Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Crommunicatie

Politiek Posted on za, april 25, 2020 17:47:35

“Surrealisme is de onmiddellijke kennis van de werkelijkheid,” zei René Magritte ooit. De Belgische grootmeester van het surrealisme zal het mij niet kwalijk nemen dat ik zijn citaat even leen en naar een hedendaagse context verplaats. Hij is ergens ver weg toch maar aan het wandelen met Georgette en de hond, terwijl hier de corona-oorlog woedt. Daar is ie mooi aan ontsnapt.

Dat surrealisme de onmiddellijke kennis van de werkelijkheid voorstelt, konden we gisteravond zien. Terwijl de bijeenkomst van de Nationale Veiligheidsraad haar vijfde uur inging, konden journalisten voor de poorten van het Egmontpaleis en de Wetstraat 16 al letterlijk citeren wat er op dat eigenste moment in het grootste geheim bedisseld werd. Een reporter zei live op de Vlaamse televisie dat de vergadering misschien wel rekening hield met de vervroegde seizoenfinales van Thuis en Familie. (Alsof de Franstalige aanwezigen uitkeken naar de tussentijdse ontknoping van een Vlaamse soap.) Een andere journalist greep net op het ogenblik dat hij op tv aan het woord kwam naar zijn achterzak: berichtje op de smartphone, met een nieuwe stand van zaken. Vers voor de pers.

Eerder van de week was een voorlopige nota van het expertencomité gelekt. Hoera, we kunnen weer afspreken met maximum tien vrienden, was de niet zo voorzichtige conclusie. Waarop iedereen op de vingers probeerde uit te tellen aan hoeveel vrienden ze geraakten. Tegen dat ze aan tien zaten, bleek dat die versoepeling van de coronamaatregelen de ultieme adviestekst niet had gehaald.

Ceci n’est pas une crise.

René Magritte is een van onze grootste kunstenaars ooit, maar zoveel surrealistische fantasie zal hij wel niet gehad hebben, dat hij dit avondlijke scenario had kunnen bedenken. Al wat er ontbrak, was een man met bolhoed en een appel voor zijn gezicht die de persconferentie voorzat. En dat het na afloop mannen met bolhoed en kostuum begon te regenen.

Magritte stierf twintig jaar vóór Microsoft PowerPoint introduceerde. Geen surrealistische software maar je kunt er wel surrealistische presentaties mee maken, zo bewezen communicatievazallen van onze regeringsleiders. Een powerpointpresentatie kan op verschillende manieren gebracht worden, maar de vuistregels blijven steeds dezelfde: maximum zeven lijnen van maximum zeven woorden, een ondersteunend beeld zegt meer dan negenenveertig woorden, hou het simpel, zorg ervoor dat wat je op het scherm ziet de aandacht niet wegneemt van wat er op hetzelfde moment gezegd wordt.

Wie gisteren de presentatie in allerijl heeft gemaakt, was niet aanwezig de dag dat de vuistregels werden uitgelegd in de cursus PowerPoint for Beginners. Hij of zij heeft achteraf niet de nota’s van een andere student opgevraagd. “Och, dat ziet er niet moeilijk uit, het zal wel lukken,” u weet hoe dat gaat. Overmoed ontmoet hoogmoed, van lieden die vinden dat er zoveel mogelijk op die slides moet staan. En dus kregen we gisteravond tussen tien en halftwaalf een splitscreen te zien, met aan de rechterkant een pratend hoofd en aan de linkerkant een tekst die zelden geassocieerd kon worden met wat dat pratend hoofd op dat ogenblik aan het zeggen was. De powerpointpresentatie begon een eigen leven te leiden en dat leidde af van de boodschap. Ik kreeg er een powerpunthoofd van. Dit was geen communicatie maar crommunicatie. Kromspraak-met-visuele-ondersteuning. (Wie naar de radio geluisterd heeft, was aan het eind ongetwijfeld beter op de hoogte, helaas had ik die reflex niet.)

Op de microbubbel Twitter gonsde het van de reacties. De ene zei: dat is toch niet zo erg, de boodschap wordt sereen gebracht, je moet maar leren luisteren. De andere zei: wat een zootje, dit volgt niemand nog! Ik zweefde een tijdje tussen beide standpunten in, om uiteindelijk te belanden bij de tweede groep. Ik heb afgehaakt.

Ceci n’est pas une présentation.

Communicatie is een vak. Mijn gedacht: laat het staatshoofd of de premier in vijf minuten een wervende en wervelende tekst debiteren, recht uit hart en hersenen, waarin emotie en ratio hand in hand gaan en elkaar niet voor de voeten lopen. En laat de powerpoint dan over aan de mindere goden die wél getraind zijn om dit soort presentaties te geven.

Iemand schreef: zouden we dan beter af zijn met een president die de natie met een goed voorbereide tekst toespreekt? Daar moest ik even over nadenken. Ik denk: ja. Jazeker. Já, zeker! En toen realiseerde ik me: wie kan dit, bij ons? Wij hebben geen Macron, met zijn geparfumeerde woorden. Wij hebben geen Merkel, met haar geloofwaardige parler vrai. Wij hebben geen Johnson, met zijn highbrow English dat zijn boertige niveau een heel klein beetje opkrikt. Wij hebben, gelukkig, geen Trump, met zijn roep-maar-eender-watideetjes. Wij hebben ook geen Rutte, een halfwassen regeringsleider die soms wel de juiste toon vindt. Wij hebben — als het op verbale souplesse, geloofwaardigheid en kordate toon aankomt — welgeteld… niemand. Als je de gave van het woord niet hebt, moet je het eenvoudig en helder houden, wat, toegegeven, niet voor de hand ligt in minstens twee landstalen.

Ceci n’est pas facile.

Ofwel kunnen onze politici niet praten, ofwel geloof je ze niet, ofwel praten ze een beetje wollig en halfzacht. Wat er niet in zit, kan er niet uit komen.



Welkom in Kakofonië!

Politiek Posted on za, april 18, 2020 13:03:08

Het stond al een tijdje op mijn planning: een stukje onder de titel ‘In memoriam Politique Politicienne’. Over het nederige zwijgen van de meeste politici in coronatijden. Goed dat ik het niet geschreven heb. Het primaat van de politiek is terug in (on)ere hersteld. Het woord van de expert wordt al wat meer gecounterd door de daad van de minister. Zwijgen — en het woord aan de échte deskundigen laten — is niet langer goud. Na de Nationale Veiligheidsraad van woensdag gingen alle remmen los. Chaos troef. Onduidelijkheid regeert. Welkom in Kakofonië!

Ergens is het volstrekt onbegrijpelijk dat die ene maatregel over bezoek door één persoon aan iemand in een zorgcentrum prematuur gelanceerd werd. De experts vroegen ‘reflectie’ over de problematiek van in eenzaamheid verkommerende senioren, de Veiligheidsraad maakte er meteen een beperkte toelating tot bezoek van. Zonder goed en wel te beseffen dat een bezoeker die de voorbije veertien dagen geen symptomen van het coronavirus had vertoond, daarom niet werkelijk covid-19-vrij zal zijn. Zonder overleg met de sector, terwijl je wel een beetje kunt inschatten dat een woon-zorgcentrum met pakweg 150 inwoners ook 150 bezoekers zou ontvangen en dan liefst tegelijkertijd, want zo zijn de mensen, kijk naar de containerparkfiles. Je ziet het zo voor je, een broeihaard van nieuwe en oude ziektes. Zonder onderling overleg zelfs, want Vlaams minister van Welzijn Beke wist naar eigen zeggen van niets. Zijn hiërarchische overste, minister-president Jambon, had nochtans verklaard dat het toch niet zo moeilijk te organiseren moest zijn, zo’n bezoekmaatregel.

Ik vind dat bizar: overleg zou vandaag juist makkelijker moeten gaan. Geen tijdrovende verplaatsingen, zet de computer aan en praten maar! Meer netto tijd om na te denken en te overleggen.

De eigengereidheid van Jambon, de wijsneuzerigheid van onderwijsminister Weyts, die zelf weleens zou bepalen wanneer de scholen open zouden gaan, de onwetendheid van de bevoegde welzijnsminister: het vertrouwen in de capaciteit van onze leiders is deze week, op zijn zachtst gezegd, niet gestegen. Of ze nu in de federale regering zitten, of in een van de vele deelregeringen, want ook de nationale excellenties Geens en De Block bliezen warm en koud de afgelopen dagen. En premier Wilmès, de voorbije weken af en toe geroemd omdat ze de allure van een staatsvrouw begon te krijgen, las woensdag gewoon af van haar papiertje, zonder emotie, wat op zich goed is omdat we eerder nood hebben aan rationaliteit dan emotionaliteit, maar ook zonder empathie. Het klonk even wervend als voorlezen uit het Belgisch Staatsblad.

De oppositie zal hier garen uit spinnen, zo wordt gezegd. Vlaams Belang, met grote voorsprong, en PVDA/PTB gaven de voorbije weken het meest uit aan online-boodschappen. Strategisch niet onbegrijpelijk, maar waaróm: om te zeggen dat het beleid niet deugt, in tijden waarin enige samenhorigheid over de partijgrenzen heen wenselijk is? Die rekening kunnen ze achteraf nog maken, als de lockdown is opgeheven. Nu is het bijzonder ongepast en verwarrend.

De PS begint stilaan terug oppositie te voeren tegen een minderheidskabinet dat ze zelf heeft gesteund. Sp.a en Groen zijn wel heel stilletjes, op een paar kopstukken na. Vragen ze zich intern af of deze regeringsconstructie dan toch een democratische draak is? Hadden ze dan misschien niet beter wél steun kunnen geven aan tijdelijke volmachten en níet aan een minderheidsregering die opnieuw de eed mocht afleggen alsof er veel toekomst in deze gedoogformule zit?

Diepste dieptepunt van een week vol dieptepunten was de campagne van N-VA, waarin Antwerps burgemeester De Wever zei dat hij uitrusten op een bankje niet zou beboeten. ’t Is niet dat de advertentie gepubliceerd werd zonder zijn toestemming, want hij — in feite zijn team, maar hij is natuurlijk op de hoogte — voegde er zelf een tekstje aan toe in de sociale media: ‘Een kwestie van gezond verstand. Akkoord?’ Na de vele inbreuken op de coronamaatregelen tijdens het paasweekend kwam de dubbelzinnige boodschap als een boemerang terug. De Wever mocht het uitgebreid toelichten in Terzake. Velen verstonden dat hij een mea culpa sloeg en zich verontschuldigde. Maar als je goed luisterde, hoorde je hem alleen zeggen dat hij het betreurde dat de context verkeerd begrepen werd: hij wilde niet dat de Antwerpenaren en bij uitbreiding alle Vlamingen de regels aan hun laars zouden lappen, maar wees op het absurde van een boete voor iemand die even alleen gaat verpozen op een bankje — terloops: een mening die andere burgemeesters delen, maar zij verkozen om daar niet mee naar buiten te komen. Kortom, niet de boodschapper of de boodschap was fout, maar de boodschap was fout begrepen. Waar hebben we dat nog gehoord? Het geflipflop houdt niet op en heeft natuurlijk te maken met de coronacontext waarin het federale niveau het laatste woord heeft, een niveau dat N-VA eind 2018 vrijwillig heeft verlaten. N-VA speelt momenteel in 1B van de Belgische politiek. PS doet dat ook, maar daar hebben ze wel nog het (valse) gevoel dat ze de eerste periodetitel hebben gewonnen.

Flipfloppen is contraproductief in zo’n crisis. Velen verwijten Marc Van Ranst dat zijn boodschap vandaag anders klinkt dan twee maanden geleden, maar wie hem goed gevolgd heeft — elke dag in een journaal en minstens één duidingsmagazine —, moet toegeven dat zijn communicatie behoorlijk rechtlijnig was. Twee maanden geleden waren mondmaskers, om het daar maar weer even over te hebben, prioritair voor de zorgverleners, niet voor de man of vrouw in de straat. Dat verandert nu stilaan. Ná de lockdown zullen mondmaskers nuttig zijn.

Wie verkiest u: de rustig communicerende Marc Van Ranst of een vooraanstaand politicus die eerst zwart roept, een paar dagen later wit en die tussendoor langs vijftig tinten grijs is gepasseerd?

Nu pleiten voor méér mondmaskers in het sociale verkeer, is niet verkeerd, maar het zou geloofwaardiger zijn mocht het niet komen van lieden die anderhalve maand geleden dat hele virusje nog weglachten. Als je eerst absolutistisch en op een provocerend toontje Waarheid A verkondigt en daarna even absolutistisch en provocerend Waarheid B — u mag ze gerust ook Wit en Zwart noemen —, moet je niet verwonderd zijn dat mensen je niet prijzen om je voortschrijdend inzicht, maar dat ze je eerder zullen zien als onbetrouwbaar en opportunistisch. Wie zwijgt op het moment dat hij niet het woord heeft, zal later met meer allure kunnen spreken wanneer hij wel aan zet is.

Mensen zijn ongeduldige wezens. Een week lockdown, dat is zo eens iets anders. Twee weken lockdown, ach, dat overleven we wel. Drie weken lockdown, verdorie, de digicorder is helemaal leeg gekeken. Vier weken lockdown en de zon schijnt volop, dan voelt een kleine maar zeer zichtbare minderheid de onweerstaanbare drang om een barbecue of picknick te organiseren. Na vijf weken klinkt het geroep om het normale leven — wat dat verder ook moge betekenen — terug te hervatten steeds luider. Opiniemakers, economen en een deel van de politieke klasse wijzen op de weerslag op onze economie. Tussen de lijnen versta je: denk aan de jongere generaties en hun toekomst. (Jammer voor de oudjes die het coronavirus niet overleven, maar die gingen sowieso op korte termijn dood, dus…)

Ons geduld is op en dat wordt nog aangewakkerd door het ongeduld van wie aan het woord komt. Dat heeft te maken met een verschillende timing: media willen nu antwoorden op de vraag wat er morgen zal gebeuren, economen willen antwoorden op wat we overmorgen zullen doen, experten gaan stap voor stap. Zij zijn voorlopig, zelfs na een paar verbale uitschuivers, zowat de enige bevolkingscategorie die niet door overmoed geleid wordt. Houden zo.



50 jaar Top 30

Literatuur Posted on vr, april 17, 2020 12:16:04

(Hieronder leest u het voorwoord en een stukje uit het eerste hoofdstuk van 50 jaar Top 30, het boek van Geert De Vriese en mezelf over de geschiedenis van wat begon als BRT Top 30 en nu bekend staat als Radio 2 Top 30. Een boek vol lijstjes, achtergrondverhalen over hits en allang vergeten artiesten, lijstjes, interviews met artiesten en presentatoren, lijstjes, ontelbare weetjes, en lijstjes, of had ik dat al gezegd. Het ligt sinds deze week in de — online — boekhandel.)

***

Dit is de allereerste keer

Neen, natuurlijk is die BRT Top 30 van 2 mei 1970 niet écht de allereerste keer, want een hitparade bestaat dan al veel langer. Bij ons en elders. Het heeft ook niets te maken met de gelijknamige hit van Rita Deneve, want haar allereerste keer komt er pas een jaar later aan.

Op 20 april 1935 zendt het NBC Red­netwerk in de Verenigde Staten een aanvankelijk titelloos radioprogramma van een uur uit met 15 songs die live gebracht worden door het Lucky Strike Dance Orchestra. De samenstelling is gebaseerd op een combinatie van platenverkoop en airplay. De eerste nummer 1 is Soon van Bing Crosby. De uitvoering van de 15 songs gebeurt door onbekende zangers en zangeressen die 100 dollar per aflevering opstrijken. Sympathieke jongelui als Doris Day en Frank Sinatra. Pas na zes en een halve maand krijgt het programma een definitieve titel: Your Hit Parade. Het jaar daarop wordt het al uitgezonden op NBC én CBS, en in de jaren 50 komt Your Hit Parade op tv.

Op 4 januari 1936 pakt ook het muziekmagazine Billboard uit met een eigen, nog bescheiden hitparade. Een probeersel. Alles verandert op 27 juli 1940. Dan wordt de National Best Selling Retail Records­chart geïntroduceerd: I’ll never smile again van het orkest van Tommy Dorsey (gastzanger: Frank Sinatra) staat 12 weken lang op 1. Weer 18 jaar later, op 4 augustus 1958, wordt de Billboard Hot 100 gelanceerd, sinds die dag dé referentiehitlijst van de hele wereld. Poor little fool van Ricky Nelsonstaat die 4de augustus op 1. Op dat moment is de lijst gebaseerd op infor­matie die Billboard verzamelt bij platen­winkels en radiostations: wat wordt er verkocht, wat wordt er veel gedraaid?

De eerste diskjockey van Nederland, Pete Felleman, neemt in 1949 de lijst van Billboard gewoon over in zijn radiopro­gramma Hitparade. De platen laat hij overvliegen door KLM­kennissen die geregeld in New York moeten zijn. Het weekblad Elsevier publiceert begin jaren 60 maandelijks een overzichtje van de best verkopende platen, net als het radioprogramma Tijd voor Teenagers. Het blijft bij voorzichtige aanzetjes, tot Willem van Kooten, beter bekend onder zijn dj­-pseudoniem Joost den Draaijer, in Amerika aangestoken wordt door het hitvirus. Het resultaat is begin 1965 de Veronica Top 40. Andere piratenzenders hebben hun eigen lijst. Op de ook bij ons legendarische Hilversum 3 Top 30 is het wachten tot 23 mei 1969.

In Vlaanderen houdt men het in den beginne, eind 1954, bij een maan­delijkse lijst, aangestuurd door de Belgische muziekindustrie. Perry Comovoert die als eerste aan, met het aanstekelijke Papa loves Mambo. Pas in 1966 wordt overgeschakeld naar een wekelijks ritme. Een deurwaarder belt rond en vraagt welke platen er die week het best verkocht werden. Honderd procent betrouwbaar is dat niet. Will Tura, Engelbert Humperdinck, Tom Jones, Cliff Richard en The Beatles zijn vaste klanten. De Ultratop 50, zoals de lijst tegenwoordig heet, wordt naar voren geschoven als de officiële hitparade in Vlaanderen en Wallonië. Een onderscheid dat de industrie wil maken omdat er heel veel hitparades zijn, want ondertussen hebben bijna alle radiozenders en weekbladen hun persoonlijke ‘afrekening’ op wekelijkse basis.

***

2 mei 1970. De BRT Top 30 wordt voor het eerst op Vlaanderen losgelaten, twee jaar na Mei ’68, bijna één jaar na Wood­stock en de eerste volwaardige rock­festivals bij ons. De tijd is er rijp voor. Op een zaterdag, de geschiktste dag om een hitlijst uit te zenden, en dat vindt de

VRT vandaag – 50 jaar later – nog steeds. Rond het middaguur, dan zijn de mensen thuis, zitten ze samen aan tafel te eten, staat de radio aan… en, ja, het volume mag 2 uur lang op 9.

Twee uur volstaat ruimschoots, songs duren doorgaans nauwelijks langer dan 3 minuten. Less is more, bij het begin van het decennium dat de golden sixties moet opvolgen. De Top 30 komt op het juiste moment. De populaire piratenzenders Veronica en Noordzee zijn opgejaagd wild, ze bevinden zich letterlijk in woelige wateren. Dj’s als Mike Verdrengh en

Zaki bij ons blijken al even populaire jongens als Wolf­man Jack of Joost den Draaijer, rekening houdend met de schaal. De single is immens populair.

Gerechtsdeurwaarder Jo Van Backlé heeft aan de hand van de mondelinge informatie van platenwinkels over het hele Vlaamse land deze allereerste Top 30 samengesteld. Samen 28 Engels­talige nummers, 2 Nederlandstalige: Will Turabezingt op 24 M’n airhostess, Ronny Temmer zingt op 20 Ik ben verliefd.

Presentator Roger Troch praat ze in de intussen vertrouwde omgekeerde volgorde de huiskamer binnen. En de allereerste single die ooit gedraaid wordt in de Top 30 is… Woodstock van Crosby, Stills, Nash & Young. Een klassieker, maar verder dan 1 weekje op 30 raakt de single niet in de Top 30.

50 jaar Top 30, Geert De Vriese & Frank Van Laeken, uitgeverij Houtekiet, 21,99 euro.



Mondmaskerade

Samenleving Posted on za, april 11, 2020 13:03:25

De prijs van de meest ongelukkige overheidscommunicatie van de week gaat naar de FOD Volksgezondheid. Donderdag tweette die: “De autoriteiten bereiden zich voor op een versoepeling van de maatregelen, maar dat is nu nog niet aan de orde. Blijf de maatregelen opvolgen. Je inspanningen zorgen voor een snellere terugkeer naar een normaal leven. Hou vol! #samentegencorona”

Ik beeld me in dat de meeste van de 17.829 volgers van de account @be_gezondheid — gemeten vandaag om 12u04 — dat als volgt hebben gelezen: o, er komt een versoepeling aan, kom jongens, we mogen naar buiten. Het was ongetwijfeld goed bedoeld, maar een slechte lezer — en zo zijn er heel veel — is waarschijnlijk niet verder geraakt dan “De autoriteiten bereiden zich voor op een versoepeling van de maatregelen”. Het essentiële van de boodschap — maar nu nog niet! — zal verloren gegaan zijn in de kortstondig euforie die het eerste deel van de openingszin zal hebben veroorzaakt. Zo zijn wij nu eenmaal, we gaan soepel om met verordeningen. Met z’n allen naar het containerpark, gezellig. We waren al wereldrecordhouder kijkfiles — “O zie daar, een ongeval, laten we heel even onze boterhammetjes soppen in de miserie van een ander” —, nu hebben we ook in een door omstandigheden niet-olympisch jaar het olympisch record van de langste containerparkfile gevestigd. De Belg verstaat maar twee soorten boodschappen: mag wel en mag niet. Mag een beetje of mag binnenkort wellicht wel, wordt in een handomdraai mag wel. Dat had de FOD Volksgezondheid kunnen weten. Doe dat dus niet.

***

In deze coronatijden komt het beste en het slechtste in de mens naar boven, en dan liefst tegelijkertijd, soms zelfs bij dezelfde mensen. Ik lees dat er her en der weer mensen elkaar opzoeken op straat of in de tuin. Een ‘onschuldig’ barbecuetje links, een ‘goed bedoelde’ flashmobparty rechts: er zit negen kansen op tien geen kwade bedoeling achter, maar het is het equivalent van achter het stuur kruipen met 1,5 promille achter de kiezen. Van dan af wordt het een loterij. De kans dat je brokken maakt is statistisch gezien kleiner dan dat je zigzaggend veilig thuis raakt en achteraf niet kunt navertellen hoe dat is gelukt, maar het is een kans die je niet zou mogen grijpen. Niet voor jezelf, niet voor de anderen. Doe dat dus niet.

***

Na de amateurvirologen voeren nu de amateurmondmaskerdeskundigen het hoge woord. Ik word daar, eerlijk gezegd, een beetje moe van. Mensen improviseren hun eigen mondmasker. In een iets te volle supermarkt, met opdringerige klanten die een Herman van Veen-stemmetje in hun achterhoofd horen piepen (“Opzij opzij opzij, maak plaats maak plaats maak plaats, wij hebben ongelofelijke haast”) en zich dan maar even tussen jou en de sperziebonen in blik wurmen, kan ik me er nog iets bij voorstellen. Maar op straat? Liever een beetje veiligheid dan geen, akkoord, maar een vals gevoel van veiligheid is veel erger dan een onveiligheidsgevoel, denk ik dan maar. Marc Van Ranst heeft het echt niet kwaad met ons voor. Doe dat dus niet.

***

Hoe zit dat trouwens met die bestellingen van mondmaskers? Als deze opgedrongen semi-quarantaine voorbij is, zou dat toch eens deftig onderzocht mogen worden. Een Chinese tussenpersoon die op Facebook vraagt of er iemand hem op weg kan helpen naar een mondmaskerfabrikant voor een dringende levering aan het verre België, echt? Dit klinkt toch als een totaal ongeloofwaardig scenario van een Guust Flater-album? De testkits om na te gaan of je covid-19 onder de leden hebt, bleken dan weer een onduidelijke handleiding te hebben meegekregen: hebben we het hier over het ineen vijzen van een Ikea-kast of over een cruciale handeling in de gezondheidssector?

De federale minister van Volksgezondheid mag zich, als deze golf van miserie voorbij is, politiek verantwoorden, dat lijkt me wel het minste, net zoals de Vlaamse minister van Welzijn mag verklaren waarom het in de woon-zorgcentra zo traag ging met de voorzorgsmaatregelen. Misschien rollen er wel koppen, we zullen zien. Maar wat ik me dan afvraag: waarom hebben hun voorgangers het principe “Gouverner, c’est prévoir” nooit ter harte genomen? En waarom hebben de administraties, die uiteindelijk voor de continuïteit moeten zorgen terwijl de bevoegde ministers komen en gaan, dit niet zien aankomen? Is dat niet hun verdomde taak? Blijkbaar is het makkelijker om te wijzen op verouderde gevechtsvliegtuigen dan op noodscenario’s in de zorg. Of word ik nu te cynisch?

***

Over cynisme gesproken: ik lees ze nog maar half, de commentaarstukken van opiniemakers die vinden dat we maar zo snel mogelijk terug naar de orde van de dag moeten overgaan. Aan de slag! De economie moet blijven draaien. Ten koste van alles? Iemand zocht uit dat het totale aantal doden in maart amper hoger lag dan twee jaar geleden, ook een piekjaar. Iemand anders concludeerde: we zitten maar twaalf procent boven het gemiddelde. Ondertoon: ach, zo erg is het nu toch ook weer niet. Benieuwd wat de cijfers van april zullen aantonen.

Voor sommigen is het aantal coronadoden even abstract als het aantal gestrande of verdronken vluchtelingen: het is niet meer dan een getal. Op een eilandje in de Bronx werden arme coronadoden gedumpt in een massagraf. Ach, wie kent hen? Onze eigen doden kunnen niet eens herdacht worden. De vergelijkingen met het ‘normale’ dodental deze tijd van het jaar, of het aantal slachtoffers dat de griep jaarlijks maakt, mogen wat mij betreft even opgespaard worden, net als het vergelijken van de relatieve slachtofferaantallen, omdat alle landen een andere meetmethode hanteren. Het is appelen met peren vergelijken. Volstrekt zinloos, maar je scoort er wel bonuspunten mee in de krochten van het internet. Zullen we ons misschien richten op de allereerste prioriteit, besmettingen en dus ook doden voorkomen, in plaats van een hitparade op te stellen van zwaarst getroffen landen?

Om nu al een snelle terugkeer naar ‘business as usual’ te bepleiten, moet je wel heel weinig empathisch vermogen bezitten. Of geen vrienden of familie meer hebben. Je zou er net zo goed voor kunnen pleiten om alle rode lichten tijdens de werkuren af te schaffen, dan zijn de mensen sneller op hun werk. Geen rem op de economie! Misschien moeten die lieden de dood eens in de ogen kijken. Dat kán, vandaag op de voorpagina van Het Laatste Nieuws, waar een fotocollage staat van coronaslachtoffers. Het maakt het drama tastbaarder. Dit zijn geen getallen maar mensen. Mensen die ons respect verdienen.

Het kan gelukkig ook anders: ik las vandaag in De Standaard een sereen interview met arts Louis Ide, nationaal secretaris van de N-VA, die op Twitter doorgaans stevig uithaalt naar iedereen die niet in zijn kraam past. Het nederige kleed dat hij zichzelf had aangepast, zat hem als gegoten. Ook voor hem wil ik straks applaudisseren.



Poppers paradox

Samenleving, Uncategorised Posted on za, april 04, 2020 12:53:18

Neem uw cursus op pagina 153. Lees daar luidop de definitie. “Vrijheid van meningsuiting is de vrijheid van burgers om hun overtuigingen kenbaar te maken, zonder voorafgaande controle door de staat. De vrijheid van meningsuiting is niet absoluut, net als de meeste andere grondrechten. Zo zijn belediging en smaad onder bepaalde omstandigheden strafbaar.”

Waarop een opsomming volgt van wat niet mag: je mag de nationale veiligheid niet in het gedrang brengen, de goede zeden niet overtreden, de gezondheid van anderen niet in het gedrang brengen, de openbare veiligheid niet verstoren, die buur met die andere huidskleur niet beledigen, enzovoort, enzoverder. Het zijn die uitzonderingen die de regel ingewikkelder doen lijken dan hij is. Laten we ’t hierop houden: wie denkt dat hij dit warme weekend mag aangrijpen om een barbecue te organiseren of om honderd kilometer naar de kust te rijden, kan zich niet beroepen op de vrijheid van meningsuiting, gesteld dat dagjestoerisme al een mening was, natuurlijk. Blijf in uw kot!

Het probleem met de vrije meningsuiting is dat een groeiend aantal lieden denken dat die grenzeloos is. Dat jouw mening bekend móet worden gemaakt bij zoveel mogelijk medeburgers. Als je de sociale media een beetje volgt, lijkt het er sterk op dat velen de vrijheid van meningsuiting verwarren met de plicht om die meningen ook via de media te vermenigvuldigen. En wat erger is: zo lijken de media dat ook steeds vaker te verstaan. Hoe is Dries Van Langenhove ooit buiten zijn obscuur fascistisch groepje een cultheld voor extreemrechtse rakkers kunnen worden? Dankzij een forum dat hem werd aangereikt na enkele onverdraagzame tweets over transgenders. Zo werkt dat tegenwoordig: je kan ongestoord fulmineren op lezersfora, je wordt uitgenodigd in een tv-studio als je een actueel debat bezoedelt met een ongenuanceerd standpunt, je kleine roeptoeter mag worden ingeruild voor een blitse megafoon als je het maar grof genoeg verwoord hebt. Iemand met oogkleppen op mag ongestoord iets roepen over mondmaskers, terwijl een muilkorf eerder gepast zou zijn.

Neen, ik ga er niet opnieuw uitvoerig dat onoordeelkundig gesprek met een Siciliaans wijnboertje bij halen, maar het is wel symptomatisch voor de huidige gang van zaken. Iemand roept een mening en iemand anders vindt dat wel een prikkelende gedachtegang. Die iemand anders is dan toevallig een respectabel journalist en steekt de man met de mening een microfoon onder de neus. Mocht hij dat niet doen, dan zou die eerste misschien wel “En wat met mijn vrijheid van meningsuiting?” roepen, terwijl het versturen van een tweet uiteraard net de essentie is van vrije meningsuiting. Het kan, het mag, op die paar beperkingen na. Daarom moet je zo iemand nog niet laten aanschuiven bij het rijtje van experts: de zaal zit al vol, dank u wel, de veilige afstand van anderhalve meter kan niet meer gerespecteerd worden. Echte en vermeende deskundigen lopen elkaar voor de voeten: dat is een probleem, in tijden dat je betrouwbare expertise meer dan ooit kunt gebruiken. Laat schijndeskundigen buiten het debat, zij vinden hun weg toch wel in de krochten van het internet.

Wij, de media, laten ons te vaak ringeloren. Hoe harder extremisten brullen dat ook zij aan bod moeten komen, hoe groter de kans dat ze dat uiteindelijk ook mogen. Ooit was er een cordon médiatique tegen vertegenwoordigers van het Vlaams Blok in de Vlaamse pers: ze kwamen nauwelijks aan bod. Een kwarteeuw later is de slinger helemaal de andere kant op gegaan. Geen van beide keuzes is verdedigbaar: de eerste omdat je zo ook een cordon sanitaire rond de kiezers van die partij legt, wat in een democratisch bestel ongezond is, de tweede omdat je extremisme salonfähig maakt. Gezond verstand is een kwestie van afwegen. En niet zomaar toegeven aan externe druk: noem het gerust pretentieus, maar die pretentie moeten hoofd- en eindredacteuren en journalisten durven te hebben. Al te extreme uitlatingen moeten we blijven beperken tot het kringetje waar ze ontstaan zijn.

De Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper (1902-1994), die zichzelf een kritische rationalist noemde, ging daar in zijn beroemde boek The Open Society and its Enemies (1945) uitgebreid op in via zijn ‘paradox van tolerantie’. Een van de onverwachte vijanden van de open samenleving is een verdraagzame attitude tegenover onverdraagzaamheid. In Poppers definitie: “Onbeperkte tolerantie moet leiden tot het verdwijnen van tolerantie. Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie.”

Zullen we daar met z’n allen — ja, ook ik — bij stilstaan de volgende keer dat we geneigd zijn een onverdraagzaam standpunt van een onbeduidend heerschap extra aandacht te gunnen door het te delen of retweeten? En als we het dan toch in een grotere kring verspreiden, zullen we er dan in niet mis te verstane bewoordingen tegen ingaan?



De man die kon multitasken

Sport Posted on di, maart 31, 2020 13:04:07

Mannen kunnen niet multitasken, zo wordt al jaren beweerd en drie jaar geleden werd het ook gestaafd door wetenschappelijk onderzoek. Ik ken welgeteld één uitzondering op die regel en die is sinds gisteren niet meer. André Meganck kon multitasken als geen ander. Als onhoorbare pion in de commentaarcabine van de VRT-televisie combineerde hij tot aan zijn pensioen in 2015 — hij was dan al zevenenzestig — een aantal taken die op het eerste, het tweede en het derde gezicht onmogelijk te combineren vallen. Hij noteerde tussentijden met zijn chronometer, zorgde voor technische assistentie van de commentatoren, contacteerde de sportbestuurder van de winnaar nog voor die de streep had overschreden en regelde een exclusief interview achteraf, moduleerde ondertussen de klank van een live gesprek tijdens de wedstrijd, en bakte, mocht dat gewenst zijn, desnoods ook nog een omelet voor Michel en José. Hij had hen dan al veilig naar de aankomstplaats gebracht en zou hen achteraf ook weer veilig naar hun hotel een eind verderop brengen, terwijl hij telefonisch driftig onderhandelde om een renner in Vive le vélo te krijgen. André zag er niet alleen uit als een krachtpatser, hij was dat op zijn manier ook.

De naam André Meganck had ik al horen vallen in tal van rechtstreekse wieleruitzendingen in de jaren 80 en 90, maar ik zag hem voor het eerst in levenden lijve toen ik halfweg de jaren 90 begon te freelancen voor de sportredactie van wat toen nog de BRTN heette. Het weekend van 7 en 8 september 1996 mocht ik met hem naar Valencia, waar de Vuelta op gang werd geschoten. Die werd dat jaar nog niet rechtstreeks en integraal uitgezonden op de Vlaamse televisie. Dus mocht deze jongen, een relatieve bleu van zevenendertig, met de-man-die-alles-kon-regelen — op dat moment achtenveertig — op stap. Mijn opdracht: interview de vier Belgen aan de start. Tom Steels en Axel Merckx zou ik moeiteloos herkennen, Hendrik Redant mogelijk ook, maar wie is die verdomde Bart Leysen? André loodste mij in het startdorp door de meute. Keek de zoon van de allergrootste mij aanvankelijk nog wat meewarig aan toen ik, ongetwijfeld hakkelend, vroeg of ik hem een paar vragen mocht stellen, dan verdween die hautaine blik toen André vanachter mijn rug tevoorschijn kwam. Op minder dan een halfuur tijd had ik vier Belgen, favoriet en uiteindelijke winnaar Alex Zülle, vijfvoudig Tourwinnaar Miguel Indurain en de Zwitser Tony Rominger, die de dag voordien zijn werelduurrecord was kwijtgespeeld, geïnterviewd, in een gelukkig niet in de montage gebruikte krakkemikkige versie van Duits en Spaans. Zeker dat laatste kwam neer op: je stelt een goed voorbereide vraag en weet vervolgens niet wat er precies wordt geantwoord.

André sprak Spaans, Italiaans en Duits met heel veel haar op, maar dat deerde hem niet. De boodschap kwam over. Hij kende iedereen en iedereen kende hem. Weigeren konden ze niet. Geen denken aan. Wie André in volle vaart zag aankomen, knikte al voor die had kunnen vragen of ze wilden meekomen voor een interview. Het was een pavloviaanse reflex in rennersmiddens: zijn wil was wet.

Prettige gezel, André. Al durfde ik hem niet aan te kijken in de auto. De eerste etappe van die Vuelta van ’96 ging van Valencia naar Valencia, met onderweg een paar hellingen van niemendal, maar voor een nieuwkomer in het milieu leek het wel of het om cols van buiten categorie ging. Bij elke bocht bergaf herhaalde zich hetzelfde patroon: André gaf plankgas, ging vlak voor de bocht op de rem staan en draaide keurig de vereiste richting uit. Mijn hart bonsde op plekken die ik me vooraf niet had kunnen indenken. Maar dat maakte al snel plaats voor vertrouwen: deze man wist wat hij deed. ’s Avonds eten en babbelen, het klikte. Bleek dat hij, net als mijn echtgenote en ik, een paar weken later op vakantie ging naar Toscane, waar we prompt afspraken in een etablissement in Firenze. Amici.

Een paar jaar later werd ik hoofdredacteur van de tv-sportredactie van de VRT en technisch gesproken dus ook zijn baas, al hoorde André, volgens een van die vele absurde administratieve regels die de openbare omroep eigen is, niet officieel tot de sportredactie. En dan nog: André was zijn eigen baas. Eigengereid, koppig, niet altijd even makkelijk om mee te werken, maar onwaarschijnlijk loyaal en betrouwbaar.

Ik permitteerde me een uitje naar het eens mondaine maar in 2001 nogal vervallen stadje San Remo, waar Karl Vannieuwkerke en Mark Uytterhoeven ’s anderendaags commentaar zouden geven bij de Primavera. Wat we gegeten hebben, weet ik niet meer, maar ik herinner me nog wel vaag dat de limoncello rijkelijk stroomde. André, de Bourgondiër, dronk vrolijk mee. Ik liet me verleiden om de volgende ochtend met hem te gaan joggen. “We gaan het rustig houden, hé?” zei hij bij het vertrek. Vijftig meter verder vroeg ik puffend en hijgend of het tempo iets naar beneden mocht. Limoncello is niet de ideale brandstof voor een loopje. En de definitie van ‘rustig’ klonk in het woordenboek van André lichtelijk anders dan in het mijne.

‘Meesterfixer’ werd hij genoemd, een term die hij overnam als titel van zijn met anekdotes doorspekte memoires. Als in oktober het parcours van de Tour van het jaar daarop werd voorgesteld, legde André de dagen nadien alle hotels vast voor de hele VRT-equipe. Klinkt eenvoudiger dan het is, want hij lette niet alleen op de centen — we konden erop rekenen dat de medewerkers niet in vijfsterrenhotels werden ondergebracht en dat de redactie dus geen budget meer zou hebben voor sportuitzendingen in het najaar —, maar zorgde er ook voor dat er logies werden gezocht die ver uit elkaar lagen. De ochtend- en middagequipe werd te logeren gelegd in de buurt van de vertrekplaats, de commentatoren en interviewers reden na de live uitzending door naar de omgeving van de volgende aankomstplaats, vaak tweehonderd kilometer verder, waar ze dan tegen middernacht aan hun avondeten konden beginnen. Ik herinner me niet dat het ooit is fout gegaan. De gps in het hoofd van André was veel performanter dan eender welk toestelletje dat te koop is.

Anekdote: tijdens de Olympische Spelen van 1996 in Atlanta had de productie een zo goedkoop mogelijk hotel uitgezocht, waar bij aankomst de kakkerlakken over de muren bleken te lopen. Grote paniek en ergernis, behalve bij één man. In minder dan vierentwintig uur had André een oplossing gevonden in die olympische stad waar geen hotelkamer meer vrij was. Proper en betaalbaar. Intussen vervoerde hij de commentatoren van de ene naar de andere afgelegen plek, waarbij hij niet altijd de verkeersregels volgde. De feiten zijn verjaard, het mag weleens gezegd worden.

Om de parallel met de koers te trekken: André was een meesterknecht. Op drie kilometer van de streep zette hij zich op kop van het peloton, met de spurtbom van de ploeg in zijn wiel. Stoempend, wroetend, vloekend omdat die luilak zijn wiel niet kon houden. “Tandje bijsteken, verdomme,” je hoort het hem zo tieren. Niemand liet hij passeren, desnoods werd er een elleboogje uitgedeeld. En als de spurter het keurig had afgemaakt, stond hij goedkeurend te knikken bij de bus, ver weg van de camera’s. Hij had zijn job gedaan, maar het spotlicht van de roem was voor de ander. Hij kende zijn rol in het leven. Een goede knecht is beter dan een middelmatige meester. Het fenomeen Meganck.

Na zijn pensioen bleef André op Twitter actief. Zijn meer dan drieëndertigduizend volgers waren vaak eerder langs die weg op de hoogte wie er waar welke koers had gewonnen, dan via de officiële kanalen. Ooit zouden we samen nog eens gaan lunchen. Ooit is helaas nooit geworden. Het hart van de man die kon multitasken heeft het plots begeven. Bloedde het omdat er niet gekoerst wordt op wat normaal de hoogdagen van de Vlaamse wielrennerij hadden moeten zijn?

Rust zacht, André. Dank voor je trouw, je beschikbaarheid, je onverzettelijkheid, je koppigheid, ja, ook die.



Dien avond en die Roose

Journalistiek Posted on ma, maart 30, 2020 12:57:03

Sicilië. Bekend om zijn lokale maffia. En voor De Morgen-lezers nu ook om zijn maffe inwijkeling. Roose is de naam, Philip Roose. ‘Zakenman en opiniemaker’ lees ik. Wijnbouwer in de schaduw van de Etna. En ondanks zijn motto — ‘Tutto andrà bene’, alles komt goed —stevig verontruste belgo-Italiaan. Wordt in de krant opgevoerd als de man die begin februari al aan de corona-alarmbel trok, in tempore non contaminato, terwijl een eenvoudige zoektocht doorheen zijn rijk gevulde Twittergeschiedenis leert dat de man op dat schier zorgeloze ogenblik openlijk lachte met mensen die een mondmasker droegen. “Ik was deze week in Oslo. Zes vluchten genomen, drie luchthavens en ik was verkouden en zware hoest. Elke keer ik hoestte, kregen die met het maskertje een hartaanval. Een beetje hilarisch, vond ik.” Iemand wees hem op de harteloosheid van zijn tweet en vroeg of hij al eens had gedacht aan mensen met een gecompromitteerd immuunsysteem. Prompte reactie: “Nee, zeker niet als het silly Italianen zijn met een mondmaskertje dat men in de Brico koopt tegen het stof bij doe-het-zelf-werken. Hilarisch.” Toen diezelfde persoon hem eind februari— Noord-Italië was al volop in de ban van de corona-crisis — vroeg of hij nog altijd hoestte in de richting van mensen met een mondmasker, hield hij het kort: “Ja.”

Deze Philip Roose, waarde lezer, is nu de heldhaftige waarnemer die ons begin februari waarschuwde voor wat komen ging. Hoestend en proestend, ongetwijfeld. Ik heb de man al een poos geleden geblockt, vanwege zijn ranzige opmerkingen over mensen in nood. Na de terroristische aanslagen van 22 maart 2016 wilden mensen die ik wel persoonlijk kan appreciëren graag op de foto met hem, tijdens het drinken van een espresso in een Belgisch café. Ik dacht: ik geef hem een nieuwe kans, misschien ben ik te abrupt geweest. Zwak momentje. Nou, dat duurde niet lang: bij een volgende vileine tweet koos ik opnieuw voor de Twittervariant van opsluiten in een diepe kerker en de sleutel wegsmijten. Ik hoef echt niet te weten wat elke aap met een hoed op denkt over van alles en nog wat.

Signore Roose noemt zichzelf opiniemaker. Coauteur van een naar het schijnt leesbaar boek over ‘zijn’ Italië, Bella figura. Schrijft “essay’s” op doorbraak.be, beweert hij zelf, maar heeft klaarblijkelijk moeite met het meervoud van ‘essay’. Iemand repliceerde: “Op Doorbraak schrijven ze het meestal als SS.” De koffie spoot uit mijn neusgaten. In zijn studententijd bezocht signore Roose al eens een bruin etablissement in het gezelschap van Theo F en Sander L. Kan je niemand kwalijk nemen, maar wat is de meerwaarde van iemand die op het licht getroffen Sicilië de coronacrisis overschouwt, terwijl er landgenoten wonen in het zwaar geteisterde noorden? Benjamin Royaards, die in Bergamo resideert, schreef vandaag nog een beklijvend opiniestuk in De Standaard. Een Siciliaanse wijnboer commentaar laten geven op de dramatische toestand in Lombardije én België, is alsof je een Limburgse varkenshouder zou vragen om commentaar te geven op een uitbraak van varkenspest in West-Vlaanderen. “Ja, het is wreed en wat het ergste is: ik heb daarvoor al gewaarschuwd, hé!”

Goed, ik maakte me een beetje boos op Twitter — soms is het sterker dan mezelf —, waarop Joël De Ceulaer, interviewer met dienst, schreef dat ik het artikel dan wel mocht overslaan. Toen hij het ding postte, tagde hij mij, het sociale media-equivalent van brandmerken. “Leestip voor iedereen, behalve @FrankVanLaeken”, met een ietwat dubbelzinnige knipoog erachter. Dat leverde bij benadering een triljoen reacties op: ik kan er 999 biljoen naast zitten, maar het waren er verdorie veel. Ach, die goede Joël: een van onze betere pennen, doorgaans goed voorbereide interviewer, best wel aimabel in de reële omgang, maar ook iemand voor wie het woord ‘collega’ klinkt als een luide vloek tijdens een sacraal moment in de zondagsmis. Einzelgänger tot in de kist, wat overigens geen verwijt is. Ik herken dat. Maar hij is ook een zalm die met de stroom mee begint te zwemmen, omdat de anderen nu eenmaal de andere richting uitgaan. Wie contrair wil doen om contrair te zijn, is eigenlijk meegaand.

En ja, ik heb het stuk dus wél gelezen. Mijn ogen! Roose mag zonder veel weerwoord brandhout maken van het Belgische beleid. Blijkt ie niet alleen vinoloog, italoloog en viroloog te zijn, maar ook politicoloog. Van alle mercati thuis! Getuige daarvan vragen als “Zou Bart De Wever een goede premier zijn geweest?”, “Zou N-VA vandaag de prijs niet betalen voor de val van de regering-Michel na de Marrakech-crisis?” en, godbetert, “Hebt u nog advies voor Vlaanderen?” Hij is dus ook nog eens psycholoog en socioloog. Te veel -ologen onder één hersenpan, dat is nooit gezond.

Iedereen deskundoloog.

In de bubbel die Twitter is, is dat een vaststelling die je dagelijks kan maken. Maar ook daarbuiten is het een pest. Wie ietwat renommée heeft opgebouwd, zeg maar: een halfbekende Vlaming, en iets lelijks uitkraamt, schuift ’s avonds aan op televisie. In pre-coronatijden gold: hoe meer virtuele decibels je produceerde, hoe groter de kans dat je dat in primetime mocht herhalen voor heel Vlaanderen. Ik maak me weinig illusies: dat zal in post-coronatijden terugkeren. Iedereen heeft recht op een mening, maar moeten media megafoons aanreiken? Is het niet de taak van een redactie om luidruchtig kaf van interessant koren te scheiden? Waar komt die hardnekkige obsessie voor tafelspringers vandaan?

Net wanneer het positiefste aspect van de hele coronacrisis, het feit dat er tegenwoordig vooral échte experten worden uitgenodigd in radio- en tv-studio’s, mij tot enige wulpse vrolijkheid noopte, krijg je dit. Zalm voor Don Corleone!



Vreemde tijden

Samenleving Posted on za, maart 28, 2020 13:21:16

“Ken jij al iemand die besmet is geweest?”

“Neen, jij?”

“Ook niet. Vreemd, hé?”

Een vluchtige conversatie aan het koffieapparaat een week of twee geleden. Vandaag zou dat gesprek anders verlopen. Minder vrijblijvend, liever met twee dan met anderhalve meter tussen ons in, bezorgder en met een in alle opzichten positief antwoord: “Ja, ik ken iemand. Meerdere zelfs.” Een Twitter-vriendin. Een Facebook-connectie. Een collega die je nog nooit hebt ontmoet, maar die plots heel dichtbij lijkt. Iemand post dat hij een vriendin die net haar moeder heeft verloren niet eens kan troosten of naar de begrafenis gaan. Knuffelen is des duivels, een gezelschap de hel.

Corona zet de samenleving op zijn kop, want samen-leven wordt opeens gedwongen apart-leven. We moeten niet meer out-of-the-box denken, maar in-the-box blijven. ‘Wees sociaal’ wordt ‘Blijf in uw kot!’. De wereld is heel eventjes aan de introverten. Voor een keer zijn het niet de haantjes-de-voorste die onze samenleving nodig heeft, maar de volgzame burgers die braaf en gedwee de richtlijnen volgen. Schapen zijn we geworden, zij het met minstens anderhalve meter afstand tussen ons in.

Normaal beslaat de ‘In memoriam’-rubriek in De Standaard één, hooguit anderhalve pagina. Vandaag waren het er vijf. Ik heb het voor u nagekeken: een man van 65, voor de rest uitsluitend zeventigers, tachtigers en negentigers. Meer mannen dan vrouwen. “De uitvaartplechtigheid zal plaatsvinden in intieme kring” en varianten daarop. We kunnen niet naast de realiteit kijken.

Vreemd, hé?

***

De coronacrisis brengt het beste en het slechtste in de mens naar boven, liefst dan nog tegelijkertijd. Er zijn minder coronakenners dan klimaatontkenners, maar ze maken evenveel lawaai. Economisten waarschuwen voor wat er post-corona zal volgen en vergeten even dat we er middenin zitten. Andere bezorgdheden, andere zorgen. Goed voor elkaar zorgen, om te beginnen, dichtbij en vanop afstand.

Jarenlang werd er blind en uitermate kortzichtig gesaneerd in de zorgsector, waar veel te weinig mensen voor veel te lage lonen veel te zware prestaties moeten leveren. Voordien ook al, alleen valt het nu pas op. En dus staan we om acht uur ’s avonds te applaudisseren en te zingen. Tenminste, als u in de stad woont. Hier op de buiten zie je geen witte lakens uit ramen hangen of hoor je geen applaus. De echo van desnoods ‘one hand clapping’ is hier niet te horen. De koeien in de wei aan de overkant zouden het niet begrijpen. Waar blijven die koeien trouwens? De lente is begonnen en ik heb niemand naar wie ik ’s ochtends goeiedag kan knikken. Ik knik dan maar in gedachten naar u, zorgverlener, en naar de bedenkers van onze sociale zekerheid, ondertussen al lang overleden, maar als we met z’n allen heel luid klappen horen ze het misschien nog in een andere wereld, als die al bestaat. Onze sociale zekerheid is een zegen.

De Belg is van nature een je-m’en-foutist, een foefelaar, iemand die de kantjes ervan afloopt als het op burgerzin aankomt. Ook dat is veranderd, we zullen over een paar maanden wel zien of het tijdelijk dan wel definitief is. Ongezien in dit land: ons chauvinisme wordt aangezwengeld. Steeds meer mensen vinden dat onze overheid, die aan het handje loopt van experten, het verduiveld goed doet. Dat die Sophie Wilmès er als een grande dame bijzit, eenzaam aan zo’n veel te grote tafel in een veel te grote ruimte (hooguit merkt iemand van wie beweerd wordt dat hij een beperkt empathisch vermogen heeft op dat ze weinig empathie uitstraalt, maar soit). Dat we die noodregering misschien niet echt nodig hadden en dat deze vreemde constructie-met-volmachten het ook aankan, al is het echt wel een democratisch onding. Als de respectabele Financial Times opmerkt dat België deze crisis goed aanpakt, heeft dat voor de meesten onder ons het effect van een virtueel schouderklopje. Het Rode Duivels-gevoel in voetballoze tijden.

Dat wij het — laten we voorzichtig blijven — behoorlijk goed doen, qua aanpak en qua communicatie, is een gevoel dat versterkt wordt door het geknoei elders. Italië en Spanje: veel te laat wakker geschoten. Frankrijk: zeer drastische maatregelen, waardoor het leven is stilgevallen. Nederland en het Verenigd Koninkrijk: een zootje. Eerst gingen ze voor ‘herd immunity’, oftewel groepsimmuniteit. Zeg maar: collectieve waanzin. Daarna kwam er een lockdown. In dit soort crisissen moet je kleur bekennen, je kunt niet eerst wit en dan zwart uitproberen, dat is nefast.

En dan is er nog het oranje gevaar in het Witte Huis. “Het is een hoax uit China.” “Het is een hoax van de democraten.” “We sluiten het luchtruim voor vluchten uit Europa, behalve uit Groot-Brittannië.” (Tegen een kritische journalist) “U bent fake news, volgende vraag!” Uiteindelijk is Donald Trump intuïtief uitgekomen bij de bedenking dat hij over een half jaar een verkiezing te winnen heeft en dat dit hem alleen maar zal lukken als hij kan uitpakken met economische successen. Tegen een virus kun je niet winnen, ook al koop je een buitenlandse fabriek over om een vaccin te ontwikkelen. Die tijd heeft hij niet. Dus kiest hij voor de economie: blijven werken, fellow Americans, wat ook het gezondheidsrisico is. Als hij de gezondheid van de gemiddelde Amerikaan voorop plaatst, stuikt de economie gedeeltelijk in elkaar en die vele doden zullen er hoe dan ook zijn de komende weken. Een narcistische idioot weet dan: fuck the virus! Wanneer de economie overeind blijft, de kunstmatig opgefokte succescijfers er ook in het najaar nog staan en er minder dan honderdduizend coronadoden zijn gevallen, wordt hij herkozen. Zo eenvoudig is dat. Voor Trump zijn die doden niet meer dan collateral damage. Bovendien vallen ze bijna uitsluitend in stedelijke gebieden, daar haalt hij zijn stemmen niet. Onmenselijk gedrag hoeft geen stigma te zijn in de Verenigde Staten.

Vreemd, hé?

***

Een burgemeester uit Izegem deed vrolijk mee aan een straatfeestje. Alvorens u opmerkt: het zal wel geen toeval zijn dat hij er weer een N-VA-politicus uitpikt. Van welke gezindte hij is, kan me even niet schelen. (Al viel de calimeroreactie wel op: het was de krant die dat schreef, die in de fout was gegaan, ja, natuurlijk.) Maar je doet dit niet, zelfs niet onder het mom om even het sociale leven terug te laten heropleven. In uw kot is in uw kot.

De burgemeester verwees ter zijner verdediging naar een reportage op de regionale zender Focus-WTV, waarop duidelijk te zien was dat de aanwezigen voldoende afstand hielden. Hij vergat twee dingen: niet alles wordt geregistreerd en, vooral, het feit alleen al dat er een reporter aanwezig was, duidt erop dat dit feestje niet zo spontaan was. Iemand moet die zender verwittigd hebben dat er iets speciaals stond te gebeuren. Waar is da feestje? Hier in Izegem is da feestje!

Zelfs als het sociaal bedoeld was, was het nog asociaal. Mensen die zich graag beroepen op de warme term ‘burgervader’ moeten zich als dusdanig gedragen, in goede en in slechte tijden. Dit zijn slechte tijden. Solidariteit speelt zich binnenshuis af, hoogstens op de dorpel of door het open venster. Een plaatje opleggen van André Hazes mag, maar ‘Leef alsof het je laatste dag is’ uit de luidsprekers doen joelen is geen reden om samen op straat te dansen onder een veel te kleine paraplu.

Wereldvreemd, hé?

***

Over wereldvreemd gesproken. De organisatie van Rock Werchter stuurde deze week een tweet de wereld in met een countdown naar het festival. Nog honderd dagen! Wellicht voorgeprogrammeerd en de verantwoordelijke was vergeten om het ding te deleten. Kan gebeuren. Natuurlijk gaat het festival niet door. Toch begrijp ik waarom de organisatie dat nu nog niet mededeelt. Heeft te maken met mogelijke schadeclaims van de haviken die huizen in chique managementkantoren en die klaar zitten om de volle som te eisen van een cancelende organisator. En er zijn de riante voorschotten, die Live Nation liefst wil terugzien. Bij Rock Werchter zitten ze nu te wachten tot de overheid het festival verbiedt, dat is een geldig excuus om de enige juiste communicatie te doen: het gaat niet door. Geef hen een zetje, mevrouw Wilmès.

Ook in de sportwereld blijven ze hardleers. De Tourdirectie wil een editie huis clos laten plaatsvinden, zonder toeschouwers. De gezondheid van renners en hun entourage? Ach… Wat is het Franse woord voor collateral damage? Een Vlaamse wielerjournalist opperde een paar dagen geleden de suggestie dat men dan maar moest fietsen met renners uit landen die niet helemaal door Covid-19 ingepalmd zijn. Euh, een Tour zonder Franse renners dan? Zonder coureurs uit België, Italië en Spanje, en neem daar bij uitbreiding ook maar Amerikaanse, Britse, Deense, Duitse, Luxemburgse, Noorse, Oostenrijkse, Portugese, Zweedse en Zwitserse wielrenners bij? Oké dan, Egon Bernal wint zijn tweede opeenvolgende Tour, bij gebrek aan andere deelnemers die de eindstreep in Parijs halen.

De overtreffende trap van collectieve verdwazing wordt alweer geleverd door onze eigen Pro League. De G5 hoopt nog altijd op een mini-Play-off 1, de rest van de clubs is al tot bezinning gekomen. Maak Marc Van Ranst in deze drukke dagen ook maar voorzitter van de Pro League én de voetbalbond, dan zal het snel gedaan zijn. De competitie wordt bevroren, Club Brugge is kampioen, AA Gent speelt de voorronde van de Champions League, Charleroi mag naar de laatste voorronde van de Europa League, Antwerp speelt half juli al Europees, tenzij het de bekerfinale achter gesloten deuren wint. In dat geval mag het rechtstreeks naar de Europa League. 1A wordt uitgebreid naar achttien of twintig clubs, 1B wordt afgeschaft, de clubs die professioneel voetbal niet aankunnen (Oostende, Lokeren, Roeselare, …) worden naar het amateurvoetbal verwezen, waar ze thuishoren.

Onze voetballeiders blijven verbazen. Ze denken echt nog dat een gedeeltelijke hervatting van de competitie erin zit. Het wordt pas ergerlijk als je ziet dat sommige clubs hun spelers tijdelijk werkloos willen maken. Standard en Zulte Waregem beroepen zich op de samenleving, anderen zullen volgen, Anderlecht mag rekenen op de solidariteit van de spelers die een maandsalaris inleveren, KV Mechelen — dat wil ik toch wel even onderstrepen — lost dit intern op en stort ook nog eens een som voor de zorgsector. Hulde. En awoert voor de anderen. Het voetbal krijgt al meer dan 130 miljoen euro aan sociale en fiscale voordelen. Nu nog eens de spelers tijdelijk laten betalen door diezelfde samenleving is een regelrechte schande die aan criminaliteit (diefstal) grenst. Maatschappelijke betrokkenheid zou gerust een voorwaarde mogen zijn om een licentie te kunnen behalen.

Wereldvreemd, hé?



« VorigeVolgende »