Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Een vicieuze Cercle

Sport Posted on do, april 30, 2015 08:37:33

(Deze bijdrage verscheen eerder op deredactie.be)

Cercle Brugge verloor zondagavond met 3-1 van Lierse.
Na de derde nederlaag in vier Play-off 3-wedstrijden is de vereniging
veroordeeld tot degradatie naar tweede klasse, tenzij het kleine Brugge alsnog
gelijk zou krijgen van het Belgisch Arbitragehof van de Sport met haar klacht
tegen het toekennen van een licentie aan concurrent Moeskroen-Péruwelz.
Mirakels blijven zich niet herhalen in het voetbal.

‘Hopelijk kunnen we snel de rug rechten en
bewijzen dat Cercle wel degelijk een plaats heeft in de hoogste regionen’,
lezen we op het einde van het wedstrijdverslag op de website van de groen-zwarte
club, die zich veel liever ‘vereniging’ laat noemen. ‘Ons Cerclehart bloedt, we
zitten even diep, maar we keren terug uit dit dal’, staat er nog.

Voor een objectief verslag van een wedstrijd
kun je niet terecht op een site van een voetbalclub. Dat hoeft ook niet. De
teksten zijn bestemd voor supporters en toevallige passanten, zelfs in de donkerste
dagen moet er optimisme en clubliefde van de webpagina’s spatten.

Je zal dus vandaag en de komende dagen niet op
die plek lezen dat dit de kroniek van een aangekondigd verval is, van een
vereniging die behalve door de buren en stadiongenoten van Club overal
liefdevol ‘Cercletje’ wordt genoemd. Het soort club waar weinigen iets tegen
hebben. Stamnummer 12, opgericht in 1899, drie landstitels (de laatste in 1930!),
twee keer de beker gewonnen. Als je een adjectief op Cercle moet kleven kom je
algauw bij ‘sympathiek’ uit. Klinkt goed, maar je koopt er niets mee.

Ploeg
van de stad versus Ploeg van Vlaanderen

Sinds het ontstaan van het profvoetbal in 1974
gaf Cercle in 34 van de 41 seizoenen present in de hoogste klasse van ons
voetbal. Dat is best opmerkelijk, omdat je geneigd zou zijn te denken dat het er
minder waren. Cercle behoorde al die tijd tot het onopvallende meubilair van
onze voetbalelite, als ging het om een stoel die om sentimentele redenen in de
woonkamer was blijven staan, maar waar niemand ooit durfde op te gaan zitten
omdat ie een beetje gammel oogde.

Soms kraaiden de fans van vreugde. In de
eerste helft van de jaren negentig trapte de, toen nog, Kroaat Josip Weber de
netten van de tegenstander aan flarden, drie jaar na elkaar werd hij
topschutter van de Belgische competitie. Ook andere smaakmakers kwamen toen uit
het buitenland afzakken, zoals de Zambiaan Bwalya Kalusha, de Kroaat Branko
Karačić of de Roemenen Dorinel Munteanu en Tibor Selymes. Mooi voetbal, mooie
tijden, al eindigde de vereniging ook toen al meestal ergens in de lagere
middenmoot.

Het beste naoorlogse resultaat van de
vereniging was de vierde plaats aan het eind van het seizoen 2007-2008, de
eerste jaargang dat de ambitieuze Glen De Boeck er trainer was. Tom De Sutter
en Stijn De Smet waren toen de sterkhouders in een fris van de lever
voetballend elftal. Zoals dat meestal gaat in het moderne voetbal verhuisden de
betere spelers echter onmiddellijk naar lucratievere oorden.

Opboksen tegen een grote club uit dezelfde
stad die dan ook nog eens de andere helft van het stadion heeft ingepalmd, het
moet bijzonder lastig zijn. Cercle mag zichzelf dan wel graag de ploeg van de
stad Brugge noemen, Club rekruteert fans over heel Vlaanderen. Club speelt dit
seizoen voor gemiddeld 25.300 toeschouwers, Cercle moest het met 7.677 stellen.
Club heeft een jaarbudget van 30 miljoen euro, bij Cercle is dat 7 miljoen.
Zelfs in het ‘boerenjaar’ 2007-2008 kwam groen-zwart ternauwernood boven de
tienduizend toeschouwers per thuiswedstrijd uit. De fanbasis zal altijd beperkt
blijven.

Zelfs
Houdini ontsnapte niet altijd op tijd

Vijf West-Vlaamse clubs begonnen het seizoen
2014-2015 in de eerste klasse (Club Brugge, KV Kortrijk, Zulte Waregem, KV
Oostende en Cercle). Dat is te veel. Minstens drie te veel, om precies te zijn.
Dan weet je dat het als kleine club overleven wordt, hopen op sportieve mirakels,
duimen dat het financiële debacle weer een jaar wordt uitgesteld of dat er
opeens een mecenas opduikt, zoals KV Oostende anderhalf jaar geleden mocht
beleven met de komst van Marc Coucke.

Twee seizoenen terug al leek Cercle een vogel
voor de kat. Het eindigde op ruime afstand laatste, maar wist zich te herpakken
in Play-off 3, klopte daarin het bijna failliete Beerschot AC en slaagde er
vervolgens ook in de eindronde met de tweedeklassers winnend af te sluiten en
zich zo te verzekeren van een verlengd verblijf in eerste klasse. Daarna was er
een rustige jaargang, goed voor een elfde plaats na de reguliere competitie,
waarop dan het huidige noodlottige seizoen volgde. Zelfs Houdini slaagde er
niet altijd in om net op tijd te ontsnappen, moet je maar denken.

Zoals dat meestal gaat in ons door
paniekzaaiers en korte-termijndenkers gedomineerde voetbalbestel was het bij
Cercle een komen en gaan van trainers. Na de drie uitstekende De Boeck-jaren
was ook het eerste jaar onder Bob Peeters nog meer dan behoorlijk. Maar tussen
27 oktober 2012, de dag dat Peeters omwille van de tegenvallende resultaten ontslagen
werd, en nu, een periode van amper tweeënhalf jaar, namen er vier hoofdtrainers
plaats in de dug-out. Dat getuigt van weinig continuïteit. Een blik op wereldwijde
statistieken leert trouwens dat trainerswissels veel eerder niet dan wel voor
een kentering zorgen.

Ook de terugkeer van Frans Schotte als
voorzitter leverde niet de nodige stabiliteit op. Schotte, CEO van Standaard
Boekhandel en voorzitter van de Gezinsbond, bestuurde de vereniging van 2002
tot 2011 tien jaar lang met rustige vastheid, maar kon dit keer geen ommekeer
verwezenlijken. Daarvoor ontbrak de tijd, de kwaliteit in de spelerskern en de
rust in de bestuurskamer.

De
toekomst oogt meer zwart dan groen

Cercle heeft het Belgisch Arbitragehof voor de
Sport, BAS, ingeschakeld om de licentie van Moeskroen-Péruwelz aan te vechten.
Volgens het Cercle-bestuur is Moeskroen met een budget van drie miljoen euro
niet in staat om professioneel voetbal te waarborgen op eerste klasse-niveau en
daar zou het wel eens gelijk in kunnen hebben. De Licentiecommissie is in het
verleden wel vaker veel te tolerant geweest voor clubs die op de rand van de
afgrond stonden. Je kan dat onsportief noemen van Cercle, maar in de strijd om
te overleven worden zelden schoonheidsprijzen uitgedeeld.

Bij Cercle beseffen ze zeer goed dat sportieve
degradatie desastreus is. Tweede klasse staat bekend als het vagevuur van ons
voetbal. Professioneel voetbal is er bijna onmogelijk geworden. Het laatste
seizoen dat Cercle op dat niveau speelde, inmiddels twaalf jaar geleden, werd
het kampioen voor gemiddeld 2.506 toeschouwers, dat zijn er vijfduizend minder
dan vandaag. Als de hervorming van ons voetbal over een jaar wordt doorgevoerd
zal er ook nog maar één club uit tweede klasse kunnen promoveren, de plaatsen
in de Jupiler Pro League zijn dus duur te noemen. Wellicht onbetaalbaar zelfs,
voor een club als Cercle. Op dit ogenblik wegvallen bij de elite staat bijna
gelijk aan definitief veroordeeld worden tot amateurvoetbal.

Als de klacht tegen Moeskroen-Péruwelz niets
oplevert, ziet het ernaar uit dat de 116 jaar oude ‘sympathieke vereniging’
zeer moeilijke tijden tegemoet gaat, tijden die eerder zwart dan groen zullen
kleuren. Het zou wel eens, om het met een goedkope woordspeling uit te drukken,
een vicieuze Cercle kunnen worden.



Spoorwegovergang

Sport Posted on ma, april 13, 2015 11:06:18

Zaterdag: Hans Vandeweghe schrijft in De Morgen een vlammende column over
onveiligheid tijdens wielerwedstrijden. Renners vallen tegenwoordig bij bosjes
en lopen daarbij ernstige, carrière- en zelfs levensbedreigende blessures op, dat risico is nu veel groter dan pakweg tien jaar geleden. Organisatoren en wielerbobo’s moet
dringend een halt worden toegeroepen, is de teneur. Ik ben helemaal mee. De
moderne koers is te veel brood en spelen geworden. Door de sponsorbelangen komen
er veel te veel ploegen en renners aan de start, dat kan niet blijven goed
gaan. Dat gaat ook al een hele tijd niet meer goed. De Formule 1 is vandaag de
dag stukken veiliger dan een doordeweekse Scheldeprijs. Dat is goed voor de F1,
slecht voor het wielrennen.

Zondag: een half peloton negeert een rood
licht en rijdt een spoorwegovergang over, ook al is er een tgv in aantocht. Ze
blijven dat doen als de slagbomen naar beneden komen, eentje geeft zo’n houten
obstakel zelfs een soort kopstoot (of moet ik dat omgekeerd interpreteren?).
Acht seconden nadat de laatste renner veilig en wel is doorgereden dendert een
hogesnelheidstrein voorbij. Het incident wordt minutenlang bediscussieerd op
radio, tv en de sociale media. Infrabel stuurt niet zo lang daarna een droge
mededeling rond dat er vorig jaar in België elf dodelijke slachtoffers vielen bij
ongevallen op een spoorwegovergang. John Degenkolb wint Parijs-Roubaix. Ik ben
niet helemaal mee. Ik ga ervan uit dat de man die als eerste over de eindstreep
reed in het groepje zat dat iets illegaals deed, iets wat indruiste tegen het
koersreglement, iets wat hem normaal gezien op uitsluiting zou te staan komen. Niemand lijkt er verder nog wakker van te liggen. De koers is gereden, de winnaar bekroond, de verliezers getroost.

Maandag: in de wekelijkse column van Hans
Vandeweghe op de site van De Morgen
wordt met geen woord gerept over het incident. Het gaat wel over Degenkolb,
over het falen van de Belgen en over kasseien, maar niet over keikoppen die
zich ongenaakbaar wanen en onverantwoorde risico’s nemen met een air van ‘Wie
kan er ons wat maken!?’. Ik ben helemaal niet meer mee nu. Eergisteren was de
veiligheid van de renners nog cruciaal, vandaag niet meer? Of geldt dat alleen
als waarschuwing richting organisatoren en niet voor de coureurs zelf en mogen die zich alles permitteren?

We zijn 2015. De moderne communicatiemiddelen
zijn, euh, modern en laten ons toe snel in te spelen op veranderende situaties.
Als er ergens op een spoorlijn een trein komt aanrijden, weten we dat minuten
vooraf tot op de seconde precies. Je kan er je horloge op gelijk zetten. Het is
dus perfect mogelijk om het peloton een kilometer voor die spoorwegovergang te
verplichten af te remmen en halt te houden. Het is even perfect mogelijk om de
kopgroep op hetzelfde ogenblik tot stilstand te brengen. En het is al even
perfect mogelijk om na het veilig passeren van die trein zowel de kopgroep als
het peloton opnieuw te laten aanzetten. Dan zou er niets gebeurd zijn. Of toch: iedereen zou het goede voorbeeld gegeven hebben. Ik weet het, dat is saai, maar wel maatschappelijk verantwoord, want als vijftig renners de veiligheidsnormen negeren zijn er altijd minstens even veel copycats die dat ook willen doen.

Op 12 april 2015 staan twee agenten de
burgerlijke ongehoorzaamheid van een wielerpeloton te bekijken als waren het
koeien die naar een – waarom niet? – voorbijrijdende trein staan te staren. ‘O
kijk eens, mannen in veelkleurige outfits en korte broek op twee wielen. Tof hé!’.
Op 12 april 2015 slaagt een wedstrijdjury er niet in om de ‘daders’ te
identificeren en in de loop van de wedstrijd uit koers te halen. Op 12 april
2015 haalt John Degenkolb alle headlines als Renner van het Voorjaar. Niemand
staat er bij stil of hij bij de waaghalzen zat. Hij mag poseren met een kassei.
Held onder de Helden.

Brood en Spelen, het blijft een onzalig motto.
Wanneer is de volgende koers?



Heel ‘old’ maar al een tijdje niet meer zo ‘great’

Sport Posted on do, april 09, 2015 17:19:16

(Deze bijdrage verscheen eerder op deredactie.be)

Royal Antwerp Football Club krijgt geen licentie voor
de tweede klasse. Degradatie naar derde klasse is het gevolg, tenzij het
Belgisch Arbitragehof voor de Sport daar anders over zou oordelen. Maar het kan
nog erger mocht zeer binnenkort het faillissement worden uitgesproken over de
oudste club van het land, bijgenaamd ’the great old’. Aan de andere kant van de
stad wordt er meewarig om gelachen. Beerschot-mannen weten waarom: zij maakten
dit al een paar keer mee in het recente verleden.

Diepe treurnis bij de oudste club van het
land. Stamnummer 1, opgericht in 1880, 135 jaar oud, dat klinkt ontzettend mooi
op een Wikipedia-pagina, maar je koopt er letterlijk niets mee wanneer je een
rode kaart krijgt van de Licentiecommissie. Eerst moest de club aan bijkomende
voorwaarden voldoen om een licentie voor het seizoen 2015-2016 in de tweede
klasse te kunnen krijgen, nu blijkt dat dit niet gelukt is. Er rest de ‘Great
Old’ nog één mogelijkheid: in beroep gaan bij het BAS, het Belgisch
Arbitragehof voor de Sport, dat op heel korte termijn uitspraken doet.

O ironie van het lot, stel dat Antwerp ook via
het BAS geen licentie verwerft, dan wordt dit najaar voor het eerst in elf jaar
een ‘grote’ Antwerpse derby betwist, want aartsrivaal Beerschot-Wilrijk slaagde
erin om in twee jaar tijd van eerste provinciale naar derde klasse te
promoveren. Op dat niveau bevinden de bewoners van de Bosuil en het Olympisch
Stadion zich over een paar maanden.

Tenminste, áls Antwerp niet failliet gaat,
want dan tekent zich een ander scenario af: helemaal verdwijnen, herstart in
vierde provinciale, fuseren (en het stamnummer opofferen) of het
Beerschot-Wilrijk-scenario, met name de clubnaam laten overleven dank zij een
lager geklasseerde adoptieclub uit het Antwerpse. Overname van een ander
stamnummer lijkt geen optie, want daarvoor heb je geld nodig en dat heeft een
club die volgens uiteenlopende berichten een schuldenlast van 15 tot 20 miljoen
euro – waarvan meer dan drie miljoen euro op korte termijn – torst, niet.

Hoe dan ook, het project van de West-Vlaamse
ondernemer Patrick Decuyper – de man die eerder Zulte-Waregem leidde en die
twee jaar geleden bij het Antwerpse stadsbestuur kwam leuren met het stamnummer
van die club – gaat niet door, de beloofde miljoenen komen er niet. Voorwaarde
was immers dat de club haar licentie zou verwerven.

Loze
beloften en Monopolygeld

Aan de andere kant van ’t stad zal gejuicht worden. Zo gaat dat in supporterskringen. Ook
al omdat de rood-witte aanhang in het niet zo verre verleden uitbundig deed
toen eerst het oude Beerschot van stamnummer 13 verdween, in 1999, en na het
fusiegedrocht Germinal Beerschot ook het hernieuwde Beerschot AC overkop ging,
in 2013. Fans met een paars-witte sjaal om de nek zullen ook niet vergeten zijn
dat Antwerp-fans drie jaar geleden – dertien (!) jaar na het debacle van het
oorspronkelijke Beerschot – een begrafenismars voor de Kielse club hielden.

Die wederzijdse pesterijen horen erbij. Wat
die van Antwerp een paar jaar geleden niet beseften, was dat hun club het
financieel niet breder had dan de rivaal, alleen slaagden de bestuurders er
altijd op een of andere manier in om de schulden net op tijd tijdelijk te
bevriezen. Wat die van Beerschot-Wilrijk vandaag moeten beseffen, is dat die
typisch Antwerpse mengeling van grootheidswaanzin en geldverkwisting ook hen weer
kan overkomen, want de kans is groot dat er door het succes van de voorbije
twee jaar – met bij thuiswedstrijden gemiddeld meer dan zesduizend toeschouwers
op de kolkende tribunes – nieuwe praatjesmakers opduiken, die zich met loze
beloften en Monopolygeld een plaats in het bestuur veroveren.

Er zullen de komende dagen weer stemmen opgaan
om te fuseren en één grote club op te richten, ‘groot’ in derde klasse dan. Die
pleitbezorgers gingen er tot nog toe altijd van uit dat je van twee slecht
geleide clubs één goed geleide club kunt maken, alsof wanbeleid door
schaalvergroting automatisch zou verdwijnen. Daar komt nog bij dat Antwerp en
Beerschot een veel rijkere traditie hebben dan pakweg Waterschei en Winterslag,
toen die een kwarteeuw geleden opgingen in KRC Genk. Elf titels (vier voor
Antwerp, zeven voor het Beerschot van tussen de twee wereldoorlogen), tegenover
nul voor de twee Limburgse clubs van weleer, dat zegt genoeg. Bovendien is het
Schelde-water echt wel heel diep tussen rood-wit en paars-wit, dat maak je niet
goed door achter één project aan te lopen. Tenslotte: momenteel wordt
Beerschot-Wilrijk wel voorbeeldig bestuurd, daar zit men echt niet te wachten
op een aanbod uit Deurne.

Eendracht maakt macht, maar die eendracht hoef
je niet direct te verwachten in de ook op voetbalvlak gepolariseerde metropool.

Schimmige
figuren

Als Antwerp vandaag met één been over de rand
van de afgrond staat en Beerschot in het verleden pardoes naar beneden
tuimelde, heeft dat alles te maken met slecht bestuur. Jarenlang boven je stand
leven heeft gevolgen. Jarenlang de inkomsten systematisch hoger budgetteren dan
de uitgaven, terwijl de harde realiteit seizoen na seizoen het tegendeel
aantoont, veroorzaakt een bodemloze put. Jarenlang weigeren de tering naar de
nering zetten, leidt tot menselijke en sportieve drama’s.

Het Antwerpse voetbal is al vele decennia een
speeltuin voor luidruchtige tafelspringers. Antwerp werd 42 jaar lang, van 1969
tot 2011, geleid door de autocratische Eddy Wauters, ex-speler, topman bij de
Kredietbank (nu KBC), die er mits het nodige wheelen en dealen in
slaagde te overleven. Dat de financiële put nu zo diep is, moet hij ooit toch
maar eens verklaren, want die is vooral in zijn periode als voorzitter
gegraven. Ondertussen passeerden er allerlei schimmige figuren de revue.
Herinner u Maurits De Prins van de beurszeepbel Superclub, eind jaren tachtig.
Of Albert Pans, een oplichter die met geld dat hij van rijke Amerikanen had
afgetroggeld een machtspositie binnen de club wilde verwerven, tot hij werd
gearresteerd. Twee jaar geleden daagde er dan weer ene Filip De Graeve op, die
zogezegd een investeringsholding leidde, maar zich in de praktijk vooral
onledig hield met vrouwenhandel. Hij werd veroordeeld tot één jaar cel en
verloor voor vijf jaar zijn burgerrechten. De samenwerking werd afgeblazen, of
wat dacht u?

Ook bij Beerschot wilden enkele duistere types
zich profileren. Zo dook in 1991, in volle crisis, ene Guy Ivens op, een
Fransman die tijdens een druk bijgewoonde persconferentie werd binnengereden in
een rolstoel, gehuld in een kamerjas en met een arm in het gips. VRT-journalist
Ivan Sonck kwam er toen achter dat die Ivens een ordinaire oplichter was, die
zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrifte en bedrieglijke bankbreuk.
Recenter nog was er de Leuvense fantast Patrick Vanoppen, die met veel aplomb aankondigde
dat het nouveau Beerschot était arrivé
en die er in tweeënhalf bewogen jaren in slaagde om de boel om zeep te helpen.
Dat berenpak stond hem niet echt.

Waar
blijven de grote sponsors?

Als er één stad in dit land het potentieel
heeft om twee clubs te hebben in de hoogste klasse van ons voetbal, dan is het
Antwerpen. In de jaren zeventig telde de stad zelfs drie eersteklassers, want
ook Berchem Sport had zich toen bij de nationale voetbalelite gevestigd.

Een stad met een wereldhaven die tot de Top 5 van
Europa behoort, met talloze belangrijke internationals die er ontstonden of er
zich gevestigd hebben, daarvan verwacht je dat de sponsors staan te dringen om
zich aan een club te verbinden. Niet, dus. De uitleg die historisch altijd gegeven
werd, is dat bedrijven zich niet willen associëren met één club, omdat hen dat
klanten zou doen verliezen onder de supporters van de andere ‘grote’ club.

In de jaren zeventig is er een korte periode geweest
dat Bell Telephone de drie clubs (Antwerp, Beerschot, Berchem) sponsorde.
Vandaag een grote vis vangen als hoofdsponsor, dat lukt maar niet. Integendeel
zelfs. De clubs worden wel volop benaderd, maar dan door de reeds genoemde schimmige
zakenlui die alleen maar geïnteresseerd zijn in patrimonium en prestige. Meer
nog: het zou zomaar kunnen dat de zoektocht naar lucratieve sponsordeals wordt
afgeremd omdát de clubs telkens opnieuw in zee (in dit geval: de Schelde) gaan
met onbetrouwbare figuren. Ietwat gerenommeerd bedrijf ziet zich liever niet geassocieerd
worden met halve of hele criminelen of leeghoofdige ruziestokers.

Supporters aan de
macht!

Het is zo’n zonde dat het maar niet lukt in Antwerpen.
Het is vooral erg voor de trouwe supporters, want zowel Antwerp als
Beerschot(-Wilrijk) hebben een potentieel waarop driekwart van de clubs uit de
Jupiler Pro League stikjaloers zijn. Ondanks een kwakkelseizoen telt Antwerp in
tweede klasse gemiddeld meer toeschouwers dan toekomstig kampioen STVV.
Beerschot-Wilrijk speelde de topper tegen Esperanza Pelt voor 11.500 fans,
ongezien in de lagere regionen van ons voetbal. Als je de harde, trouwe kern
aanvult met de successupporters – nog zo’n typisch Antwerps fenomeen – draai je
jaarlijks een mooie omzet.

Maar telkens weer krijgen die honds- of rattrouwe
supporters (Beerschotfans noemen Antwerpfans ‘honden’, omgekeerd geldt ‘ratten’
als scheldnaam) een dolksteek door het hart. Ook in het nu begraven project van
Patrick Decuyper hadden de rood-witte aanhangers, verzameld in Act As One, niet
mogen participeren. Bij Beerschot-Wilrijk wordt nu voorzichtig een opening
gecreëerd om supporters wel bij het beleid te betrekken.

Hoe wispelturig ze zich soms ook gedragen: supporters
zouden beide clubs niet slechter geleid hebben dan de mannen met de dikke
sigaren en het glas cognac in de hand, die het vele jaren hebben mogen doen en
alleen maar ongeziene onbekwaamheid hebben geëtaleerd.



Macadamia

Sport Posted on di, maart 31, 2015 10:03:26

Neen, dat was niet subtiel van mij, een foto
van mijn linkerhandpalm met daarin een macadamianoot en het bijschrift
‘Gevonden: het tactisch brein van onze bondscoach’. Succes gegarandeerd in de
sociale media, want zo gaat dat: voor open doel kan je daar niet missen. Ik
verontschuldig me hierbij dan ook aan alle macadamianoten van deze wereld. (Ach
ja, ook een beetje bij Marc Wilmots, omwille van dat makkelijke scoren van me.)

Ik loop echt niet hoog op met de tactische
capaciteiten van onze bondscoach, dat wist de trouwe lezer al, en ik schrijf
die ‘onze’ ook alleen maar omdat het ‘onze’ jongens zijn die ‘onze’ nationale
voetbaleer verdedigen. Op Twitter kreeg ik zaterdag dadelijk weerwerk. Of ik
het zelf beter zou doen dan die Wilmots? Waarop ik in een onbewaakt ogenblik,
nochtans zo nuchter als wat, ‘Ja’ antwoordde. Iemand anders merkte op dat een
bondscoach geen tactisch inzicht moet hebben: hij moet alleen maar motiveren.
Euh, niet akkoord, een kleine verwijzing naar Van Gaal en Hiddink bij onze
noorderburen mag daarvoor volstaan.

Kort na het WK schreef ik al dat Wilmots een
goede bondscoach zou kunnen zijn, op voorwaarde dat hij zich niet liet omringen
door jaknikkers: als mentor en motivator zou hij uitstekend werk kunnen
verrichten naast een tactisch beslagen T2, als hij tenminste met diens
raadgevingen rekening zou houden. Sinds Brazilië is het tegenovergestelde
gebeurd: elk dissident geluid werd gesmoord, topmedewerkers werden ontslagen
omdat ze een lichtelijk andere visie hadden dan de autoritaire bondscoach. Het
zal niet de brave Vital Borkelmans zijn die Wilmots kan en durft bijsturen. En
dus werd er na de uitschakeling door Argentinië op de kwartfinales maar wat
aangemodderd. Vijf op negen was écht te weinig in die drie openingsmatchen van
de EK-kwalificatieronde.

Na de gewonnen wedstrijd tegen Andorra (6-0)
van 10 oktober tweette ik dit: ‘Nainggolan zorgt voor meer tempo dan Witsel op
de 6-positie. Witsel rijtje naar voor schuiven? #beland’. Zaterdag hield de
bondscoach – die zoals bekend mijn tweets ter harte neemt – rekening met die
opmerking, met alle positieve gevolgen van dien. In de eerste helft werd er
uitstekend gespeeld: hoog tempo, snelle balcirculatie, vleugelverdedigers die
ver mee oprukten, Hazard en De Bruyne die veel vrijheid genoten om naar binnen
te knijpen of van positie te wisselen. Toegegeven, het was tegen een zwakkere
tegenstander die dan ook nog eens met een veredeld B-team moest opdraven, maar
toch: het was goed en dat mag zeker gezegd worden! De tweede helft was al een
pak minder, al werd er nog drie keer gescoord.

Twee vragen: 1) waarom was Nainggolan, die al
jaren flink meedraait in de Serie A, niet geselecteerd voor het WK?, en 2)
waarom zag Wilmots niet eerder het licht?

Tactisch is het namelijk eenvoudig. Nainggolan
is een aanjager die de bal snel afspeelt en meestal nog in voorwaartse
richting. Op de 6-positie is Witsel eerder de man die lateraal speelt, in
plaats van verticaal. Gevolg van een snellere circulatie is dat de bal sneller
tot bij Hazard of De Bruyne geraakt, zodat die verder van doel in balbezit
komen en meer ruimte krijgen, gezicht naar doel gericht. Als Eden Hazard op de
tegenstander kan afstormen, is hij quasi onstuitbaar. Als hij de bal met de rug
naar doel krijgt, tegenstander vlakbij, is dat een pak minder. Zo werd de beste
Belgische voetballer van het moment tot nog toe altijd aangespeeld in het
Wilmots-systeem – of beter: het gebrek aan systeem – en kwam hij niet tot zijn
recht. Niet zijn fout, maar dat van de coach, u weet wel, die man die niet
gelooft in trainen op stilstaande ballen, ook al wordt ongeveer de helft van
alle grote wedstrijden al vele decennia op dat soort details beslist.

Als bovendien Vertonghen en Alderweireld
geregeld over Hazard en de rechterspits heen gaan, zorg je ook voor een overtal,
wat zeker tegen zwakkere tegenstanders voortdurend voor dreiging zorgt. Simpel
spelletje toch, dat voetbal! Alleen duurde het heel lang voor de technische
staf van de Rode Duivels dat doorhad en hoop ik dat wat afgelopen zaterdag
gebeurde geen toeval was.

Ik schreef daarnet ‘rechterspits’ omdat ik De
Bruyne daar niet zou neerpoten in een wedstrijd waarin je zelf het spel moet
maken. Laat die dan maar centraal zijn ding doen, wat dan wel zou betekenen dat
Fellaini of Witsel moeten geofferd worden. (In de huidige vorm zou dat Witsel
moeten zijn.) Zet dan op rechts Mertens of Ferreira-Carrasco, actiemakers zoals
Hazard op links en lastige spelers om tegen te verdedigen. Zo speel je een
opponent murw, niet door braafjes de bal rond te tikken en 70 procent balbezit
te claimen in een slaapverwekkend tempo.

In een uitwedstrijd, zoals vanavond in Israël,
kun je wel De Bruyne en Hazard op de flanken zetten, omdat je dan balvaste
spelers met veel spelinzicht aan de buitenkant hebt, waardoor de
vleugelverdedigers van de tegenstander minder zullen durven aanvallen, ook dat
is meegenomen. Je kunt zelfs perfect Witsel en Nainggolan opnieuw van plaats
wisselen, omdat je nu een vooruitgeschoven aanjager nodig hebt (snel de bal
veroveren, tegenstander niet laten opbouwen) en de verdedigende middenvelder op
moeilijke momenten even de bal kan bijhouden en het spel vertragen.

Het is waar, de bondscoach moet deze
getalenteerde generatie Rode Duivels vooral niet leren voetballen. Maar hij
moet wel op momenten dat het moeilijk gaat met tactische vondsten het verschil
maken. Niet door vleugelaanvaller X door vleugelaanvaller Y te vervangen, maar
door het spelconcept om te gooien. Durf al eens een extra spits in te brengen
voor een middenvelder, bijvoorbeeld. Of speel directer als het combinerend niet
lukt. Dat lijkt me een fijne volgende opdracht voor Marc Wilmots, benieuwd of
hij dat straks in Israël al zal mogen bewijzen. Hij hoeft niet te vrezen voor
een nieuwe compromitterende foto, de macadamianoten zijn op.

Bij deze, Marc, en zoals afgesproken het
elftal voor vanavond: Courtois; Alderweireld, Kompany, Lombaerts, Vertonghen;
Witsel, Fellaini, Nainggolan; De Bruyne, Hazard, Benteke. Geen dank.



Purple White Army

Sport Posted on ma, maart 16, 2015 12:14:30

‘Ik heb bij toeval nog een kaart over voor
morgen tegen pelt. Interesse? :-)’, zo floepte er vrijdagavond om klokslag 21u08 een
privé-berichtje op Twitter. De smiley
duidde er al op dat het vermoeden bij mijn fijne Twittervriend heel groot was
dat ik wel eens interesse zou kunnen hebben. ‘O yes, graag’, antwoordde ik. Op
zulke momenten is een standvastig taalgebruik niet echt noodzakelijk, zeker
niet in een conversatie die zich afspeelt in de achterafkamertjes van de
sociale media.

Zo kwam het dat ik zaterdagavond geheel
onverwacht en blij als een kind de auto op twintig minuten stappen van de
heilige voetbalgrond mocht parkeren. Hoe dichter ik bij dat Olympisch Stadion
kwam – ‘olympisch’ in gedachten, want op een bescheiden monumentje na herinnert
niets nog aan de Spelen van 1920 -, hoe meer ik werd meegezogen in een atmosfeer
die heerlijk en verslavend is en die alleen voetballiefhebbers begrijpen. Het
was tien voor zeven: een uur en tien minuten voor de aftrap van de
wereldberoemde affiche KFCO Beerschot-Wilrijk – Esperanza Pelt stonden
paarswitte supporters in dichte drommen semi-gedisciplineerd aan te schuiven
voor de toegangspoorten, zo van die moderne draaibarelen die je elke keer met
een bang hart doen hopen dat de ticketlezer de barcode goed kan aflezen.

Een prettige kennismaking en drie pilsjes
later zat ik met mijn gelukzalige kont op een paars zeteltje tussen duizenden
andere gelukkige bezitters van een abonnement of een dagticket. Het was een
kille avond, maar die kilte verdween in het niets bij het warme gevoel dat ik
kreeg. Nog een half uur te gaan en de tribunes zaten al voor driekwart vol.
Antwerpse liederen die al vele jaren tekstueel waren omgevormd tot
supportershymnes schalden door de luidsprekers. Iedereen zong mee. Ik beken:
zelfs ik, notoire sarcast, deed vrolijk mee (neen, er bestaan geen opnamen
van!), maar misschien werd die tijdelijke hooggevoeligheid wel aangewakkerd
door twee extra pilsjes. Wie zal het zeggen?

***

Even een journalistieke en afstandelijke paragraaf
inlassen. Elfduizend vijfhonderd toeschouwers waren er. Neen, in Camp Nou, op
Old Trafford en in het Signal Iduna Park lachen ze daar eens mee. Je zou hen
daar niet eens zien zitten tussen de massa. Maar in België is dat best wel veel
volk. Voor de liefhebbers van statistieken: het gemiddelde aantal toeschouwers
in de Jupiler Pro League bedraagt dit seizoen 11.393. Minder dan er zaterdag op
het Kiel aanwezig waren dus. Slechts zeven eersteklassers mochten dit seizoen al meer dan
11.500 verwelkomen: de G5, uiteraard (in volgorde: Club Brugge, Standard, Anderlecht, KRC
Genk en KAA Gent), die dat bij elke thuiswedstrijd presteren, en ook Cercle Brugge, Sporting
Charleroi en KV Mechelen, die een of meerdere keren meer toeschouwers lokten dan bij Beerschot-Wilrijk – Pelt. 11.500 is
volstrekt uniek in de vierde klasse, zoals een vol huis bij de
kampioenenwedstrijd van vorig seizoen in eerste provinciale ook al nooit gezien
was. Engelse toestanden.

***

Na een seconde of twintig maakte
Beerschot-Wilrijk er één-nul van. In de wijk Antwerpen-Kiel werd een aardschok
met een kracht van zeven op de schaal van Richter vastgesteld. Naschokken
volgden in de tiende en de veertiende minuut. In de drieëntwintigste werd de
jarige en helaas toch ook weer niet echt jarige François Sterchele luidkeels
toegezongen.

De volgende zevenenzestig minuten waren,
eerlijk gezegd, saai en ondermaats. Er werd nog één keer gescoord, helemaal op het eind, 4-0,
waardoor de titel in vierde klasse C heel dichtbij is gekomen voor mijn clubje.
Derde klasse wenkt en wie weet wat er daarna nog volgt, maar laat de toekomst
even de toekomst zijn: wat ik zaterdag aan den lijve ondervond is dat het Beerschot-gevoel, de
onvoorwaardelijke identificatie met een club van het hart, sterker dan ooit
aanwezig is in het Olympisch Stadion. Ondanks het verdwijnen van stamnummer 13
in 1999. Ondanks het mislukken van het fusieproject Germinal Beerschot
Antwerpen. Ondanks het faillissement van het door een Leuvense fantast in recordtempo naar de financiële
dieperik begeleide Beerschot AC. Purple
white army
, een kwartier aan een stuk, dat zweept een mens op, zelfs iemand
die zijn gevoelens in grote gezelschappen doorgaans in een gewatteerde omslag
met zich meedraagt en probeert te doen alsof het hem niet raakt. We do what we want.

Kippenvel en tranen zijn geen gebruikelijke
ingrediënten in een voetbalstadion, en al zeker niet in de lagere regionen van
ons voetbal, maar er waren er in overvloed, ook bij deze jongen. Wat KFCO
Beerschot-Wilrijk op dat voorlopig nog on-Antwerps bescheiden niveau presteert
is ongezien in het vaderlandse voetbal. Het is buitengewoon hartverwarmend en het
onderstreept mijn stelling dat supporters de ziel van een club vormen, niet
bestuurders, trainers of spelers, want dat zijn allemaal passanten.

***

De pilsjes zijn inmiddels verteerd, een
heerlijk avondje voetbal blijft nog nazinderen, over een kleine twee weken zit
ik er gegarandeerd weer, om dit ongelooflijke mooie verhaal mee te mogen maken. Maar
tegelijkertijd vrees ik voor wat er komen gaat. Ik ken mijn stad, ik ken mijn
club: straks kloppen er weer wat patsers aan bij het clubbestuur, om hen de hemel
op aarde en flink wat centen te beloven. Dat gebeurde in het verleden ongeveer
elk jaar. Uiteindelijk bleek het onveranderlijk steeds over een habbekrats en
loze beloften te gaan. Het zou onwaarschijnlijk zonde zijn mocht het huidige
bestuur van KFCO Beerschot-Wilrijk zich laten verleiden door opportunisten die enkel op hun kans loeren om mee
op de groepsfoto te mogen staan. Wijlen Piet Theys zei het veertig jaar geleden al: ‘Verenig u met het
succes van de succesvollen op het ogenblik dat ze succes hebben en een deel van
dat succes zal op u afstralen’. Wie wint heeft veel vrienden.

Als je ziet wat er aan de andere kant van de
stad nu gebeurt, is mijn vrees reëel. Het zieltogende Antwerp wordt
wel/niet/waarschijnlijk/misschien (schrappen wat niet past) gered door een
groep rond Patrick Decuyper, maar de supporters mogen geen deel uitmaken van
het bestuur. De groep ‘Act as One’ doet amechtige pogingen om de club te helpen
redden en supportersparticipatie te bewerkstelligen, en wil nu via crowdfunding – de bedelstaf van deze
moderne tijd – één miljoen euro ophalen. Dat is sympathiek, zeer zeker, maar
vooral zeer onrealistisch. Twintigduizend mensen die elk vijftig euro storten,
echt? Of tienduizend van honderd? Gaat niet gebeuren, vrees ik. En dan nog: 1
miljoen stelt niets voor als je op heel korte termijn 3,3 miljoen euro moet
ophoesten.

Het is niet dank zij figuren als Vanoppen,
Verhaegen, Hofmans en Decuyper dat het Antwerpse voetbal gered zal worden. Als
het al gebeurt, dan zal dat dank zij de supporters zijn. In roodwitte en
paarswitte sjaals getooide lieden mogen elkaar dan diep verachten en in een
aantal gevallen zelfs haten, in realiteit staan ze veel dichter bij mekaar dan
ze zelf durven vermoeden. Die Antwerpse Entente van supporters zou best wat meer aandacht mogen krijgen, in de eerste plaats vanuit de respectieve bestuurskamers. En neen, we gaan het niet over een fusie hebben, laat dat potje maar gedekt.

***

Op wolken lopen wordt zwaar onderschat. We
zouden dat wat vaker moeten doen. Op zaterdagavond of zondagnamiddag,
bijvoorbeeld.



Union

Sport Posted on ma, maart 09, 2015 12:28:52

Ah, het Stade Joseph Marien in het Dudenpark,
dat stond nog op mijn bucketlist. Het
stadion van het legendarische Union Saint-Gilloise, met elf landstitels derde
in de rangschikking aller tijden van het Belgische voetbal, na Anderlecht (33)
en Club Brugge (13), maar voor Standard (10) en Beerschot (7). De laatste
kampioenenviering dateert wel al van 1935, straks tachtig jaar geleden. Ik had
me goed voorbereid, om indruk te maken op de supporters van de thuisclub: opgericht
in 1897, stamnummer 10, bijnaam ‘la Vieille Dame’, u kent dat soort quizweetjes
wel.

Op de Chaussée de Bruxelles/Brusselse Steenweg
trof ik een indrukwekkende, geklasseerde voorgevel aan, die vergane glorie moet
camoufleren. Achter het ene doel overwoekerde staanplaatsen, achter het andere
barakken die tijdelijk dienst doen als secretariaat. Tussen de twee
wereldoorlogen verloor Union zestig keer op rij niet, dat is twee volle seizoenen op
rij. Volgens mijn grootvader zaliger leed Union zijn eerste nederlaag op het
veld van Beerschot, 1-0. Volgens Wikipedia was het op Daring. In geval van
twijfel heeft mijn grootvader gelijk, dat begrijpt u wel.

De grandeur van weleer is verdwenen, maar de
sfeer was er daarom niet minder om. Ik had op de staantribune, pardon: Tribune Debout, afgesproken met twee
fijne Twitterkennissen. wat de ervaring leuker maakte. Dat, en die eerste
lentezon, natuurlijk. En de zingende spionkop vlak achter ons. Aan het voetbal
kon ik me niet echt optrekken. Holderdebolder is nog een eufemisme voor deze schertsvertoning.
Het tempo waarin me pinten werden aangereikt lag bij momenten hoger – had ik toch
het gevoel, vooral vanaf de tweede helft – dan dat van de wedstrijd. Unionisten
kunnen drinken, zoveel is zeker. En ze weten nu dat ik ongeluk breng, want
Union, voor de speeldag gedeeld tweede in derde klasse B, verloor van Grimbergen, nummer
zestien, met 1-3, rode kaart erbovenop. Union
fait la force
werd Union faisait la
farce
.

Edoch, fijne namiddag gehad (ik toch!). Alleen
stom dat ik achteraf twintig minuten naar mijn wagen heb lopen zoeken. Door
elkaar heen kronkelende straten in woonwijken brengen me blijkbaar in de war. Of
was het de alcohol? Hoe dan ook, het vertrek was geen wandeling in het park.
Maar ik ben toch maar mooi op Union geweest.



Open brief aan Bart Verhaeghe

Sport Posted on wo, maart 04, 2015 12:54:57

Waarde voorzitter,

Hooggeacht lid van het Uitvoerend Comité van
de Belgische Voetbalbond,

Geachte heer Verhaeghe,

Beste Bart,

U bent de jongste weken niet uit de
actualiteit te branden: de knappe prestaties van Club Brugge, het ontslag van
Steven Martens, de vergunning voor Uplace, een onderonsje met de scheidsrechter
tijdens de rust van een voetbalwedstrijd, … Goed dat u een groot deel van het
jaar in Zwitserland woont, anders zou uw naam wellicht ook nog eens in het
SwissLeaks-dossier gecirculeerd hebben.

Ik zag u afgelopen zaterdag gezwind over een
gesloten poortje op heuphoogte springen in Het
Laatste Nieuws
. Tenminste, dat leid ik af uit de foto, maar een foto blijft
natuurlijk letterlijk een momentopname. Misschien was het al de zeventiende
poging om dat sprongetje te maken of bleef u in werkelijkheid wel hangen achter
een of andere uitstekende pin. De bedoeling van het portret was duidelijk: u
voorstellen als een dynamische man die het goed voor heeft met de Vlaamse
consument.

Uplace is

the place to be,
was de teneur.

Hoewel ik veel respect heb voor ondernemers
ging mijn weinige hoofdhaar bij elke zin iets meer rechtop staan, meneer
Verhaeghe. Ik geloof er namelijk niets van dat Vlaanderen zit te wachten op
Uplace of welk ander megalomaan belevingscentrum ook – alleen al die term,
‘belevingscentrum’, ik loop er spontaan de muren van op – en al zeker niet als
dat zou betekenen dat je dan niet alleen van maandagochtend tot vrijdagavond
ononderbroken in de file mag gaan staan op de Brusselse Ring en zijn invalswegen,
maar ook op zaterdag. Fijn vooruitzicht. Misschien kunnen ze de boel wel
overkappen en er een tweede ring bovenop leggen, nu we toch de
grootheidswaanzinnige in ons hebben losgelaten? We noemen het Centerweel, wat
denkt u, bekt wel goed hé?

Milieurapporten, ach, ze kunnen u gestolen
worden. Fijn stof is in de eerste plaats ‘fijn’, nietwaar? Negatieve adviezen,
och laat maar, waarom zou u uw kostbare tijd verprutsen met ze te lezen? Veel
waardevoller is natuurlijk een volstrekt onafhankelijke studie van een bureau
dat uiteraard geheel toevallig in het recente verleden ook in uw opdracht heeft
gewerkt. Kritische politici, dat ze maar wat mekkeren in het Vlaams Parlement,
die ‘sossen’ hebben trouwens weinig in de pap te brokken, want in de vorige
Vlaamse regering waren ze nog pro Uplace en daarin heeft u nog gelijk ook! U
zult de wereld eens laten zien wat die dappere, ondernemende Vlamingen allemaal
kunnen.

U stond ook op de eerste rij om het beleid van
de voetbalbond te kapittelen en de net vertrokken CEO Steven Martens nog een
trap na te geven. Uw volgende slachtoffer werd meteen aangekondigd: de
voorzitter, de immer goedlachse François ‘Swakiri’ De Keersmaecker, is uw kop
van jut voor de komende maanden. Natuurlijk is het uw taak, als lid van het
Uitvoerend Comité en als voorzitter van een vooraanstaande eersteklasser, om
het doen en laten van de overkoepelende bond kritisch en als een goed huisvader
te beoordelen, maar heren van stand smeren dat niet breeduit in de media. Dat
doen alleen lieden die niet wakker liggen van een vleugje democratie en een
streepje eensgezindheid; het enige belang dat u interesseert is eigenbelang.

Bij wijze van bloemekee stapte u zondag tijdens de rust van de wedstrijd Club
Brugge – Moeskroen-Péruwelz binnen in de kleedkamer van de scheidsrechter, nota
bene één dag nadat u uw zegje had mogen doen over twee pagina’s in Vlaanderens
populairste krant. Dit keer stond er geen poortje in de weg, uw gezwindheid was
zowaar nog groter. Voelde u zich onaantastbaar? Keizer Bart? Denkt u dat uw
voornaam garant staat voor alleen- of medeheerschappij over het lapje grond dat
Vlaanderen heet? Of bent u diep vanbinnen wel een soort Bartman, een superheld
die gezwind over gesloten poortjes springt, tegenstanders de arm omwringt en
immer rechttoe rechtaan zijn eigen doelen wil bereiken, hoe gecontesteerd en
megalomaan ook, niemand mag dan in uw weg gaan staan of hij wordt onverbiddelijk
platgewalst.

Wat ging u daar eigenlijk doen, meneer
Verhaeghe, bij scheidsrechter Dierick? Hem uitnodigen voor een spelletje ‘Trek
eens aan mijn vinger!’? Hem de petitie ‘Uplace móet er komen!’ laten
ondertekenen? Of toch, zoals u beweert, hem informeren over de ernst van de
blessure van Victor Vázquez? Welke versie het ook is, u hoorde daar niet thuis,
noch als grote baas van de thuisspelende club, noch als eminent lid van de
voetbalbond. Moeskroen heeft honderd procent gelijk om een klacht in te dienen tegen uw gedrag:
u had netjes samen met het bestuur van de bezoekende club aan de cava moeten
nippen, twee verdiepingen hoger, daar waar mannen met dikke sigaren en een
grote mond thuishoren. De kleedkamers, dat is het domein van de mannen in korte
broek.

U gedraagt zich als een patser, meneer
Verhaeghe, laat me het zo kort samenvatten. Het wordt hoog tijd dat u een keer
op ‘Uplace’ wordt gezet. Projectontwikkelaars zouden ook een hoog ontwikkeld
gevoel voor maatschappelijk belang moeten hebben, niet alleen voor eigenbelang
en het veroveren van een plaats in de geschiedenisboekjes van het Grote
Vlaamsche Ondernemerschap. Bescheidenheid is een mooie deugd: vaak zijn wij,
Vlamingen, veel te bescheiden, dat is zo. Blijkbaar probeert u dat te
compenseren door de slinger de andere kant op te sturen.

Ik kan u verzekeren dat dit geen fraai plaatje
oplevert. Bespaar ons dit in de toekomst, we worden nu al veel te vaak als een
bananenrepubliek beschouwd. Noem het een goede raad van een kritische
observator, die het goed meent met het Belgische voetbal.

Ondernemende groet,

Frank Van Laeken

PS: Knap dat de club die u leidt kordaat beslist
heeft om vier supporters die zich racistisch hadden gedragen tegenover een
Duits gezin van Turkse origine een stadionverbod te geven. Mocht u mee aan de
basis van deze beslissing liggen, dan siert dat u. Het strekt tot voorbeeld van
alle andere Belgische voetbalclubs. Dank daarvoor en doe, op dat vlak, zo voort.



De putten van Bergen (niet de sportieve hoofdstad van Europa)

Sport Posted on di, februari 17, 2015 11:35:12

Ja, dat was lachen, toen een Engelse
voetbalscout voorjaar 2012 een fax naar het secretariaat van Beerschot AC
stuurde om een plaatsje te reserveren voor de wedstrijd Beerschot – Mountains. Dat
waren andere tijden. Beerschot AC ging amper een jaar later ter ziele en
overleefde als naam alleen maar dank zij een fusie met KFCO Wilrijk. Het speelt
momenteel voor gemiddeld meer dan zesduizend toeschouwers in bevordering, zeg
maar: vierde klasse. Dat is een pak meer dan wat grote rivaal Antwerp momenteel
heeft in tweede klasse. Op het graf van het oude Beerschot bloeit iets moois.

Voetbalclub Bergen, oftewel RAEC Mons, vroeg
gisteren het faillissement aan, of zoals Louis van Gaal in een anglofiele bui
zou zeggen: ‘Brokeback Mountains!’. De burgemeester van de culturele hoofdstad
van Europa, ex-premier, zegt dat hij ‘enorm aangedaan’ is door het verval van ‘zijn’
club. Voorzitter Domenico Leone weigert nog langer persoonlijk geld in de
bodemloze put te storten. Als er geen overnemer met te veel ambitie en
testosteron, een gebrekkig sporteconomisch inzicht en een pak spaargeld
opdaagt, is het over en uit en dat in het feestjaar van ‘Mons2015’.

Tijd
voor tabula rasa

Op de radio mocht Guy Craybex, voorzitter van
de Nationale Voetballiga, de verzamelde tweedeklassers, jammeren dat er te
weinig solidariteit is en dat de eersteklassers bereid zouden moeten zijn om
een groter deel van de tv-rechten af te staan aan de armlastige clubs in
tweede, zoals bekend het kerkhof van het Belgische voetbal. ‘Ze zijn ons aan
het uitroken’, zei de man nog, in een beeldspraak die eerder aan Osama Bin
Laden en andere krijgsheren deed denken, dan aan een beredeneerde vertegenwoordiger
van een bedreigde economische sector.

Krokodillentranen! De solidariteit waarover de
heer Craybex het heeft komt eigenlijk neer op het doorstorten van broodnodige
centen door clubs die zelf in de meeste gevallen in de financiële penarie zitten
naar clubs die er zowaar nóg slechter aan toe zijn, als gevolg van jarenlang
wanbeheer of gebrek aan publieke belangstelling of een dodelijke combinatie van
beide. Het doet wat denken aan de overheidssteun voor slabakkende sectoren als
de staalindustrie en de steenkoolmijnen van weleer. Goedbedoeld – de overheid wilde
jobs redden – maar uitzichtloos en economisch kortzichtig. In plaats van te
investeren in een hopeloze zaak zou men beter tabula rasa maken.

Tabula rasa staat in mijn ogen gelijk aan harde
economische conclusies trekken: profvoetbal is in dit land slechts leefbaar
voor tien, maximaal twaalf clubs. That’s
it
. De rest zou zich beter op amateurniveau gaan amuseren. Het
amateurniveau dat je doorgaans al terugvindt in de bestuurskamers. Nochtans
zouden simpele rekensommetjes moeten volstaan om een voetbalclub te leiden. Je
telt de verwachte inkomsten samen en dat is je maximale budget om mee te
werken. Geschatte abonnementenverkoop plus losse ticketverkoop plus sponsoring plus
merchandising plus catering plus inkomsten uit advertentieverkoop en boarding
plus eventuele tv-rechten. Dat is het zo’n beetje. Waarbij je liefst uitgaat
van een worst case scenario. Zodra je
dat weet, weet je ook hoeveel je maximaal mag uitgeven om break-even te
draaien. Komt er wat meer volk kijken of kan je een van je betere spelers
verkopen, dan draai je winst. Poepsimpel eigenlijk, een voetbalbedrijf leiden.

Op
bezoek bij de bakker op de hoek

Voetbalclubs zouden beter een kijkje nemen bij
de bakker op de hoek. Die zal geen personeelslid aanwerven dat hem 6.000 euro
netto per maand kost, ook al is dat een zeer handig en vlot winkelmeisje:
hij houdt rekening met zijn verwachte omzet en schat die liefst niet al te
optimistisch in. Hij zal ook geen drie personeelsleden in dienst nemen om het
werk van twee te doen, omdat hij er dan zeker van is dat er altijd iemand in de
winkel zal staan in geval van ziekte of een baaldag: hij wil zijn kosten immers
zo laag mogelijk houden. Hij zal ook geen commerciële cel uitbouwen en een
communicatieverantwoordelijke engageren als hij weet dat het hem nauwelijks een
brood extra zal doen verkopen: hij doet de website wel zelf, of besteedt die
uit aan zijn meewerkende echtgenote, en gaat desnoods zelf de baan op om extra
inkomsten te verzamelen.

Voetbalclubs uit de lagere regionen – en dan
bedoel ik vanaf de lagere regionen van de Jupiler Pro League! – zouden moeten
geleid worden zoals die bescheiden bakker. Kleinschalig, realistisch, de tering
naar de nering zettend, klantvriendelijk, zonder al te veel poespas. De éclairs
moeten niet met eetbaar goud omzoomd worden, de pudding van de tompouces moet
niet in de allerduurste cognac gesopt worden, het brood moet niet van de meest
zeldzame tarwesoorten gebakken worden. Daar komt de klant niet voor.

Kijk naar de gemiddelde toeschouwersaantallen
en je ziet meteen waar het probleem van vele clubs ligt. Ze zijn economisch
niet rendabel, onvoldoende populair, spreken een te kleine achterban aan, maar
proberen wel te wedijveren met de anderen. In de Jupiler Pro League draven de
G5-clubs (Club Brugge, Standard, Anderlecht, KRC Genk en KAA Gent, in dit geval
in die volgorde) bij elke thuiswedstrijd voor meer dan 17.000 toeschouwers op.
Club Brugge staat kop: het ontvangt dit seizoen gemiddeld 25.200 supporters.
KAA Gent vindt 17.877 al ‘vree wijs’. Voor de zesde in dat klassement, KV
Mechelen, duiken we onder de tienduizend. Moeskroen-Péruwelz, de rode lantaarn
qua toeschouwersaantallen en stilaan ook qua dagelijkse voetbalrealiteit, bekoort
nauwelijks 4.500 mensen.

Economisch niet vol te houden, zo eenvoudig is
dat, zeker niet in een regio waar ook KV Kortrijk, Zulte Waregem en – wat
verderop – de twee Brugges en KV Oostende meedraaien. Een bakker die geen brood
meer verkoopt omdat de concurrentie te hard is zal zijn zaak moeten sluiten. Jammer voor hem, maar zo gaat dat nu
eenmaal op de vrije markt.

Leve
het amateurvoetbal!

Terug naar Mons/Bergen. Die club zit in het
seizoen 2014-2015 aan een gemiddelde van 1.614 toeschouwers per match in het
Stade Charles Tondreau. Als eersteklasser presteerde de club het vorig jaar
amper 3.569 bezoekers te mogen ontvangen, duizend man minder nog dan
Moeskroen-Péruwelz dit seizoen dus. Een paar jaar geleden, toen Bergen veilig
meedraaide in de middenmoot van de Jupiler Pro League, steeg dat aantal ook al met
veel moeite boven de vierduizend uit. Faut
le faire
, in een stad met ruim negentigduizend inwoners. Deze club is
totaal vervreemd van zijn potentiële achterban. Bergen/Mons is zeker niet de
sportieve hoofdstad van Europa.

De simpele realiteit is dan niet dat Bergen
het slachtoffer is van het gebrek aan solidariteit van de eersteklassers, maar
dat het onvoldoende financieel-economische potentie heeft om als profclub te
overleven zonder mecenas. Bergen kán geen profclub zijn, point final. Zoals trouwens heel wat andere clubs dezer dagen ternauwernood
overleven. Van de achttien tweedeklassers zijn er slechts zeven die meer dan
tweeduizend toeschouwers verwelkomen bij thuismatchen. Er zijn er zelfs vijf
die onder de duizend duiken. White Star Bruxelles (489), Tubeke (696), Woluwe
Zaventem (836), Heist (837) en Dessel Sport (978) spelen voor de
spreekwoordelijke drie man en een paardenkop. Dat is sympathiek in het
amateurvoetbal, maar niet wanneer voetbal een economische activiteit is.

Ik blijf tegen beter weten in al een hele poos
pleiten voor een veel kleinere voetbalcompetitie, liefst met niet meer dan tien
clubs, liefst tijdelijk gesloten (drie of vijf jaar lang geen degradanten),
liefst samengesteld volgens een economische logica. Blijf dat voor mijn part de
Jupiler Pro League noemen en begin daaronder met amateurvoetbal en noem dat,
wat mij betreft en om het op papier aantrekkelijker te maken, de eerste, tweede
en derde klasse, enzovoort. Kampioen worden in eerste klasse heeft zo wel iets
en je hoeft er geen honderdduizenden euro’s in te pompen in de wetenschap dat
je dat geld toch nooit meer terugziet. Maak dan ook werk van het kansen bieden
aan eigen jeugdvoetballers in plaats van voortdurend middelmatige of
ondermaatse voetballers uit binnen- en buitenland binnen te halen in de vage
hoop dat je die ooit zal kunnen verpatsen aan een andere naïeveling in het vrolijke
voetbalwereldje.

Bij Racing Mechelen weigeren de spelers nog te
trainen zolang hun achterstallige weddes niet betaald worden. Antwerp, de club
met stamnummer 1, ligt op apegapen en krijgt mogelijk geen licentie. RAEC Mons
is failliet. Who’s next?



« VorigeVolgende »