Had u werkelijk gehoopt dat Bob Ross de top 3 zou halen? Ik zal maar bekennen: ik word poepnerveus van ’s mans ‘rustgevende’ tv-verschijningen, het tegenovergestelde van wat de bedoeling zou moeten zijn. Een kladschilder met een krullenbol, dat is hij. Neen, dan liever…

20. Marc Lambrechts

19. Frida Kahlo

18. Pieter Bruegel de Oude

17. Edvard Munch

16. Henri Matisse

15. Gustav Klimt

14. Alberto Giacometti

13. Richard Serra

12. Salvador Dalí

11. Pablo Picasso

10. Joan Miró

9. Piet Mondriaan

8. Wassily Kandinsky

7. Jackson Pollock

6. Edward Hopper

5. Vincent van Gogh

4. Paul Cézanne

3. CLAUDE MONET (1840-1926). De Franse meester uit Giverny, de onooglijke plek in Normandië waar hij een groot deel van zijn leven verbleef en zich liet inspireren door de prachtige natuur op zijn grote domein. Is vooral bekend van zijn impressionistische landschappen. Hij probeerde ‘het moment’ te vangen in zijn werk, wat verklaart waarom hij van sommige onderwerpen (zoals de kathedraal van Rouen) meerdere versies maakte op verschillende momenten van de dag, met andere dominante kleuren. Aanvankelijk werd hij neergesabeld door de kunstcritici; zoals u weet zijn dat wel vaker conservatieve knulletjes. Wat Monet en zijn tijd- en bijna naamgenoot Manet deden, week dan ook grondig af van de klassieke kunst die we tot dan toe kenden. (Als ik voor een Monet sta, ga ik op in het landschap en ben ik even verdwenen uit de realiteit.)

2. RENÉ MAGRITTE (1898-1967). Boegbeeld van het surrealisme in een surrealistisch land, België. Magritte tekent personages en objecten zodanig realistisch dat het wel foto’s lijken, een indruk die snel verdwijnt als je hun tegennatuurlijke omgeving aanschouwt: denk aan een regen van paraplu’s. De paraplu’s ogen levensecht, de situatie is dat niet. Ceci n’est pas une pipe. Magritte vond het zijn taak om de realiteit in een ander kader te plaatsen. In heel wat van zijn werken draait alles rond de metamorfose. (Als ik voor een Magritte sta, ben ik in de eerste plaats trots een landgenoot van hem te zijn en word ik in de tweede plaats compleet overdonderd door het absurde en tegelijk toch geloofwaardige van wat afgebeeld wordt. Faut le faire!)

1. MARK ROTHKO (1903-1970). In Rusland geboren bij het begin van de 20ste eeuw, in Amerika getogen en gestorven. Bij het begin van zijn carrière waren expressionisme en surrealisme niet ver weg, maar na de Tweede Wereldoorlog maakte hij een ommezwaai en werd hij een vooraanstaand vertegenwoordiger van de abstracte kunst. Op een egale ondergrond tekent hij twee of drie rechthoeken in verschillende kleuren. Sommige werken zijn zelfs monochroom. Dat maakte het voor mij aanvankelijk moeilijk om van Rothko te houden. Ik had toen nog een zeer sterk, en zwaar onterecht, “Is dat kunst? Dat kan ik ook!”-gevoel. Het deed me niets. Tot ik een retrospectieve van zijn werk zag en mij gewillig liet onderdompelen. De kracht die uitstraalt van elk individueel werk is, wat mij betreft, ongezien. Je kunt niet naar zijn schilderijen kijken zonder emotioneel getoucheerd te worden. De Rothko Chapel in Houston, Texas, staat nog op het reisverlanglijstje. Gelukkig is Tate Modern in Londen, waar zijn Seagram Murals hangen, negen doeken in totaal, bereikbaarder. Rothko is iemand die je met mate moet genieten, anders wordt de emotie te sterk. (Als ik voor een Rothko sta, botsen de emoties in mijn hoofd en laat ik me bedwelmen. Dat is waartoe Grote Kunst in staat is. En Mark Rothko is een uitzonderlijk grote kunstenaar.)