Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Zangers Top 20 (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on vr, augustus 07, 2020 11:07:20

Gisteren gaf ik een overzicht van de zangers A tot en met M die de lijst niet hebben gehaald, hier zijn diegenen met namen beginnend met N tot en met Z, die naast de boot vielen (en de lijst is dan nog zéér onvolledig). Even ademhalen…: Youssou N’Dour, Randy Newman, Harry Nilsson, Graham Parker, Gram Parsons, Wilson Pickett, Prince (oké, kill me!), Otis Redding (qué?), Lou Reed, Damien Rice, Smokey Robinson, Josh Rouse, Boz Scaggs, Paul Simon (pardon, meneer Van Laeken?), Elliott Smith, Cat Stevens, Sufjan Stevens, Richard Thompson, Pete Townshend, Chris Whitley, Hank Williams (dé Hank Williams?), Steve Winwood, Frank Zappa en, het spijt me werkelijk, Warren Zevon.

De gelukkigen daarentegen zijn…

20. Ron Sexsmith

19. Tim Buckley

18. Nick Cave

17. Richard Hawley

16. Curtis Mayfield

15. Elvis Presley

14. Ray Charles

13. Neil Young

12. Tom Waits

11. Bruce Springsteen

10. STEVIE WONDER (°1950). Steveland Morris gaat al zolang mee dat je zou denken dat ie al een tijdje de tachtig voorbij is, maar in werkelijkheid is hij pas dit jaar zeventig geworden. Op z’n twaalfde had hij een eerste hitje beet, met Fingertips, part 1. In de jaren 60 kwamen daar ontelbare Motown-composities bij, eerst nog aangeleverd door andere liedjesschrijvers, vanaf 1965 — hij was toen… vijftien — schreef hij die zelf mee. Zijn handicap — hij werd blind door een teveel aan zuurstof dat hem werd toegediend in de couveuse — belette hem niet multi-instrumentalist te worden. Zijn beste werk leverde hij af in de jaren 70, met Wonderbaarlijke (sorry!) lp’s als Talking book, Innervisions en Songs in the key of life. Toen was Stevie Wonder mijn absolute lievelingszanger. Dat eindigde in 1984 bij het uitbrengen van het hypermelige I just called to say I love you. Maar de Stevie van die eerste twintig jaar blijf ik koesteren. Die had misschien wel op nummer 1 gestaan.

9. MARVIN GAYE (1939-1984). Bijnaam ‘The King of R&B’. Terwijl hij groot werd in soul en pop, vreemde keuze. Schitterende exponent van het Motowntijdperk, zij het dat hij op een bepaald moment besliste om zelf songs te schrijven die met hun twee benen in de harde realiteit stonden: maatschappijkritisch, ecologisch bewust, empathisch kijkend naar de verstoten zwarte bevolkingsgroep. De cd What’s going on uit 1971 is daar een perfect voorbeeld van, met naast het titelnummer songs als Mercy, mercy me: The ecology en Inner city blues (Make me wanna holler). Drank en drugs zorgden ervoor dat zijn carrière in het slop en hijzelf in, godbetert, Oostende belandde. Vader Gay kon het liederlijke leven van zijn zoon niet meer aanzien en schoot hem de dag voor zijn vijfenveertigste verjaardag dood. Naar het schijnt na een discussie over het verjaardagsfeestje.

8. JOHNNY CASH (1932-2003). ‘The Man in Black’. De man met de hele diepe stem. De man met de bijzonder intense voordracht. De man die godvrezend was en tegelijk alles heeft gedaan dat zijn Heer en Meester hem verbood. De man die, als outcast, optrad in gevangenissen waar het clientèle niet echt behoorde tot de categorie witteboordcriminelen, en er staande ovaties kreeg, voor zover dat mocht. De man die zichzelf met de hulp van hiphopproducer Rick Rubin heruitvond met zes prachtige cd’s onder de noemer American Recordings. De man wiens oeuvre kwantitatief een heel eind boven de honderd uitkomt. De man die u, mocht dat nog niet het geval zijn, dringend beter moet leren kennen.

7. FRANK SINATRA (1915-1998). Met één bijnaam komen we niet toe voor deze chanteur uit Hoboken, New Jersey: ‘The Voice’, ‘Ol’ Blue Eyes’, ‘The Golden Voice’. Laten we even zijn geflirt met maffiose figuren opzij zetten en ons op de muziek concentreren. Sinatra had niet alleen een gouden stem, hij wist die ook op een unieke manier te gebruiken. Zijn frasering is haast uniek in de muziekgeschiedenis: eigenlijk zong hij voortdurend net naast de maat, maar door dat consequent te doen, creëerde hij een eigen universum. Sinatraland. Hij klonk teder en krachtig terzelfdertijd, voelde zich zowel in ballads als in swingende nummers thuis, Sinatra was uniek. U wilt zijn oeuvre ontdekken? Begin niet bij de platgetreden, vreemden-in-de-nacht-paden, maar koop In the wee small hours uit 1955. Nighthawks van Edward Hopper op muziek gezet.

6. SCOTT WALKER (1943-2019). Wellicht ziet u hem als ’the odd one out’ in deze lijst, maar ik word elke keer opnieuw omvergeblazen door die overweldigende basstem, die al zo geweldig opviel bij The Walker Brothers (geen echte broers, zoals Scott Walker in werkelijkheid Noel Scott Engel heette). The sun ain’t gonna shine anymore, het zou op de soundtrack van deze coronatijden kunnen staan. Solo toverde hij Brelsongs om in het Engels: niemand interpreteert Brel beter dan deze Amerikaan. Halfweg de jaren 70 verdween hij in de vergetelheid, niet de prettigste plek om te verblijven. In 1984 was hij terug, met het onwaarschijnlijk eigenzinnige Climate of hunter, een plaat die elf jaar moest wachten op een opvolger, het zowaar nóg ontoegankelijkere Tilt. Je vindt het een meesterwerk of je vindt het helemaal niets, er bestaat geen tussenweg. Er volgden nog vijf bizarre, moeilijk beluisterbare cd’s. Maar altijd opnieuw was er Die Stem.

5. ROY ORBISON (1936-1988). Als je country en rock vermengt en je voegt er een unieke hoge stem aan toe, krijg je ‘The Big O’, die een hoogstaande collectie songs naliet. Je hoefde geen moeite te doen om het hoge dramagehalte in zijn teksten te geloven: zijn vrouw kwam om het leven bij een motorongeluk, twee van zijn drie zoons stierven in een brand, hits bleven opeens uit, hij kreeg last van zijn hart. Het soort scenario waarmee je in Hollywood niet moet afkomen, vanwege: totáál ongeloofwaardig. In de jaren 80 werd zijn carrière weer aangezwengeld, onder meer dankzij het in zwart-wit opgenomen concert Roy Orbison and friends: a black and white night (starring Springsteen, Costello, Waits, and many others), de supergroep Traveling Wilburys (met Bob Dylan, George Harrison, Jeff Lynne en Tom Petty), en uiteindelijk de comeback-cd Mystery girl. Tenminste… dat was de bedoeling, want de lp werd postuum uitgebracht, nadat een fatale hartaanval Orbison dan toch geveld had. Het contract voor Rock Torhout/Werchter was net ondertekend… Wat een leven! Wat een zanger!

4. WANNES VAN DE VELDE (1937-2008). U mag het gerust Antwerps chauvinisme noemen dat ik Willy Cecile Johannes Van de Velde zo hoog noteer. Een betere vertolker van volksliederen vind je niet, en het zijn dan nog herkenbare levenssituaties, want: van bij ons. Gezongen in authentiek Antwerps, met een muzikale begeleiding die met twee voeten in de folktraditie staat en vlijmscherpe teksten die alles wat er maatschappelijk fout liep over de hekel namen. Met zijn flamenco-repertoire werd Wannes zelfs geapprecieerd in Andalusië. Als u deze nacht in de straten wil verdwalen — mét mondmasker, alstublieft! —, heeft u dat aan dat ene nummer te danken. Wereldklasse van bij ons. (En toch is hij niet de hoogst genoteerde landgenoot, geef ik al even prijs.)

Morgen: 3-2-1.



Zangers Top 20 (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, augustus 06, 2020 09:46:17

Migraine krijg je ervan, van al die lijstjes. Ik, bedoel ik, hopelijk niet ú. Voor de top 20 van zangers (breed te interpreteren, zoals in: solozanger, maar ook: lead singer in een band) gold dat des te meer. Om dat te illustreren een (onvolledig) lijstje met namen van A tot M die er níet in staan. Charles Aznavour, Chuck Berry, David Bowie (wát?), Georges Brassens, James Brown, Jeff Buckley, Solomon Burke, J.J. Cale, John Cale, Eddie Cochran, Leonard Cohen (be serious, Van Laeken!), Ry Cooder, Sam Cooke (nééééé!), Elvis Costello (komaan, deze lijst is less than zero waard, vent), Jan De Wilde, Willy DeVille, Bo Diddley, Nick Drake, Mark Oliver Everett (Eels), Peter Gabriel, Serge Gainsbourg, Al Green, Raymond van het Groenewoud, Ben Harper, Isaac Hayes, John Hiatt, Buddy Holly, John Lee Hooker, Chris Isaak, Joe Jackson, Michael Jackson, Garland Jeffreys, Billy Joel, Elton John, Robert Johnson, Tom Jones, Salif Keita, B.B. King, Habib Koité, Ray LaMontagne, Jerry Lee Lewis, Little Richard, Nick Lowe, Bob Marley (hé?!) en Bill Medley. You gotta be kidding!

Dan moeten die twintig die overblijven wel buitenaards zijn, niet? Nou… ja.

20. RON SEXSMITH (°1964). Geboren in Ontario, Canada, waar hij begon als ‘One-Man Jukebox’ in de lokale pub Lion’s Tavern. Zijn eerste bandje gaf hij de toepasselijke naam The Uncool mee. Geld verdienen deed hij er niet mee, want om den brode reed hij rond als koerier. Een platenfirma met oor voor talent bood hem de kans een debuutplaat te maken, Grand Opera Lane. In 1991 was dat. Het was vier jaar wachten op de titelloze opvolger, die opent met Secret heart, een nummer dat je al meteen naar de tissues doet grijpen. Zijn vierde cd, Whereabouts, kreeg terecht goeie kritieken. Er staat geen enkel zwak nummer op. Van dan af maakte hij bijna om het jaar een cd, van zeer gelijke (hoge) kwaliteit. Sexsmith is een begenadigde singer-songwriter, die voor velen nog altijd een best kept secret is.

19. TIM BUCKLEY (1947-1975). Hier moest ik kiezen tussen vader en zoon. Het werd zonder lang twijfelen papa Buckley, omdat die muzikaal nog veel inventiever was dan zoon Jeff. Beiden stierven veel te jong: Tim op z’n 28ste (overdosis heroïne), Jeff op z’n 30ste (verdronken). Tim Buckley maakte het zijn publiek niet makkelijk, met die mengelmoes van jazz, funk, soul en niet-in-een-hokje-passende-en-dan-maar-avant-garde-genoemde songs. U kent hem misschien niet, maar zijn Song for the siren werd bekend dankzij de Britse band This Mortal Coil. De dubbele verzamelaar Morning glory: the Tim Buckley anthology biedt een mooi overzicht van zijn korte carrière.

18. NICK CAVE (°1957). Australische veelzijdige artiest die begon met punk in The Boys Next Door, een groep die in 1980 The Birthday Party ging heten. Met hun ontregelende, duistere muziek (en dito optredens) verwierf de band zich een cultstatus, drugs waren nooit ver weg bij de groepsleden. In 1984 richtten Cave, Mick Harvey en Blixa Bargeld Nick Cave and the Bad Seeds op, met een duidelijk naar voren geschoven frontman. Dat leverde de ene na de andere topplaat op, soms hard, soms zacht, altijd interessant. De schare fans werd steeds groter, zelfs nevenprojecten als Grinderman deden het goed, en Cave bereikte ook een lezerspubliek met And the ass saw the angel. Groots en grotesk vloeien vaak in elkaar over bij hem. Sinds de dood van zijn zoon Arthur klinkt de zanger ingetogener dan ooit, getuige ook zijn Conversations with Nick Cave, waarin hij zielsmooie muziek combineerde met openhartige gesprekken met zijn publiek.

17. RICHARD HAWLEY (°1967). Gitarist bij Longpigs en Pulp, die pas op z’n vierendertigste die machtige stem op de wereld losliet, een geslaagde kruisbestuiving tussen Frank Sinatra en Roy Orbison, melancholisch en dromerig. In het Verenigd Koninkrijk, zijn vaderland, weet hij nog geen gevoelige snaar te raken bij het brede publiek, op het Europese continent lukt dat steeds beter, al zijn de composities ondertussen luider, rockender en nóg meer uitwaaierend dan op zijn eerste platen.

16. CURTIS MAYFIELD (1942-1999). Te vinden onder soul en funk. Zijn hoge tenorstem was vanaf het begin van zijn carrière, in de groep The Impressions, een enorme troef. Alsof je lauwwarme honing in je oren laat druppelen. In de jaren 70 schoof hij meer op richting symfonische soul, met veel strijkers en een dwingender voordracht, die van hem ook een soort peetvader van de hiphop maakten, inclusief een duidelijke politieke en maatschappelijke boodschap die haaks stond op de republikeinse dominantie van die tijd. In augustus 1990 raakte hij tot aan de nek verlamd toen een lichtbak tijdens een concert op hem viel. Later werd hij getroffen door diabetes. Hij stierf op z’n 57ste. Ook van hem werd een uitstekende verzamelbox uitgegeven.

15. ELVIS PRESLEY (1935-1977). Nick Cave zong over Tupelo, omdat de King er werd geboren, een van zijn muzikale helden. Tussen 1954 en 1958 was hij misschien wel de beste zanger van dat moment. Rock-‘n-roll was nog puur en de heupwiegende Elvis schokte de goegemeente met zijn seksuele uitstraling. Deze man was in alle opzichten hot… tot hij in het leger moest, de gewetenloze manager Colonel Parker zijn carrière helemaal in handen nam en meligheid en commercie het haalden op puur muzikaal genot. Niet dat Elvis geen topnummers meer maakte (zeer zeker wel!) en die stem bleef natuurlijk fantastisch, maar de magie van de beginjaren was weg. In Graceland leefde een eenzame Las Vegasfiguur. Zonder die Las Vegasachtige toestanden zou hij een pak hoger staan in deze lijst.

14. RAY CHARLES (1930-2004). Voelde zich even goed thuis in de blues en rhythm-and-blues als in gospel, soul en pop, met hier en daar een vleugje jazz. Op latere leeftijd waren de songs minder beklijvend als in zijn beginperiode, toen de blinde pianist-zanger in alle opzichten toonaangevend was, zoals dat ook kan worden herbeleefd in de biopic Ray. Hit the road Jack en What’d I say zijn terechte evergreens. In de jaren 60 werden violen toegevoegd, met als ‘beste’ voorbeeld I can’t stop loving you. In de jaren 70 verdween hij half in de vergetelheid tot hij in de film The Blues Brothers op een piëdestal werd gezet, waarop hij, laten we wel wezen, thuishoorde.

13. NEIL YOUNG (°1945). Vergeet ongeveer alles wat hij deze eeuw uitbracht: Young slaagt erin zijn trouwste fans geregeld ongelukkig te maken met matige, volstrekt overbodige schijven. Je zou haast vergeten dat hij met Buffalo Springfield, Crosby, Stills, Nash & Young en solo verbijsterend mooie muziek gemaakt heeft. En dat alles gedreven door die hoge, net niet vals klinkende stem en niet zelden begeleid door een scheurende gitaar. Voor het echte topwerk moet u terug naar de eerste helft van de jaren 70. De driedubbele verzamel-lp Decade getuigt daarvan.

12. TOM WAITS (°1949). Voor het beste concert dat ik ooit gezien heb, moet ik terug naar 1985 en het stijfdeftige Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Tom Waits deed die avond zowat alles wat ik haatte aan concerten: showelementen, graffiti die van het plafond viel om regen voor te stellen, lange verhalen opdissen in een lijzige vertelstijl. Het werkte wonderwel. Die grommende stem heeft nooit zoet geklonken, in de jaren 80 ging hij ook nog eens experimenteren met de instrumentatie. Dat maakt zijn muziek er niet makkelijker op. Eens je door die eerste laag weet door te dringen, is er de rijkdom. Waits klinkt als niemand anders.

11. BRUCE SPRINGSTEEN (°1949). The Boss niet hoger dan elf? Tja, kiezen, verliezen, tenth avenue freezen. Wellicht de man met de allerbeste live-reputatie aller tijden, omdat hij muzikaal nooit onder een bepaald niveau zakt, laten we zeggen: een achtjescultuur als laagste niveau. Geen band klinkt hechter dan The E Street Band, zelfs nadat intussen twee prominente leden het tijdelijke met het eeuwige wisselden. Springsteen slaagt erin met enkele woorden een hele film voor je ogen te toveren. De songs die niet zijn cd’s haalden, zijn vaak een pak beter dan het ‘betere’ werk van een doorsnee-groep, getuige daarvan enkele verzamelboxen met outtakes en demo’s.

Morgen: 10 tot en met 4.



Zangeressen Top 20 (3 t/m 1)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on za, augustus 01, 2020 12:05:25

U dacht: eindelijk is het zover, hier komen Whitney Houston, Etta James en Karen Carpenter? Vergeet het. (En vergeet zeker de Mariah Careys en Céline Dions van deze wereld.) Ook voor Beyoncé is er geen plaats. Of voor Adele. Hoewel ik beiden kan appreciëren. Kiezen is verliezen, u weet hoe dat gaat. Stevie Nicks, Patsy Cline, Alicia Keys, P!nk, Joan Baez, Cher-zonder-Sonny, Shania Twain, Taylor Swift, Doris Day, Lena Horne, Lauryn Hill, Mary J. Blige, Rihanna, Carly Simon, The Pointer Sisters, Annie Lennox, Shakira, (Mama) Cass Elliot, Tracy Chapman, Sarah Vaughan, Minnie Riperton, Maria Callas (die zich hoe dan ook in een ander spectrum bevindt), Petula Clark, ach, laten we ermee ophouden…

Dit is de ontknoping.

20. Joss Stone

19. Judy Garland

18. Marianne Faithfull

17. Alanis Morissette

16. Ella Fitzgerald

15. PJ Harvey

14. Lisa Gerrard

13. Chrissie Hynde

12. Diana Ross

11. Patti Smith

10. Mavis Staples

9. Amy Winehouse

8. Emmylou Harris

7. Janis Joplin

6. Édith Piaf

5. Dusty Springfield

4. Joni Mitchell

3. NINA SIMONE (1933-2003). Weer zo’n grote mevrouw die genres overstijgt, ook al werd gepoogd om haar in het vakje jazz te proppen, terwijl ze zoveel meer was. Een incident op haar tiende — ze speelde piano op een concert, maar haar ouders moesten op de eerste rij plaatsmaken voor witte toeschouwers — zorgde ervoor dat ze naast pianiste en singersongwriter de rest van haar leven burgerrechtenactiviste is gebleven. Ze leerde haar pianospel perfectioneren op de befaamde Juilliard School in New York, wat wellicht de reden is waarom ze haar nummers weleens doorspekte met flarden Bach en Chopin. Pas in 1954 koos Eunice Kathleen Waymon voor de artiestennaam die we allemaal kennen, vanwege haar bewondering voor de Franse actrice Simone Signoret. In de zwaarbeladen jaren 60 sijpelde haar politieke engagement steeds meer door in haar muziek. Racisme en discriminatie waren ook de redenen waarom ze in 1971 de Verenigde Staten verliet, het begin van omzwervingen langs verscheidene landen in Afrika, Zwitserland, Nederland en Frankrijk. Haar bipolaire stoornis werd steeds bepalender: het resulteerde in verkeerde keuzes, van mannen, managers en muziek. Concertorganisatoren waren beducht voor haar wispelturigheid en onhandelbaarheid. ‘High Priestess of Soul’ was meer een belediging dan een koosnaampje. Ach, u moet alleen de muziek onthouden en dan vooral wat ze in de late jaren 50 en de jaren 60 op ons losliet. My baby just cares for me, Don’t let me be misunderstood, Sinnerman, Feeling good, Ain’t got no — I got life, To love somebody, To be young, gifted and black, Mr. Bojangles: wat een weelde!

2. BILLIE HOLIDAY (1915-1959). Geboren als Eleanora Fagan, bijgenaamd ‘Lady Day’, een van de invloedrijkste stemmen uit de jazzgeschiedenis. Haar biografie is onvolledig. Er zijn vraagtekens rond het exacte geboortejaar (1912 of toch 1915?), over wanneer ze is beginnen te zingen, over de relatie met haar ouders, die respectievelijk 16 en 19 waren ten tijde van haar geboorte. Vermoedelijk dateren haar eerste optredens van begin jaren 30 in groezelige New Yorkse jazzclubs. Wat wel zo ongeveer vaststaat, is dat ze in 1933 ontdekt werd door John H. Hammond, een platenproducer bij Columbia Records die een verfijnde smaak had en oog voor jong talent. Hij wordt beschouwd als de ontdekker van onder vele anderen Benny Goodman, Count Basie, Pete Seeger, Aretha Franklin, Bob Dylan, Leonard Cohen en Bruce Springsteen. Haar echte doorbraak kwam er met het nummer Strange fruit, over verhangingen van zwarte burgers door leden van de Ku Klux Klan. Holiday zong wars van alle vocale tradities: kenners zullen beamen dat ze accenten legt ná de tel, waardoor haar songs swingender klinken en een grotere dramatische impact ressorteren. Die stijl week ferm af van haar eerder brave collega’s uit die tijd. Daar kwam nog bij dat Holiday verslaafd raakte aan drank en drugs, gearresteerd werd voor openbaar druggebruik, in een centrum voor verslaafden belandde, de rest van haar leven heroïne bleef gebruiken, en de verkeerde mannen aantrok, stuk voor stuk geweldenaars die van haar wilden profiteren. Toch lagen Carnegie Hall en het Apollo Theater aan haar frêle voeten. Ze tekende dat, mits enige bijkleuringen, op in haar autobiografie Lady sings the blues, die drie jaar voor haar dood verscheen. Niemand klinkt doorleefder dan Billie Holiday. De tiendelige cd-box The complete Billie Holiday on Verve 1945-1959 staat prominent te blinken in mijn platenkast. Toch leg ik uiterst zelden een van die cd’s op: te pijnlijk, te confronterend, te levensecht. God bless the child that’s got his own.

1. ARETHA FRANKLIN (1942-2018). Ik heb bij het samenstellen van mijn persoonlijke lijst weleens vergeleken met bestaande lijstjes van ‘Beste Zangeressen’ ooit en daar zit heel veel speling op. Behalve bovenaan: daar staat onveranderlijk de ‘Queen of Soul’. Origineel ben ik dus allesbehalve met deze keuze, maar daar is een goede reden voor. Er is slechts één Aretha. Zelfs van lichtgewicht-annex-huppeldepupnummertjes maakte zij beklijvende, in gospel gedrenkte soulsongs. U kunt haar grootste hits uit het hoofd opsommen, dat is prima, maar vergeet niet om geregeld het trio I never loved a man the way I love you, Lady Soul en Aretha now op te leggen, en besef, tijdens het intens genieten, dat deze platen in een tijdsspanne van amper… dertien maanden werden opgenomen en uitgebracht. Nou! Aretha Franklin coverde ontelbare bekende songs, maar ze zong geen covers, ze maakte er eigen nummers van. Live was ze even toonvast als in de studio, al heb ik nooit het genoegen gesmaakt om haar aan het werk te zien, tenzij dan in flarden op televisie. En ook zij werd dus door John Hammond ontdekt, op haar veertiende. Ze was een rolmodel voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap zonder een echte activiste te zijn. Dat heeft met naturel te maken, geloofwaardigheid, zijn wie je bent. In 1987 was ze de eerste vrouw die in de Rock and Roll Hall of Fame werd opgenomen. En op 20 januari 2009 mocht ze zingen tijdens de inauguratie van de eerste zwarte president van de Verenigde Staten, Barack Obama. In tegenstelling tot heel wat andere illustere namen in deze lijst, werd ze zesenzeventig, wat heet een respectabele leeftijd te zijn. Ze overleed aan de gevolgen van alvleesklierkanker, na een leven vol muziek, waarvoor eeuwig R.E.S.P.E.C.T.



Zangeressen Top 20 (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, juli 30, 2020 22:44:59

U zult vergeefs wachten op Sheryl Crow, Nanci Griffith, Meredith Brooks, Joan Osborne of Norah Jones. Hoe invloedrijk Nico ook was op het debuut van The Velvet Underground, het spijt me, ze staat er niet in. Dionne Warwick, Rumer, The Ronettes, The Crystals, Candi Staton, Syd Straw, Carla Thomas, Nicole Willis, Betty Wright… love ‘em all, maar er is nu eenmaal die limiet: twintig. Sorry, Astrid Stockman (in 2030 sta je er ongetwijfeld in, na die derde platinum plaat). Nu nog even niet, want…

20. Joss Stone

19. Judy Garland

18. Marianne Faithfull

17. Alanis Morissette

16. Ella Fitzgerald

15. PJ Harvey

14. Lisa Gerrard

13. Chrissie Hynde

12. Diana Ross

11. Patti Smith

10. MAVIS STAPLES (°1939). Vader ‘Pops’ stichtte in de jaren 50 een familie-ensemble, met naast Mavis, de jongste van de bende, haar zus Cleotha en haar broer Pervis. Eind jaren 60 verliet Pervis de groep en kwam een andere zus, Yvonne, erbij. Ze zongen in lokale kerken en die aanstekelijke mix van gospel en soul zou ook de basis vormen van de platen van The Staple Singers op het legendarische Stax-label. For what it’s worth (een Buffalo Springfield-cover) was een eerder bescheiden hit in Amerika, opvolgers als Respect yourself, I’ll take you there, If you’re ready (Come go with me) en Let’s do it again haalden wel vlotjes de top. Mavis was intussen ook solo actief. Haar gelijknamige debuutplaat werd in 1969 gereleased. Het einde van Stax Records en de dominantie van de disco kelderden haar carrière, zodanig dat ze in de jaren 80 helemaal aan de grond zat. Een helpende hand werd aangereikt door niemand minder dan Prince, een grote fan van Mavis Staples, die haar twee platen liet opnemen bij Paisley Park Records. Vorig jaar stond ze nog, op de vooravond van haar tachtigste verjaardag, op het podium van het Openluchttheater in het Rivierenhof van Deurne. Een vocale wervelwind.

9. AMY WINEHOUSE (1983-2011). Sinds de zomer van 2011 is ze lid van de ‘Club van 27’. Weg op een hoogte- en dieptepunt tegelijk. Terwijl je je afvraagt hoeveel moois er nog voor en van haar in het verschiet lag, besef je: zelfdestructie zou haar altijd hebben neergehaald. Drank, drugs en een fout vriendje, niet noodzakelijk steeds in die volgorde. Wat overblijft is Frank, behalve de welluidende titel een jazzachtig album waarop een groot talent nog een beetje op zoek is naar de juiste songs en de juiste toon. En dan was er dat wonderbaarlijke Back to black uit 2006. Soul meets jazz meets blues meets meidengroepen uit de jaren 60. Met daarbovenop een laag cynische, miserabele teksten over een turbulent leven. Authentieker wordt het niet. Het bedeesde meisje was nu een jonge vrouw die tegen haar zin in het spotlicht stond. Dat leverde kleine, briljante optredens op, hoe onwennig ze ook op het podium bougeerde. (Kijk en luister bijvoorbeeld naar Amy Winehouse at the BBC.) Maar ook: afschuwelijk slechte sets, omdat ze ladderzat heen en weer draafde. Vergeet het mediafenomeen Amy Winehouse, herinner haar als een onwaarschijnlijk getalenteerde zangeres die echt wel past in het rijtje van de allergrootsten.

8. EMMYLOU HARRIS (°1947). From Birmingham, Alabama, we bring you: een country-, folk- en rockzangeres, die de genres oversteeg met haar fluwelen stemgeluid. In de jaren 70 liet ze zich nog leiden door haar platenfirma: dat leverde prima songs op, die u kunt (her)ontdekken op de uitstekende verzamelbox Portraits uit 1996. Maar ze moest ook flauwiteiten als (C’est la vie) You never can tell en Mister Sandman zingen. De stem bleef uniek, het materiaal was ongelijk. Tot ze in 1995 een sprong in het duister waagde, door te gaan samenwerken met de eigenzinnige producer Daniel Lanois. Resultaat was Wrecking ball, een cd waarop ze zichzelf heruitvond met songs van anderen (Lanois, Young, Dylan, Hendrix). Wat Broken English voor Marianne Faithfull was, was Wrecking ball voor Emmylou Harris. Een artistieke heropstanding. Ook haar latere werk getuigt van veel durf. Negen jaar geleden trad ze op in het Brugse Concertgebouw, een zaal met een fantastische akoestiek. Dat loonde. “Een engel met gebroken vleugels”, zo schreef De Morgen toen. Zo was het maar net.

7. JANIS JOPLIN (1943-1970). Als er op de bijeenkomsten van de ‘Club of 27’ — waar ze geen rekening hoeven te houden met social distancing — een schelle stem weerklinkt, is zij het. Janis uit Port Arthur, Texas. Een outcast die van alles probeerde en niets kon volhouden. Die in 1966 werd toegevoegd aan de band Big Brother and the Holding Company, en daar al snel de leiding nam, met dat rauwe, door merg en been snijdende geluid dat ze produceerde. Die niet kon zingen, maar veel meer deed dan dat. Die de blues niet zong, maar wás. Die een van de absolute sterren was op Woodstock, in 1969, het festival der festivals. Die vervolgens haar eigen Kozmic Blues Band en The Full Tilt Boogie Band oprichtte. Die haar grootste succes postuum beleefde, met de single Me and Bobby McGee, opgenomen enkele dagen voor haar dood — een overdosis heroïne, of wat dacht u? Die, hoe kan het anders in de soms overdreven clichématige wereld van de rock, gevonden werd in een eenzame hotelkamer. Die, zoveel jaren later, tot in het diepst van uw ziel weet door te dringen. Die Janis was en blijft briljant.

6. ÉDITH PIAF (1915-1963). Ik geef toe, dit is een zeer Angelsaksische lijst, die ik nu even onderbreek voor ‘la Môme’ (de kleine mus) uit Parijs. Als dochter van een acrobaat en een vrouw die in donkere kroegen zong om te kunnen overleven, zag ze haar ouders nauwelijks; ze werd opgevoed door een grootmoeder, die een bordeel uitbaatte. Op haar vijftiende ging ze op straat zingen, twee jaar later werd ze moeder van een dochter die als peuter overleed aan hersenvliesontsteking. Ongeloofwaardig mais vrai. Haar publieke doorbraak viel ongeveer samen met het begin van de Tweede Wereldoorlog, alweer een tegenslag. Natuurlijk moest ongeluk in de liefde hier nog eens bovenop komen. En dan toch… is er dat unieke oeuvre: Mon légionnaire, La vie en rose, Les trois cloches, Hymne à l’amour, Padam… Padam…, La foule, Milord, Non, je ne regrette rien, À quoi ça sert l’amour. Kleine vrouw, grote zangeres, die blijft ontroeren.

5. DUSTY SPRINGFIELD (1939-1999). Hoe kan een witte vrouw zó zwart klinken? Het leverde haar de bijnaam ‘The Queen of White Soul’ op. Vormde in de prille jaren 60 samen met haar broer Dion en een vriend het trio The Springfields, tot ze in 1963 solo ging. En hoe. I only want to be with you was meteen een top 5-hit in het Verenigd Koninkrijk. De ene hit volgde nu op de andere: Wishin’ and hopin’, I just don’t know what to do with myself, You don’t have to say you love me en, vanzelfsprekend, Son of a preacher man, dat op het album Dusty in Memphis stond. Haar reputatie was op dat moment, 1969, zo ijzersterk, dat haar familienaam niet eens op de voorkant van de hoes hoefde te staan. Springfield was hot in de hele wereld, maar het hoogtepunt was ook een soort eindpunt. Pas in 1987 kwam ze opnieuw boven water met een gastrol op de Pet Shop Boys-single What have I done to deserve this?. Niet toevallig dat het olijke homoseksuele duo de dan achtenveertigjarige zangeres had uitgenodigd: hoewel ze het nooit openlijk heeft toegegeven, was Dusty Springfield waarschijnlijk lesbisch en zeker minstens biseksueel, een nadeel in de puriteinse jaren van de muziekbusiness. Heel even leek ze dankzij de Pet Shop Boys een comeback te beleven. Borstkanker en haar vroegtijdige dood, op haar negenenvijftigste, beslisten er anders over. Weetje voor overjaarse teenyboppers: in 1964 was ze de allereerste gaste in Top of the Pops en in 1970 was ze de allereerste playbackende artieste in AVRO’s TopPop.

4. JONI MITCHELL (°1943). En zeggen dat het een lang verborgen gebleven gebeurtenis uit haar leven was, die deze Canadese singersongwriter stuwde tot hoge hoogten — en niet alleen door die verleidelijke hoge stem. In februari 1965 beviel Joni Mitchell van een dochter, maar omdat ze niet in staat was om voor het kind te zorgen, stond ze het af voor adoptie. Dat onvermogen om voor haar eigen kind te zorgen werd de inspiratiebron om songs te schrijven. En wat voor songs! Ze raakte bevriend met David Crosby en verliefd op Graham Nash, waarmee ze ging samenwonen in Laurel Canyon, een vruchtbare bodem voor allerlei creatieve lieden net buiten Los Angeles. Both sides now, uit 1966, was een vroege proeve van haar kunnen. In Big yellow taxi bezong ze als een van de eersten de milieuproblematiek. Blue (1971) is zonder meer een van de mooiste platen uit de muziekgeschiedenis, al stonden er geen hits op. Zelfs op haar eigenzinnige uitstapjes naar de jazzrock uit de tweede helft van de jaren 70 staan weinig miskleunen. Naarmate ze ouder werd, geraakte de muziek op de achtergrond en ging ze zich toeleggen op haar andere passies: fotografie, poëzie en schilderkunst. Mocht u willen weten hoe een engel klinkt, één adres: eender welke plaat van Joni Mitchell.

Morgen: 3-2-1.



Zangeressen Top 20 (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, juli 30, 2020 11:56:48

Madonna? Staat er niet in. Linda Ronstadt. Niet te traceren (behalve in deze korte inleiding). Tina Turner? Nope. Carole King, Blondie, Roberta Flack, Joan As Police Woman, KT Tunstall? Neen, neen, neen, neen, en nog eens neen. Omdat een top 20 een beperking heeft: meer dan twintig is reglementair niet toegestaan. Een bubbel is een bubbel!

U zult ongetwijfeld vinden dat er nog andere namen ontbreken in deze lijst van zangeressen. Dat is uw goed recht. Ik doe niet aan ‘cancel culture’, dit is gewoon mijn persoonlijke voorkeur, die er volgende week, volgende maand of volgend jaar misschien lichtelijk anders kan uitzien. Maar vandaag, eind juli, begin augustus van het coronajaar 2020, gaat mijn voorkeur uit naar onderstaande twintig. ’t Is te zeggen: onderstaande tien, want nummer 10 tot en met 4 volgen morgen pas, en nummer 3 tot en met 1 overmorgen. Geduld is een schone deugd.

20. JOSS STONE (°1987). Vergeet haar ‘latere’ werk, al klinkt ‘later’ wel heel vreemd voor een vrouw van nog altijd maar drieëndertig. De eerste drie cd’s moet je in huis halen. Bij haar debuut, The Soul Sessions, in 2003 was ze amper zestien. Een blootvoetse, vroegrijpe, sensuele, uitdagend kijkende souldiva die klonk alsof ze gelouterd was door het leven, met tig opgeblazen relaties, veel drugs en drank, en ontelbare sloffen sigaretten achter de kiezen. Stone klonk als een Franklin op rijpere leeftijd. Onvoorstelbaar. Die stem heeft ze nog altijd, zij het ondertussen nog net iets volwassener, alleen is de muziek me nu veel te glad, net als haar ‘Is everybody happy?’-liveshows. The Soul Sessions, dat was rauwe soul, die je terugvoerde naar de jaren 60, Stax, Motown, Atlantic. Heerlijke tijden. Heerlijke zwarte soulstem van een wit meisje.

19. JUDY GARLAND (1922-1969). Triester worden mensenlevens niet, zoals dat van deze uitgeleefde actrice en zangeres, aanvankelijk in die volgorde, later omgekeerd. Kreeg als toekomstig kindsterretje een wurgcontract bij MGM. Voor haar rol als Dorothy Gale in het in alle opzichten fantastische The Wizard of Oz ontving ze een Oscar; de prijs die ze voor dat succes betaalde, was immens. De studio zette haar onder druk om te presteren, ze raakte verslaafd aan amfetaminen en barbituraten, en bleef dat de rest van haar korte, nauwelijks zevenveertig jaar omvattende leven. Haar Somewhere over the Rainbow (uit The Wizard) is heel mooi, maar het is de volwassen Garland die de luisteraars naar de strot grijpt met haar doorleefde performances. A star is born (en werd daarna helaas geleefd).

18. MARIANNE FAITHFULL (°1946). In de boulevardpers weleens omschreven als ‘het ex-lief van Mick Jagger’, alsof ze geen zelfstandige persoon was en is. Jagger & Richards schonken haar wel haar eerste hitje, As tears go by. Het grootste deel van de jaren 70 gingen op in een roes: haar drugsverslaving zorgde er zelfs een tijdje voor dat ze op straat leefde. Tot ze aan het eind van dat wazige decennium Broken English afleverde, een dijk van een plaat. Haar stem leek definitief naar de filistijnen, maar net die doorrookte, hese, diepe klanken maakten haar tot de zangeres die ze is gebleven. Uitstekende vertolkster van het oeuvre van Brecht & Weil, en op Strange weather (1987) ook van Waits, Dylan en Doc Pomus & Dr. John. Ook live zeer te pruimen. Zo zie je maar, zelfs op de Boulevard of broken dreams wordt intens gemusiceerd.

17. ALANIS MORISSETTE (°1974). Ten onrechte vastgepind op die ene, geweldige cd Jagged little pill uit 1995. In haar moederland Canada was ze een kindsterretje, dankzij haar bijdrage tot het tv-programma You can’t do that on television. Haar eerste twee cd’s deden het behoorlijk in Canada, maar that was it. Madonna reikte haar een helpende hand, gaf haar een platencontract bij Maverick, en de rest is, euh, geschiedenis. Jagged little pill (met maar liefst zes hitsingles, onder meer You oughta know, All I really want en Ironic) groeide uit tot de bestseller van de nineties, wereldwijd goed voor meer dan dertig miljoen exemplaren. Opvolger Supposed former infatuation junkie was zo mogelijk nóg persoonlijker, maar de verkoop viel terug op een kwart van de voorganger (zeven miljoen is niet min, I know!). Ze sloot de jaren 90 af met een Unplugged-plaat uit de MTV-reeks. Haar latere werk is minder consistent, maar nooit belabberd, en So-called chaos, uit 2004, werd opnieuw een nummer 1-cd.

16. ELLA FITZGERALD (1917-1996). Grande dame van de jazz. Haar bijnaam, ‘The First Lady of Song’, is niet toevallig gekozen. Ze had een bereik van vier octaven, die er samen met een zeer duidelijke uitspraak voor zorgden dat ze niet alleen goed klonk, maar ook perfect verstaanbaar was. Fitzgerald was in armoedige omstandigheden opgegroeid. Ze werd gelukkig ontdekt tijdens een talentenjacht in het beroemde Apollo Theater in Harlem, New York. Heel even had ze een eigen bigband, maar omdat ze zich daarvoor nog te jong voelde, begon ze vanaf de jaren 40 te toeren met Dizzy Gillespie en Duke Ellington. Toch duurde het nog tot halfweg de jaren 50 voor ze commercieel werd opgepikt. Ze was dan al bijna veertig. Diabetes resulteerde nauwelijks anderhalf decennium later in blindheid: de stem bleef wat ze was, maar haar bewegingsvrijheid was weg. Om het met France Gall te zeggen: Ella, elle l’a(vait)!

15. PJ HARVEY (°1969). Polly Jean uit Bridport in Dorset, UK. Haar ouders leerden haar blues, jazz en complexe rockmuziek appreciëren. Als instrument koos ze de saxofoon. Ze studeerde beeldhouwkunst in Londen. Voeg al die invloeden samen en je krijgt een rijke mengelmoes, die Harvey vanaf 1992 op de wereld losliet. Rid of me was een eerste klets om de oren van ingedommelde muziekfans. Door topless te poseren op de cover van NME schudde ze ook het imago van feministe van zich af: ze wilde niet als een boegbeeld van de beweging gezien worden. Opvolger To bring you my love uit 1995 introduceerde haar bij meer dan een miljoen platenkopers. Down by the water werd een soort hymne voor alternatieve muziekliefhebbers. Het in hetzelfde jaar verschenen Jagged little pill was dan wel een veel eclatanter verkoopsucces, To bring you my love stond wel hoger in de eindejaarslijstjes van recensenten. Is this desire?, de opvolger, was experimenteler, ze noemde het zelf haar lievelingsalbum. En ook Stories from the city, stories from the sea (2001) charmeerde. Ze werd door het Ierse magazine Hot Press ooit omschreven als de vrouw die de meest erotische en sterke liefdesliedjes heeft geschreven. Wie ben ik om dat tegen te spreken?

14. LISA GERRARD (°1961). Een diepe contra-alt en teksten in een zelfbedachte taal, ziedaar de grootste troeven van deze Australische zangeres en componiste. Samen met haar toenmalige vriend Brendan Perry creëerde ze het unieke geluid van Dead Can Dance, een band die in geen enkele vakje kan geklasseerd worden, tenzij dan bij de K van Kwaliteit. Dat resulteerde in eerst acht en vele jaren na de liefdes- en professionele breuk nog eens drie platen. De ijle stem van Gerrard werd opgepikt door filmstudio’s. Ze schreef, samen met Pieter Bourke, de soundtrack van Michael Manns The insider, won een Oscar voor haar filmmuziek van Gladiator, en kreeg ook positieve kritieken voor de muziek van de biopic Ali. Als ik Lisa Gerrard hoor, zie ik weidse vlakten voor mij, een horizon die veraf ligt, een lucht die hemelsblauw is. Ik proef ruimte.

13. CHRISSIE HYNDE (°1951). ‘Ne zanger is ne groep’, wist Wannes Van de Velde al, maar omgekeerd kan ook: een groep is een zangeres. Dat geldt zeker voor deze Amerikaanse die doorbrak met een Britse band: The Pretenders. Bekijk de foto’s van de groepsleden jaar na jaar in de eerste helft van de jaren 80 en je ziet telkens nieuwe gezichten opdoemen. De drugs eisten hun tol (en mensenlevens). Hynde overleefde ze allemaal. De eerste drie platen van The Pretenders móeten in uw platenkast staan: niet alleen zijn het coherente, op dat moment — net na het punkgeweld, in volle platte pop- en disco-periode, in de duistere jaren 80 van Reagan en Thatcher — uit de band springende lp’s, er staat ook nauwelijks een zwakke track op en de dame en heren schudden bovendien perfecte singles uit hun mouwen. Mijn persoonlijke favoriet is de derde, Learning to crawl, die meer weg heeft van een ‘Best of’ dan van een gewone plaat. Alle tien tracks zijn geweldig. Daarna ging het helaas bergaf en werd het lichtjes alternatieve pad verlaten voor eerder voorspelbare, mainstream pop. Al bleef de stem van Chrissie Hynde wel intact.

12. DIANA ROSS (°1944). Ah, Motown, die heerlijke zwarte muziek die van de band rolde in ‘Motor Town’ Detroit. Soul. Met als een van de boegbeeldgroepen The Supremes, later herdoopt tot Diana Ross & the Supremes, vanwege de dominante rol van deze in Detroit geboren zangeres. Where did our love go, Baby love, Stop! In the name of love, You can’t hurry love, Love child, en dan vergeet ik nog een paar handvollen klassiekers. Waarna Ross solo ging, eerst als actrice (ze speelde Billie Holiday in Lady sings the blues, en Dorothy Gale in The Wiz, een remake van The Wizard of Oz, met alleen maar zwarte acteurs), daarna met een apart discogeluid, waarin die unieke stem nog altijd kon uitblinken. Luister gerust naar Upside down, My old piano en I’m coming out en probeer stil te blijven zitten. Helaas, driewerf helaas: van dan af liet ze zich overhalen om zeemzoete ballads, liefst in duetvorm, de wijde wereld in te zingen. Detroit lag steeds verder weg.

11. PATTI SMITH (°1946). De hogepriesteres van de punkrock, ‘The Godmother of Punk’, al is het een beetje oneerbiedig om haar in een hokje te stoppen. Smith wist haar twee liefdes, songs en gedichten schrijven, perfect samen te brengen. Nochtans was ze voor iets anders in de wieg gelegd: haar ouders waren, godbetert, getuigen van Jehova. Pas toen ze aan de hand van fotograaf Robert Mapplethorpe — toen nog seksueel in vrouwen geïnteresseerd — de grote stad ontdekte, New York uiteraard, bloeide ze helemaal open. Ze was al zevenentwintig toen ze, eindelijk, haar eigen band vormde, de Patti Smith Group. Rijkelijk laat, een leeftijd waarop sommige iconen het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. De vroege lp’s van Smith waren mokerslagen voor de jeugd die het doorgaans moest stellen met irritante, makkelijke pop. Het drieluik Horses, Easter en Wave (met tussendoor ook nog Radio Ethiopia) blies je omver. Daarna wijdde ze zich aan het huwelijksleven, om pas in 1988, na negen jaar radiostilte, weer uit te pakken met een dijk van een plaat, Dream of life, waarop de single People have the power stond. De voorbije jaren stond ze geregeld op een Belgisch podium. Wie erbij was, weet: Patti Smith staat er nog altijd.

Morgen: 10 t/m 4.



Art for Art’s Sake (3 t/m 1)

Memories & mijmeringen Posted on za, juli 25, 2020 11:41:01

Had u werkelijk gehoopt dat Bob Ross de top 3 zou halen? Ik zal maar bekennen: ik word poepnerveus van ’s mans ‘rustgevende’ tv-verschijningen, het tegenovergestelde van wat de bedoeling zou moeten zijn. Een kladschilder met een krullenbol, dat is hij. Neen, dan liever…

20. Marc Lambrechts

19. Frida Kahlo

18. Pieter Bruegel de Oude

17. Edvard Munch

16. Henri Matisse

15. Gustav Klimt

14. Alberto Giacometti

13. Richard Serra

12. Salvador Dalí

11. Pablo Picasso

10. Joan Miró

9. Piet Mondriaan

8. Wassily Kandinsky

7. Jackson Pollock

6. Edward Hopper

5. Vincent van Gogh

4. Paul Cézanne

3. CLAUDE MONET (1840-1926). De Franse meester uit Giverny, de onooglijke plek in Normandië waar hij een groot deel van zijn leven verbleef en zich liet inspireren door de prachtige natuur op zijn grote domein. Is vooral bekend van zijn impressionistische landschappen. Hij probeerde ‘het moment’ te vangen in zijn werk, wat verklaart waarom hij van sommige onderwerpen (zoals de kathedraal van Rouen) meerdere versies maakte op verschillende momenten van de dag, met andere dominante kleuren. Aanvankelijk werd hij neergesabeld door de kunstcritici; zoals u weet zijn dat wel vaker conservatieve knulletjes. Wat Monet en zijn tijd- en bijna naamgenoot Manet deden, week dan ook grondig af van de klassieke kunst die we tot dan toe kenden. (Als ik voor een Monet sta, ga ik op in het landschap en ben ik even verdwenen uit de realiteit.)

2. RENÉ MAGRITTE (1898-1967). Boegbeeld van het surrealisme in een surrealistisch land, België. Magritte tekent personages en objecten zodanig realistisch dat het wel foto’s lijken, een indruk die snel verdwijnt als je hun tegennatuurlijke omgeving aanschouwt: denk aan een regen van paraplu’s. De paraplu’s ogen levensecht, de situatie is dat niet. Ceci n’est pas une pipe. Magritte vond het zijn taak om de realiteit in een ander kader te plaatsen. In heel wat van zijn werken draait alles rond de metamorfose. (Als ik voor een Magritte sta, ben ik in de eerste plaats trots een landgenoot van hem te zijn en word ik in de tweede plaats compleet overdonderd door het absurde en tegelijk toch geloofwaardige van wat afgebeeld wordt. Faut le faire!)

1. MARK ROTHKO (1903-1970). In Rusland geboren bij het begin van de 20ste eeuw, in Amerika getogen en gestorven. Bij het begin van zijn carrière waren expressionisme en surrealisme niet ver weg, maar na de Tweede Wereldoorlog maakte hij een ommezwaai en werd hij een vooraanstaand vertegenwoordiger van de abstracte kunst. Op een egale ondergrond tekent hij twee of drie rechthoeken in verschillende kleuren. Sommige werken zijn zelfs monochroom. Dat maakte het voor mij aanvankelijk moeilijk om van Rothko te houden. Ik had toen nog een zeer sterk, en zwaar onterecht, “Is dat kunst? Dat kan ik ook!”-gevoel. Het deed me niets. Tot ik een retrospectieve van zijn werk zag en mij gewillig liet onderdompelen. De kracht die uitstraalt van elk individueel werk is, wat mij betreft, ongezien. Je kunt niet naar zijn schilderijen kijken zonder emotioneel getoucheerd te worden. De Rothko Chapel in Houston, Texas, staat nog op het reisverlanglijstje. Gelukkig is Tate Modern in Londen, waar zijn Seagram Murals hangen, negen doeken in totaal, bereikbaarder. Rothko is iemand die je met mate moet genieten, anders wordt de emotie te sterk. (Als ik voor een Rothko sta, botsen de emoties in mijn hoofd en laat ik me bedwelmen. Dat is waartoe Grote Kunst in staat is. En Mark Rothko is een uitzonderlijk grote kunstenaar.)



Art for Art’s Sake (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen Posted on vr, juli 24, 2020 11:57:22

Halfweg de lijst weet u al wie er zeker in staat en doet u mogelijk een prognose welke tien namen er nog volgen. Om u tijdverlies te besparen, som ik even op wie er niet bij is, wat niet wil zeggen dat ik niet van deze kunstenaars houd, maar dat de limiet van twintig genadeloos is. Het spijt me, Leonardo da Vinci, gij universele mens. Zeer jammer, Rembrandt van Rijn, de nacht zal moeten wachten. Het ligt niet aan dat verdwenen paneel, Jan Van Eyck. Ontbijt rustig verder, Edouard Manet, mais non… Laat dat urinoir maar hangen, monsieur Duchamp. Zijn die mosselen nog eetbaar, meneer Broodthaers? En zo kan ik nog wel even doorgaan: Raphael, Jean-Michel Basquiat, Andy Warhol, Roy Lichtenstein, Caravaggio, Titiaan, Francisco de Goya, Paul Klee, Georges Braque, Francis Bacon, Willem de Kooning, Egon Schiele, Georgia O’Keefe, Fernand Léger, Kazimir Malevitsj, Giotto, Pieter Paul Rubens, Turner & Constable, Bosch Michelangelo, Bernini, Rodin, Brancusi, Henry Moore, Sol Lewitt, Louise Bourgeois, Marlène Dumas, Marc Chagall, Jan Vermeer, Edgar Degas, Georges Seurat, Pierre-Auguste Renoir, Max Ernst, Tintoretto, Jasper Johns, Botticelli, Gerhard Richter, James Ensor, Escher, Henri de Toulouse-Lautrec, David Hockney…

Enfin, wie er wel in staat…

20. Marc Lambrechts

19. Frida Kahlo

18. Pieter Bruegel de Oude

17. Edvard Munch

16. Henri Matisse

15. Gustav Klimt

14. Alberto Giacometti

13. Richard Serra

12. Salvador Dalí

11. Pablo Picasso

10. JOAN MIRÓ (1893-1983). Alweer een Catalaan — goede kunstbodem daar! —, die zijn museum kreeg bovenop de berg Montjuïc, in Barcelona. Schilder, beeldhouwer, graficus, keramist, die eveneens tot de surrealisten mag gerekend worden. Wordt vaak in één adem genoemd met de nummers 12 en 11 in de lijst. Citaat: “Een schilderij kan gestolen of verbrand worden, maar de geestdrift waarmee de kunstenaar anderen stimuleert nieuwe kunstwerken te maken — dat wat een kunstenaar werkelijk kenmerkt — kan niemand een kunstenaar afnemen.” (Als ik voor een Miró sta, voel ik een intense joie-de-vivre door mijn botten stralen.)

9. PIET MONDRIAAN (1872-1944). Nederlander, pionier van abstracte en non-figuratieve kunst. Zijn geometrische werk, met zwarte horizontale en vertikale lijnen in combinatie met primaire kleuren, kan je zo voor je ogen halen. Belangrijkste medewerker van het invloedrijke tijdschrift De Stijl. Het werk van Mondriaan, die zich in het buitenland ‘Mondrian’ liet noemen, is zó herkenbaar dat je het wel kunt dromen. (Als ik voor een Mondriaan sta, doemt het woord ‘boogie woogie’ op, er zijn minder vrolijke dingen in het leven.)

8. WASSILY KANDINSKY (1866-1944). Het werk van de Russisch-Franse schilder associeer ik altijd met New York. In 1997 was ik voor het eerst in die wonderbaarlijke stad, waar in het Solomon R. Guggenheim-museum een belangrijke retrospectieve liep van het werk van Kandinsky. Vandaar. Qua stijl leunde Kandinsky aanvankelijk stevig aan tegen het expressionisme, later werd dat symbolisme. Tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw was hij een boegbeeld van de abstracte kunst. (Als ik voor een Kandinsky sta, bekruipt me een gevoel van creativiteit, dat zich helaas al snel omzet in creatieve jaloezie.)

7. JACKSON POLLOCK (1912-1956). Getormenteerde Amerikaanse schilder die in zijn veel te korte leven — hij pleegde zelfmoord op z’n vierenveertigste — een verpletterende indruk naliet als abstracte expressionist. Bijnaam: ‘Jack the Dripper’, vanwege zijn specifieke stijl, waarbij hij de verf liet druipen op het doek. ‘Action painting’, werd de stijl ook genoemd. “Op de vloer voel ik mij meer op mijn gemak”, zei hij daarover. “Ik voel mij dichterbij, meer onderdeel van het schilderij, omdat ik er op deze manier omheen kan lopen, kan werken vanaf de vier zijdes en letterlijk in het schilderij kan zijn.” Ook bij deze kunstenaar heeft het een hele tijd geduurd voor ik zijn werk leerde appreciëren. (Als ik voor een Pollock sta, omarm ik het toeval, de levensdruppel die je laat vallen waar hij beslist te vallen.)

6. EDWARD HOPPER (1882-1967). Alweer een Amerikaan. Niemand vatte beter de gemoedsgesteldheid van mensen samen dan deze geboren New Yorker. Het individu staat centraal, de omgeving is meestal desolaat, met als meest typische vertegenwoordiger het beroemde Nighthhawks uit 1942: een New Yorks café in de nacht, eenzame mensen die niet communiceren met elkaar. Zelfs de vuurtorens die hij afbeeldde, ogen eenzaam. Maar tegelijkertijd zijn er die kleuren, die toch warmte en menselijkheid uitstralen. Tot 20 september loopt er een aanbevolen expositie van zijn werk in de Fondation Beyeler in Riehen, nabij Basel (Zwitserland). (Als ik voor een Hopper sta, voel ik me even eenzaam als het hoofdpersonage, maar het is een mooie, rustgevende en zeer tijdelijke eenzaamheid.)

5. VINCENT VAN GOGH (1853-1890). Nederlandse postimpressionist, die in zijn veel te korte, veel te onrustige leven tijdloze werken achterliet. Liet zich beïnvloeden door expressionisten, fauvisten en abstrace kunstenaars, al is het eindresultaat uniek: een Van Gogh haal je er zo uit. Ga naar het Van Goghmuseum in Amsterdam, het is één treinrit van bij ons verwijderd. Of ga naar Arles op zoek naar de laatste inspiratiebronnen van de schilder. Onder de priemende zon van het Franse zuiden schilderde hij zijn bekendste werken, maar het is ook daar dat hij door “de stem van de verschrikkelijke luciditeit” werd gekweld. (Als ik voor een Van Gogh sta, moet ik inwendig huilen, omdat ik het droevige lot van de kunstenaar niet kan loskoppelen van zijn adembenemende werk.)

4. PAUL CÉZANNE (1839-1906). Deze Fransman was als postimpressionist een collega van Van Gogh, waarbij hij de brug vormde tussen het impressionisme en het kubisme. Je voelt de zuiderse lucht als je je door de kleurenpracht laat overrompelen. Het groen van zijn landschappen is mooier dan dat van de authentieke omgeving. Dat bijzondere kleurgebruik vind je ook terug in zijn latere werk, zoals De kaartspelers of Baadsters. (Als ik voor een Cézanne sta, krijg ik een warme tinteling doorheen mijn hele lijf. Dat is, kan ik u zeggen, een buitengewoon prettig gevoel.)

Morgen: 3-2-1.



Art for Art’s Sake (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen Posted on do, juli 23, 2020 12:06:33

Kunst. Laten we ’t daar eens over hebben. Ook daar heb ik een lijstje van gemaakt, volgend jaar bezondig ik me misschien wel aan een persoonlijke ‘hitparade’ van musea, wat eigenlijk veel nuttiger is: u wilt die kunst natuurlijk ook zien in een liefhebbende context. Maar goed, dankzij het internet is topkunst veel toegankelijker geworden. En voor de liefhebbers zijn er nog de ontelbare uitmuntende kunstboeken.

Uiteraard is dit een bijzonder subjectieve lijst: u zult merken dat ik vooral van modernere kunst houd, grosso modo tussen 1850 en 1970, met een paar uitschieters in beide historische richtingen. Traditioneel dalen we af naar de top — klinkt vreemd, ik weet het: vandaag van 20 tot en met 11, morgen van 10 tot en met 4, zaterdag de hoogste drie.

20. MARC LAMBRECHTS (°1955). Ik begin met de enige kunstenaar die ik persoonlijk heb leren kennen tijdens een reportage in New York, waar hij in 1995 vanuit Heist-op-den-Berg naartoe is getrokken. Grafisch kunstenaar en schilder. Sommige werken doen denken aan Mondriaan, maar hij heeft zich vooral een eigen universum gecreëerd. Werkt vaak op overbodige materialen, zoals oude deuren. Hele fijne, warme man die we een (verre) vriend mogen noemen en van wie er twee werken in huis hangen. Ooit zijn die miljoenen waard… (Als ik voor een Lambrechts sta, zwijg ik heel eerbiedig; ik zou dat ook willen kunnen, maar helaas kan ik enkel een beetje met woorden spelen.)

19. FRIDA KAHLO (1907-1954). Mexicaanse schilderes, levenspartner van muurschilder (en communistisch leider) Diego Rivera. Kahlo is vooral bekend van haar intrigerende zelfportretten, waarvan ze er maar liefst 55 maakte. Haar leven werd gestuurd door twee zware tegenslagen: op haar zesde werd ze getroffen door kinderverlamming in haar rechterbeen, wat haar opzadelde met complexen. En op haar achttiende werd de bus waarin ze zat aangereden door een tram. Tijdens het herstel van de vele breuken begon ze te schilderen. André Breton, de stichter van de surrealistische beweging, klasseerde haar bij de surrealisten, een etiket waartegen ze zich altijd verzet heeft. Ze stond lang in de schaduw van haar echtgenoot: seksisme is ook de kunstwereld niet vreemd. (Als ik voor een Kahlo sta, ben ik onder de indruk van de tegelijk krachtige en onzekere vrouw die mij aanstaart.)

18. PIETER BRUEGEL DE OUDE (ergens tussen 1525 en 1530-1569). De oudste in de lijst. Bijgenaamd ‘Boeren-Bruegel’ vanwege de vele massataferelen in feestende dorpen, waarvoor je uren nodig hebt om ze volledig te kunnen doorgronden. Schilderde veel allegorieën, maar baseerde zich ook vaak op de klassieke oudheid en Bijbelse taferelen. Hoef ik meer te zeggen? U kent ‘m vast wel. (Als ik voor een Bruegel sta, wordt het leven buiten het schilderij ook heel even een feest.)

17. EDVARD MUNCH (1863-1944). Zoveel meer dan De schreeuw, zijn beroemdste werk. “Ik schilder niet wat ik zie, maar wat ik zag!”, zei de Noorse kunstschilder ooit. De innerlijke belevenis is belangrijker dan de oppervlakkige schijn. Menselijke emoties, angsten en onzekerheden staan centraal, waarbij zijn eigen zware zenuwinzinking toen hij in de veertig was wellicht tot inspiratie gediend heeft. Munch wordt beschouwd als boegbeeld van het expressionisme. Liet zijn hele oeuvre (meer dan 1000 schilderijen, meer dan 15.000 grafische werken en op de kop 4443 aquarellen) over aan de stad Oslo, dat ze onderbracht in het Munchmuseum. (Als ik voor een Munch sta, voel ik vertwijfeling en spelen mijn eigen onzekerheden eventjes op.)

16. HENRI MATISSE (1869-1954). Franse kunstschilder en beeldhouwer, die tot het fauvisme wordt gerekend. Tijdens zijn schildersloopbaan is hij verschillende keren van stijl veranderd: eerst viel hij op door de poëtische sfeer in zijn werk, daarna schakelde hij over op pointillisme, om vanaf 1905 fel contrasterende kleuren te gaan gebruiken. Vervolgens werd zijn werk oriëntaals, wat te maken had met de inspirerende reizen die hij had gemaakt. Op het eind van zijn leven maakte hij voornamelijk papiers gouaches et découpés, geverfd papier, wat hem de gelegenheid bood om actief te blijven in zijn rolstoel. (Als ik voor een Matisse sta, heb ik zin om te dansen — en ik ben geen danser.)

15. GUSTAV KLIMT (1862-1918). Ha, de romantiek van De kus. De Oostenrijkse symbolistische schilder maakte deel uit van de Wiener Secession, een groep Weense kunstenaars die actief waren in de bloeiende periode van de belle époque en de jugendstil net voor de Eerste Wereldoorlog. Wordt ook wel een ornamentalist genoemd, vanwege het bladgoud dat in vele werken opduikt en dat het centrale tafereel omkadert, als een kader binnen de kader. Zijn vrouwenportretten zijn vaak uitgesproken erotisch. “Ik ben ervan overtuigd dat ik geen bijzonder interessant persoon ben”, zei hij over zichzelf. “Ik heb niets speciaals. Ik ben gewoon een schilder die dag in dag uit en van vroeg tot laat werkt.” Waarvoor dank, herr Klimt. (Als ik voor een Klimt sta, heb ik zin om mijn geliefde te omhelzen.)

14. ALBERTO GIACOMETTI (1901-1966). Zwitserse beeldhouwer en schilder, die vooral in die eerste hoedanigheid uitblinkt. Aanvankelijk kopieerde hij Matisse. Pas tijdens de jaren 30, na ontmoetingen met surrealisten als Aragon, Breton en Dalí, ontwikkelde hij een eigen stijl. Hij is gekend voor zijn buitenproportionele, magere beeldhouwwerken: lange, anorectische lijven, lange nekken, smalle hoofden. (Als ik voor een Giacometti sta, voel ik me plots iets te dik — maar dat gevoel verdwijnt gelukkig snel.)

13. RICHARD SERRA (°1938). Amerikaanse beeldhouwer en videokunstenaar. Serra maakt monumentale sculpturen uit plaat- en cortenstaal. Je moet hem leren appreciëren. De eerste keer dat ik een werk van hem zag, in het Guggenheim van Bilbao, dacht ik nog: is dit kunst? Een paar gigantische stalen platen waar je kunt tussen wandelen, so what? Nu weet ik: dit is in alle opzichten monumentaal. (Als ik voor een Serra sta, voel ik me nietig en bescheiden.)

12. SALVADOR DALÍ (1904-1989). De Catalaan die zijn eigen mythe nog versterkte door zijn exuberant gedrag. U moet maar eens in de Dalí-driehoek Figueres-Cadaqués-Port Lligat reizen en je laten opzuigen in het universum van de surrealist. Politiek leunde Dalí verdacht dicht aan tegen het franquisme, terwijl hij na de dood van Franco een aanhanger van de monarchie werd. Beweerde dat de inspiratie via zijn snorharen uit de kosmos tot hem doordrong. Ook belangrijk: zijn muze Elena Djakonova, zeg maar: Gala. (Als ik voor een Dalí sta, moet ik altijd hard inwendig lachen. Deze man was in alle opzichten té gek.)

11. PABLO PICASSO (1881-1973). Waarom zo laag genoteerd, zult u misschien denken? Picasso wordt tot de invloedrijkste en meest geliefde kunstenaars ter wereld gerekend. Schilder, tekenaar, beeldhouwer, graficus, keramist, vrouwenzot. Doorliep zeer uiteenlopende periodes. Het begon nog figuratief in zijn ‘Blauwe periode’ en ‘Roze periode’. Daarna volgde een kubistisch momentum. Maar bovenal wordt Picasso gefêteerd als misschien wel de belangrijkste surrealist ooit (al spreek ik dat later in de lijst wel tegen voor mezelf). Zijn vrouwenfiguren zijn op het randje van lelijk, ik kan me voorstellen dat ze niet altijd even opgezet waren met hoe ze er in zijn ogen uitzagen. (Als ik voor een Picasso sta, denk ik soms: dat kan ik ook; dat moment van grootheidswaanzin is gelukkig snel voorbij, en wat hij deed was wel degelijk uniek.)

Morgen: 10 tot en met 4.



« VorigeVolgende »