Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Een probleem van deze eeuw

Samenleving Posted on ma, oktober 20, 2014 11:58:53

Schrijfster Saskia De Coster stapt op
hetzelfde ogenblik op de trein als een Congolees koppel. Conductrice razend
kwaad, want zij had al het vertreksignaal gegeven. Het zwarte koppel krijgt de
volle laag, De Coster dient samen met hen klacht in tegen de foeterende
NMBS-medewerkster. Racisme? Gelooft u echt dat die conductrice toevallig de
‘andersgekleurde’ medemensen verbaal attaqueerde? Ik niet. Die conductrice deed
wat vele van haar landgenoten doen: neerkijken op andere rassen, vaak zonder
het zelf goed en wel te beseffen.

De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) schiet
pas in actie wanneer twee blanke Amerikanen besmet raken met ebola. Dat het
dodelijke virus al een aantal West-Afrikanen had gedood, ach, zullen we ’t collateral damage noemen, of ‘Eigen schuld,
dikke bult’, of gewoon ‘Brute pech’? Racisme? Is het toeval dat een
internationaal organisme slechts opgeschrikt werd nadat die Afrikaanse ziekte ook
blanken ziek had gemaakt? Ik denk het niet. Net zomin als dat het toeval is dat
de meeste media het hier intussen hebben over ‘Ebolalanden’, kwestie van het
stigma nog wat duidelijker aan te brengen op het voorhoofd van die ‘sloebers’ uit
Liberia, Sierra Leone en Guinee. Het zou veel correcter zijn, mocht het WHO
voortaan WWHO genoemd worden: de Witte Wereld Gezondheidsorganisatie.

De Belgische staatssecretaris voor Asiel en
Migratie vindt dat Marokkanen, Congolezen en Algerijnen onvoldoende economische
meerwaarde hebben. Hij maakte ook een ‘grapje’ over het Zwarte Piet-bier, dat
verdorie ‘zwart’ blijft wanneer je het uitdrinkt. Racisme? ‘Onzin’, zegt zijn
partijvoorzitter, die binnen zijn kringen wordt aangesproken als O Gij
Onfeilbare En Onmisbare Leider en die binnenkort op Poetiniaanse wijze een
extra termijn aan zijn voorzitterschap mag breien. Ik vind dat die uitspraken
van Theo Francken serieus stinken.

***

Ik schreef op deze plek al vaker over racisme.
Telkens weer kon je de reacties – als die er al waren – tot op de komma exact
voorspellen. Applaus en ‘Vind ik leuk’s op de linkse banken, onbegrip en
ranzige reacties op de rechtse.

Racisme is géén relatief begrip, er bestaan
definities van. Als je die consequent zou hanteren, kom je al een heel eind.
Dan zou die conductrice worden teruggefloten, waarschijnlijk zelfs ontslagen door de
NMBS, die zo snel als enigszins mogelijk haar verontschuldigingen zou aanbieden aan dat Congolese koppel. Een
duidelijk geval. Maar wat met de (W)WHO en Theo Francken?

Francken heeft zich verontschuldigd, akkoord.
Natuurlijk zal de PS de komende viereneenhalf jaar op elke slak een zak zout
leggen. En uiteraard is dat vooral een ‘interne’ Waalse boodschap, gericht aan
het adres van de MR. Plus: hebben we niet allemaal al eens een ongelukkige
uitspraak gedaan, iets te snel op ‘Plaatsen’ gedrukt op Facebook of een tweet
de wijde wereld ingestuurd die op zijn minst ongelukkig genoemd kon worden?

Ja, ja en ja. Als ik met mijn beste vrienden
baarlijke nonsens heen-en-weer mail zullen daar echt wel compromitterende
dingen in staan wanneer je die uit hun context rukt. Wij zijn drie linkse rakkers,
eentje is zelfs getrouwd met een zwarte Afrikaanse vrouw. Toch gebruiken we ook
wel eens de term ‘neger’, die in eender welke openbare context zonder meer
racistisch zou zijn. We lachen en spotten met feministen, wereldverbeteraars en
linkse partijen, terwijl we daar oneindig veel respect voor hebben. (Enfin, ik
toch.)

Context, daar draait het dus om. Dat Francken
stoute taal gebruikt in zijn mails, ach… Dat hij en zijn maats hun clubje
Vlaams Nationale Vrienden hebben genoemd is dan weer veel minder onschuldig.
Dat hij opmerkingen met een racistische bijklank op Facebook zet al evenzeer. Facebook is semi-privé, je mag niet aanvoeren dat je daarmee alleen je familie en echte vrienden bereikt. Daar heeft Bart De Wever groot gelijk in: let op voor je iets op de sociale
media zwiert, woorden zijn boemerangs.

Waar BDW ook gelijk in heeft: we moeten ons
dringend gaan bezig houden met de problemen van deze eeuw. Racisme,
bijvoorbeeld. Wat daarbij kan helpen is dat we ophouden om alles wat we denken,
zeggen en doen door een blanke bril te bekijken. Misschien zien we dan eindelijk
in dat wat we nu nog ‘normaal’ noemen, of ‘onschuldig’, dat in werkelijkheid
allesbehalve is.

Goed idee dat de machtigste politicus van
Vlaanderen en omstreken zich de komende tijd intensief gaat bezig houden met
dit actuele onderwerp, dat tegelijkertijd van alle tijden is. Of heb ik dat weer verkeerd begrepen?



Welterusten, meneer de directeur

Samenleving Posted on ma, oktober 06, 2014 11:48:16

Ik herinner me niet of de directeur van de
school waar ik middelbaar onderwijs heb genoten, het Gemeentelijk Handelsinstituut van
Merksem, een dappere man was. Ik weet dat hij Van Strydonck heette, met de
voornaam: Oscar, en dat hij voorzitter was van de lokale CVP-afdeling, een
partij die in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog de helft of daaromtrent
van de stemmen behaalde, en dus ook een vinger in de pap te brokken had in instellingen
die niet tot het zogeheten vrije onderwijs behoorden.

Ik weet dus niet of de genaamde Van Strydonck,
Oscar, ons, scholieren, behoed heeft voor terreuraanslagen door Zwarte September,
Baader Meinhoff of de Brigate Rosse, noch dat hij ons eventueel verboden zou
hebben om met de trein door Nederland te reizen uit vrees dat Molukkers die
zouden kapen. Ik weet nog wel levendig dat hij ons, puberende zestienjarigen,
toestond om in 1975 naar het verderfelijke Londen te gaan. Wist hij veel dat sommigen
al op de boot hun goedkoop aangekochte fles gin zouden soldaat maken en dan
vervaarlijk op de reling gaan zitten. Wist hij veel dat het aantal vertrokken
maagden hoger lag dan het aantal teruggekeerde maagden. Wist hij veel dat de
meegereisde leraar eerder een stimulans dan een rem vormde voor het drinkgelag
en -gelach.

Ik vermoed dat de heer Van Strydonck voldoende
vertrouwen had in zijn lerarenkorps en zijn leerlingen, of dat hij er zich de
ballen van aantrok, maar vooral: volgens mijn niet altijd betrouwbare geheugen
werd er niet al te veel verboden in die tijd, ondanks de verre en ook wel
nabije (Nederland, München) terroristische activiteiten. Angst is een slechte
raadgever. De raadgever van de heer Kuijpers, schooldirecteur van de Stedelijke
Basisschool in Rapertingen, deelgemeente van Hasselt, heet in elk geval Angst.

Voor onze aardrijkskundige kennis is het fijn
om te weten dat er zoiets bestaat als Rapertingen en dat dit een aanhangsel
blijkt te zijn van de Limburgse hoofdstad. Voor mijn gemoedstoestand is het
minder goed. Ik begrijp dit namelijk niet. Wat bezielt zo’n schooldirecteur om
een geplande uitstap naar Brussel af te gelasten omdat er een verhoogde
terreurdreiging is? Die idioten van IS zouden hier hartelijk mee gelachen
hebben, mochten ze niet druk bezig zijn geweest met hun videoproducties.
“Kijk, daar, die bange Belgen. Onze terreur werkt!”

Brussel, een gevaarlijke stad voor een stel
tieners? Ammehoela! Denkt die meneer Kuijpers nu echt dat er de voorbije weken
al zeven aanslagen gepleegd zijn en minstens evenveel verijdeld in die
hoofdstad van Europa? Er was die aanslag op het Joods Museum, op 24 mei,
waarbij vier doden te betreuren vielen, dat klopt. Om de zoveel jaar wordt er ook
een heerschap of een groepje opgepakt “op verdenking van betrokkenheid bij
het plannen van aanslagen”. Goed gedaan, Staatsveiligheid! In de jaren
tachtig, ja, toen hadden we de Bende van Nijvel en de CCC en dat waren niet
eens geïmporteerde gekken.

Tot nader order is België een veilig land en
Brussel een veilige stad, op de zeer vervelende dagelijkse criminaliteit na,
maar die vind je in elke grootstad waar te veel mensen op een te kleine ruimte
worden samengepropt en waar de havenots
iets van de anderen proberen in te pikken. Dan moet je zeker niet meer op
uitstap naar Parijs, Londen of Berlijn gaan, oorden van verderf en terreur (zo
heel af en toe). Waakzaamheid, ja, natuurlijk, want er is wel degelijk een
gevaar dat uitgaat van die Islamitische Staat en van een paar honderden
fanatieke moslims, we moeten niet naïef en goedgelovig (sic) zijn. Maar angst? Kom nou! Vooralsnog is het oneindig veel gevaarlijker om als voetganger de straat over te steken of met een fiets rechtdoor te rijden op een druk kruispunt. De terreur van sommige automobilisten op onze wegen is veel reëler dan de IS-dreiging. Als meneer de directeur consequent is, moet hij een stuk of honderd extra leerkrachten aanwerven om thuisonderwijs te geven, zodat die arme dutsen van kindjes niet meer uit het veilige cocon van het eigen huis of appartement moeten komen.

Misschien moet de Rapertingse school dan maar
een uitstap plannen naar die pontonbrug in Antwerpen, een uniek gebeuren. Oei,
ja, kan niet meer. Een trip naar de Ardennen dan maar? Neen, niet doen, daar worden
die Syriëstrijders opgeleid. Gevaar/danger! Misschien een dagje Luik, of neen,
wacht, terwijl ik het schrijf bedenk ik: daar huizen veel maffiosi, zelfs authentieke
Italiaanse. Met de Thalys van Brussel naar Oostende, er is toch plaats genoeg?
Liever niet, stel je voor dat je een slag van een windmolen krijgt.

Goh, het Gallo-Romeins Museum in Tongeren zal
het worden, als ik de berichtgeving goed heb gevolgd. Lekker dicht bij huis,
veilig tussen het bronsgroen eikenhout dat je allein in Limburg vindt. Of toch maar Bokrijk? In een middeleeuwse
omgeving zal niemand het je kwalijk nemen dat je schrik hebt van de perverse
grootstad, meneer de schooldirecteur.

“Schrik maar niet te erg wanneer u in uw
dromen / al die schuldeloze slachtoffers ziet staan / die daarginds bij het
gevecht zijn omgekomen / en u vragen hoe lang dit nog zo moet gaan.” Welterusten,
meneer de directeur, slaap zacht.



Angst

Samenleving Posted on wo, oktober 01, 2014 12:53:46

Eén op de drie Belgen kampt met depressieve
gevoelens, gaande van zich niet helemaal goed in zijn/haar vel voelen tot en
met een kanjer van een depressie. Bij vrouwen loopt dat zelfs op tot meer dan
40 procent. Het staat vandaag uitvoerig beschreven in alle kranten. We slikken medicatie om onze gevoelens van onzekerheid, onrust en
angst te onderdrukken dat het een lieve lust is. Nochtans – o paradox – hebben
we nooit langer geleefd dan vandaag. Zelfs ernstige ziekten kunnen we
tegenwoordig enigszins onder bedwang houden, waardoor de leefbaarheid van ons
leven vergroot.

Hoe komt dit? Ik geloof echt niet dat de
huidige bewoners van het hompje zand op deze aardkloot dat België werd gedoopt
meer redenen tot angst hebben dan vroeger. Als ik kijk naar de generatie van
mijn grootouders, die piepjong waren tijdens de Eerste- en volwassen met
opgroeiende kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan hadden die veel meer
reden tot onvrede met hun schamele bestaan dan wij, die al meer dan een halve
eeuw in vrede leven. Als ik kijk naar de generatie van mijn ouders, die
piepjong waren tijdens de Tweede Wereldoorlog en achteraf geconfronteerd werden
met Korea, Vietnam, de Bay of Pigs, terreuraanslagen all over the place en Koude Oorlog, dan hadden die echt wel meer
kopzorgen dan wij, met ons internet, onze mail, onze gsm’s en andere
blingbling. Als ik kijk naar mijn eigen generatie, de vijftigers, die piepjong
waren tijdens de Vietnamoorlog en die afstudeerden in de verschrikkelijke jaren
tachtig (geen werk, geen respect voor de jeugd, geen vooruitzichten), dan
hadden wij het veel moeilijker dan de huidige tieners, twintigers en dertigers.

En toch: angst. Schrik. Bang zijn om iets te
verliezen, in de eerste plaats: jezelf. Ik zoek naar verklaringen en kom alleen
maar uit bij een op het eerste gezicht misschien iets te simplistische
stelling: we voeden onze angst zelf. Franklin D. Roosevelt, de grootste
president die de Verenigde Staten ooit hebben gekend, zei bij zijn aantreden in
1933, in volle economische crisis die zo erg en zo fundamenteel was dat mijn
persoonlijke besognes uit de jaren tachtig in vergelijking ermee klein bier
waren: “The only thing we have to fear is fear itself”.

Vandaag staat er geen Roosevelt meer op, die
tegen de tijdsgeest in roept dat we vooruit moeten denken, dapper zijn, ons
best doen om zware en zwarte tijden te overwinnen. We zijn oneindig veel rijker
dan onze voorouders en toch voelen we ons arm en verwaarloosd. De Peter
Adriaenssens in mij schreeuwt: “Het ligt aan de computers en de sociale
media, neem die tablets af en niet alleen van de kinderen!” De Frank Van
Laeken in mij (die nog altijd een meerderheid van mijn aandelen bezit) zegt:
“We moeten verantwoord leren omgaan met al die verworvenheden van de
moderne tijden.” Gsm, sms, mail, internet, smartphone, Facebook, etcetera:
geweldig dat ze er zijn, maar ze moeten tot onze dienst staan, niet omgekeerd.

We zijn behept met ideaalbeelden, die we
vervolgens zelf versterken, waardoor ze geen ideaal meer zijn, maar een
onbereikbare staat van genade die wij, simpele zielen, nooit ofte nimmer zullen bereiken. Op Facebook lezen we over geslaagde huwelijken,
prille maar veelbelovend ogende relaties, kinderen die in peis en vree
opgroeien en die het zonder uitzondering allemaal fantastisch doen op school, sympathieke
huisdieren, geslaagde vermageringskuren, de ene na de andere promotie op het
werk, en we nemen dat klakkeloos voor waar aan. En we vragen ons af: waarom is die
verre vriend zo succesvol en ik niet? De schrik slaat ons om het hart, we zijn een depressie nabij. “Waarom zij wel en ik niet?” Wat we ons niet meer afvragen: is het wel
waar wat die kennis schrijft of verbergt hij of zij met die positivo-berichtjes geen
andere gebreken of tekorten?

De traditionele media haken gretig in op onze
fascinatie voor idealen en onze angst om die niet te bereiken. In de jaren
zeventig pleegden terroristische organisaties als Zwarte September en de
Baader-Meinhoff-groep de ene na de andere moorddadige aanslag, maar toch leidde
dat niet tot massahysterie zoals dat nu bij IS wel het geval is. De terroristen
staan voor de deur, denken we, een beeld dat sinds 9/11 flink versterkt werd,
terwijl de kans dat we in de handen vallen van terroristen, religieuze
krankzinnigen of psychopaten oneindig veel kleiner is dan dat we morgen in
elkaar zakken aan de gevolgen van één of andere moderne ziekte, dat ons hart
het begeeft of dat we – die ene keer dat er geen file is onderweg –
verongelukken.

We moeten af van die ideaalbeelden die we zelf
via de moderne media die ons ter beschikking staan (en die we tot een jaar of twintig
geleden niet hadden) blijven verspreiden. We moeten ophouden om te blijven
hameren op een perfecte wereld, het perfecte gezinnetje, de perfecte kids, de perfecte vriendenkring: stop
met dromen, ze bestaan niet, je kan er alleen zo hard mogelijk naar streven en
dan nog. We moeten weer leren alles in perspectief te plaatsen: neen, niet door
te verwijzen naar het begin van de Eerste Wereldoorlog om te benadrukken hoe
goed we het honderd jaar later wel hebben, meneer Bourgeois, maar door de
realiteit weer een plaats te geven in ons leven. Reality check: vroeger was het niet beter, morgen zal het ook niet
beter worden. ‘Beter’ is een begrip dat we zelf moeten definiëren, ieder voor
zich, elk in zijn eigen tijdsgewricht. De Phil Bosmans in mij bedenkt: “Beter is al goed genoeg!”
Geluksgoeroes zijn graag geziene gasten in tv-programma’s om hun ideale pad naar zelfverwezenlijking uit te tekenen en terloops (maar dat is uiteraard bijzaak) een flinke zakcent bij te verdienen met hun gejatte welzijnskreten. Hopla, nog meer angst, dat gaat ons nooit lukken! Doemgoeroes zijn eveneens niet weg te slaan uit de dagelijkse berichtgeving, zij voorspellen het einde. Lap, weer wat angst erbij, omdat we verdoemd zijn.

We zien het leven als een 100 meter-spurt,
waarin elke beweging juist moet zitten: snel uit de startblokken, zo vlug mogelijk
op maximumsnelheid komen, met rasse schreden en de borst vooruit richting
finish. Alles moet ‘Nu! Nu! Nu!’ gebeuren, morgen is nog heel ver weg, we
hebben het druk-druk-druk. Het leven is echter géén sprint, het is een
marathon. We moeten met onze ellebogen wringen om vooraan te staan bij de
start, we zullen onvermijdelijk tegen anderen opbotsen, het zal moeilijk zijn
om ons tempo vol te houden, het risico op struikelen is permanent aanwezig, misschien krijgen we wel een inzinking of
overbruggen we de volle 42 kilometer en 195 meter niet. So what? That’s life!

Het enige wat we écht moeten vrezen is
inderdaad de angst zelf, want die vreet onze ziel op en zonder ziel zijn we
toch maar zielige, pathetische wezens.



Kunst kan de wereld veranderen

Samenleving Posted on vr, september 26, 2014 12:59:47

Er staat een foto in de krant: een jonge
blonde vrouw houdt met haar rechterheup een fiets tegen en op de pancarte die
ze omhoog steekt lees ik het woord ‘Arts’. Ik denk: handig, weet je in een
noodgeval meteen dat er een arts voorbij fietst, kan je haar tegenhouden. Achter haar houdt iemand het
bordje ‘Empathie’ omhoog en plots besef ik dat ik haar bordje in het Engels
moet lezen. ‘Kunst’.

Er is veel onrust in de culturele sector.
Zeveneneenhalve procent besparen, gemiddeld, dat is niet niets. Dus gaat het nu
‘Hart tegen Hard’. De zachte sector, de culturele jongens en meisjes, die met
het hart, versus de harde sector, de Vlaamse regering, de meerderheid in het
Vlaams Parlement, de economisten. In tijden van crisis wordt het geld altijd
gehaald bij die sectoren die volgens de leidinggevende politici het minst nodig
zijn. Dat heb je met boekhouders op de regeringsbanken.

Dat onzalige discours wordt nu jolig overgenomen door lui
die ik in een overmoedige bui al eens intellectueel interessant heb bevonden.
Kunst en cultuur, het zijn geen basisbehoeften, roepen ze dan. En: wie gaat er
nu nog naar de opera? Of: kunst is voor de elite, kansarmen zie je niet op zo’n
dure tentoonstelling of bij de opvoering van zo’n hermetisch toneelstuk!

Bertolt Brecht wordt dan wel eens vanonder de
mottenballen gehaald, om hun argumenten te bekrachtigen. Erst kommt das fressen, dann kommt die Moral, laten we het citaat
uit de Dreigroschenoper vooral
correct citeren, met werkwoorden en al. Dat wordt nu hervertaald als ‘Eerst
moet er eten op tafel komen, dan pas is er kunst nodig’. Of geherinterpreteerd
als ‘It’s the economy stupid, de rest
is bijzaak’. Kretologie is van alle tijden.

Ja, cultuur behoort niet tot onze
basisbehoeften, dat klopt. Eten, drinken, slapen, een beschutte plek om de
nacht veilig door te brengen, een inkomen verwerven waarmee we dan vervolgens weer
eten, drinken en een veilige, beschutte plek kunnen kopen of huren, daar gaat
het in de eerste plaats om. Dat was al zo bij de primaten. Zijn we dan nog
altijd geen stap geëvolueerd sinds onze periode als mensaap?

***

“De auteur ontving voor het schrijven van
dit boek een werkbeurs van het Vlaams Fonds der Letteren”, lees ik
achteraan de roman die ik net met veel plezier heb gelezen. Moeten schrijvers
dan J.M.H. Berckmansgewijs verkommeren op een vochtige éénkamerflat? Is het dat
wat we willen?

Een choreograaf als Sidi Larbi Cherkaoui,
Belgische wereldtop, zal stilaan wel een zelfbedruipend bedrijfje leiden, maar
gaan we de toekomstige Sidi Larbi’s belemmeren om hun droom waar te maken en
ons, al bij al beperkt kringetje van cultuurliefhebbers, dromen van genot te bezorgen?

Eerlijk gezegd ben ik het niet met Brecht
eens: ik vind dat de ‘Moral’, de ethiek dus, eerst komt. Niet als
basisbehoefte, maar als zingeving aan onze behoeften. Anders staan we terug bij
af. Kunnen we net zo goed weer met pijl en boog op jacht gaan en eender welk
dier afschieten onder het motto ‘Erst
kommt das fressen
‘. Met uitsterven bedreigde soort, zei u? Komaan, man, ik
moet toch eten!

Ja, natuurlijk moet er een strenge selectie
gemaakt worden, dat gebeurt trouwens al, met elvendertig commissies die hun
mening geven over verenigingen en individuën. We moeten als gemeenschap geen
subsidies rondstrooien, daar hebben we niet de middelen voor en het is bovenal contraproductief. Er mag gerust een resultaatsverbintenis tegenover staan: als
we, als Vlamingen, via één of ander fonds centen geven aan een auteur, dan moet
die achteraf niet komen zeuren over writer’s
block
. Geen boek = voorschot terugbetalen. De culturele sector mag niet
vies zijn van enkele basisprincipes uit de economie, en vice versa.

***

Ik durf zeggen dat ik een beter, volwaardiger
mens ben geworden door veel te lezen, naar de bioscoop te gaan, concerten bij te
wonen, toneelstukken te zien, dansvoorstellingen te savoureren, op tentoonstelling te flaneren. Andere inwoners
van dit lapje grond binnen het Grote Tranendal doen dat niet: ze lezen niet, ze
komen niet buiten tenzij om op café te gaan, ze willen op tv alleen de hapklare
brokken bekijken. Hun goed recht, zoals het mijn goed recht is om dat
kortzichtig en zelfs een heel klein beetje dom te mogen noemen. Zolang onze
wegen elkaar niet kruisen, is er echter niets aan de hand. Maar ik vind wel dat
mensen zoals ik, die al eens een cultureel stapje in de wereld zetten, recht
hebben op een voldoende uitgebreid aanbod.

Nu dreigt de verschraling. Ach, die culturo’s zullen natuurlijk een beetje
overdrijven met hun luidkeels protest, dat is zo, maar toch… We staan, om de
woorden van gewezen cultuurminister Anciaux te lenen, qua cultuurbeleid terug
in de vorige eeuw. Terwijl cultuur één van de motoren van onze samenleving
behoort te zijn en kunst ons leven letterlijk mooier kan maken.

“Schoonheid zal de wereld redden”,
legde Dostojewski in de mond van het hoofdpersonage uit De idioot. Anderen vervangen in die zin ‘schoonheid’ door ‘kunst’
of ze schrijven dat kunst de wereld zal veranderen. En wie zei er ook weer
“Verander de wereld, hij heeft het nodig”? O ja, dat was weer die Bertolt
Brecht.



Rijbewijs met punten

Samenleving Posted on do, september 11, 2014 12:19:54

Twee CD&V-medewerkers kregen als opdracht
om het archief van wijlen Jean-Luc Dehaene uit te pluizen.

“Hier zie, een kant-en-klare-wet! 18 juli
1990, amai da’s een tijdje geleden. Rijbewijs met p… Verdomme, een
koffievlek, ik kan dat woord niet lezen!”

“Rijbewijs met p…? (knipoogt) Penisverlenging?”

“Hahaha, een goeike. Met prostaatklier, enkel voor mannen?”

“Héhé, ik kom niet meer bij. Euh, met
prostitutiekortingbonnetjes?”

“Ja, waarom niet?! Effe serieus nu, wat
volgt er na die ‘p’? Met praktijkexamen, misschien?”

“Of met proefperiode?”

“Wacht eens even: met punten, zou dat
kunnen, daar heb ik al eens iets over gelezen?”

“Ja ja, dat is het. Wat doen we ermee? Geven we ’t aan de Kris en de Wouter?”

En zo werd het idee van het rijbewijs met
punten opnieuw opgediept uit een stoffige lade tussen tientallen verlopen
jaarabonnementen van Club Brugge, waarna het werd opgepikt door de onderhandelaars
die een federale regering moeten proberen te vormen.

***

De wet is er al vierentwintig jaar, maar de
uitvoeringsbesluiten werden nooit goedgekeurd. Ander probleempje: de databanken
met overtredingen bij Justitie werden al die tijd nooit gekoppeld aan de
databanken met informatie over rijbewijzen bij de overheidsdienst Mobiliteit. Tja,
België, weet u nog wel, het land van Magritte, Guust Flater en zes
staatshervormingen.

In Duitsland bestaat het systeem al veertig
jaar. Het dateert uit een periode dat er in de Duitse Bondsrepubliek, het oude
West-Duitsland, jaarlijks dertigduizend doden vielen in het verkeer. Vandaag
tellen onze oosterburen nog drieduizend doden per jaar in het herenigde
Duitsland. In Nederland daalde het aantal verkeersovertredingen direct na de
invoering van het puntenrijbewijs in 2002 met 10 tot 25 procent.

Het werkt blijkbaar, dus wat kunnen we ertegen
hebben? Tegenstanders werpen op dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen
professionele chauffeurs (die voortdurend op de baan zijn en bijgevolg een
grotere pakkans riskeren) en anderen, een onderscheid dat ze in Spanje wel
maken. In Frankrijk rijden er dan weer veel chauffeurs zonder rijbewijs rond;
ze trekken zich niets aan van dat ontbrekend papiertje waarop je uitermate
zelden wordt gecontroleerd.

Mijn bedenking is dat het alweer een kwantitatief
systeem is. Rij tien kilometer per uur te snel op een verlaten baan in ideale
weersomstandigheden en je verliest een punt. Doe dat zes keer en je bent een
maand je rijbewijs kwijt én je moet opnieuw op cursus. Rij systematisch op het
tweede rijvak, trager dan de chauffeurs rechts en links van je, gebruik nooit
je richtingaanwijzers, wijk plots uit wanneer je merkt dat je je afslag dreigt te missen, begin te remmen voor het groene licht en er zal je
niets overkomen. Persoonlijk vind ik die eerste chauffeur betrouwbaarder dan de
tweede, maar dat zal wel aan mij liggen.

De weging van de punten moet goed overwogen
worden. Als je voor een snelheidsovertreding één punt krijgt (op een maximaal
toegelaten aantal van zes), dan moeten andere overtredingen veel strenger
bestraft worden. Van mij mag een dronken chauffeur stante pede zijn rijbewijs
verliezen, bijvoorbeeld, omdat dat in verhouding een véél ernstiger overtreding
is dan 80 rijden waar je 70 mag.

Ik vind een zware voet minder erg dan een
dronken hoofd, tenzij de twee samen gaan. Dan zit je met een dodelijke cocktail. Maar ik zou comfortabeler rijden en
me veiliger voelen wanneer de politie actiever de weg op gaat en vermanend en
desnoods verbaliserend optreedt tegen veel te snelle én veel te trage chauffeurs,
bumperklevers, idioten die in alle omstandigheden met hun groot- of mistlichten aan
rijden, pezewevers die nooit aangeven welke richting ze zullen inslaan,
brokkenmakers die de voorrangsregels straal negeren, blindemannen (m/v) die
bruuske maneuvers uitvoeren, slapers en slepers op het tweede rijvak,
enzovoort.

Veilig verkeer, zeer graag, maar dan wel een consequente
opvolging en rekening houden met alle omstandigheden. Het mag eindelijk ook eens over de
kwaliteit van het autorijden gaan.



Recht en rechtvaardigheid

Samenleving Posted on wo, september 10, 2014 12:06:49

Eén van de grootste vergissingen die de
mensheid in het beschermde natuurgebied België kan maken en ook geregeld maakt, is het door elkaar haspelen van de begrippen
‘recht’ en ‘rechtvaardigheid’. We vinden het maar
rechtvaardig en normaal dat schorremorrie achter tralies belandt en zien recht daarbij als
een soort glijmiddel. Fout!

In een rechtsstaat zoals de onze betekent
recht niet alleen dat we de gerechtelijke instanties de bevoegdheid geven om
‘recht te spreken’ over misdaden en misdrijven, maar ook dat de allergrootste
crimineel, al heet hij Marc Dutroux of Freddy Horion, ‘recht heeft’ op een
deskundige verdediging. Advocaten van zulke criminelen worden al heel snel
afgeschilderd als ‘advocaat van de duivel’: dat bekt goed en het levert
intrigerende koppen op boven ontelbare krantenartikels. Bovendien versterkt het
ons gevoel van rechtvaardigheid: er is wit en er is zwart, er zijn de goeden en
de slechten (en hooguit wat sukkels die heen en weer waggelen tussen de twee),
zo delen we de wereld graag in. Lekker overzichtelijk en het bespaart ons
verder nadenken over goed en kwaad.

Het proces-Aquino (of beter: het mediagenieke juridische festijn dat ooit zou moeten uitmonden in een proces tegen een vermoedelijke drugsbende
die bestaat uit een aantal familieleden) is een mooi voorbeeld van de
verkleuring van wat velen onder ons onder ‘recht’ verstaan. Het is de taak van
de advocaten van de schurken (want dat hebben we al voor onszelf uitgemaakt,
het zijn schurken!) om hen zo adequaat mogelijk te verdedigen, met alle
mogelijke rechtsmiddelen, een beroep doend op hun spreekvaardigheid, hun
deductievermogen en hun grondige kennis van het rechtssysteem.

Ik heb er dus geen moeite mee dat de dure
advocaten van de Aquino’s het proces laten stilleggen omwille van
procedurefouten, ook al lijken de feiten duidelijk en zijn die Aquino’s wellicht geen
lieverdjes. Zelfs zij verdienen een eerlijk en grondig proces. Dat zijn we aan onze rechtsstaat verplicht.

Ik heb er ook geen moeite mee dat mijn
rechtvaardigheidsgevoel (schurken moeten gestraft worden!) op de proef wordt
gesteld, omdat die dure advocaten alle middelen aanwenden om het schemaatje van
de openbare aanklager in de war te sturen.
Dat is hun verdomde taak, daarvoor worden ze betaald. Als ze dat niet
doen, overtreden ze hun eigen erecode.

Ik heb er evenmin moeite mee dat procedures
die onvoldoende werden gerespecteerd in vraag worden gesteld, bekritiseerd of
zelfs nietig verklaard. Ook de autoriteiten, wat zeg ik: vooral de autoriteiten, moeten zich aan de wet houden. Als we de
bemoeizucht van de NSA (terecht) hekelen, dan moeten we consequent zijn en een
te ruime interpretatie door de gerechtelijke politie en onderzoeksteams van wat
legaal mogelijk is aan banden leggen.

Ik heb er zelfs geen moeite mee dat
procedurefouten een proces helemaal in de war sturen, al zal mijn
rechtvaardigheidsgevoel inwendig stevig vloeken mocht dit betekenen dat
gewetenloze misdadigers, al was het maar tijdelijk, op vrije voeten belanden.
De wet is de wet voor iederéén. Als de hoeders van die wet in de fout zijn gegaan, moet dat kunnen gesanctioneerd worden. Ik was destijds één van de weinigen in mijn vrienden- en kennissenkring die het spaghettiarrest tegen onderzoeksrechter Connerotte een logische beslissing vond.

Ik heb er niet de minste moeite mee dat er
geen rekening wordt gehouden met de publieke opinie. Als we dat zouden doen,
dan zouden er nog openbare lynchpartijen zijn, heksenverbrandingen en
handafhakkingen. De publieke opinie is een amalgaam van allemaal kleine,
meestal ondoordachte meninkjes van slecht geïnformeerde luitjes die toch per se
hun zegje willen doen, al dan niet gesterkt door enig gerstenat. Vergeet de
publieke opinie. Laat die hooguit om de vijf jaar even aan het woord in het
stemhokje, al was het maar om het gelijk van Churchill te bewijzen dat dit de
minst slechte methode is om het volk aan het woord te laten, maar laat ze voor
de rest links liggen. Of rechts, want daar zit momenteel een pak meer volk
verzameld.

Ik heb er wel moeite mee dat procedurefouten ad absurdum worden ingeroepen, zoals
gisteren nog in een zaak van een dronkaard die een ongeval met gewonden had
veroorzaakt en die zelf had bekend dat ie veel te diep in het glas had gekeken.
Het toestel waarmee zijn dronkenschap werd gemeten bleek al een tijdje de
houdbaarheidsdatum gepasseerd en dus werd de man vrijgesproken, ondanks die
bekentenis. Dat vind ik dan weer zeer onlogisch, omdat in mijn ogen een
bekentenis even zwaar weegt als een bewijsstuk.

Ik heb heel veel moeite – excuus, hier passen
vette hoofdletters – IK HEB HEEL VEEL
MOEITE MET DE ARROGANTIE VAN ZO’N SVEN MARY, DIE EEN EVENTUELE VRIJSPRAAK VAN
MISDADIGERS ‘COLLATERAL DAMAGE’ NOEMT, DIE HET PROCES-AQUINO OP TV OMSCHRIJFT
ALS ‘HET PROCES VAN DE MAGISTRATUUR’ EN DIE DAT MET Z’N ARROGANTE KALE KOP NOG
NORMAAL SCHIJNT TE VINDEN OOK!

Sorry, dat moest er even uit. Misdadigers
hebben het recht op de allerbeste advocaten, maar die allerbeste advocaten
(gesteld dat Mary tot dat exclusieve kringetje behoort) moeten zich wel blijven
gedragen. Ze mogen de feiten niet omdraaien en ze mogen al zeker niet spuwen op
recht en rechtvaardigheid. In deze paste dus enige terughoudendheid; dat ze hun
slag hebben thuisgehaald zou voor Mary, Vermassen & co voldoende moeten
zijn. Ze hebben heel veel kritiek op de mediatisering van belangrijke processen
en ze hebben ongetwijfeld een punt, maar dan moeten ze wel zelf niet constant
de media opzoeken.

Zo!



Wat gaat er om in het hoofd van de onthoofde?

Samenleving Posted on do, september 04, 2014 12:51:10

“Wat gaat er om in het hoofd van de
onthoofder?” vraagt De Morgen
zich vandaag af op pagina zes van de krant. Ik dacht meteen cynisch: weinig,
héél weinig. Een goddeloze leegte met hier en daar een door godsdienstfanatisme
aangestuurde eenzame hersencel. Een onderzoeker van de universiteit van
Konstanz, in Duitsland, wist er echter veel meer over te vertellen.

Onthoofden, zo leerde ik uit het artikel, is
iets wat je moet leren. In Konstanz hebben ze de video van de onthoofding van
James Foley, het vorige slachtoffer, grondig ontleed. Tja, iemand moet het
doen. De beul was extreem kalm, de daad koel en berekend. Dat komt omdat ie
overtuigd is van het Grote Gelijk van zijn onwrikbare overtuiging. De beul
dehumaniseert zijn slachtoffer, hij pompt zichzelf voortdurend in dat al wie
niet hetzelfde denkt als hij de dood verdient. Dan wordt het blijkbaar net iets
makkelijker om iemand heel beheerst voor de draaiende camera de keel over te
snijden.

Wat mij na de recente onthoofding van de
Amerikaanse journalist Steven Sotloff meer intrigeert dan de ziekelijke hersenspinsels van religieuze waanzinnigen die de woorden van een profeet uit
ver vervlogen tijden mismeesteren om hun onmenselijke gedrag te kunnen
verantwoorden, is wat Sotloff of zijn al even onfortuinlijke collega Foley op
het eind dachten. Ze zagen er verdacht kalm uit op de foto’s (ik heb de video’s
bewust genegeerd). Sereen, alsof ze zich verzoend hadden met het
onvermijdelijke. Wisten ze dat er geen ontkomen meer aan was? Of koesterden ze
nog de hoop dat ze, na het uitspreken van de door de krijgsheren van de
Islamitische Staat opgedrongen anti-westerse woorden, genade zouden krijgen?
En, als Foley dat al dacht, waarom zou Sotloff dat veertien dagen later ook nog
gedacht hebben, wetende dat Foley genadeloos gedood was?

Ik begrijp het namelijk niet wat iemand in de
luttele ogenblikken voordat ie op volstrekt eerloze wijze zal worden gedood,
bezielt om de opdracht van de beul vlekkeloos uit te voeren en de schuld van
alle miserie, ook de zijne, in de schoenen van de Amerikaanse president of het
‘goddeloze westen’ te schuiven.

Op het gevaar af van zeer oneerbiedig te
klinken: waarom voer je bevelen uit wanneer je weet dat je daarmee je eigen
noodlot of dat van je naasten niet kunt afwentelen? Ik ben verre van een held,
maar ik zou hopen dat ik in zulke extreme omstandigheden in eerste instantie passioneel
mijn geliefden zou aanroepen, hen zeggen dat ik hen graag heb gezien, hen
bezweren dat ze moeten voortgaan met hun leven als ik er niet meer ben. En ik
zou, als de beul dan nog niet zou hebben ingegrepen, het westen oproepen om IS
te vernietigen, als dat kan een hint van een locatie geven waar de
bombardementen moeten plaatsvinden, religieus fundamentalisme aanklagen.

Ik schreef het al, ik ben geen held en ik kan
me de luxe permitteren om niet in het hoofd van een toekomstige onthoofde te
moeten kruipen. Misschien doe ik ook gewoon braafjes wat de barbaren mij hebben
ingefluisterd. Misschien hoop ik tot op het laatst dat mijn beul van gedacht
zal veranderen. Misschien reken ik erop dat net op dat moment de bevestiging
komt dat de regering van mijn land het losgeld heeft betaald. Misschien…

“Iemand die psychisch of sociaal
verwaarloosd, gediscrimineerd of gekrenkt is, is sneller te overtuigen tot
geweld vanuit een wraakgevoel”, zegt psycholoog Roland Weierstall,
ongetwijfeld een veel slimmere mens dan ikzelf, in het De Morgen­-artikel. Laten we dan inderdaad als samenleving dringend
iets doen aan sociale verwaarlozing, discriminatie of krenking, maar laten we
toch vooral niet aanvaarden dat die fenomenen ondertussen, bij gebrek aan
aanpak of oplossing, een rechtvaardiging vormen voor folteringen en executies.

Ik veroordeel James Foley en Steven Sotloff
zeker niet, ik weiger hen zelfs te beoordelen, dat zou maar al te grof zijn. Ik stel alleen enkele fundamentele levensvragen.
Het moet verschrikkelijk zijn om te beseffen dat je zeer binnenkort, over een
paar tellen, gekeeld zult worden als een varken. Ik moet er niet aan denken dat
het mij ooit overkomt. Ik moet er wel aan denken. We moeten er allemaal aan
denken, wij, gezonde mensen, of we nu religieus zijn of niet, want als alle mensen
met enig gezond verstand wegkijken en niet reageren, geven we de onmensen hun
zin (u kent dat spreekwoord van de dégoutés
en de dégoutants). Als we hen te veel
aandacht schenken, ook. Een Catch 22-situatie.

Wat wel onderhand duidelijk moet zijn: IS heeft
geen recht van bestaan.



“We do what we’re told to do”

Samenleving Posted on do, augustus 21, 2014 12:33:43

Het was een zomerse zondag, die derde juli van
het jaar 1983. In Werchter beklommen achtereenvolgens The Scabs, John Cale +
Band, Warren Zevon, Eurythmics, U2, Simple Minds, Peter Gabriel en Van Morrison
dat ene podium. Geen tenten, geen poespas, geen tachtig groepen. Acht optredens
met tussendoor drie kwartier pauze. Zaterdag in Torhout, zondag in Werchter.
Simpel.

Halfweg het optreden van Peter Gabriel,
voorlaatste naam op het programma, schokte het publiek na Shock the Monkey nog even na. De zanger met het geschminkte gezicht
nam even de tijd om een verhaaltje te vertellen als inleiding van een nieuwe
song, Milgram’s 37. Over een
psycholoog aan de universiteit van Yale, Stanley Milgram, die begin jaren
zestig een experiment had opgezet waarvoor hij via een krantenadvertentie vrijwilligers ronselde die vier
dollar konden verdienen als proefpersoon. Doel van de test: aantonen dat mensen
blindelings orders volgen, ook als ze daarmee andere mensen kwaad doen. Naast
de vrijwilliger stond een begeleider in de ene ruimte. In een aanpalende
ruimte, gescheiden door een glazen wand, zat een andere zogeheten vrijwilliger
(in werkelijkheid: iemand die mee in het complot zat). De échte vrijwilliger
werd ‘leraar’ genoemd en kreeg de opdracht om elektrische schokken toe te
dienen aan de andere ‘vrijwilliger’, de ‘leerling’, die moest acteren dat er bij elke nieuwe stroomstoot werkelijk 15 volt extra door zijn lijf werd
gejaagd, tot het maximum van 450 volt.

Als de ‘leraar’ twijfelde, greep de begeleider
in. Hij zei ‘Ga door’ of ‘Het experiment vereist dat u doorgaat’ of ‘Het is
absoluut noodzakelijk dat u doorgaat’ of ‘U heeft geen andere keuze, u moet
doorgaan’, in die volgorde. Vooraf hadden collega’s van Milgram op Yale
gepronostikeerd dat niet meer dan 1 op 40 ‘leraren’ zouden gehoorzamen tot en met
het drie keer na elkaar toedienen van het hoogste, mogelijk dodelijke voltage.
Zo onverantwoordelijk en onmenselijk zijn mensen niet, dachten ze. In realiteit
gingen 26 op de 40 deelnemers tot het uiterste. Omdat de zelfverzekerde,
nadrukkelijk pratende man naast hen dat vroeg. Gehoorzaamheid, dat hadden ze
thuis, op school en op het werk geleerd, dus deden ze het maar. (In een variatie op dit experiment zei Milgram dat de ‘leerling’ een hartprobleem had. Dat bleek geen probleem te zijn voor de meeste vrijwilligers. Shock the monkey! Nog een variante bestond erin om naast de ‘leraar’ twee andere ‘leraars’ te zetten, acteurs die nog wat meer druk moesten zetten op hun ‘collega’, waarna 37 op de 40 deelnemers het experiment bleven voortzetten. Hier komt de titel Milgram’s 37 vandaan.)

Gabriel gebruikte het voorval om absolute
onderdanigheid aan te klagen en pleitte voor burgerlijke ongehoorzaamheid
wanneer autoriteiten te ver zouden gaan met hun bevelen. En hij vroeg de
zestigduizend aanwezigen daarop om mee te zingen met een eenvoudige tekst die
als een mantra over de weide werd losgelaten: “We do what we’re told / We
do what we’re told / We do what we’re told / Told to do”. Wat mij,
middenin die massa, hogelijk verbaasde, was dat de meesten nog begonnen mee te
zingen ook. Ik stond daar, stil, verbaasd rondkijkend, omringd door die 65 procent van de vrijwilligers die
niet lang hoefden te aarzelen om elektroschokken toe te dienen. Ik heb het
nooit erg voor massa’s gehad – mij zal je zelden op betogingen zien -, maar
daar en dan wist ik: de mens is tot alles in staat en hij beseft het niet eens.
Een angstaanjagende gedachte en een beklijvend moment op een verder zeer
aangename festivaldag.

“We do what we’re told to do” geldt
in tijden van sociale media meer dan ooit. Je zou durven veronderstellen dat
individuën in 2014 goed van kwaad kunnen onderscheiden, in staat zijn tot
individueel denken en handelen, zich niet laten opjutten door rücksichtloze bevelhebbers of opdringerige
leden van dezelfde groep, maar het tegendeel is waar. We blijven kuddedieren.
Dat kan positief uitdraaien: een artikel in De
Morgen
wees gisteren op het stijgend aantal singles in onze samenleving,
waarvan de meesten niet liever zouden hebben dan een partner of een vriend(in)
te hebben of tot een club van gelijkgezinden te behoren. Verenig u vooral! Doe
zotte dingen onder elkaar! (Aarzel dan toch niet, doe wat ik u zeg!)

Dat kan ook leiden tot vreemd kuddegedrag. De
hashtag #ISISMediaBlackOut massaal verspreiden via alle denkbare sociale media,
bijvoorbeeld, terwijl je die barbaren van de Islamitische Staat er alleen maar
een dienst mee bewijst: ze krijgen meer aandacht, hun boodschap wordt nog meer
verspreid, de beelden van de onthoofding zullen nog meer afschuw veroorzaken. Merkwaardig om zien hoe onmensen, die qua gedachtengoed ergens in de hele vroege middeleeuwen zijn blijven hangen, gebruik maken van de modernste communicatiemiddelen om hun boodschap van haat uit te dragen.

Meedoen aan hashtagspelletjes op Twitter is
een ander voorbeeld. Of drie keer per dag je maaltijd op Instagram zetten,
hashtag ‘foodstagram’. Of foto’s van huisdieren op Facebook plaatsen, net als
alle ‘vrienden’ van je, en elkaars koekeloerepoezewoefkes liken, omdat dat zo hoort in de sociale context waarin je je
vrijwillig hebt begeven, zonder dat je daar zelfs vier dollar voor hebt
ontvangen. Ik weet het, ik doe er zelf ook wel eens aan mee. Het is sterker dan
mezelf. Het is sterker dan uzelf. Het is sterker dan onszelf. We willen niet
alleen zijn. We willen tot de groep behoren. We willen behagen. Als dat
onschuldig is, ach ja, wie maalt erom? Maar het is niet altijd even onschuldig.
Haat zaaien is nooit veraf. Pesten evenmin. En het blijft natuurlijk in alle
omstandigheden braafjes meedoen met de massa, terwijl we, o ironie, zo sterk op
onze onafhankelijkheid willen staan.

Ook die man met het Britse accent die de
Amerikaanse journalist James Foley onthoofdde zal geen vier dollar ontvangen
hebben. Hij zal het gedaan hebben voor één of ander Hoger Goed, een ontmoeting
met een stel maagden in een denkbeeldige hemel of zoiets. Maar da’s pas voor later, véél later,
als de strijd gestreden is, de oorlog gewonnen, het kalifaat gevestigd. Nu nog
niet: nu moest hij gewoon gehoorzamen.

Ook hij deed wat hem was opgedragen. Als hij
dat niet had gedaan, zou zijn bevelvoerder iets geroepen hebben in de trant van
‘Ga door’ of ‘Onze strijd vereist dat u doorgaat’ of ‘Het is absoluut
noodzakelijk dat u doorgaat’ of ‘U heeft geen andere keuze, u moet doorgaan’,
als die al niet bij het tweede bevel zelf een mes had gehanteerd om eerst de
ongehoorzame en daarna de arme journalist een kopje kleiner te maken.

“We do what we’re told to do”.
Waarom toch?



« VorigeVolgende »