty met een hakje scoorde, Rik Coppens die een strafschop
in drie tijden verzon bij de Rode Duivels, Rik Coppens die in een
vriendschappelijke wedstrijd tegen het Santos van Pelè met een retro de
eerreddende treffer maakte (uitslag: 1-10). Dat Rik Coppens ook wel eens opdook
in de bekende uitgaanscafés van Antwerpen had ik dan weer van mijn moeder
vernomen. Rik was alomtegenwoordig in Antwerpen, hij was het übermanneke, een rebel without a cause in het tijdperk
van de rock ‘n’ roll, al hield ie zelf meer van jazz, Duke Ellington voorop. De
koning van het Kiel hield van de hertog van de jazz. Nu Rik Coppens dood is
voelt het een beetje alsof mijn eigen bompa ook voor de tweede keer is
gestorven. De tranen zijn ook voor hem.

***

84. Het was dertig december in dat
Orwelliaanse jaar en de stenen vroren uit de grond. Samen met enkele vrienden
had ik een bescheiden evenement opgezet om de hongerlijdende kindjes in de
Sahel een zakcent te bezorgen. Sahelp, ja, er was over nagedacht, maar niet al
te lang. Een voetbaltoernooi moest het worden, uiteraard in het Olympisch
Stadion, al was het maar om ooit zelf één keer de heilige grond te kunnen
betreden. Ons gelegenheidselftal nam het in de eerste wedstrijd op tegen de
veteranen van Beerschot. Ik had een tactiek bedacht waarop José Mourinho
vandaag jaloers zou zijn: 5-4-1, met twee libero’s. Onze voorstopper, Dirk
Vermeiren, die toen nog niet wist dat hij later Turkijecorrespondent zou
worden voor de openbare omroep, kreeg als opdracht om strikte mandekking toe te passen op Rik Coppens.
Dat irriteerde de ster van het Kiel mateloos. ‘Seg, waddis da joeng, mandekking
oep ne mens van vierenveftig, zedde nie beschomd?’ Ik denk dat hij tijdens die
match maximaal, en naar boven afgerond, tweehonderd meter heeft gelopen, de
verplaatsingen van en naar de kleedkamer inbegrepen. Maar hij zette wel met één
geniaal overstapje Jos Smolders op weg naar het enige doelpunt van de
wedstrijd. En ik had toch maar mooi tegen de grote Rik Coppens mogen spelen, al
heb ik niet veel meer gezien dan die fameuze kont.

***

Bijna drie decennia later werd ik woordvoerder
van Beerschot AC. De eerste thuiswedstrijd van het seizoen 2011-2012 gaf Rik
Coppens de aftrap, in de gietende regen. De man die jaren niet meer welkom was
op het Kiel – de toenmalige eigenaren hadden hem zijn vaste stek op de tribune
ontnomen, vandaag zijn die heren overigens de doodgravers van de club met
stamnummer 1 – werd door zevenduizend mensen in de armen gesloten. Rik was
terug, Beerschot was terug, of toch tenminste: het ‘gevoel’ Beerschot. Het
bestaat vandaag nog altijd, overleefde in KFCO Beerschot-Wilrijk na het tweede faillissement uit de clubgeschiedenis.

Een Nederlandse sportjournalist belde me in november
2011 omdat hij ontdekt had dat niet hun Johan Cruijff maar onze Rik Coppens de
bedenker was van de strafschop in drie tijden en dat wilden ze toch even
rechtzetten. Of we ‘meneer Coppens’ niet even wilden contacteren om een korte re-enactment te draaien bij wijze van Wiedergutmachung. Dat wilde ik wel doen,
maar vervolgens bleef ik minutenlang naar het telefoontoestel staren. Ik, de
grote Rik Coppens bellen? Er was meer dan vijf minuten sportieve moed voor
nodig om het nummer te vormen.

‘Meneer Coppens, ’t is hier Frank Van Laeken,
van den Beerschot.’

‘O ja, veur waddist?’

‘Er zijn Hollanders die graag die penalty in
drie tijden zouden willen laten naspelen om ook voor hun tv-kijkers duidelijk
te maken dat het geen origineel idee van Cruijff was.’

‘O ja, neeje, want ik was ierst hé, daddis
just.’

‘Zoudt ge dat willen doen, meneer Coppens?’

‘Goh, ja, misschien wel. Betoale die gaste
doarveur?’

‘Euh, ik zal het eens vragen, maar ik vrees
ervoor.’

‘Joa, ’t zen ‘Ollanders veur iet hé!’

Het is er niet van gekomen. Hij werd ziek, was
enkele weken bedlegerig en had achteraf geen zin meer in een gratis filmpje met
Nederlandse reporters. Maar hij bleef vriendelijk, was niet de astrante (dank
aan Carl Huybrechts om dit woord opnieuw te lanceren), barse, cynische
dwarsligger uit de Seefhoek, die hij werd wanneer de tv-camera begon te
draaien. Dan speelde hij een rolletje om zijn imago te kunnen behouden.

***

De koning is dood en er is niemand in zicht om
hem op te volgen. Het had symbolisch geweest dat hij op een vrijdag de
dertiende – de dertien van ‘zijn’ Beerschot – ten grave gedragen zou worden.
Het wordt nu zaterdag de veertiende. Valentijnsdag. Omdat iedereen op het Kiel
van hem is blijven houden, ook al kennen de meesten hem alleen maar van horen
zeggen, van de verhalen die hún grootvaders zijn blijven vertellen. In onze paars
verkleurde herinnering schudt de Elvis van het Olympisch Stadion nog één keer
uitdagend met de heupen, de kont lichtjes naar achteren overhellend, de beau monde bewust choquerend. Rust
zacht, Rik. En mede namens mijn bompa: dank je voor zoveel mooie momenten.