Ik ga zelfs geen poging wagen om u ervan te
overtuigen dat het alleen maar een stofje was. Neen, het was een moddervette
traan die zich vanuit mijn linkerooghoek een weg over mijn wang baande. Ik was
pas drie nummers ver in Carrie &
Lowell, de nieuwe cd van Sufjan Stevens, file under indiefolk, en de emotie nam de bovenhand. De bijna
veertigjarige Stevens bezingt hierop zijn relatie tot zijn moeder, Carrie, die
het gezin in de steek liet toen de jonge Sufjan een uk van een jaar oud was, die een
leven leefde dat gevuld was met seks, drugs, rock ’n roll, alcohol en een
knoert van een depressie, en die dik twee jaar geleden overleed.
Als dit rouwverwerking is, dan wil ik elke dag
iemand horen rouwen. Zo verstild, zo intens mooi, zo diep in de ziel kervend.
Spaarzaam begeleid en met een stem die meer fluistert dan zingt treft Sufjan
Stevens de luisteraar recht in het hart. De man die twaalf jaar geleden nog aan
het begin van een gigantisch project leek te staan – een aparte concept-cd maken
over elke Amerikaanse staat, wat uiteindelijk beperkt bleef tot het illustere
duo (Greetings from) Michigan en (Come on feel the) Illinoise – en die
twee keer verraste met Songs for
Christmas, twee boxen van vijf cd’s met zowaar kerstliederen, weet
letterlijk hoe je een gevoelige snaar moet bespelen, of dat nu op akoestische
gitaar dan wel op banjo is.
In Fourth
of July zit hij aan het sterfbed van de vrouw die hem genadeloos achterliet.
Zij zegt ‘Shall we look at the moon, my
little loon / Why do you cry? / Make the most of your life, while it is rife /
While it is light‘. Je moet al heel hardvochtig zijn wil je daar geen krop
van in de keel krijgen. ‘How do I live
with your ghost?‘ vraagt hij zich af in The
Only Thing, een song waarin hij zijn geworstel met zelfmoordplannen blootlegt.
‘Do I care if I survive this? / Bury the
dead where they’re found / In a veil of great surprises / I wonder did you love
me at all?‘. Pijnlijke zinnen die, gelukkig maar, heel omfloerst en zacht
worden gezongen. Balsem voor de ziel.
Hoe erg de scheiding ook was en hoe zeer
Sufjan Stevens zich in de steek gelaten voelde door de vrouw die hem gebaard
had, hij vergeeft het haar: ‘I forgive
you, mother, I can hear you / And I long to be near you‘ (Death With Dignity). Icarus komt even
langs, alsook Perseus, Medusa en Pegasus, maar bovenal zijn er de demonen die
in het hoofd van de muzikant rondspoken en die ons poëtische pareltjes als ‘There’s only a shadow of me, / In a manner
of speaking I’m dead‘ (John My
Beloved) of ‘There’s no shade in the
shadow of the cross‘ (No Shade In The
Shadow Of The Cross) opleveren.
‘Some
tracks were also recorded on an iPhone in a hotel room in Klamath Falls, Oregon‘
staat er een beetje achteloos in de begeleidende informatie, alsof Stevens
wilde aangeven dat dat hebbeding ook een nuttig gebruiksvoorwerp om kunst te
creëren kan zijn.
‘What’s
the point of singing songs / If they’ll never even hear you?‘ vraagt hij
zich vertwijfeld af in Eugene. Ik heb
je gehoord, Sufjan, je hebt een waanzinnig mooie plaat gemaakt, waarbij die
‘waanzin’ in alle betekenissen van dat woord mag geïnterpreteerd worden. Hier
moet ik even van bekomen. Die moddervette traan heeft inmiddels het gezelschap
gekregen van enkele collega’s. Ze houden een feestje op mijn wangen. Een triest
feestje, jazeker, maar toch een feestje. Welkom op het galabal van de Opperste
Schoonheid.
‘I’m
light as a feather / I’m bright as the Oregon breeze / My black shroud /
Frightened by my feelings / I only want to be a relief‘ (Should Have Known Better).