Lambik die in een Dalai Lama-achtig gewaad met
een soort handhelikopter door de lucht klieft en gouden muntstukken uit de
hemel laat vallen voor het gepeupel. Suske en Wiske kijken verschrikt toe, een
juichende massa loopt op het gratis geld af, een auto botst tegen een
lantaarnpaal. Dat is het coverbeeld van De
wilde weldoener
dat Willy Vandersteen ons in 1961 opdrong. De strip verscheen
van 19 juni tot en met 25 oktober 1961 in dagelijkse afleveringen in De Standaard en Het Nieuwsblad — dank u, Wikipedia, ik zal straks toch maar eens
een paar euro doneren —, het album lag in 1962 in de winkel als nummer
vijfenvijftig uit de reeks Suske en Wiske.

Ik weet niet of de heren François-Henri
Pinault en Bernard Arnault zichzelf bijna achtenvijftig na datum als moderne
Lambikken zagen, maar zo gedroegen ze zich wel een beetje na de brand in de
Notre-Dame van afgelopen maandag. Beelden die niemand wil zien: een historisch monument
dat in vlammen opgaat. Ik werd er niet emotioneel van, maar keek er wel met
afgrijzen naar. Dit wens je geen stad, geen land, geen inwoner toe.
Cultuurpatrimonium dient gekoesterd te worden, gevrijwaard van barbarij en rampen.
Het was geen tijd voor vrolijke relativering bij het begin van de week.

Nog minder vrolijk werd ik van de
aankondiging, ’s anderendaags al, dat de giften voor de wederopbouw van de amper
gebluste kathedraal binnenstroomden. Geen symbolische euro, om de
informatiekathedraal Wikipedia voor instorting te behoeden, maar vele miljoenen,
nom de dieu. Ik geef honderd miljoen,
dacht François-Henri Pinault, miljardair en rechtstreeks of onrechtstreeks eigenaar
van Gucci, Yves Saint Laurent, Alexander McQueen, Balenciaga en Fnac, vrijgevig
te zijn. Hij liet de interne Lambik in zich los, maar verslikte zich algauw in
zijn espresso, toen Bernard Arnault, miljardair en eigenaar van Louis Vuitton,
Dior, Fendi en Moët Hennessy, twééhonderd miljoen gaf. Dat moet de heer Pinault
ervaren hebben als een draai om de oren met een luxesacoche. De familie
Bettencourt, erfgenamen van L’Oréal, kondigde ook aan dat ze tweehonderd miljoen
in de pot zouden steken. En zo ging dat maar door de voorbije dagen: Total, JC
Decaux, Bouygues, Michelin, Apple, Eurodisney. Samen goed voor ongeveer een
miljard euro en toen waren we nog maar woensdagmiddag, minder dan achtenveertig
uur na de brand. En dat allemaal om de wens van president Macron in te willigen
om de Notre-Dame in vijf jaar tijd ‘mooier dan ooit tevoren’ uit zijn — excusez le mot! — as te laten herrijzen.

Unaniem gejuich, daarop hadden de rijke heren
en bij uitzondering ook enkele dames gerekend. Maar naast de obligate en ook
wel terechte blijdschap en vreugdekreetjes — al dan niet gevolgd door een
plechtstatig ‘Ave Maria’-moment —, was er ook kritiek. Felle kritiek. Kort
samengevat: belastingen betalen ze niet of nauwelijks, maar grote sier maken
kunnen ze wel. Het zal u niet verbazen: ik behoor tot de tweede club. Van mij
mogen mensen stinkend rijk worden, op voorwaarde dat ze hun normale bijdrage
tot de samenleving leveren: keurig hun belastingen betalen, zoals (nagenoeg)
iedereen. Ik ervoer deze gulle bijdragen als een cynische geste: zie eens wat
ik de staat heb achtergehouden!

(O ja, na de kritische bedenking dat ze tot
negentig procent van hun gulheid belastingtechnisch konden recupereren, lieten
de rijke heren weten dat het hen daar niet om te doen was. Dat zou al te
cynisch geweest zijn, n’est-ce pas?)

Grote, multinationale bedrijven nemen een
loopje met de normale fiscale geplogenheden. Ze ontwijken niet, ze ontduiken.
Ze doen niet aan optimalisering, ze houden geld achter. Ze worden steeds
rijker, terwijl ze de staat verwijten dat die boven haar stand leeft. En ze
doen leuke dingen met hun geld dat voor een deel in de staatskas had moeten
zitten. Ik genoot twee jaar geleden ook van een bezoekje aan de Fondation
Pinault aan de Punta della Dogana in Venetië. Mooi gebouw, fraaie collectie,
prachtig uitzicht over een unieke stad. Maar ook: is dit eigenlijk wel het geld
van monsieur Pinault, of kwam het
Frankrijk toe? En waarom investeert hij niet in minder opzichtige maar voor de
samenleving nuttigere projecten?

Het is deze week al vaker opgemerkt: waar
waren de miljardairs na de brand in de Londense Grenfell Tower, op 14 juni 2017?
Daarbij vielen tientallen doden, vooral sukkels die in onveilige, armoedige
omstandigheden moesten zien te overleven. De Grenfelltoren ontving vóór de ramp
geen miljoenen toeristen per jaar en na de brand iets meer: ramptoeristen. Je
hoeft geen cynicus te zijn om vast te stellen dat investeren in veilige
woonplekken voor mensen die het niet breed hebben minder sexy klinkt voor
miljardairs.

We stevenen steeds meer af op een neoliberaal
systeem zoals dat in de Verenigde Staten al vele decennia bestaat, waarbij
miljardairs hun zakgeld pompen in kunstcollecties in museumvleugels die hun
naam dragen. Geïnstitutionaliseerde bedelarij. Kunst is van de gemeenschap (ook
al is slechts een fractie van de bevolking kunstminded): daarvoor moeten wij met z’n allen geld vrijmaken en we
doen dat door onze volksvertegenwoordigers een mandaat te geven. Opdracht: maak
overheidsgeld vrij voor ons kunst- en cultuurpatrimonium. Daar word je als
samenleving beter van. Niet van een gesponsorde kathedraal met het Louis
Vuitton-altaar, een L’Oréal-glasraam en de Gucci-sacristie.

Misschien moeten we onze miljardairs ervan
proberen te overtuigen dat ze correct moeten bijdragen om onze kathedraal van
een staat overeind te houden.