“Wat gaat er om in het hoofd van de
onthoofder?” vraagt De Morgen
zich vandaag af op pagina zes van de krant. Ik dacht meteen cynisch: weinig,
héél weinig. Een goddeloze leegte met hier en daar een door godsdienstfanatisme
aangestuurde eenzame hersencel. Een onderzoeker van de universiteit van
Konstanz, in Duitsland, wist er echter veel meer over te vertellen.

Onthoofden, zo leerde ik uit het artikel, is
iets wat je moet leren. In Konstanz hebben ze de video van de onthoofding van
James Foley, het vorige slachtoffer, grondig ontleed. Tja, iemand moet het
doen. De beul was extreem kalm, de daad koel en berekend. Dat komt omdat ie
overtuigd is van het Grote Gelijk van zijn onwrikbare overtuiging. De beul
dehumaniseert zijn slachtoffer, hij pompt zichzelf voortdurend in dat al wie
niet hetzelfde denkt als hij de dood verdient. Dan wordt het blijkbaar net iets
makkelijker om iemand heel beheerst voor de draaiende camera de keel over te
snijden.

Wat mij na de recente onthoofding van de
Amerikaanse journalist Steven Sotloff meer intrigeert dan de ziekelijke hersenspinsels van religieuze waanzinnigen die de woorden van een profeet uit
ver vervlogen tijden mismeesteren om hun onmenselijke gedrag te kunnen
verantwoorden, is wat Sotloff of zijn al even onfortuinlijke collega Foley op
het eind dachten. Ze zagen er verdacht kalm uit op de foto’s (ik heb de video’s
bewust genegeerd). Sereen, alsof ze zich verzoend hadden met het
onvermijdelijke. Wisten ze dat er geen ontkomen meer aan was? Of koesterden ze
nog de hoop dat ze, na het uitspreken van de door de krijgsheren van de
Islamitische Staat opgedrongen anti-westerse woorden, genade zouden krijgen?
En, als Foley dat al dacht, waarom zou Sotloff dat veertien dagen later ook nog
gedacht hebben, wetende dat Foley genadeloos gedood was?

Ik begrijp het namelijk niet wat iemand in de
luttele ogenblikken voordat ie op volstrekt eerloze wijze zal worden gedood,
bezielt om de opdracht van de beul vlekkeloos uit te voeren en de schuld van
alle miserie, ook de zijne, in de schoenen van de Amerikaanse president of het
‘goddeloze westen’ te schuiven.

Op het gevaar af van zeer oneerbiedig te
klinken: waarom voer je bevelen uit wanneer je weet dat je daarmee je eigen
noodlot of dat van je naasten niet kunt afwentelen? Ik ben verre van een held,
maar ik zou hopen dat ik in zulke extreme omstandigheden in eerste instantie passioneel
mijn geliefden zou aanroepen, hen zeggen dat ik hen graag heb gezien, hen
bezweren dat ze moeten voortgaan met hun leven als ik er niet meer ben. En ik
zou, als de beul dan nog niet zou hebben ingegrepen, het westen oproepen om IS
te vernietigen, als dat kan een hint van een locatie geven waar de
bombardementen moeten plaatsvinden, religieus fundamentalisme aanklagen.

Ik schreef het al, ik ben geen held en ik kan
me de luxe permitteren om niet in het hoofd van een toekomstige onthoofde te
moeten kruipen. Misschien doe ik ook gewoon braafjes wat de barbaren mij hebben
ingefluisterd. Misschien hoop ik tot op het laatst dat mijn beul van gedacht
zal veranderen. Misschien reken ik erop dat net op dat moment de bevestiging
komt dat de regering van mijn land het losgeld heeft betaald. Misschien…

“Iemand die psychisch of sociaal
verwaarloosd, gediscrimineerd of gekrenkt is, is sneller te overtuigen tot
geweld vanuit een wraakgevoel”, zegt psycholoog Roland Weierstall,
ongetwijfeld een veel slimmere mens dan ikzelf, in het De Morgen­-artikel. Laten we dan inderdaad als samenleving dringend
iets doen aan sociale verwaarlozing, discriminatie of krenking, maar laten we
toch vooral niet aanvaarden dat die fenomenen ondertussen, bij gebrek aan
aanpak of oplossing, een rechtvaardiging vormen voor folteringen en executies.

Ik veroordeel James Foley en Steven Sotloff
zeker niet, ik weiger hen zelfs te beoordelen, dat zou maar al te grof zijn. Ik stel alleen enkele fundamentele levensvragen.
Het moet verschrikkelijk zijn om te beseffen dat je zeer binnenkort, over een
paar tellen, gekeeld zult worden als een varken. Ik moet er niet aan denken dat
het mij ooit overkomt. Ik moet er wel aan denken. We moeten er allemaal aan
denken, wij, gezonde mensen, of we nu religieus zijn of niet, want als alle mensen
met enig gezond verstand wegkijken en niet reageren, geven we de onmensen hun
zin (u kent dat spreekwoord van de dégoutés
en de dégoutants). Als we hen te veel
aandacht schenken, ook. Een Catch 22-situatie.

Wat wel onderhand duidelijk moet zijn: IS heeft
geen recht van bestaan.