(Voor Nicole De Coster, 1958-2025)
Bruinbrood. Dat wekte haar interesse in 1986, toen ik bij Dolmen Computer Applications werkte en zij heel eventjes in hetzelfde gebouw actief was. Terwijl het niet eens mijn verdienste was, dat bruinbrood. In die periode woonde ik samen met vier andere mannen en één vrouw in een gemeenschapshuis op Zurenborg, op dat moment nog een enigszins verloederde wijk in Antwerpen. Tussen alle ongezonde gewoonten door aten we wel bruinbrood in dat huis. Ik weet niet wiens keuze dat was, maar het is dus de verdienste van die huisgenoot dat Nicole überhaupt geïnteresseerd raakte in mij. Waarvoor dank. Voor de rest vond ze mij nogal ‘ne zure’.
Na het bruinbrood kwam het droog brood: in mijn vrije tijd startte ik met het managen van jonge Belgische bands. Moondance heette ons management- en boekingskantoor, waaruit meteen mijn voorliefde voor Van Morrison bleek, maar een succes was die episode niet. Het kostte mij meer dan het opbracht. Slechte manager, wellicht. Of gewoon té eerlijk voor deze wereld, dat kan ook.
Een optreden van Nightcrowd Bluesband in de Brusselse kroeg Grain d’Orge bracht ons voorjaar 1989 opnieuw samen. Daarvoor kregen we een zetje van Kristin, collega van mij bij Dolmen, die zelf bevriend was geraakt met Nicole en die dacht dat Nicole en ik weleens een schoon koppel zouden kunnen vormen. Een handig opstapje dat ons allebei, twee singles die niet graag alleen waren, goed uitkwam.
***
Ergens in de tweede helft van de maand mei van datzelfde legendarische jaar 1989 organiseerde Nicole in haar piepkleine flat in Halle een verjaardagsfeestje, voor haar 31ste. Het krioelde van het sympathieke volk in de living, het minikeukentje, de hal en op het balkon. Ik bleef tot op het eind en dat vond Nicole tegelijk interessant én gênant. Alléén met die Antwerpenaar, neen, dat was nog te vroeg, vond ze. Dus vroeg ze een vriendin om ook wat te blijven. Terwijl – u moét me geloven! – ik alleen maar bleef om de vaat te doen of af te drogen, welopgevoede jongeling die ik was.
Toen het laatste afgedroogde bord eindelijk in de kast stond, werkten de twee dames mij vriendelijk doch kordaat de deur uit, niet zonder dat ik een afspraakje had gemaakt om de week nadien samen naar de film te gaan, zónder die vriendin voor alle duidelijkheid. De keuze viel op Another woman van Woody Allen, ergens in Brussel. Een serieuze film, zowaar, beetje psycho-analytisch, met Mia Farrow, toen nog de geliefde van Woody Allen, in de hoofdrol. Zelf speelde hij voor één keer niet mee.
Heel eerlijk: een pretentieuze, saaie film. Maar dat gaf geen van ons beiden toe. Je werd niet geacht om Woody Allen in de jaren 80 slecht te vinden in intellectuele kringen, dus maakten we onze eigen pseudo-psychologische analyse achteraf.
***
Ik had Nicole die avond opgepikt aan het station van Halle. Ze kwam van het werk en had net nog wat boodschappen gedaan, die gingen netjes in de koffer van mijn snelle Golf. Na de film gingen we nog iets drinken en bracht ik, gentleman die ik was, haar daarna naar huis, want ’s anderendaags was het werkdag voor ons beiden. Ik had net haar boodschappen uit de auto gehaald, één tas in elke hand, toen ze me diep in de ogen keek en me innig begon te zoenen. Daar stonden we dan, die 1ste juni 1989, zoenend alsof ons leven ervan afhing en toch voelde ik me een beetje een schlemiel, zeg maar: de Woody Allen van dat moment, met die twee boodschappentassen waardoor mijn handen niet vrij waren om haar te omhelzen.
Een week later nodigde ze me uit om spaghetti te komen eten. Zonder al te veel in detail te treden: ik heb er geen idee van hoe die spaghetti gesmaakt kan hebben, want er werd niet gegeten die avond. Ik was al blij dat ik geen boodschappentassen moest vasthouden.
Het was het begin van een relatie, een liefde voor het leven, een onbreekbaar verbond van twee mensen, dat meer dan 35 jaar zou standhouden. Meer dan de helft van ons leven. En natuurlijk waren er onderweg stevige bulten in de levensweg, maar we bleven toch samen in dezelfde richting rijden. Al wilde zij niet in Antwerpen komen wonen, want dat waren blijkbaar arrogante mensen. ’t Is te zeggen, allemaal op één na, natuurlijk. Veronderstel ik toch…
Ik noemde haar ‘boeleke’ – dat leek me een passende vertaling van het Engelse ‘baby’ –, al klonk het ietwat vreemd om dat koosnaampje in gezelschap te gebruiken. ‘Smalle van Halle’, was een andere liefkozing van mijn kant, ze was nu eenmaal gezond slank. Tja, dan toch een arrogante Antwerpenaar?
***
Heel af en toe speelde er zich een vergelijkbare scène af als die ene avond na Another woman. Het werd een soort ‘running joke’ tussen ons tweeën: zij die mij vurig kuste, ik die daar stond met twee boodschappentassen en mijn handen niet vrij had. Het was ons eigen relativeringsmomentje, onze interne code, óns Woody Allen-fragment, maar dan eentje uit zijn minder serieuze films. Er moet gelachen worden in het leven.
Elk koppel dat meer dan drie decennia samen is, heeft zo zijn eigen gewoonten en zijn eigen taal, die voor de buitenwereld onverstaanbaar is. Voor ons waren dat die boodschappentassen. Ons ‘Zie ons hier eens staan!’-moment.
***
En nu sta ik hier, met lege handen.