Ja, dat was lachen, toen een Engelse
voetbalscout voorjaar 2012 een fax naar het secretariaat van Beerschot AC
stuurde om een plaatsje te reserveren voor de wedstrijd Beerschot – Mountains. Dat
waren andere tijden. Beerschot AC ging amper een jaar later ter ziele en
overleefde als naam alleen maar dank zij een fusie met KFCO Wilrijk. Het speelt
momenteel voor gemiddeld meer dan zesduizend toeschouwers in bevordering, zeg
maar: vierde klasse. Dat is een pak meer dan wat grote rivaal Antwerp momenteel
heeft in tweede klasse. Op het graf van het oude Beerschot bloeit iets moois.
Voetbalclub Bergen, oftewel RAEC Mons, vroeg
gisteren het faillissement aan, of zoals Louis van Gaal in een anglofiele bui
zou zeggen: ‘Brokeback Mountains!’. De burgemeester van de culturele hoofdstad
van Europa, ex-premier, zegt dat hij ‘enorm aangedaan’ is door het verval van ‘zijn’
club. Voorzitter Domenico Leone weigert nog langer persoonlijk geld in de
bodemloze put te storten. Als er geen overnemer met te veel ambitie en
testosteron, een gebrekkig sporteconomisch inzicht en een pak spaargeld
opdaagt, is het over en uit en dat in het feestjaar van ‘Mons2015’.
Tijd
voor tabula rasa
Op de radio mocht Guy Craybex, voorzitter van
de Nationale Voetballiga, de verzamelde tweedeklassers, jammeren dat er te
weinig solidariteit is en dat de eersteklassers bereid zouden moeten zijn om
een groter deel van de tv-rechten af te staan aan de armlastige clubs in
tweede, zoals bekend het kerkhof van het Belgische voetbal. ‘Ze zijn ons aan
het uitroken’, zei de man nog, in een beeldspraak die eerder aan Osama Bin
Laden en andere krijgsheren deed denken, dan aan een beredeneerde vertegenwoordiger
van een bedreigde economische sector.
Krokodillentranen! De solidariteit waarover de
heer Craybex het heeft komt eigenlijk neer op het doorstorten van broodnodige
centen door clubs die zelf in de meeste gevallen in de financiële penarie zitten
naar clubs die er zowaar nóg slechter aan toe zijn, als gevolg van jarenlang
wanbeheer of gebrek aan publieke belangstelling of een dodelijke combinatie van
beide. Het doet wat denken aan de overheidssteun voor slabakkende sectoren als
de staalindustrie en de steenkoolmijnen van weleer. Goedbedoeld – de overheid wilde
jobs redden – maar uitzichtloos en economisch kortzichtig. In plaats van te
investeren in een hopeloze zaak zou men beter tabula rasa maken.
Tabula rasa staat in mijn ogen gelijk aan harde
economische conclusies trekken: profvoetbal is in dit land slechts leefbaar
voor tien, maximaal twaalf clubs. That’s
it. De rest zou zich beter op amateurniveau gaan amuseren. Het
amateurniveau dat je doorgaans al terugvindt in de bestuurskamers. Nochtans
zouden simpele rekensommetjes moeten volstaan om een voetbalclub te leiden. Je
telt de verwachte inkomsten samen en dat is je maximale budget om mee te
werken. Geschatte abonnementenverkoop plus losse ticketverkoop plus sponsoring plus
merchandising plus catering plus inkomsten uit advertentieverkoop en boarding
plus eventuele tv-rechten. Dat is het zo’n beetje. Waarbij je liefst uitgaat
van een worst case scenario. Zodra je
dat weet, weet je ook hoeveel je maximaal mag uitgeven om break-even te
draaien. Komt er wat meer volk kijken of kan je een van je betere spelers
verkopen, dan draai je winst. Poepsimpel eigenlijk, een voetbalbedrijf leiden.
Op
bezoek bij de bakker op de hoek
Voetbalclubs zouden beter een kijkje nemen bij
de bakker op de hoek. Die zal geen personeelslid aanwerven dat hem 6.000 euro
netto per maand kost, ook al is dat een zeer handig en vlot winkelmeisje:
hij houdt rekening met zijn verwachte omzet en schat die liefst niet al te
optimistisch in. Hij zal ook geen drie personeelsleden in dienst nemen om het
werk van twee te doen, omdat hij er dan zeker van is dat er altijd iemand in de
winkel zal staan in geval van ziekte of een baaldag: hij wil zijn kosten immers
zo laag mogelijk houden. Hij zal ook geen commerciële cel uitbouwen en een
communicatieverantwoordelijke engageren als hij weet dat het hem nauwelijks een
brood extra zal doen verkopen: hij doet de website wel zelf, of besteedt die
uit aan zijn meewerkende echtgenote, en gaat desnoods zelf de baan op om extra
inkomsten te verzamelen.
Voetbalclubs uit de lagere regionen – en dan
bedoel ik vanaf de lagere regionen van de Jupiler Pro League! – zouden moeten
geleid worden zoals die bescheiden bakker. Kleinschalig, realistisch, de tering
naar de nering zettend, klantvriendelijk, zonder al te veel poespas. De éclairs
moeten niet met eetbaar goud omzoomd worden, de pudding van de tompouces moet
niet in de allerduurste cognac gesopt worden, het brood moet niet van de meest
zeldzame tarwesoorten gebakken worden. Daar komt de klant niet voor.
Kijk naar de gemiddelde toeschouwersaantallen
en je ziet meteen waar het probleem van vele clubs ligt. Ze zijn economisch
niet rendabel, onvoldoende populair, spreken een te kleine achterban aan, maar
proberen wel te wedijveren met de anderen. In de Jupiler Pro League draven de
G5-clubs (Club Brugge, Standard, Anderlecht, KRC Genk en KAA Gent, in dit geval
in die volgorde) bij elke thuiswedstrijd voor meer dan 17.000 toeschouwers op.
Club Brugge staat kop: het ontvangt dit seizoen gemiddeld 25.200 supporters.
KAA Gent vindt 17.877 al ‘vree wijs’. Voor de zesde in dat klassement, KV
Mechelen, duiken we onder de tienduizend. Moeskroen-Péruwelz, de rode lantaarn
qua toeschouwersaantallen en stilaan ook qua dagelijkse voetbalrealiteit, bekoort
nauwelijks 4.500 mensen.
Economisch niet vol te houden, zo eenvoudig is
dat, zeker niet in een regio waar ook KV Kortrijk, Zulte Waregem en – wat
verderop – de twee Brugges en KV Oostende meedraaien. Een bakker die geen brood
meer verkoopt omdat de concurrentie te hard is zal zijn zaak moeten sluiten. Jammer voor hem, maar zo gaat dat nu
eenmaal op de vrije markt.
Leve
het amateurvoetbal!
Terug naar Mons/Bergen. Die club zit in het
seizoen 2014-2015 aan een gemiddelde van 1.614 toeschouwers per match in het
Stade Charles Tondreau. Als eersteklasser presteerde de club het vorig jaar
amper 3.569 bezoekers te mogen ontvangen, duizend man minder nog dan
Moeskroen-Péruwelz dit seizoen dus. Een paar jaar geleden, toen Bergen veilig
meedraaide in de middenmoot van de Jupiler Pro League, steeg dat aantal ook al met
veel moeite boven de vierduizend uit. Faut
le faire, in een stad met ruim negentigduizend inwoners. Deze club is
totaal vervreemd van zijn potentiële achterban. Bergen/Mons is zeker niet de
sportieve hoofdstad van Europa.
De simpele realiteit is dan niet dat Bergen
het slachtoffer is van het gebrek aan solidariteit van de eersteklassers, maar
dat het onvoldoende financieel-economische potentie heeft om als profclub te
overleven zonder mecenas. Bergen kán geen profclub zijn, point final. Zoals trouwens heel wat andere clubs dezer dagen ternauwernood
overleven. Van de achttien tweedeklassers zijn er slechts zeven die meer dan
tweeduizend toeschouwers verwelkomen bij thuismatchen. Er zijn er zelfs vijf
die onder de duizend duiken. White Star Bruxelles (489), Tubeke (696), Woluwe
Zaventem (836), Heist (837) en Dessel Sport (978) spelen voor de
spreekwoordelijke drie man en een paardenkop. Dat is sympathiek in het
amateurvoetbal, maar niet wanneer voetbal een economische activiteit is.
Ik blijf tegen beter weten in al een hele poos
pleiten voor een veel kleinere voetbalcompetitie, liefst met niet meer dan tien
clubs, liefst tijdelijk gesloten (drie of vijf jaar lang geen degradanten),
liefst samengesteld volgens een economische logica. Blijf dat voor mijn part de
Jupiler Pro League noemen en begin daaronder met amateurvoetbal en noem dat,
wat mij betreft en om het op papier aantrekkelijker te maken, de eerste, tweede
en derde klasse, enzovoort. Kampioen worden in eerste klasse heeft zo wel iets
en je hoeft er geen honderdduizenden euro’s in te pompen in de wetenschap dat
je dat geld toch nooit meer terugziet. Maak dan ook werk van het kansen bieden
aan eigen jeugdvoetballers in plaats van voortdurend middelmatige of
ondermaatse voetballers uit binnen- en buitenland binnen te halen in de vage
hoop dat je die ooit zal kunnen verpatsen aan een andere naïeveling in het vrolijke
voetbalwereldje.
Bij Racing Mechelen weigeren de spelers nog te
trainen zolang hun achterstallige weddes niet betaald worden. Antwerp, de club
met stamnummer 1, ligt op apegapen en krijgt mogelijk geen licentie. RAEC Mons
is failliet. Who’s next?