Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

‘Schat, wij waren met cinema bezig, niet met revolutie’ (Kleine hommage aan Robbe De Hert)

Film, Literatuur, Memories & mijmeringen Posted on di, augustus 25, 2020 10:42:00

 (Drie jaar geleden mocht ik Robbe De Hert interviewen voor het boek Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden?, dat ik samen met Geert De Vriese schreef en dat in april 2018, vijftig jaar na de semi-revolutionaire gebeurtenissen, werd uitgegeven bij Houtekiet. Ik herinner me een warrig en verwarrend gesprek in een buurtcafeetje, dat toch een uitermate boeiende bijdrage heeft opgeleverd, want uiteindelijk had hij toch wel wat te vertellen over die rumoerige periode, maar oordeelt u daar vooral zelf over. Ik herinner me ook een ruwe bolster, waaronder een schat van een vent verscholen zat, onveranderlijk plat Antwerps pratend, van de hak op de tak springend. Daarna hielden we even contact. Ik stuurde hem het boek, maar dat ging verloren omdat hij een paar maanden in het ziekenhuis moest verblijven. Een nieuw exemplaar kwam wel toe. Hij belde me af en toe op, omdat hij ons vorige boek, InFERno, over de brand in de Innovation van 22 mei 1967, interessant genoeg vond om er een scenario van te maken. Het is er niet van gekomen, wat ook niet erg is. De Vlaamse cultuurwereld moet Robbe dankbaar zijn, als wegbereider, als dwarsligger, als filmer pur sang. Merci, schat!)

***

Robbe De Hert (25, filmregisseur)

‘Als filmmakers hebben wij niet veel aan Mei 68 gehad,’ stelt Robbe De Hert ferm. ‘Die waren niet met cultuur bezig.’ In 1968 probeerde de jonge cineast zich met vallen en opstaan een weg te banen in de woestenij die de Vlaamse cinema nog was. Terwijl hij weinig interesse had voor de studentenrevolte, draaide hij wel een sociaal geëngageerde documentaire die de gemoederen zou beroeren én tot in het parlement invloed zou hebben: S.O.S. Fonske. ‘Achteraf hebben we nog ambras gehad met Fonske, die vond dat hij recht had op een deel van de opbrengsten.’

Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, deed Robbe De Hert  aanvankelijk zeer uiteenlopende jobs. Cameraman bij de BRT, onder meer. In 1968 werkte hij op de stockage-afdeling van het luxewarenhuis Vaxelaire in Antwerpen. Daar vernam hij van een van zijn vrouwelijke collega’s dat die eerstdaags de deurwaarder op bezoek zou krijgen. Het toeval wilde dat haar man, Fons Noydens, in dezelfde drukkerij werkte als Patrick Le Bon, die zich net voordien had aangesloten bij Fugitive Cinema, het filmcollectief dat De Hert mee had opgericht. Noydens had een auto-ongeval gehad, maar omdat zijn verzekeringsmaatschappij failliet was gegaan, moest hij zelf opdraaien voor de schade. Het enige wat hem resteerde was zijn inboedel verkopen.

En zo stond Robbe De Hert op 15 mei 1968 samen met Le Bon, cameramannen Paul De Fru en Louis Celis, collega-cineast Guido Henderickx en gelegenheidsinterviewer Frans Buyens – die ook zo sympathiek was om de onmisbare, maar ‘geperimeerde’ filmpellicule mee te brengen (pellicule die eigenlijk voorbij houdbaarheidsdatum was) – in de huiskamer van ‘Fonske’ te wachten op de deurwaarder. Ze filmden de intrede van de deurwaarder, het weghalen van het meubilair, de wenende vrouw, de boze reacties van de buren en de openbare verkoop, die niet eens de kosten van de deurwaarder dekte.

‘Eerlijk gezegd hadden we ook een beetje oneerlijke bedoelingen,’ zegt hij daar nu over. ‘Ik had namelijk vernomen dat Fonske stotterde. Dat vond ik de max, niet om hem uit te lachen, maar het zou de zaak nog veel schrijnender gemaakt hebben. Bleek dat hij dat alleen maar deed wanneer hij te veel gedronken had en dat hij – toen wij daar stonden – al twee dagen geen druppel had aangeraakt. Maar wat bleek: de deurwaarder begon zelf te stotteren. Waarschijnlijk omdat zoiets nog nooit eerder gefilmd was geweest en de man zenuwachtig werd. Niet dat we die mensen wilden uitlachen, voor alle duidelijkheid. S.O.S. Fonske was ook als antwoord bedoeld op de uitlachtelevisie die Echo was (het wekelijkse magazine Echo bracht van 1961 tot 1973 op satirische, maar ook nogal paternalistische wijze het gewone leven van de Vlaming in beeld. Een soort Man Bijt Hond of Iedereen Beroemd avant la lettre; gdv&fvl). Wij wilden echt een anti­-Echo maken.’

‘Inbeslagneming als huwelijksverjaardag / Jong gezin met matras, twee stoelen en een tafel op straat / Zoveelste slachtoffer van Belfort-schandaal’ – Gazet van Antwerpen, 16 mei 1968.

Een linkse. Een dwarsligger. Een man die nooit een blad voor zijn mond neemt. Zo kennen we Robbe De Hert, maar dat engagement heeft hij niet van thuis uit meegekregen. Of toch? ‘We hadden in 1951 al Humoradio in huis. Ik was acht, negen jaar en las iedere week Open venster, de brievenrubriek van Willy Courteaux. Dat was een openbaring voor een jonge gast. Courteaux had een zeer linkse visie op de samenleving, hij heeft mij sterk beïnvloed. Na het draaien van mijn eerste kortfilm, Twee keer twee ogen, in 1963, leerde ik Louis Celis kennen, een fotograaf uit Merksem. Een zeer geëngageerde vent. En mijn derde linkse invloed was Fernand Auwera, die ik in 1977 voor het eerst ontmoette.’

Die laatste, auteur, zou mee de scenario’s schrijven van De Herts films De Witte van Sichem, Marie Danneels (Of het leven dat we droomden), Gaston’s War en Lijmen/Het been. Maar eerst moeten we terug naar de jaren vijftig van de vorige eeuw. De jonge Robbe, ‘Robin’ voor de burgerlijke stand, was in zijn jonge jaren meer in de bioscoop dan thuis, op school of op straat te vinden. Hij verslond films. Samen met zijn oudere broer Jos, ‘Grapjos’, wilde hij iets doen in de filmwereld. ‘Onze eerste lokalen waren in het ouderlijke huis in Schoten: in de ene ruimte stonden de confituurpotten, in de andere lag de vuile was. Dat waren Studio 1 en Studio 2. Op de deur van onze kamer stond “Fugitive Cinema”. Die “fugitive” hadden we gelezen in een boek, maar deed ons ook denken aan de film The Fugitive Kind met Marlon Brando. Ik was een jaar of twaalf. ‘

Serieuzer werd het toen hij begin jaren zestig met generatiegenoten als muzikant Walter Heynen, fotografen Louis en Frans Celis, geluidsman André Boeren en dichter Paul De Vree begon na te denken over een coöperatieve vereniging. Hoewel Fugitive Cinema pas officieel werd opgericht in maart 1966, werd de kiem vier jaar eerder al gelegd. ‘Iedereen was zo serieus en pretentieus in die dagen. Bedrijven in de filmsector werden Omega en Odeon genoemd, dat soort dingen. Triestig eigenlijk.’

Fugitive wilde een antwoord bieden op het gebrek aan filmcultuur in dit land. Streefdoel was om alles en iedereen uit het filmbedrijf onder één dak samen te brengen, van regisseur over monteur tot distributeur. ‘Toen ik begon was er werkelijk niks in Antwerpen. Edith Kiel was gestopt en daarachter gaapte de grote leegte (de Antwerpse cineaste Edith Kiel, 1904-1993, maakte in de jaren vijftig lowbudget-komedies in het Antwerps; gdv&fvl). Dat had ook een voordeel: we vielen onmiddellijk op. Twee keer twee ogen kreeg zo onverwacht veel aandacht in de pers. Iedereen kende mij, terwijl ik niemand kende. Pas op het Filmfestival van Antwerpen van 1964 leerde ik mensen uit de filmwereld kennen. En uit de politiek, zoals gouverneur Richard Declerck, die het festival mee patroneerde en wiens naam ik drie jaar later heb gebruikt voor het personage dat ik speelde in de film De vijanden van Hugo Claus (De Hert acteerde in meerdere films in die periode; gdv&fvl). Dat was als hommage bedoeld, omdat dat filmfestival heel veel betekend heeft voor de Vlaamse cinema. Ik heb daarna trouwens nog verschillende keren samengewerkt met Declercks dochter, Annie, die op de dienst Kunstzaken van de BRT zat.’

In filmkringen werd de jonge rebel niet met open armen ontvangen. ‘De enigen uit de filmwereld die mij steunden waren Roland Verhavert en Ivo Michiels. Ivo noemde mij “zijn beste leerling”. Toen we weer eens dringend geld nodig hadden, heeft hij mij zo bestoeft bij een rijke madame dat ze me spontaan honderdduizend frank (2.500 euro; gdv&fvl) gegeven heeft. Ik heb altijd goede kritieken gehad, maar het meest opvallende waren de positieve reacties van Maria Rosseels van De Standaard. Voor de rest beperkten onze connecties zich tot vrienden en kennissen.’

‘FRANKENSTEIN SCHIEP DE VROUW / KLEUR DELUXE / Een beeldschone jonge vrouw ten prooi van een vreselijk monster’ – filmadvertentie voor Frankenstein Created Woman van regisseur Terence Fisher, die z’n tweede week ingaat in cinema Quellin te Antwerpen, Volksgazet, 3 mei 1968.

‘De BRT was de enige plek waar je terecht kon met kortfilms en documentaires, maar dat was een gesloten bastion waar je niet binnengeraakte. Ik heb elf keer voorgesteld dat ze S.O.S. Fonske zouden kopen. Altijd geweigerd. Tot hij in de prijzen viel op het filmfestival van 1969, als “beste sociale film”. Hij kreeg ook prijzen van zowel de Katholieke als de Socialistische Filmliga en werd uitgeroepen tot “beste tv-reportage”, terwijl hij nog niet op televisie te zien was geweest. Toen konden ze het niet snel genoeg programmeren bij de BRT. S.O.S. Fonske werd zelfs uitgezonden op een zaterdagavond, vlak vóór het Eurovisiesongfestival. Zo hadden we nog veel kijkers ook. Achteraf kreeg de film een bekroning van Humo “voor de informatie zoals die van televisie verwacht werd”. Tja…’

De kortfilm werd ook gebruikt door een comité van bedrogen verzekerden van diezelfde failliete verzekeringsmaatschappij. ‘Een aantal maanden later werd S.O.S. Fonske vertoond voor een parlementaire commissie en lag daarmee mee aan de basis van een wetswijziging over de eindverantwoordelijkheid bij het afsluiten van verzekeringen. Dat vonden wij wel straf, dat je met een film zoiets teweeg kon brengen. Al hebben we achteraf nog ambras gehad met Fonske, die vond dat hij recht had op een deel van de opbrengsten, terwijl we met die film nauwelijks uit de kosten zijn geraakt.’

‘Geheime Agent, Vechtpartijen… en Mooie Meisjes! / Goed gespeeld MATT HELM’ – filmadvertentie voor The Wrecking Crew van Phil Karlson, met Dean Martin als geheimagent Matt Helm, nieuw in zaal Metro, Volksgazet, 3 mei 1968.

Terwijl S.O.S. Fonske gunstige reacties kreeg, was Robbe De Hert al volop bezig met zijn volgende project: De bom. Het draaien daarvan was al een jaar eerder, in 1967, begonnen, maar hij werd pas in 1969 voltooid. In De bom vindt een garagehouder, gespeeld door Louis Paul Boon, op een dag een atoombom. Hij verstopt ze en zorgt voor ophef met de aankondiging dat hij de bom pas zal teruggeven als de productie van vernietigingswapens wereldwijd wordt stopgezet. Tegenspeelster van Boon was de Amerikaanse actrice Betsy Blair, de ex van Gene Kelly.

De dreigende atoomoorlog hield hem meer bezig dan de studentenrevolte, vertelt De Hert, al kwam dat in eerste instantie toch weer door de film. ‘Prachtige films zijn er gemaakt over dat thema. The World, the Flesh and the Devil, met Harry Belafonte: fantastisch! Een zwarte man die wordt ingesloten in een mijn en die als hij weer boven komt verliefd wordt op een blanke vrouw, ook racisme komt erin aan bod. On the Beach, met Gregory Peck, Ava Gardner en Fred Astaire: geweldig! Dr. Strangelove, natuurlijk: die heb ik zo vaak gezien, dat ik hem zo ongeveer van buiten ken. Schrik van de bom? Dat nu ook weer niet en dat heb ik ook weer te danken aan Dr. Strangelove, omdat daarin gelachen wordt met de machthebbers. Maar het woog wel op de maatschappij.’

‘Weet je wat zo straf was aan De bom? Die straatinterviews waren echt. Niets voorgekauwd. Wij gingen klaarstaan aan de cinema en als de mensen buitenkwamen, zei Maurice De Wilde – die dat graag voor ons wilde doen – dat er iemand in de buurt mee gedreigd had een atoombom te laten ontploffen. Een van hen reageerde: “Ik zou die bom ontmantelen”. “Hoe ga je dat doen?” vroeg Maurice. “Ha, een mekanieker bellen hé.” De meeste andere reacties waren heel negatief en pessimistisch.’

‘DUIKEN IN DE GAGS – BADEN IN DE VREUGDE – PLONSEN IN DE LACH / LOUIS DE FUNES / DE KLEINE BADER’ – filmadvertentie voor Le petit baigneur van Robert Dhéry met Louis de Funès, voor de vijfde week vertoond in ciné Pathé, Volksgazet, 3 mei 1968.

Met de maatschappelijke revolutie was De Hert niet echt bezig in die dagen. ‘Ikke? Schat, wij waren met cinema bezig, niet met de revolutie. We hebben veel betogingen gefilmd, zeker een honderdtal, dat wel. Erin meestappen kon ik niet, het filmen deed ik heel graag. Onze Jos, die op de Lloyds Bank werkte, was daar veel meer mee bezig dan ik. En om de actualiteit uit Parijs te kunnen volgen was mijn Frans toch te slecht. Een tv? Had ik niet, daarvoor moest ik naar mijn moeder gaan. Televisie is trouwens pas interessant geworden met Koot & Bie op de VPRO.’

‘Och, zoals het spreekwoord zegt: als ’t in Parijs regent, druppelt het in Brussel. Ik herinner me nog dat we zijn gaan filmen toen eind mei de Bozar bezet werd. Maar in Antwerpen was er niets. Of in elk geval toch niets dat mij bijgebleven is.’

‘Het culturele elan van mei ’68 is trouwens altijd maar nep geweest’ – Robbe De Hert in Drinkend hert bij zonsondergang, 1983.

In zijn autobiografie uit 1983 is De Hert niet mals voor wat Mei 68 voor gevolg heeft gehad. Hij schrijft: ‘Fatsoensrakkers in Oost (Praag ’68) en West wilden onze jongste verworvenheden weer inpakken. Pas uit het keurslijf gescheurd in het begin van de jaren 60, mochten we er terug in kruipen. De “verbeelding aan de macht”, het vuurwerk van gedachten en stromingen dat zich zo pas concreet manifesteerde in Knokke en elders (de Free-cinema in Europa en de USA), van Vera Chytilova (“De madeliefjes”), Milos Forman, Jiri Menzel (“De streng bewaakte treinen”), Makavejev (“Mysteries van het organisme”, waarin Stalin en Mao er eens goed van langs kregen), werden eveneens als burgerlijk omschreven.’

‘Je kan van mij nu niet verwachten dat ik hier eens gauw-gauw het bilan ga opmaken van mei ’68,’ gaat hij in het boek door op z’n elan. ‘Ik wil hier alleen maar even kwijt dat, wat zich manifesteerde op cultureel vlak vóór die hete mei-dagen, meer vrijheid in zich droeg dan wat zich ernà zou afspelen. Mei ’68 (e.a.) bevatte ideeën die me nauw aan het hart liggen, en natuurlijk waren wij tegen de cultuur als speelterrein van de burgerij (je zou voor minder), maar om nu met al die droevige theoretici over de nieuwe cultuur akkoord te gaan? De meest zure en verbitterde stellingen, ontdaan van elke charme, haalden de bovenhand. Zelfs Jean-Luc Godard zag zijn eigen niet meer graag…’

‘Staat dat er echt?’ vraagt hij zich vijfendertig jaar na datum af. ‘Och ja, wij hebben zelf aan Mei 68 niet veel gehad. Die waren niet met cultuur bezig.’

‘eerst… JAMES BOND 007 TEGEN Dr NO – dan… HARTELIJKE KUSSEN UIT RUSLAND / vervolgens… GOLDFINGER – eindelijk… OPERATIE DONDER – en nu… MEN LEEFT SLECHTS TWEE MAAL’ – filmadvertentie voor You Only Live Twice van Lewis Gilbert met Sean Connery als James Bond, al zes weken op het programma in ciné Astra, Volksgazet, 3 mei 1968.

Zelf ging hij zich begin jaren zeventig engageren in trotskistische kringen. Dat had veel te maken met zijn lief, Ida Dequeecker, die een van de eerste dolle mina’s van ons land was en die hem zou beïnvloeden met haar politieke ideeën. Het waren de jaren waarin extreemlinkse partijtjes elkaar de loef probeerden af te steken: communisten (KP), maoïsten (Amada) en trotskisten (RAL) staken bijna evenveel energie in de onderlinge strijd als in het bekampen van de rechtse krachten in de samenleving. De Hert: ‘Dat ging zover dat toen in juli 1982 de King Kong in brand werd gestoken door extreemrechtse criminelen, de maoïsten daar niet eens iets over schreven in hun weekblad Solidair. Wij zijn ooit eens opgepakt toen we rijkswachters filmden die inreden op betogers en die mannen van Amada beweerden daarna doodleuk dat wij collaboreerden met de rijkswacht.

Vijftigduizend films moet hij zo ongeveer gezien hebben in zijn leven. Ook vandaag nog altijd vijf per week. ‘Ik heb eindelijk een passe-partout gekregen. Kan ik gratis gaan. Van meneer Heylen (baron Georges Heylen was vijf decennia lang de grote baas van zowat alle Antwerpse bioscopen; gdv&fvl) kregen we dat niet. “Ge denkt toch niet dat we onze beste klanten gratis binnenlaten, die komen toch!” zei die.’

‘Ik heb nooit een plan gehad. En ik ben geen terugkijker. Maar vraag me iets en ik zal je zo vertellen hoe het gegaan is. Het zit allemaal hier, in mijn hoofd.’



Albums Top 20 (3 t/m 1)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on za, augustus 22, 2020 11:46:52

Ik heb nu al zo vaak verwezen naar de 500 Greatest Albums of All Time van Rolling Stone dat het maar fair is om die top 20 hier even in telegramstijl te laten passeren: 20. Thriller/Michael Jackson, 19. Astral weeks/Van Morrison, 18. Born to run/Bruce Springsteen, 17. Nevermind/Nirvana, 16. Blood on the tracks/Bob Dylan, 15. Are you experienced/The Jimi Hendrix Experience, 14. Abbey Road/The Beatles, 13. The Velvet Underground/The Velvet Underground and Nico, 12. Kind of blue/Miles Davis, 11. The Sun Sessions/Elvis Presley, 10. The Beatles/The Beatles (de dubbele witte), 9. Blonde on blonde/Bob Dylan, 8. London calling/The Clash, 7. Exile on Main Street/The Rolling Stones, 6. What’s going on/Marvin Gaye, 5. Rubber soul/The Beatles, 4. Highway 61 revisited/Bob Dylan, 3. Revolver/The Beatles, 2. Pet sounds/The Beach Boys, 1. Sgt. Pepper’s lonely hearts club band/The Beatles.

En nu ik weer…

20. The Blue Nile — A walk across the rooftops

19. Van Morrison — Astral weeks

18. Bob Dylan — Highway 61 Revisited

17. The Clash — London calling

16. The Jimi Hendrix Experience — Are you experienced?

15. The Triffids — Born Sandy devotional

14. John Cale — Music for a new society

13. Van Morrison — Common one

12. Aretha Franklin — I never loved a man the way I love you

11. Antony and the Johnsons — I am a bird now

10. The Beatles — Revolver

9. Bruce Springsteen — Born to run

8. Joni Mitchell — Blue

7. Stevie Wonder — Songs in the key of life

6. Talking Heads — Remain in light

5. Bob Dylan — Blood on the tracks

4. The Beach Boys — Pet sounds

3. Marvin Gaye — What’s going on (1971). De coming-of-age van een soulzanger, die voor het eerst zelf producete en negen songs schreef die met hun twee voeten, wat zeg ik: met hun héle lijf, in de uitdagende samenleving van toen stond, waarin zwarten tweederangsburgers bleven, racisme welig tierde en de straten van de grootsteden geen veilige plekken waren (zijn die eerste twee aspecten ooit verdwenen?). Daarnaast had Gaye ook nog eens oog voor het milieuvraagstuk (Mercy mercy me) en bleef hij hopen op een interventie van boven (God is love). De nummers vloeien in elkaar over, als om te benadrukken dat dit een conceptplaat is, geen verzameling losse songs. Hoe scherp de maatschappijkritiek ook klonk, er blijft altijd die fantastische, warme stem. De verkoop viel geweldig mee, met twee miljoen exemplaren alleen al in de States. Zie je wel dat mensen, soms, goeie smaak hebben. (Zoals u hierboven al kon aflezen, staat What’s going on op 6 op de min of meer eeuwige lijst van Rolling Stone.)

Luister vooral naar: What’s going on, Save the children, Mercy mercy me (The ecology) en Inner City Blues (Make me wanna holler).

2. Stevie Wonder — Innervisions (1973). Drie jaar vóór Songs in the key of life had Stevie Wonder al uitgepakt met deze lp, die ik, na lang wikken en wegen, nog net iets hoger inschat. Net als What’s going on is Innervisions een conceptalbum, waarin een blinde man beschrijft wat er fout loopt in de Amerikaanse samenleving. Drugs, racisme, onvermogen om samen te leven in de prille jaren 70. Kans is groot dat Marvin Gaye hem hierbij geïnspireerd heeft. Uiteindelijk zaten ze bij hetzelfde platenlabel, Motown. Om Innervisions voor te stellen, werd een speciaal evenement georganiseerd. Recensenten, vrienden en kennissen werden met een busje naar Times Square gebracht en daar geblinddoekt, waarna ze het album te horen kregen. Dave Marsh van Rolling Stone omschreef dit vreemde gebeuren als volgt: “Toen de plaat begon te spelen, was ik compleet gedesoriënteerd. De muziek was zo helder, zo lucide, en had een geweldige kracht die alleen maar versterkt werd omdat ik niets kon zien. Geen afleiding, of noem het volledige afleiding: wat een manier om voor het eerst naar Living for the city te luisteren.” Ach, zelfs met je ogen wijd open is dit fantastisch. Zou Richard Nixon echt Misstra know-it-all zijn geweest? (Op 24 bij Rolling Stone.)

Luister vooral naar: Visions, Higher ground, Don’t you worry ‘bout a thing en He’s misstra know-it-all.

1. Van Morrison — Veedon fleece (1974). Sta me toe wat ik vijf jaar geleden, bij de zeventigste verjaardag van mijn favoriete zanger, schreef over mijn favoriete plaat gewoon te copy-pasten, u bent dat toch allang vergeten. Gaan we!

Het jaar is 1974. In toonaangevende muziekbladen als Rolling Stone en Melody Maker wordt Veedon Fleece neergesabeld als zijnde ‘pompeus’ en ‘zelfingenomen’. Pas jaren later zullen diezelfde bladen en vele andere muziekliefhebbers het album alsnog catalogeren onder ‘Vergeten Meesterwerken’. Op de hoes kijkt de gehurkte zanger je met halflang ros haar schuchter en ietwat argwanend aan. Aan zijn voeten twee gehoorzame Ierse wolfshonden. Op de achtergrond een kasteel, Sutton House Hotel, waar hij logeerde in die dagen. De dominante kleur is groen, we bevinden ons onmiskenbaar in Ierland. Volgens de legende werd de lp in vier weken tijd opgenomen tijdens zijn vakantie, die hij nodig had om te bekomen van de slopende wereldtournee van 1973 (die resulteerde in de dubbellp It’s too late to stop now). Zelf praat Morrison er niet graag over, maar medemuzikanten vertelden vele jaren later over ontspannen opnamesessies, met veel improvisaties en invallen van het laatste ogenblik. Toch klinkt het geheel bijna wiskundig precies, alsof er maandenlang aan geschaafd werd, tot elke noot juist zat.

Veedon Fleece opent met een van de mooiste nummers die ik ken: Fair play. Een zachte gitaar en een voorzichtig aangeslagen piano zetten de toon. Bij mij zorgt het begin van dat nummer telkens weer, na elvendertig beluisteringen, voor een pavloviaanse reactie: gitaar, piano, kippenvel, tranen in de ogen. Gitaar, piano, kippenvel, tranen in de ogen. Gitaar, piano, kippenvel, tranen in de ogen.

Waarover Fair play gaat? Het meer van Killarney, Edgar Allan Poe, Oscar Wilde, Henry David Thoreau en Geronimo. Een indianenleider in Ierland? ‘And there’s only one meadow’s way to go / And you say “Geronimo”‘. Komt daar de perfecte liefde voorbijgeslopen (‘Forever fair / And I’m touching your hair / I wish we could be dreamers / In this dream, ohhh / Let it dream’)? Zou zomaar kunnen. Al kan het net zogoed een gevolg zijn van de stream of consciousness van die opnamedag. Eigenlijk hoef ik het helemaal niet te weten. Ik luister, onderga en geniet. (En voel iets vochtigs over mijn wang biggelen.)

In Linden Arden stole the highlights laat de bard zijn stem de hoogte ingaan, om in het daaropvolgende nummer, Who was that masked man, helemaal over te gaan tot falsetto. Beide songs gaan over een Ierse inwijkeling die probeert te overleven in San Francisco, ten prooi valt aan paranoia en dan maar zijn heil zoekt in geweld, ‘living with a gun’. ‘Oh, ain’t it lonely / When you’re living with a gun / When you can’t slow down and you can’t turn ‘round / And you can’t trust anyone’. Velen vinden die falsettozang belachelijk, voor mij komt Morrison er prima mee weg. Het doet een beetje denken aan Pete Wingfields Eighteen with a bullet (ja, zoek dat maar even op!), al was Morrison in dit geval mogelijk de inspiratiebron, want het nummer van Wingfield werd pas in 1975 uitgebracht, een jaar na Veedon fleece dus.

Van het onveilige San Francisco dribbelen we vervolgens weg naar de Streets of Arklow in het veilige, groene Ierland, ‘God’s green land’. Meer dan een vrolijk kringelende fluit en een subtiel strijkarrangement (bedacht door Jeff Labes, die een niet te onderschatten rol speelde in de sfeerschepping op Veedon fleece) is er niet nodig om weg te dromen. ‘And our heads were filled with poetry / And the morning a-comin’ on to dawn’. In Wicklow, zoals Arklow in werkelijkheid heet, is het goed vertoeven. God, natuur en poëzie lopen er hand in hand. ‘And our souls were clean and the grass did grow’. Zalig. Zelfs de malse regen die je erbij fantaseert kan het idyllische gevoel niet verstoren.

Het 8 minuten en 48 seconden durende You don’t pull no punches, but you don’t push the river wordt opnieuw aangedreven door gitaar, piano en fluit. Van Morrison laat zijn zoektocht naar Ziel & Zin van Het Leven meanderen langs het pad van een mythologische schrijver (‘William Blake and the Eternals’), de zusters van barmhartigheid (‘Sisters of mercy’) en grootse kathedralen, waar Gods liefde wordt bezongen, op zoek naar de ‘veedon fleece’, een onvertaalbare term die zelfs de Ieren niet blijken te kennen. Bedoelt hij het ‘gulden vlies’, heeft hij het over ‘maagdenvlies’, of gaat het — zoals hij ooit in een zeldzaam openhartig interview liet uitschijnen — over de ‘Ierse ziel’? Morrison was in die periode nogal sterk geïnteresseerd in Gestalttherapie, dat verklaart wellicht deels de op een aantal losse gedachten hinkende inhoud van You don’t pull no punches…. En dan heb ik het niet eens over die mysterieuze titel gehad. Wat het ook is, laat deze track als een warme deken over je heen rollen. Dit is balsem voor de ziel, onwezenlijke schoonheid, de overtreffende trap van subliem, meditatie voor gevorderden. Niet alles in het leven moet verklaarbaar zijn, toch?

Het voordeel van een ouderwetse lp is dat de stilte aan het einde van een plaatkant eventjes kan intreden. Neem uw tijd om naar de platendraaier te schrijden, draai voorzichtig om en ontdek aan het begin van kant twee Bulbs, dat zowaar op single werd uitgebracht. Dit is de Van Morrison van Brown eyed girl en Domino: achteloos ladiedadieda’end in het refrein, soul en gospel in harmonie samenbrengend, vrolijker klinkend dan het thema waarover hij zingt. ‘We’re just screaming through the alley way / I hear her lonely cry, ah why can’t you? / And she’s standing in the shadows / Canal street lights all turn blue’.

Als ik Wikipedia mag geloven gaan Bulbs en de daaropvolgende track, Cul de sac, over de problemen die een migrant ondervindt wanneer hij zijn vertrouwde thuis verlaat om elders zijn geluk te beproeven. Dit zou dus over Morrison zelf kunnen gaan, ook al is het hoofdpersonage van Bulbs een vrouw. Alleen al in de titel Cul de sac, Engels voor ‘doodlopende straat’, zit veel symboliek verborgen. ‘It’s not very far away / It’s not as far as a country mile / (You got it) / It’s just a Cul De Sac’ zingt hij delicaat.

Van delicaat naar delicatesse is een luttele afstand van niet meer dan één flauwe woordspeling en kijk, daar is Comfort you al. Neem dat warme deken van daarnet, leg het over uw rillende botten en laat Van Morrison u troosten. Hij ziet u graag. Al zal het nummer in eerste instantie toch voor zijn nieuwe lief bedoeld zijn geweest, niet voor u.

Comfort you is het begin van een drieluik dat steeds diepzinniger, intenser en schoner wordt. Een paar minuten later komt Come here my love zachtjes op de deur tikken. ‘Come here my love / And I will lift my spirits high for you / I’d like to fly away / And spend a day or two’. De zanger is ‘mystified’, wordt overmand door een gevoel van melancholie, maar laat zich meedrijven op de golven van het sentiment met als ultieme doel ‘become enraptured by the sights and sounds, in intrigue of nature’s beauty’. Zinnen die je zelf zou willen kunnen verzinnen om er je eigen geliefde aangenaam mee te verrassen.

Denk tegelijkertijd aan verliefd zijn, het Ierse platteland en een zeldzaam zonnige dag en je komt uit bij Country fair. ‘We counted pebbles in the sand / Sand like time slippin’ through our hand / In the country fair’. Geen mystiek hier, geen namedropping, geen hermetisch gedoe: een rechttoe rechtaan song over twee geliefden die in het gras gaan liggen en naar een vredig stromende rivier kijken. Country fair is het slotnummer op Veedon fleece. Als de laatste klanken zijn uitgestorven, passen maar twee dingen: oneindig veel respect voor iemand die dit op zijn negenentwintigste uit zijn hart, hersenen en pen kon schudden, en stilte, diepe stilte. Even minutenlang niets doen en nagenieten. Moet kunnen, het hoeft niet altijd even druk-druk-druk te zijn. (De driehonderd ‘kenners’ die Rolling Stone vroeg om input te geven voor hun 500 Greatest Albums of All Time hebben blijkbaar nooit van Veedon fleece gehoord, want de plaat staat er niet in. Of ze hebben geen smaak, kan ook natuurlijk…)

Als ik ooit verbannen word naar een verlaten eiland en ik mag niet meer dan tien platen meenemen, dan wordt dat een hartverscheurende keuze tussen al dat prachtigs van Van Morrison, Bob Dylan, Neil Young, Bruce Springsteen en honderden anderen, zowel one hit wonders als artiesten met een omvangrijke collectie.

Als ik maar één plaat mag meenemen, is de keuze veel simpeler: Veedon fleece!

Luister vooral naar: Fair play, You don’t pull no punches, but you don’t push the river, Come here my love en Country fair.



Albums Top 20 (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on vr, augustus 21, 2020 10:34:23

U mag het gerust een eigenaardigheid noemen, maar dit is weer een zeer Angelsaksische lijst geworden, besef ik plots, en ook nogal mannelijk, sorry, en opvallend genoeg staan de topnamen uit mijn vorige lijstjes (zangeressen, zangers, bands) er nauwelijks tussen. Het ging me bij Nina Simone, Billie Holiday, Scott Walker, Roy Orbison, Wannes Van de Velde, Jacques Brel, The Velvet Underground, The Doors en Creedence Clearwater Revival meer op het totaalpakket dan om uitschieters. En in een top 528 zouden ze ongetwijfeld veelvuldig opduiken, vanaf plaats 21. Maar niet hier, want…

20. The Blue Nile — A walk across the rooftops

19. Van Morrison — Astral weeks

18. Bob Dylan — Highway 61 Revisited

17. The Clash — London calling

16. The Jimi Hendrix Experience — Are you experienced?

15. The Triffids — Born Sandy devotional

14. John Cale — Music for a new society

13. Van Morrison — Common one

12. Aretha Franklin — I never loved a man the way I love you

11. Antony and the Johnsons — I am a bird now

10. The Beatles — Revolver (1966). Experimenteren en toch toegankelijk blijven, dat was de opdracht en daarin slaagde de Fab Four wonderwel op een plaat die alle kanten op stuitert en toch netjes binnen de kwalitatieve lijnen blijft kleuren. Het frisse van de eerste zes platen en de talloze nummer 1-singles blijft absoluut behouden, terwijl ze toch andere wegen inslaan, met oosterse invloeden, en meer dan ooit gestuurd en gestuwd door de briljante producer die George Martin was. Strijkers op Eleanor Rigby? Neen, het stoort allerminst. Blazers op Got to get you into my life? Laat maar komen! Voor de meesten is het kiezen tussen Revolver, Rubber soul, Sgt. Pepper’s lonely hearts club band en The Beatles (ook wel The White Album genoemd), bij mij durft het ook weleens wisselen. L’Osservatore Romano, de officiële krant van het Vaticaan, publiceerde tien jaar geleden zowaar een lijst met de tien beste rockplaten en Revolver stond, godbetert, op 1. In de 500 Greatest Albums of All Time van het toonaangevende blad Rolling Stone staan The Beatles vier keer in de top 10: de ‘dubbele witte’ op 10, Rubber soul op 5, Revolver op 3 en Sgt. Pepper’s op 1. Ik houd het op Revolver. De paus knikt goedkeurend.

Luister vooral naar: Eleanor Rigby, And your bird can sing en Got to get you into my life.

9. Bruce Springsteen — Born to run (1975). Commercieel succes koppelen aan kwaliteit, het kan hoor. The Boss bewees het met zijn derde lp, die hem op de wereldkaart zette. Als je het resultaat beluistert, zou je denken dat het een ‘piece of cake’ was om de plaat te maken, maar niets was minder waar. Alleen al op het titelnummer werd een half jaar gezwoegd, de auteur bleef storende geluiden horen “die anderen in de studio niet hoorden”. Typisch Springsteen, nooit tevreden met zichzelf. Uiteindelijk liet hij zich overhalen om er een producer bij te halen, dat werd zijn ontdekker en manager Jon Landau, een vertrouwenspersoon. Voor de hele lp werden veertien maanden uitgetrokken. Voor het eerst is er sprake van drummer Max Weinberg — uitgegroeid tot de motor van de The E Street Band — en pianist Roy Bittan, twee onmisbare leden van dit unieke gezelschap. Rolling Stone zette deze plaat op 18.

Luister vooral naar: Thunder road, Tenth Avenue freeze-out en Born to run.

8. Joni Mitchell — Blue (1971). Deze plaat gaat over relaties. Alle platen van Joni Mitchell gaan over relaties. Niemand schrijft beter over relaties dan Joni Mitchell. Relaties zijn verdomd moeilijk om te onderhouden, als we Joni Mitchell mogen geloven (en wie zijn wij om haar níet te geloven?). Op Blue komen haar liefdesbesognes met Graham Nash, Cary Raditz en James Taylor uitgebreid aan bod, een deel van de songs werd geschreven op de eilanden Kreta en Formentera tijdens een uitgebreide Europese vakantie. Geen singles en toch was de plaat een commercieel succes: Blue klom op tot nummer 3 in de Amerikaanse charts. In Canada, waar Joni Mitchell vandaan komt, werd de plaat uitgeroepen tot de beste Canadese lp van de vorige eeuw (hoger genoteerd dan eender wat van Neil Young, bijvoorbeeld). Rolling Stone zette deze plaat pas op nummer 30, de sukkels.

Luister vooral naar: Carey, California en River.

7. Stevie Wonder — Songs in the key of life (1976). Zesentwintig was de blinde zanger nog maar toen deze lp uitkwam en toch was het al zijn achttiende (!) bijdrage tot de muziekindustrie. Werktitel was overigens Let’s see life the way it is, soms moet je gewoon blij zijn dat werktitels geen definitieve titels worden. De opnamen gebeurden in Los Angeles, Sausalito en New York, waar het de eerste plaat was die werd opgenomen in The Hit Factory. Het aantal uren dat Wonder sleutelde aan de plaat was ontelbaar, honderddertig (!) mensen werkten eraan mee. Normaal zijn dubbellp’s vervelend en bevatten ze een resem overbodige tracks. Niet zo in dit geval: vier geweldige plaatkanten en daarbovenop nog een aardig bonussingletje met vier songs. Uiterst dansbaar materiaal afgewisseld met esoterische songs, Stevie Wonder liet zich niet afremmen. Alleen Rumours van Fleetwood Mac werd in 1977 meer verkocht dan Songs in the key of life. (Wat kent Rolling Stone overigens van muziek: deze staat niet hoger dan 57.)

Luister vooral naar: I wish, If it’s magic en As.

6. Talking Heads — Remain in light (1980). Het predikaat ‘postpunk’ dat Talking Heads werd toebedeeld, had allicht meer te maken met die ene avond in CBGB’s, in het voorprogramma van de Ramones, dan met de werkelijkheid. Van bij het begin klonken zij eclectischer dan hun generatiegenoten: funk en Afrika vloeiden in elkaar over, rock was altijd in de buurt, en met een producer als Brian Eno wist je dat er geëxperimenteerd zou worden. Hypnotiserend is een goede omschrijving. Stilzitten kan niet, zeker niet op de eerste plaatkant, zeventien minuten hoekige ritmes die je van de ene naar de andere kant van de kamer doen stuiteren (dans hier dus best in openlucht op). Ik vervloek mezelf nog af en toe dat ik de groep in die periode nooit live heb gezien. Een optreden vele jaren later van David Byrne, hoe goed ook en hoe geniaal de man ook altijd is gebleven, kon dat niet compenseren. Want die andere drie (Chris Frantz, Jerry Harrison en Tina Weymouth) waren even onmisbaar als hij om die verwoestende sound te creëren. (129 bij Rolling Stone, de losers!)

Luister vooral naar: Crosseyed and painless, The great curve en Once in a lifetime.

5. Bob Dylan — Blood on the tracks (1975). Liefdesbreuken zijn pijnlijk, maar ze leveren soms briljante kunstwerken op. Jammer voor de betrokkene(n), het zal óns niet beletten om er intens van te genieten. Zo wreed gaat het soms. Op Blood on the tracks probeert Dylan de demonen te bedwingen die opdoken tijdens de scheiding van zijn geliefde Sara, zo dachten we lang. In deel één van zijn memoires, Chronicles Vol. 1, schreef hij in 2004 dat de plaat niets te maken had met zijn persoonlijke leven en dat de nummers gebaseerd zijn op kortverhalen van Anton Tsjechov. Gelove wie kan. Zoon Jakob Dylan zag het anders: “Ik hoor mijn ouders praten”, getuigde hij. ‘You’re an idiot, babe / It’s a wonder that you still know how to breath’ klinkt in elk geval niet al te vriendelijk. De lp werd in verschillende periodes opgenomen, onder meer omdat de bard zelf vond dat ze op een bepaald moment te monotoon klonk, waarna hij er andere arrangementen op schreef en instrumenten toevoegde. Blood on the tracks staat slechts op 16 in Rolling Stones beste albums ooit. Te laag, vind ik.

Luister vooral naar: Tangled up in blue, If you see her, say hello en Shelter from the storm.

4. The Beach Boys — Pet sounds (1966). Ook wel gekend als de laatste plaat van Brian Wilson alvorens hij écht gek werd. Verdwenen zijn de aanstekelijke surfhits uit de beginjaren, dit is dé plaat van songwriter en producer Brian Wilson, met slechts een bijrol voor zijn kompanen die live bleven toeren, terwijl de mensenschuwe Wilson in de studio aan de songs bleef sleutelen. Een mens zou van minder kierewiet worden. Ook al omdat er een soort wedstrijdje-om-ter-briljantst liep tussen The Beatles en The Beach Boys. Concurrenten die elkaar respecteerden. Paul McCartney noemde God only knows de beste song ooit. Misschien is dat dankzij de Franse hoorn, de sleebellen, de imitatie van een wandelend paard, klavecimbel, fluiten, basklarinet, accordeon en strijkers die Wilson gebruikte om de sound te verrijken. Ik bezit een vierdelige box, waarin naast een mono- en stereo-versie van de plaat, ook de muziek zit zonder stemmen en de stemmen zonder instrumentale begeleiding. Laten we ’t omschrijven als: hemels. Bij Rolling Stone strandde Pet sounds op nummer 2, achter die vermaledijde Beatles met hun Sgt. Pepper’s.

Luister vooral naar: Sloop John B, God only knows en I just wasn’t made for these times.

Morgen: 3-2-1.



Albums Top 20 (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, augustus 20, 2020 11:13:28

Rustige zomer, dacht hij. Veel te weinig werk, dacht hij. Waarom niet een aantal persoonlijke lijstjes opstellen, dacht hij. Fun, voor mezelf, en hopelijk ook voor de sociale media-volgers, dacht hij.

Een shitload aan opzoekwerk, stelt hij nu vast. Veel te veel tijd in gestoken, stelt hij nu vast. Maar, ach, de fun blijft wel, hopelijk ook aan die kant van het plexiglas, hoopt hij.

Noot vooraf: ik heb me beperkt tot pop, rock en soul. Zoek dus niet naar briljante platen als Kind of blue van Miles Davis of A love supreme van John Coltrane. Da’s misschien voor later, als ik weer te veel tijd denk te hebben.

Overigens was het sowieso al een hopeloze opgave om mij tot twintig te beperken. Een Top 197, 424 of 718 had mij veel meer voldoening bezorgd (en werk, inderdaad). En terwijl er die beperking van twintig is, heb ik er drie platen van Van Morrison in gezet (néh!) en twee van Bob Dylan en Stevie Wonder. Jammer voor, bijvoorbeeld, Cosmo’s factory van Creedence Clearwater Revival. And many others.

20. The Blue Nile — A walk across the rooftops (1984). Debuutplaat van The Blue Nile, een driekoppig Schots gezelschap dat in de studio werd aangevuld met een ingehuurde drummer. Aan de basis van de band liggen jeugdvrienden Paul Buchanan en Robert Bell, die samen studeerden aan de universiteit van Glasgow: Buchanan literatuur en middeleeuwse geschiedenis, Bell wiskunde. Niet de doorsnee outcasts die in de rock belanden, dus. Buchanans literaire interesse zorgt er mee voor dat zijn teksten diepzinnig klinken. In 1981 hadden ze al een single gemaakt, het vergeten I love this life, tussen 1982 en 1984 knutselden ze, wonend in een krap appartement in de dump die Glasgow toen nog was, A walk across the rooftops in elkaar. Verstilde, complexe songs, niet iets voor een vlotte luisterbeurt, wel afgewisseld met een paar songs die een zweem disco bevatten. The Blue Nile slorpt je aandacht op. Maar ze gunnen je de tijd, want nadien volgden nog slechts drie platen: Hats (1990), Peace at last (1996) en High (2004). Daarna bleef het stil. Volgens de geruchtenmolen is de band gesplit, al werd dat nooit bevestigd.

Luister vooral naar: de titelsong, Tinseltown in the rain (het had een Steely Dan-song kunnen zijn) en Easter parade.

19. Van Morrison — Astral weeks (1968). Tweede soloplaat van Van Morrison na zijn avontuur met Them. In zijn ogen zelfs z’n eerste volwaardige worp, want de productie van Blowin’ your mind vond hij maar niets. Onwaarschijnlijk maar waar: Morrison was op het moment van de opnames amper drieëntwintig jaar oud. Toch klinkt Astral weeks als iets wat een gelouterd artiest heeft gemaakt. Weg is de rhythm & blues van Gloria en Baby please don’t go, weg is de complexloze, huppelende vrolijkheid van Brown eyed girl. Van the Man brengt de genres folk, blues en jazz samen, dan weet je dat je niet alleen iets nieuws krijgt, maar vooral dat je er niet op moet rekenen dat je onwaarschijnlijk veel exemplaren zult verkopen. De eerste reacties waren dan ook op z’n best afwachtend. In de loop van de jaren kreeg Astral weeks echter een cultstatus en Rolling Stone zette het in haar in 2003 samengestelde en zes jaar later geüpdatete 500 Greatest Albums of All Time op nummer 19. Tiens, net als hier.

Luister vooral naar: Cyprus Avenue, Madame George en Ballerina.

18. Bob Dylan — Highway 61 revisited (1965). U mag mij gerust ‘Judas’ noemen, zoals ze Bawb zelf toeschreeuwden toen hij voor het eerst een elektrische gitaar omgordde op een podium. En dan nam hij ook nog een lp op met drums en elektrische gitaren, stel je voor, terwijl hij vijf platen lang de messias van de akoestische hippies was geweest. ‘Angry young man’ werd Dylan in deze periode genoemd. Zou er iemand hem gevraagd hebben how does it feel, zoals hij zelf zong in de openingstrack Like a rolling stone, ooit verkozen tot beste single ooit? Dat de bard scherpe, maatschappijkritische teksten pleegde te schrijven, wisten we op dat moment al een tijdje: de elektrische entourage gaf er nog een extra scherp randje aan. In het ruim elf minuten durende Desolation row is de poëet Bob Dylan op zijn best. In Rolling Stones lijst staat deze op 4.

Luister vooral naar: Like a rolling stone, Ballad of a thin man en Desolation row.

17. The Clash — London calling (1979). De plaat die de perfecte brug vormt tussen de vroege punk meets reggae-periode en de rijkere inspiratie van de volgende platen. Het begint met London calling, tegelijk een anthem en een boze reactie op het Londen van die tijd. De Beatles krijgen ervan langs (‘Phony Beatlemania has bitten the dust’) en ondanks het semi-militaristische ritme word je niet vrolijker van zinnen als ‘The ice age is coming, the sun’s zooming in / Meltdown expected, the wheat is growing thin’. Londen verdrinkt, maar, zingt Joe Strummer met de nodige zelfkritiek, ‘I live by the river’. Dat militante randje verdwijnt nooit helemaal op London calling. Op de hoes herken je dezelfde belettering en kleuren die Elvis ooit gebruikt had voor zijn titelloze debuut, maar in plaats van de enthousiast zingende jonge en nog onbezoedelde Presley zie je Paul Simonon die zijn basgitaar aan flarden slaat. Achteraf had ie daar overigens spijt van. Bij Rolling Stone prijkt London calling op 8.

Luister vooral naar: de titelsong, Jimmy Jazz en Spanish bombs.

16. The Jimi Hendrix Experience — Are you experienced? (1967). Ligt wat mij betreft in balans met Electric Ladyland, die amper een jaar later verscheen. Als u de kans heeft, ga dan voor de Amerikaanse persing, waar ook de singles Hey Joe, The wind cries Mary en Purple haze op terug te vinden zijn, al werden die uiteraard als bonustracks meegenomen op de cd’s die later verschenen zijn. Dit driekoppige gezelschap maakt goedklinkende herrie voor zes of desnoods zestien, de frontman vindt ter plekke gitaarvirtuositeit opnieuw uit. Nieuwe akkoorden, gebruik van feedback, gedurfde opnametechnieken, songs die afwijken van het klassieke strofe-refrein-strofe-refrein-ritme: vernieuwend is het minste wat je hierover kunt zeggen. Hun optreden op het Monterey Pop Festival in de zomer van ’67 gaf het trio een opstoot van jewelste. Maar u weet hoe het afgelopen is: eerst ging Jimi solo, dan ging Jimi dood. Zonde. (Op 15 bij Rolling Stone, overigens.)

Luister vooral naar: Foxey lady, Purple haze en The wind cries Mary.

15. The Triffids — Born Sandy devotional (1986). Een plaat die de naam kreeg van een track die uiteindelijk niet goed genoeg werd bevonden om tussen de tien pareltjes opgenomen te worden. Maar het klinkt uiteraard wel intrigerend, zoals zowat alles van deze Australische band. Alle songs zijn geschreven door de lichtjes geniale en helaas veel te jong gestorven David McComb. Beter dan de ook al veel te jong gestorven Humo-redacteur Marc Mijlemans, (mm), kan ik het niet verwoorden. “Als een trouwe hond vergezellen The Triffids mij op mijn schaarse reisjes en als de avond valt, zet ik de achterdeur open, hou mijn in een fles gereïncarneerde huisvriend Jim Bean in de buurt en dan zingen ze voor mij de tien prachtige liedjes die ze kennen. En dan nog ‘s. En dan nog ‘s. Elke dag. Anderhalve maand lang. Ik ken ze nu even goed als de kamers van het huis waarin ik woon. En ze zullen me nooit gaan vervelen.”

Luister vooral naar: Wide open road, Life of crime en Stolen property.

14. John Cale — Music for a new society (1982). Typisch Cale: dan had hij een beetje commerciële bijval met de lp Honi soit (waarop de aanstekelijke single Dead or alive staat) en wilde hij weer moeilijk gaan doen. Weg was de begeleidingsband, hij ging solo touren (wat hij héél lang heeft gedaan, helaas vaak met bijna exact dezelfde setlist als het jaar voordien) en maakte een naakte plaat, die zwart en deprimerend klonk. Alleen te beluisteren als u zelf niet in een gitzwarte bui bent. “Die plaat was afzien”, getuigde Cale erover in Melody Maker. “Krankzinnig. Ondraaglijk. Ik heb mezelf laten gaan, het werd een soort van therapie, persoonlijk exorcisme. En de liedjes gaan meestal over spijt en misplaatst vertrouwen.” Laat u dus niet misleiden door de vrolijke doedelzakken aan het eind van Thoughtless kind, de sardonische lach eroverheen zegt alles. Close watch was jarenlang het slotakkoord bij live-concerten van John Cale, tot hij Hallelujah van Leonard Cohen had ontdekt. De critici waren positief, de platenkopers keken in andere bakken: Music for a new society was een commerciële flop.

Luister vooral naar: Thoughtless kind, Close watch en Chinese envoy.

13. Van Morrison — Common one (1980). Twaalfde plaat van Van Morrison en na een aantal voor zijn doen toegankelijke lp’s, koos hij opnieuw voor ‘iets moeilijks’. Critici boorden Common one de grond in. En dan te zeggen dat meneer Morrison in een van zijn zeldzame interviews zei dat de oorspronkelijke bedoeling was om een nóg esoterischere plaat te maken dan het resultaat dat nu voorlag. De briljante saxofonist Pee Wee Ellis verlaat even de platgetreden paden die hij bij James Brown bewandelde en kiest, samen met trompettist Mark Isham, voor een sobere inkleuring van de soms naakte arrangementen. Om alle verwijzingen naar schilders en poëten door te hebben, moet je net een catalogus van álle Britse kunstenaars uit het hoofd hebben geleerd, maar dat maakt verder niet. Ga op in dat unieke universum, met twee songs die meer dan een kwartier duren. When heart is over is eerder een newage-achtige mijmering dan een lied en toch… het is bezwerend en verslavend om ernaar te luisteren. (Vind ik, niet die critici met hun slechte oren.)

Luister vooral naar: Haunts of ancient peace, Summertime in England en Satisfied.

12. Aretha Franklin — I never loved a man the way I love you (1967). Franklin was al een grote naam en toch is dit pas haar eerste plaat op het Atlantic-label van de broers Ertegün. Er staat stevige soul op deze plaat, naast gevoelige ballads. Voor het eerst valt ook de songschrijfster op die ze echt ook wel was. Een ‘natuurkracht’ noemde Q Aretha Franklin en zo is het maar net: een goedaardige wervelwind, die je even meevoert op de golven van briljante popmuziek. ‘R-E-S-P-E-C-T, find out what it means to me’. Rolling Stone had minder R-E-S-P-E-C-T voor de ‘Queen of Soul’, want I never loved a man… staat daar pas op 84 in de allertijdenlijst. Hún probleem.

Luister vooral naar: Respect, de titelsong en Do right woman, do right man.

11. Antony and the Johnsons — I am a bird now (2005). Een persoonlijke anekdote: toen ik deze cd voor het eerst oplegde, kwam mijn vrouw na het uitsterven van de laatste tonen naast mij in de zetel zitten en keken we elkaar woordenloos aan, maar we wisten perfect wat we zouden gezegd hebben, mochten we die gewijde stilte hebben willen doorbreken: “Wat was dat?” Zo mooi, zo sereen, die androgyne figuur die we voordien niet kenden — ik had Antony Hegarty (tegenwoordig: Anohni) al horen zingen tijdens een live-concert van zijn New Yorkse maatje Lou Reed — die het woord ‘gevoelig’ een nieuwe dimensie gaf. Moge deze plaat bij beluistering hetzelfde effect op u hebben.

Luister vooral naar: Hope there’s someone, You are my sister en Bird gehrl.

Morgen: 10 tot en met 4.



Bands Top 20 (3 t/m 1)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on za, augustus 15, 2020 11:18:59

Wie hebben we dan nog niet gehad, zult u zich misschien (hopelijk) afgevraagd hebben? The Beatles, uiteraard, en die zal hij wel op één gezet hebben, zeker? Euh, toch niet. Nét niet. Iets Belgisch, eindelijk? dEUS? Noordkaap? De Strangers? Mmm…

20. The Band

19. The Kinks

18. Booker T. & the MGs

17. Pearl Jam

16. The Clash

15. Tindersticks

14. R.E.M.

13. Simon & Garfunkel

12. The Rolling Stones

11. Eagles

10. The Jimi Hendrix Experience

9. The Triffids

8. Led Zeppelin

7. The Beach Boys

6. The Who

5. The Velvet Underground

4. The Doors

3. TALKING HEADS. Er zijn veel te veel talking heads op tv. Er is te weinig Talking Heads op radio en tv. Reeds in de tweede helft van de jaren 70 vernoemd naar al die te pas en te onpas het scherm vervuilende praatgrage luitjes, viel al bij de eerste noot die deze vierkoppige band produceerde op dat dit geen gewoon rockgroepje was. Niet rechttoe rechtaan. Compleet onvoorspelbaar. Artyfarty bij momenten. Een sound waarin je elementen van pop, rock en soul hoorde, en jazz en blues, maar ook wereldmuziek. Het is niet toevallig dat David Byrne (zanger/gitarist), Jerry Harrison (keyboardsspeler/gitarist), Tina Weymouth (bassiste) en Chris Frantz (drummer) elkaar ontmoet hebben op de Rhode Island School of Design. Ze mochten in het voorprogramma van Ramones optreden in de iconische New Yorkse punktempel CBGB en kregen al snel een platencontract bij Sire. De debuutplaat, 77, verscheen in, hoe kan het anders, 1977. Psycho killer werd een bescheiden wereldhit en zette hen definitief op de kaart. De abstracte teksten van Byrne gingen wonderwel samen met de op dat ogenblik nog vrij strakke punkrock. Vanaf de tweede plaat, More songs about buildings and food, werd het muzikale spectrum ferm verbreed en dat zou alleen maar blijven duren. Het meesterwerk Remain in light was de vierde plaat, de laatste die door Brian Eno zou worden geproduceerd. Funk en afro gaan hand in hand met geslaagde en gewaagde experimentele uitstapjes. Born under punches (The heat goes on) en Crosseyed and painless zetten je voortdurend (letterlijk) op het verkeerde been, terwijl de singles Once in a lifetime en Houses in motion al evenmin rechtlijnig klinken. Ook op latere platen werden huizen verbrand: in de tekst (Burning down the house), maar ook muzikaal. De live-reputatie bracht de band enkele keren op de weides van Torhout en Werchter. In Stop making sense — misschien wel de beste concertfilm aller tijden, geregisseerd door Jonathan Demme — zie je tot wat de groep op een podium in staat is. Bezwerend. Eclectisch. Ontzettend dansbaar. Ik vervloek mezelf dat ik Talking Heads nooit live heb gezien.

2. THE BEATLES. Ik vervloek mezelf minder omdat ik de volgens velen beste groep aller tijden nooit live heb gezien, omdat ik ten tijde van hun laatste échte live-concert amper zes was. Hoe meer ik naar hun platen luister — of dat nu de eenvoudige popsongs uit de beginjaren zijn, of de psychedelische zijwegen van de laatste jaren —, hoe briljanter ik hen vind. Met uitzondering misschien van het hooguit halfgeslaagde Let it be, een samenraapsel van wat ze nog liggen hadden, uitgebracht op een moment dat ze al wisten dat de split er onvermijdelijk zat aan te komen. Je kunt van de simpelheid van een drieminutensong genieten en tegelijkertijd van A day in the life. Kent er iemand een beter songschrijversduo dan Lennon en McCartney? George Harrison, als gitarist, als stem, als songsmid, was ook niet mis. En Ringo Starr als, zoals het hoort, gekke drummer, is een beter muzikant dan de critici ervan gemaakt hebben (en een terecht laag ingeschatte zanger). Zelfs hun films vind ik, met een licht nostalgische, vergoelijkende blik, prettig gestoord en de moeite waard. Ja, ik vind Sgt. Pepper’s lonely hearts club band een fantastische plaat, neen, ik vind het niet hun beste. Dan acht ik Rubber soul en Revolver nog net iets beter, platen die de overgang vormen van hun frivole beginperiode naar hun complexere Tweede Leven. U moet eens de volgende test doen: u verzamelt álle Beatlessongs in een hele lange Spotify-lijst en u duwt vervolgens op ‘random’ afspelen. Wedden dat u blijft luisteren en hooguit af en toe Number 9-gewijs op ‘next track’ duwt? Wat zit ik hier nog te schrijven: luister vooral! (En toch staan ze dus niet op 1…)

1. CREEDENCE CLEARWATER REVIVAL. Ha, twee broers die elkaar de haren uitrukten (zie ook Oasis, zie ook The Kinks): John en Tom Fogerty waren niet onmiddellijk geneigd om elkaar uit te nodigen op gezellige familiefeestjes. Maar in die vijf jaar dat ze samen muziek maakten deden ze andere dingen kletteren: gitaren en stemmen, bijvoorbeeld. Hun creatieve bedenksels werden gecatalogeerd onder swamprock, maar ook rootsrock, southern rock en, wie bedenkt het, countryrock. Die ‘swamp’ typeert nog het beste die typische sound, een song als Born on the bayou is daar een exponent van. Je ziet het verraderlijke moeras zo voor je. Creedence — ik mag Creedence zeggen, of CCR — combineerde een flinke kennis van de muziekgeschiedenis (op de eerste plaat stonden de succesvolle covers I put a spell on you en Susie Q), een goed gevoel voor hedendaagse interpretaties, uitstekende songsmeden, een subtiele mix van invloeden en een eigenwijze sound. Creedence is onmiddellijk herkenbaar (die stem!), weet je in een semi-trance te vatten (het is nog net geen illegaal druggebruik), laat je niet meer los. Creedence is nooit braaf en toch bijzonder toegankelijk. Bij wijze van kennismaking is de verzamelplaat Chronicle een prima introductie: allemaal herkenbare hits. Maar op hun lp’s staan ook verborgen schatten. Na de pijnlijke split van de band in 1972 gingen de vier leden (naast de Fogerty’s ook nog Stu Cook en Doug Clifford) solo; alleen John Fogerty deed dat met commerciële bijval (Rockin’ all over the world!). Een reünie is er nooit meer van gekomen. Het water was veel te diep en bovendien overleed Tom Fogerty in 1990 op zijn achtenveertigste aan de gevolgen van aids, na een fout gelopen bloedtransfusie. Met Cook en Clifford vocht John Fogerty een juridisch dispuut uit, omdat zij op tournee gingen met een tribute-band. Hij verloor dat proces, maar kon de voorbije decennia zelf wel met een soort ‘Greatest Hits’ op tour gaan. Het materiaal blijft onverslijtbaar. Dju toch, ik was er niet bij op hun concert in het Antwerpse Sportpaleis in 1971. Ik was twaalf, waarom ben ik nog zo verdomd jong?



Bands Top 20 (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on vr, augustus 14, 2020 11:57:01

Halfweg mijn persoonlijke top 20 van bands nog even een overzicht van wie het, tussen N en Z, niet gehaald heeft. Daar zitten fijne namen tussen, zoals… The National, Nirvana, Pet Shop Boys, Pink Floyd, The Pogues, The Police, The Posies, Pretenders, The Robins, The Ronettes, Roxy Music, Simply Red, Sly & the Family Stone, The Staple Singers, The Temptations, Them, Thin Lizzy, Ike & Tina Turner, U2, The Walkabouts, The Waterboys, en Wilco.

Dat speelde in het voordeel van…

20. The Band

19. The Kinks

18. Booker T. & the MGs

17. Pearl Jam

16. The Clash

15. Tindersticks

14. R.E.M.

13. Simon & Garfunkel

12. The Rolling Stones

11. Eagles

10. THE JIMI HENDRIX EXPERIENCE. Neen, Jimi deed het niet alleen, al was hij natuurlijk wel de ster van dit driekoppige ensemble dat verheven lawaai maakte als was het een volledig symfonieorkest met rockinstrumenten. Zonder bassist Noel Redding en drummer Mitch Mitchell zou Jimi Hendrix het waarschijnlijk ook wel gemaakt hebben, maar hun verdienste op die eerste prachtplaten mag niet onderschat worden. Het trio liet zich inspireren door soul, blues, rock en hardrock, wat tot een compleet nieuw geluid leidde. Uiteindelijk bestond de ‘Experience’ niet eens drie volle jaren, wel goed voor de uitmuntende lp’s Are you experienced (1967), Axis: bold as love (ook 1967) en Electric Ladyland (1968). Van Are you experienced bestaan een Europese en een Amerikaanse versie. Op de Europese staan Purple haze, Hey Joe en The wind cries Mary niet op, koop dus best de Amerikaanse (al werden die singles later op de cd wel toegevoegd als extraatjes). Little wing, Voodoo chile (Slight return), Crosstown traffic,de cover van All along the watchtower, het staat allemaal op die drie openers. Al is het wel zo dat Jimi Hendrix door de platenfirma nadrukkelijk naar voren werd geschoven als het gezicht en dat hij op Electric Ladyland een beroep deed op gastmuzikanten, onder meer om Mitch Mitchell te vervangen. Op Woodstock werd zijn optreden aangekondigd als ‘The Jimi Hendrix Experience’, terwijl hij zijn band dan al Gypsy Sun and Rainbows had gedoopt. Wat een sound!

9. THE TRIFFIDS. Heroïnegebruik en een zwak hart zorgden ervoor dat de Australische singer-songwriter David McComb net geen zevenendertig is geworden. Veel te jong, maar oud genoeg om ons, met de door hem opgerichte band The Triffids, te vergasten op prachtige platen, die de jaren 80 net iets mooier deden lijken dan ze in werkelijkheid waren. Ook deze groep — zie R.E.M. gisteren — heb ik in hun prille dagen zien optreden, in, godbetert, ’t Stuk in Leuven en op het alternatieve muziekfestival Futurama in de Brielpoort in Deinze. De groepsnaam was afgeleid van film en boek The day of the triffids, een post-apocalyptisch sciencefictionverhaal. Vrolijke lieden waren het dan ook niet en toch klonk hun muziek sfeervol, rijk en dromerig. Wijlen Marc Mijlemans had gelijk: Born Sandy Devotional is een van de mooiste platen ooit, met tijdloze, weids uitwaaierende songs als Wide open road en Stolen property.

8. LED ZEPPELIN. Vier titelloze albums, die — om het onderscheid te kunnen maken — een nummertje meekregen, hoe arrogant moet je daarvoor zijn? Deze heren (Jimmy Page, Robert Plant, John Paul Jones, John Bonham) presteerden dat. Het getuigde alleszins van bollocks, de muziekliefhebber moest het maar zelf ontdekken. Die eerste vier platen zijn dan ook nog eens het beste wat ze gemaakt hebben, ook al zit er in hun catalogus geen enkele echt zwakke lp. Als u zoekt naar Whole lotta love moet u op II zijn, wil u met uzelf dansen op een lege dansvloer op de tonen van Stairway to heaven, is III de plek om te zijn. Het zou veel te simpel zijn om hen in het vakje hardrock te klasseren: daarvoor zijn de bluesinvloeden te prominent aanwezig. Eerst speelden ze nog een tijdje als The Yardbirds, de groep van Jimmy Page die nog een aantal contractuele verplichtingen had: hij trommelde de drie anderen op. Keith Moon, de immer sympathieke drummer van The Who, voorspelde dat de groep zou neerstorten als een loden ballon (‘lead ballon’), wat de groepsleden inspireerde om zich Led Zeppelin te noemen. Als u voldoende spaarcenten heeft (of een welwillige suikernonkel), ga dan meteen voor The complete studio recordings, een box met de tien studio-cd’s. Muzikale pret voor úren.

7. THE BEACH BOYS. Ingrediënten: drie broers, een neef en een schoolvriend, vijf matchende stemmen, een briljante songschrijver (Brian Wilson), een producer met hele fijne oren (nogmaals Brian Wilson), zon, zee en zwoele temperaturen. Aanstekelijke surfmuziek die naadloos overging in pretpop en uitmondde in uitgekiende poparrangementen. Van heel simpel tot heel ingewikkeld in amper zes jaar tijd. De extreem mensenschuwe Brian had zich intussen laten vervangen bij liveoptredens en was daardoor in staat om in z’n eentje complexe songs te componeren. Pet sounds was het antwoord op Rubber soul van The Beatles, en werd prompt bestempeld als een van de beste albums ooit. De daaropvolgende single Good vibrations deed wat de titel beloofde te doen: mensen een goed gevoel geven. Maar dan belandde het genie Brian Wilson in een depressie, raakte hij verslaafd aan pillen en werd de opvolger van Pet sounds, Smile, ingehouden omdat The Beatles intussen Sgt. Pepper’s op de wereld hadden losgelaten. Faalangst met hoofdletter F resulteerde in een groep die nog wel bestond, maar niet meer toonaangevend was. Pas een kleine veertig jaar later werd Smile alsnog uitgebracht, maar dan onder de naam Brian Wilson: een schitterende maar onnavolgbare en voor de doorsnee oren té psychedelische plaat, met nummers over groenten en zo. Koop u dus maar een verzamelplaat van hen (alleen al de titels van de nummers op de hoes zullen u zachtjes doen neuriën en schuifelen). Denk er wel aan om de stoelen opzij te schuiven in de woonkamer, want er zal geheid vrolijk in het rond gedanst worden.

6. THE WHO. Hope I die before I get old is alleen gekke drummer Keith Moon en bassist John Entwistle gelukt, zanger Roger Daltrey en muzikaal brein, leadgitarist en gitaren-vertimmeraar Pete Townshend zijn nog wel degelijk alive and kicking. Het begon met knallende rock, als soundtrack voor Mod-rockers, het ging over in moeilijke rockopera’s over onder anderen een blind-doof-stomme flipperaar. Van eenvoudige korte songs als My generation, I can’t explain en Substitute tot lange minisymfonieën als See me, feel me, Won’t get fooled again en Baba O’Riley. Wat ze ook deden, De Wie bleef geloofwaardig, al boorden ze inmiddels wel een ander publiek aan dan de uitdagende, lichtjes gewelddadige Modgeneratie van de beginjaren. Daltrey is een geweldige zanger, Townshend een nog geweldigere gitarist: dat Townshend het muzikale genie was, bewees hij later op enkele uitmuntende solo-lp’s. Dat ze live geluidsmuren sloopten is op talloze concertregistraties te bewonderen. Tip: Thirty years of maximum R&B is een prachtige, vierdelige verzamelbox.

5. THE VELVET UNDERGROUND. In hun tijd: experimentele rockgroep die bedacht werd door popartkoning Andy Warhol en die hun platen aan de New Yorkse straatstenen niet kwijtraakten. Nu: een van de invloedrijkste bands ooit, commercieel succes, inspiratiebron voor veel beginnende groepjes. Maar vergis u niet, in de negen jaar dat de ‘Velvet’ bestond, was de cultstatus nog ver weg. Op de legendarische eerste plaat, die met de banaan, zong (nou, ja…) Nico nog mee, het lief van verschillende groepsleden, die er dan ook onderling ambras over kregen. Lou Reed en John Cale waren elkaars tegenpolen en nu ook elkaars rivalen, maar hun muzikale symbiose zorgde voor magische momenten. Vooral die eerste lp, The Velvet Underground & Nico (1967), is subliem in al zijn tegendraadsheid. Bedrieglijk lieflijke songs als Sunday morning, Femme fatale en I’ll be your mirror staan er zij aan zij met I’m waiting for the man (over het uitkijken naar de komst van de drugsleverancier), Venus in furs (SM in songverpakking), Heroin (bekeken vanuit het perspectief van een heroïnegebruiker) en All tomorrow’s parties (Nico kan absoluut niet zingen, maar ze doet dat wel uitstekend, dat niet kunnen zingen). Een jaar later was er White light/white heat: veel ontoegankelijker, nog experimenteler, een klets om de oren van de goedwillende luisteraar, afgerond door de 17 minuten en 27 seconden durende antisong Sister Ray. Het titelloze derde album is weer veel toegankelijker, met onder meer Candy says, Pale blue eyes en Beginning to see the light. John Cale was dan al boos opgestapt. Wilt u de live kracht van de groep exploreren, dan kan ik u 1969: The Velvet Underground live aanbevelen.

4. THE DOORS. Vierkoppige band, zonder bassist. Gitarist Robby Krieger en drummer John Densmore wisten samen het gebrek aan basklanken op te vangen, het orgel van Ray Manzarek zorgde voor de betoverende sound en dan was er nog die gekke poëet die alles deed wat verboden was, Jim Morrison. Even was er sprake van dat de vaste bassist van Elvis Presley in Las Vegas, Jerry Scheff, er een kwintet van zou komen maken, maar voor dat kon gebeuren was Morrison al toegetreden tot de ‘Club of 27’. Alle invloeden uit hun jonge jaren werden door elkaar gehaspeld: blues, rock, psychedelica, jazz, ja, zelfs klassieke muziek. En het werkte wonderwel. Als je op een debuutplaat én Break on through (to the other side) én The crystal ship én Light my fire én het bezwerende The end kunt zetten, dan weet je wat je als band in huis heeft. En dan vergeet ik nog de Brecht/Weill-hymne Alabama Song, waarvoor de diepe stem van Morrison zich perfect leende. Op de tweede plaat, Strange days, werd die variatie aangehouden: You’re lost little girl, Love me two times en People are strange, maar ook het uitgesponnen When the music’s over. En zo ging dat maar door, plaat na plaat, al waren de poëtische ontboezemingen van de frontman soms enerverend en langdradig, en stonden ze in de weg van de steengoede muziek. De dronken, alle beschikbare drugs uitproberende, exhibistionistische zanger werd enkele keren veroordeeld en veroordeelde zijn band uiteindelijk tot een curiosium, veel meer dan de topgroep die het nochtans altijd was gebleven. Ook na Jim Morrisons dood in een Parijs’ bad (3 juli 1971) gingen The Doors nog een tijdje door. Dat hadden ze beter niet gedaan, maar het is hen vergeven. De zeven studioplaten met Morrison blijven wonderbaarlijke documenten uit een bijzondere periode.

Morgen: 3 tot en met 1.



Bands Top 20 (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, augustus 13, 2020 11:11:56

Daar gaan we weer. Na zangeressen en zangers concentreer ik me nu op mijn favoriete bands aller tijden. Het begrip ‘bands’ hanteer ik soepel: als “een zanger een groep is” (dixit Wannes Van de Velde), dan is een duo een band, zoals u zo dadelijk al zult merken.

De virologen waren streng: niet meer dan twintig bands in uw bubbel, Van Laeken, dus heb ik knopen moeten doorhakken. Dat ging, als we alleen naar groepen waarvan de naam begint met A tot en met M onder ogen nemen, ten koste van onder meer… Buffalo Springfield, The Byrds, The Crystals, The Drifters, Earth, Wind & Fire, Elbow, Fleetwood Mac (de originele versie was de beste, de Amerikaanse was zeer oké), Foo Fighters, Gorky/i, The Jam, The Jayhawks, Joy Division, Kings of Leon, Kraftwerk, Lambchop, Los Lobos, G. Love & Special Sauce, Massive Attack, Mercury Rev en My Morning Jacket. Het spijt me, zoals alles tegenwoordig is ook dit de schuld van Marc Van Ranst. Beperken, zei die.

Maar wie dan wel, zult u zich (hopelijk) afvragen? Welnu…

20. THE BAND. Beginnen met een band die The Band heet, het heeft iets kunstmatigs. Maar deze, euh, band was zoveel meer dan de tijdelijke begeleidingsgroep van ene Bob Dylan. Begonnen als The Hawks, de begeleidingsband van Ronnie Hawkins, daarna Levon and the Hawks (met zanger Levon Helm als duidelijk gepositioneerde frontman) en nog wat andere namen, om pas na de eerste periode mét Dylan te vervellen tot The Band. Het imago van begeleidingsgroep bleven ze de hele tijd meesleuren, zeker bij mensen die hun oeuvre onvoldoende of helemaal niet kennen. Wel, beste lezer, The Band was bij momenten pure magie. De acht platen die ze tussen 1968 en 1978 uitbrachten zijn op zijn minst goed, soms meesterlijk. Zeker de eerste vier (Music from Big Pink, The Band, Stage fright en Cahoots) bevatten tijdloze, zeer herkenbare rock, waarin elk groepslid (vier Canadezen en een Amerikaan) de kans kreeg te excelleren. Culminerend in dat ene afscheidsoptreden, dat zo knap werd verfilmd door Martin Scorsese: The last waltz.

19. THE KINKS. Chroniqueurs van het Britse leven in de jaren 60. Weinigen konden maatschappijkritiek scherper verwoorden dan Ray Davies (Dylan, wellicht, voor wat Amerika betreft). Ook zijn broer Dave zat in de band, hoewel ze elkaar niet konden luchten (waar hebben we dat nog gehoord?). Het begin was rudimentair en ruig, daarna werden de arrangementen weidser, speelser en gedurfder. Zo verpopten The Kinks van een garagerockband tot een groep die geworteld was in de Britse traditie, op die vlijmscherpe tekstuele observaties na dan, die soms haaks leken te staan op de orkestratie. De eerste zeven, acht jaar zijn fantastisch, met onder meer het conceptalbum The Kinks are the Village Green Preservation Society, daarna was er nog een uitstekende live-plaat, One for the Road, die hen overal tot top of the bill op de prille muziekfestivals bombardeerde. Als u de essentie wil vatten, koop dan The EP Collection, waarop alle ep’s (dus ook de singles) van de beginperiode staan.

18. BOOKER T. & THE MG’s. Nog zo’n begeleidingsband (the M.G.’s), die op zowat alle Staxsingles van de jaren 60 meespeelde: Steve Cropper op gitaar, Donald ‘Duck’ Dunn op bas, Al Jackson Jr. op drums. Voeg daar organist Booker T. Jones aan toe en je kreeg een zelfstandige groep die instrumentale soul maakte die tegelijk warm en swingend klonk. Een zanger of zangeres werd niet gemist. Green onions, Soul limbo, Time is tight, Melting pot: het klinkt steeds opnieuw heel hecht. Hier waren vier rasmuzikanten actief die elkaar aanvoelden en die binnen het genre soul het subgenre ‘instrumentale soul’ bedachten en perfectioneerden. Ook opvallend: Booker T. & the MG’s was een van de eerste bands waarin zwarte en witte artiesten zij aan zij optraden. Een paar jaar geleden zag ik een optreden van Booker T. Jones met een andere begeleidingsband in De Roma. Prima stuff, en de man bleek zelfs behoorlijk te kunnen zingen, maar stomend werd het pas tijdens het opvoeren van de instrumentale hits van weleer.

17. PEARL JAM. Wat mij betreft nog altijd het beste wat de stad Seattle in de staat Washington heeft voortgebracht. ‘Grunge’, weet u nog wel, jonge opa. Eddie Vedder als charismatische zanger, Stone Gossard die de gitaarriffs uit de mouwen van zijn houthakkershemd schudde: er gebeurde iets begin jaren 90. Het rook naar Teen Spirit, zeg maar. Debuutplaat Ten was van die aard dat je je gewillig liet wegblazen, opvolgers Vs. en Vitalogy behielden die spankracht en schonken ons onvergetelijke singles als Alive, Jeremy, Even flow, Black, Daughter, Better man en ga zo nog maar even door. Een band met een smoel en een uitgesproken mening, waardoor ze ingingen tegen de voorspelbare MTV-clipjescultuur en, als gevolg daarvan, prompt minder gedraaid werden en minder platen verkochten. Live werden ze nog wel gesmaakt, wat vertaald werd in tig live-platen die alleen diehardfans in hun bezit zullen hebben. Ondermaats was het nooit, live blijft de band naar het schijnt een belevenis (heb ze helaas nooit zelf mogen aanschouwen), maar die eerste jaren werden nooit meer overtroffen.

16. THE CLASH. Linkse punk die er niet alleen op gericht was onbeluisterbaar te klinken: muziek met een duidelijke boodschap. Strummer, Jones, Simonon en Headon mixten punk, rock, ska en reggae tot een aanstekelijk geheel dat uniek klonk in die dagen, tweede helft jaren 70. Was het titelloze debuut nog een rechttoe rechtaan plaat, dan was London calling, de derde lp, een gewaagde mengelmoes. Na Combat Rock, hun vijfde en commercieel meest geslaagde plaat, werden interne ruzies en drugs de groep fataal. Should I stay or should I go? Ze hadden van mij nog een poos langer mogen blijven. Begin deze eeuw was er even sprake van een reünie, plannen die op 23 december 2002 definitief werden begraven, samen met leadzanger Joe Strummer, wiens hart het op zijn vijftigste had begeven.

15. TINDERSTICKS. Mompelend zingen met een diepe basstem, dat is het kenmerk van Stuart Staples. Voeg er literaire teksten, uitgekiende instrumentatie en bijwijlen zeer aanwezige strijkers aan toe, denk aan een laag tempo, en je krijgt een geheel eigenwijs universum, waarin het als luisteraar heerlijk vertoeven is. Heel af en toe wordt dat verlaten voor een meer soulachtig geluid, met blazers in plaats van violen, maar enige consistentie kan Tindersticks niet ontzegd worden. Je houdt ervan of je vindt het een hoop vervelend geneuzel, een tussenweg is er niet. Ik heb ze drie keer live gezien, drie keer werden magische muziekgrenzen overschreden, vooral op de verstilde ogenblikken. Mooi mooi mooi.

14. R.E.M. Soms heb je als muziekliefhebber het geluk dat je een eindje mee kan opgroeien met een band. Mijn eerste concert van R.E.M. was op de wei van Werchter, toen ze amper twee ep’s en één volwaardige lp uit hadden. Ze mochten opdraven op het middaguur, vlak na de 1-2-3-4 Ramones. Een paar maanden later, op 5 oktober 1985, zag ik hen in een volgepakte Vooruit in Gent. In een snelle oogopslag — heeft u ‘m? — zag je al dat Michael Stipe in potentie charisma voor tien had, ook al oogde hij op dat ogenblik frêler dan ooit en zeer verlegen. Peter Buck toverde beklijvende klanken uit zijn gitaar, Mike Mills en Bill Berry vormden een hechte ritmesectie. Heel eerlijk: ik vond hen bijzonder goed, maar dacht dat het bij een bescheiden succes in alternatieve kringen zou blijven. Losing my religion veranderde alles, al bleef de groep trouw aan haar muzikale visie. Het commerciële succes was dan ook eerder ondanks en niet dankzij de unieke sound. En op een podium zorgden ze voor onvergetelijke concerten.

13. SIMON & GARFUNKEL. Sta me toe het goed te maken bij Paul Simon, die ik niet heb opgenomen in mijn top 20 van zangers, hoe geweldig ik ‘m ook vind, véél geweldiger alleszins dan zijn toenmalige maatje Art Garfunkel, die na de split vooral zeemzoete ballads is gaan maken. De twee samen — eerst als Tom & Jerry, later onder hun echte familienamen — klonken uniek. Dat hun grootste hits ook nog eens perfect meezingbaar waren (The sound of silence, Mrs. Robinson, The boxer, Bridge over troubled water), zorgde voor een wereldwijde populariteit. Maar na vijf succesvolle jaren, goed voor vijf prachtplaten, gingen ze solo, om op 19 september 1981 nog eens terug samen te komen voor een optreden in Central Park, New York. Een half miljoen mensen waren er getuige van, vele miljoenen koesteren de registratie van dat concert.

12. THE ROLLING STONES. Als zachtjes rebellerende tiener voelde je je verplicht om de standaardvraag “The Beatles of The Stones?” prompt te beantwoorden met “The Stones!”, omdat die ruiger klonken én leefden. Bovendien bestond die band nog in de jaren 70, terwijl The Beatles al waren vertrokken naar Splittegem. Zoveel jaren later weet je wel beter: The Rolling Stones waren goed, The Beatles waren beter. Op hen zult u dus nog even moeten wachten in deze lijst. Het knappe van de Stones was dat ze van het lichtjes afgeleefde genre rhythm and blues een aanstekelijke pop- en rockvariant wisten te maken. Keith Richards is zonder meer een fantastische gitarist, Mick Jagger is zonder meer een fantastische zanger, als schrijversduo zijn ze zonder meer fantastisch. Drank, drugs en de dood (Brian Jones) konden de groep niet afstoppen, en als corona geen spelbreker was, zouden ze ook nu nog, op hun ver gevorderde leeftijden, podiums onveilig maken, al heeft dat de jongste decennia iets pathetisch. Sinds de jaren 80 klinken de composities voorspelbaar en, ondanks de kwaliteit die er altijd wel is geweest, onderling inwisselbaar: wie hen wil leren kennen blijft dus best in die beginjaren hangen. It’s only rock ’n roll, but I like it!

11. EAGLES. Met of zonder lidwoord, op hun recentste verzamelbox staat er geen ‘The’ en op Wikipedia doen ze ’t ook zonder, dus… Van begeleidingsband van Linda Ronstadt uitgegroeid tot de hottest thing dat Los Angeles in de jaren 70 te bieden had. Men neme een handvol country, een flinke snuif bluegrass, men vergete niet te kruiden met rock en folk, en men vulle aan met stemmen die zodanig op elkaar afgestemd zijn, dat er wel een of andere goddelijke interventie moest gebeurd zijn. Het duurde zolang tot ze ruziënd andere oorden opzochten. Of ze ooit nog terug zouden samenkomen, werd aan Don Henley gevraagd. “When hell freezes over”, antwoordde die, wat zoveel betekende als: nooit. Achteraf bekeken een onwaarheid, maar het zegt veel over de gespannen verhoudingen tussen de ego’s die Eagles vormden. Niks te Take it easy, gedaan met Take it to the limit, vergeet die kamer in Hotel California, neen, ze gaven elkaar niet langer de Best of my love, de Peaceful easy feeling was foetsie, ze waren stuk voor stuk Desperado geworden, daar kon geen New kid in town iets aan veranderen. De eerste vier jaar, goed voor evenveel lp’s, werden gebundeld in Their greatest hits (1971-1975), dat tot aan de dood van Michael Jackson de best verkochte plaat ooit was, waarna Thriller het in 2009 overnam.

Morgen: 10 tot en met 4.



Zangers Top 20 (3 t/m 1)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on za, augustus 08, 2020 11:57:14

We tellen af, u weet hoe dat gaat. Laten we daarom geen onnodige tijd verliezen.

20. Ron Sexsmith

19. Tim Buckley

18. Nick Cave

17. Richard Hawley

16. Curtis Mayfield

15. Elvis Presley

14. Ray Charles

13. Neil Young

12. Tom Waits

11. Bruce Springsteen

10. Stevie Wonder

9. Marvin Gaye

8. Johnny Cash

7. Frank Sinatra

6. Scott Walker

5. Roy Orbison

4. Wannes Van de Velde

3. JACQUES BREL (1929-1978). Een jongen uit Schaarbeek die het schopte tot grote ster in het Frankrijk van de jaren 60, maar die zich de hele tijd een Franstalige Vlaming bleef voelen. Zijn vader was fabrieksdirecteur, hij groeide op in een burgerlijk milieu, waartegen hij zich later fors ging afzetten (Les Bourgeois!). In 1952 waagde hij zich aan zijn eerste chansons, twee jaar later vertrok hij naar Parijs. Daar zaten ze aanvankelijk niet te wachten op een binnengewaaide Brusselaar, keuze zat aan eigen artiesten. In 1955 mocht hij zowaar optreden in de Brusselse AB in het voorprogramma van… Bobbejaan Schoepen. Daarna kwam Quand on n’a que l’amour en de doorbraak. Zijn teksten werden steeds kritischer, hij rekende af met zijn burgerlijke jeugd en het katholicisme van het brave België. Uit de jaren 60 dateren de zwart-witopnamen van zijn concerten: met die schreeuwerige mond, dat zweet dat van zijn gezichte drupte, die weidse armbewegingen. Vanaf mei 1967 liet hij het podium links liggen en concentreerde hij zich op een carrière als acteur. In 1974 werd er longkanker bij hem vastgesteld. Hij ontvluchtte de hectiek en vestigde zich definitief op Hiva Oa, een van de Markiezeneilanden in de Stille Oceaan. Het belette hem niet nog één keer muzikaal toe te slaan, met het geprezen studioalbum Les marquises. Hij overleed op 9 oktober 1978 in Parijs aan de gevolgen van een longembolie. Zijn graf bevindt zich op Hiva Oa.

2. BOB DYLAN (°1941). De meest gecontesteerde Nobelprijs Literatuur uit de geschiedenis werd hem — ik blijf het herhalen — zeer terecht toegekend in 2016, voor een oeuvre dat zeker in de jaren 60 grensverleggend was: folk met een boodschap. Hij weigerde om een boegbeeld te zijn, of, nog erger, een profeet, maar was dat uiteraard voor de volle honderd procent. Vóór Mei ’68 was er Dylan om de jeugd van toen een geweten te schoppen: hij schotelde ons veranderende tijden voor. Eindelijk! Toen hij een elektrische gitaar omgordde werd hij ‘Judas’ genoemd. Het kon hem niet deren. Akoestisch of elektrisch, het maakt niet uit: Robert Allen Zimmerman is de beste singer-songwriter uit de muziekgeschiedenis. En zoals het gezegde luidt: ‘Nobody sings Dylan like Dylan’. Het mag dan als vals geneuzel klinken, het is wel écht. Live is de bard zowel tot superieure concerten als tot het belabberd afrafelen van onherkenbaar gemaakte hoogtepunten uit zijn oeuvre in staat, soms zelfs tijdens hetzelfde concert. Het zijn zíjn songs, wie zijn wij om Bawb kwalijk te nemen dat hij ze weleens durft te vertimmeren tot iets wat we liever niet zouden horen omdat we per se Blowin’ in the wind vanop de plaat willen herkennen?

1. VAN MORRISON (°1945). Het was 3 juli 1983. Ik ging met een aantal vrienden naar Rock Werchter, toen nog met een klassieke affiche: acht bands, niet meer, niet minder. The Scabs, John Cale, Warren Zevon, Eurythmics, Simple Minds, U2, Peter Gabriel en dan… top of the bill… Van Morrison. Ik kende de man uiteraard van Gloria (samen met Them) en Brown eyed girl, en van hier en daar een flard op de radio. Een volledig concert was nieuw. De helft van de wei was al aan het inpakken, terwijl ‘Van the Man’ míj inpakte. Zalig concert, hij communiceerde zelfs (een beetje) met het publiek en zijn band, eerste bis Gloria (“This is a song from when I was a rockstar”), tweede bis Buona sera, zwevend op een wolk van genot ging ik de nacht in. Met het vaste voornemen mij grondig te verdiepen in de catalogus van ’the Belfast Cowboy’. Zevenendertig jaar later heb ik, op een aantal bootlegs na, álles in huis van de man. Daar zit, toegegeven, behoorlijk wat middelmaat tussen, zeker wat de jongste dertig jaar betreft. Nooit echt slecht, soms gewoon overbodig. Maar altijd is er wel een pareltje. Parels die in die eerste periode van zijn carrière volop aanwezig waren. Van Morrison maakt Van Morrisonmuziek: een streep jazz, een stevige greep blues, snuifje soul, een beetje rock. Daarbovenop ligt die zalige stem: een warme deken als het koud is, een zacht briesje als het warm is, zalf voor de ziel in de vier seizoenen. Mijn favoriete cd’s lijstte ik op deze plek al op in 2015, het jaar dat hij zeventig werd (1. Veedon fleece, 2. Common one, 3. Astral weeks). Mijn favoriete individuele songs krijgt u via de sociale media op 31 augustus, de dag dat hij 75 wordt. U moet de man nog ontdekken? Een verzamel-cd is een goed begin, zeer toegankelijke platen als Moondance, Into the music en Poetic champions compose zijn dat ook. Ofwel gaat u dan overstag, ofwel laat hij u koud. Fair enough, voor mij is hij de beste zanger en daar zal zijn legendarische nukkigheid, een resem goeie concerten die nog zoveel beter hadden kunnen zijn, en een de jongste kwarteeuw niet zo onmisbare platenproductie niets aan veranderen.



« VorigeVolgende »