U zult vergeefs wachten op Sheryl Crow, Nanci Griffith, Meredith Brooks, Joan Osborne of Norah Jones. Hoe invloedrijk Nico ook was op het debuut van The Velvet Underground, het spijt me, ze staat er niet in. Dionne Warwick, Rumer, The Ronettes, The Crystals, Candi Staton, Syd Straw, Carla Thomas, Nicole Willis, Betty Wright… love ‘em all, maar er is nu eenmaal die limiet: twintig. Sorry, Astrid Stockman (in 2030 sta je er ongetwijfeld in, na die derde platinum plaat). Nu nog even niet, want…

20. Joss Stone

19. Judy Garland

18. Marianne Faithfull

17. Alanis Morissette

16. Ella Fitzgerald

15. PJ Harvey

14. Lisa Gerrard

13. Chrissie Hynde

12. Diana Ross

11. Patti Smith

10. MAVIS STAPLES (°1939). Vader ‘Pops’ stichtte in de jaren 50 een familie-ensemble, met naast Mavis, de jongste van de bende, haar zus Cleotha en haar broer Pervis. Eind jaren 60 verliet Pervis de groep en kwam een andere zus, Yvonne, erbij. Ze zongen in lokale kerken en die aanstekelijke mix van gospel en soul zou ook de basis vormen van de platen van The Staple Singers op het legendarische Stax-label. For what it’s worth (een Buffalo Springfield-cover) was een eerder bescheiden hit in Amerika, opvolgers als Respect yourself, I’ll take you there, If you’re ready (Come go with me) en Let’s do it again haalden wel vlotjes de top. Mavis was intussen ook solo actief. Haar gelijknamige debuutplaat werd in 1969 gereleased. Het einde van Stax Records en de dominantie van de disco kelderden haar carrière, zodanig dat ze in de jaren 80 helemaal aan de grond zat. Een helpende hand werd aangereikt door niemand minder dan Prince, een grote fan van Mavis Staples, die haar twee platen liet opnemen bij Paisley Park Records. Vorig jaar stond ze nog, op de vooravond van haar tachtigste verjaardag, op het podium van het Openluchttheater in het Rivierenhof van Deurne. Een vocale wervelwind.

9. AMY WINEHOUSE (1983-2011). Sinds de zomer van 2011 is ze lid van de ‘Club van 27’. Weg op een hoogte- en dieptepunt tegelijk. Terwijl je je afvraagt hoeveel moois er nog voor en van haar in het verschiet lag, besef je: zelfdestructie zou haar altijd hebben neergehaald. Drank, drugs en een fout vriendje, niet noodzakelijk steeds in die volgorde. Wat overblijft is Frank, behalve de welluidende titel een jazzachtig album waarop een groot talent nog een beetje op zoek is naar de juiste songs en de juiste toon. En dan was er dat wonderbaarlijke Back to black uit 2006. Soul meets jazz meets blues meets meidengroepen uit de jaren 60. Met daarbovenop een laag cynische, miserabele teksten over een turbulent leven. Authentieker wordt het niet. Het bedeesde meisje was nu een jonge vrouw die tegen haar zin in het spotlicht stond. Dat leverde kleine, briljante optredens op, hoe onwennig ze ook op het podium bougeerde. (Kijk en luister bijvoorbeeld naar Amy Winehouse at the BBC.) Maar ook: afschuwelijk slechte sets, omdat ze ladderzat heen en weer draafde. Vergeet het mediafenomeen Amy Winehouse, herinner haar als een onwaarschijnlijk getalenteerde zangeres die echt wel past in het rijtje van de allergrootsten.

8. EMMYLOU HARRIS (°1947). From Birmingham, Alabama, we bring you: een country-, folk- en rockzangeres, die de genres oversteeg met haar fluwelen stemgeluid. In de jaren 70 liet ze zich nog leiden door haar platenfirma: dat leverde prima songs op, die u kunt (her)ontdekken op de uitstekende verzamelbox Portraits uit 1996. Maar ze moest ook flauwiteiten als (C’est la vie) You never can tell en Mister Sandman zingen. De stem bleef uniek, het materiaal was ongelijk. Tot ze in 1995 een sprong in het duister waagde, door te gaan samenwerken met de eigenzinnige producer Daniel Lanois. Resultaat was Wrecking ball, een cd waarop ze zichzelf heruitvond met songs van anderen (Lanois, Young, Dylan, Hendrix). Wat Broken English voor Marianne Faithfull was, was Wrecking ball voor Emmylou Harris. Een artistieke heropstanding. Ook haar latere werk getuigt van veel durf. Negen jaar geleden trad ze op in het Brugse Concertgebouw, een zaal met een fantastische akoestiek. Dat loonde. “Een engel met gebroken vleugels”, zo schreef De Morgen toen. Zo was het maar net.

7. JANIS JOPLIN (1943-1970). Als er op de bijeenkomsten van de ‘Club of 27’ — waar ze geen rekening hoeven te houden met social distancing — een schelle stem weerklinkt, is zij het. Janis uit Port Arthur, Texas. Een outcast die van alles probeerde en niets kon volhouden. Die in 1966 werd toegevoegd aan de band Big Brother and the Holding Company, en daar al snel de leiding nam, met dat rauwe, door merg en been snijdende geluid dat ze produceerde. Die niet kon zingen, maar veel meer deed dan dat. Die de blues niet zong, maar wás. Die een van de absolute sterren was op Woodstock, in 1969, het festival der festivals. Die vervolgens haar eigen Kozmic Blues Band en The Full Tilt Boogie Band oprichtte. Die haar grootste succes postuum beleefde, met de single Me and Bobby McGee, opgenomen enkele dagen voor haar dood — een overdosis heroïne, of wat dacht u? Die, hoe kan het anders in de soms overdreven clichématige wereld van de rock, gevonden werd in een eenzame hotelkamer. Die, zoveel jaren later, tot in het diepst van uw ziel weet door te dringen. Die Janis was en blijft briljant.

6. ÉDITH PIAF (1915-1963). Ik geef toe, dit is een zeer Angelsaksische lijst, die ik nu even onderbreek voor ‘la Môme’ (de kleine mus) uit Parijs. Als dochter van een acrobaat en een vrouw die in donkere kroegen zong om te kunnen overleven, zag ze haar ouders nauwelijks; ze werd opgevoed door een grootmoeder, die een bordeel uitbaatte. Op haar vijftiende ging ze op straat zingen, twee jaar later werd ze moeder van een dochter die als peuter overleed aan hersenvliesontsteking. Ongeloofwaardig mais vrai. Haar publieke doorbraak viel ongeveer samen met het begin van de Tweede Wereldoorlog, alweer een tegenslag. Natuurlijk moest ongeluk in de liefde hier nog eens bovenop komen. En dan toch… is er dat unieke oeuvre: Mon légionnaire, La vie en rose, Les trois cloches, Hymne à l’amour, Padam… Padam…, La foule, Milord, Non, je ne regrette rien, À quoi ça sert l’amour. Kleine vrouw, grote zangeres, die blijft ontroeren.

5. DUSTY SPRINGFIELD (1939-1999). Hoe kan een witte vrouw zó zwart klinken? Het leverde haar de bijnaam ‘The Queen of White Soul’ op. Vormde in de prille jaren 60 samen met haar broer Dion en een vriend het trio The Springfields, tot ze in 1963 solo ging. En hoe. I only want to be with you was meteen een top 5-hit in het Verenigd Koninkrijk. De ene hit volgde nu op de andere: Wishin’ and hopin’, I just don’t know what to do with myself, You don’t have to say you love me en, vanzelfsprekend, Son of a preacher man, dat op het album Dusty in Memphis stond. Haar reputatie was op dat moment, 1969, zo ijzersterk, dat haar familienaam niet eens op de voorkant van de hoes hoefde te staan. Springfield was hot in de hele wereld, maar het hoogtepunt was ook een soort eindpunt. Pas in 1987 kwam ze opnieuw boven water met een gastrol op de Pet Shop Boys-single What have I done to deserve this?. Niet toevallig dat het olijke homoseksuele duo de dan achtenveertigjarige zangeres had uitgenodigd: hoewel ze het nooit openlijk heeft toegegeven, was Dusty Springfield waarschijnlijk lesbisch en zeker minstens biseksueel, een nadeel in de puriteinse jaren van de muziekbusiness. Heel even leek ze dankzij de Pet Shop Boys een comeback te beleven. Borstkanker en haar vroegtijdige dood, op haar negenenvijftigste, beslisten er anders over. Weetje voor overjaarse teenyboppers: in 1964 was ze de allereerste gaste in Top of the Pops en in 1970 was ze de allereerste playbackende artieste in AVRO’s TopPop.

4. JONI MITCHELL (°1943). En zeggen dat het een lang verborgen gebleven gebeurtenis uit haar leven was, die deze Canadese singersongwriter stuwde tot hoge hoogten — en niet alleen door die verleidelijke hoge stem. In februari 1965 beviel Joni Mitchell van een dochter, maar omdat ze niet in staat was om voor het kind te zorgen, stond ze het af voor adoptie. Dat onvermogen om voor haar eigen kind te zorgen werd de inspiratiebron om songs te schrijven. En wat voor songs! Ze raakte bevriend met David Crosby en verliefd op Graham Nash, waarmee ze ging samenwonen in Laurel Canyon, een vruchtbare bodem voor allerlei creatieve lieden net buiten Los Angeles. Both sides now, uit 1966, was een vroege proeve van haar kunnen. In Big yellow taxi bezong ze als een van de eersten de milieuproblematiek. Blue (1971) is zonder meer een van de mooiste platen uit de muziekgeschiedenis, al stonden er geen hits op. Zelfs op haar eigenzinnige uitstapjes naar de jazzrock uit de tweede helft van de jaren 70 staan weinig miskleunen. Naarmate ze ouder werd, geraakte de muziek op de achtergrond en ging ze zich toeleggen op haar andere passies: fotografie, poëzie en schilderkunst. Mocht u willen weten hoe een engel klinkt, één adres: eender welke plaat van Joni Mitchell.

Morgen: 3-2-1.