Rustige zomer, dacht hij. Veel te weinig werk, dacht hij. Waarom niet een aantal persoonlijke lijstjes opstellen, dacht hij. Fun, voor mezelf, en hopelijk ook voor de sociale media-volgers, dacht hij.

Een shitload aan opzoekwerk, stelt hij nu vast. Veel te veel tijd in gestoken, stelt hij nu vast. Maar, ach, de fun blijft wel, hopelijk ook aan die kant van het plexiglas, hoopt hij.

Noot vooraf: ik heb me beperkt tot pop, rock en soul. Zoek dus niet naar briljante platen als Kind of blue van Miles Davis of A love supreme van John Coltrane. Da’s misschien voor later, als ik weer te veel tijd denk te hebben.

Overigens was het sowieso al een hopeloze opgave om mij tot twintig te beperken. Een Top 197, 424 of 718 had mij veel meer voldoening bezorgd (en werk, inderdaad). En terwijl er die beperking van twintig is, heb ik er drie platen van Van Morrison in gezet (néh!) en twee van Bob Dylan en Stevie Wonder. Jammer voor, bijvoorbeeld, Cosmo’s factory van Creedence Clearwater Revival. And many others.

20. The Blue Nile — A walk across the rooftops (1984). Debuutplaat van The Blue Nile, een driekoppig Schots gezelschap dat in de studio werd aangevuld met een ingehuurde drummer. Aan de basis van de band liggen jeugdvrienden Paul Buchanan en Robert Bell, die samen studeerden aan de universiteit van Glasgow: Buchanan literatuur en middeleeuwse geschiedenis, Bell wiskunde. Niet de doorsnee outcasts die in de rock belanden, dus. Buchanans literaire interesse zorgt er mee voor dat zijn teksten diepzinnig klinken. In 1981 hadden ze al een single gemaakt, het vergeten I love this life, tussen 1982 en 1984 knutselden ze, wonend in een krap appartement in de dump die Glasgow toen nog was, A walk across the rooftops in elkaar. Verstilde, complexe songs, niet iets voor een vlotte luisterbeurt, wel afgewisseld met een paar songs die een zweem disco bevatten. The Blue Nile slorpt je aandacht op. Maar ze gunnen je de tijd, want nadien volgden nog slechts drie platen: Hats (1990), Peace at last (1996) en High (2004). Daarna bleef het stil. Volgens de geruchtenmolen is de band gesplit, al werd dat nooit bevestigd.

Luister vooral naar: de titelsong, Tinseltown in the rain (het had een Steely Dan-song kunnen zijn) en Easter parade.

19. Van Morrison — Astral weeks (1968). Tweede soloplaat van Van Morrison na zijn avontuur met Them. In zijn ogen zelfs z’n eerste volwaardige worp, want de productie van Blowin’ your mind vond hij maar niets. Onwaarschijnlijk maar waar: Morrison was op het moment van de opnames amper drieëntwintig jaar oud. Toch klinkt Astral weeks als iets wat een gelouterd artiest heeft gemaakt. Weg is de rhythm & blues van Gloria en Baby please don’t go, weg is de complexloze, huppelende vrolijkheid van Brown eyed girl. Van the Man brengt de genres folk, blues en jazz samen, dan weet je dat je niet alleen iets nieuws krijgt, maar vooral dat je er niet op moet rekenen dat je onwaarschijnlijk veel exemplaren zult verkopen. De eerste reacties waren dan ook op z’n best afwachtend. In de loop van de jaren kreeg Astral weeks echter een cultstatus en Rolling Stone zette het in haar in 2003 samengestelde en zes jaar later geüpdatete 500 Greatest Albums of All Time op nummer 19. Tiens, net als hier.

Luister vooral naar: Cyprus Avenue, Madame George en Ballerina.

18. Bob Dylan — Highway 61 revisited (1965). U mag mij gerust ‘Judas’ noemen, zoals ze Bawb zelf toeschreeuwden toen hij voor het eerst een elektrische gitaar omgordde op een podium. En dan nam hij ook nog een lp op met drums en elektrische gitaren, stel je voor, terwijl hij vijf platen lang de messias van de akoestische hippies was geweest. ‘Angry young man’ werd Dylan in deze periode genoemd. Zou er iemand hem gevraagd hebben how does it feel, zoals hij zelf zong in de openingstrack Like a rolling stone, ooit verkozen tot beste single ooit? Dat de bard scherpe, maatschappijkritische teksten pleegde te schrijven, wisten we op dat moment al een tijdje: de elektrische entourage gaf er nog een extra scherp randje aan. In het ruim elf minuten durende Desolation row is de poëet Bob Dylan op zijn best. In Rolling Stones lijst staat deze op 4.

Luister vooral naar: Like a rolling stone, Ballad of a thin man en Desolation row.

17. The Clash — London calling (1979). De plaat die de perfecte brug vormt tussen de vroege punk meets reggae-periode en de rijkere inspiratie van de volgende platen. Het begint met London calling, tegelijk een anthem en een boze reactie op het Londen van die tijd. De Beatles krijgen ervan langs (‘Phony Beatlemania has bitten the dust’) en ondanks het semi-militaristische ritme word je niet vrolijker van zinnen als ‘The ice age is coming, the sun’s zooming in / Meltdown expected, the wheat is growing thin’. Londen verdrinkt, maar, zingt Joe Strummer met de nodige zelfkritiek, ‘I live by the river’. Dat militante randje verdwijnt nooit helemaal op London calling. Op de hoes herken je dezelfde belettering en kleuren die Elvis ooit gebruikt had voor zijn titelloze debuut, maar in plaats van de enthousiast zingende jonge en nog onbezoedelde Presley zie je Paul Simonon die zijn basgitaar aan flarden slaat. Achteraf had ie daar overigens spijt van. Bij Rolling Stone prijkt London calling op 8.

Luister vooral naar: de titelsong, Jimmy Jazz en Spanish bombs.

16. The Jimi Hendrix Experience — Are you experienced? (1967). Ligt wat mij betreft in balans met Electric Ladyland, die amper een jaar later verscheen. Als u de kans heeft, ga dan voor de Amerikaanse persing, waar ook de singles Hey Joe, The wind cries Mary en Purple haze op terug te vinden zijn, al werden die uiteraard als bonustracks meegenomen op de cd’s die later verschenen zijn. Dit driekoppige gezelschap maakt goedklinkende herrie voor zes of desnoods zestien, de frontman vindt ter plekke gitaarvirtuositeit opnieuw uit. Nieuwe akkoorden, gebruik van feedback, gedurfde opnametechnieken, songs die afwijken van het klassieke strofe-refrein-strofe-refrein-ritme: vernieuwend is het minste wat je hierover kunt zeggen. Hun optreden op het Monterey Pop Festival in de zomer van ’67 gaf het trio een opstoot van jewelste. Maar u weet hoe het afgelopen is: eerst ging Jimi solo, dan ging Jimi dood. Zonde. (Op 15 bij Rolling Stone, overigens.)

Luister vooral naar: Foxey lady, Purple haze en The wind cries Mary.

15. The Triffids — Born Sandy devotional (1986). Een plaat die de naam kreeg van een track die uiteindelijk niet goed genoeg werd bevonden om tussen de tien pareltjes opgenomen te worden. Maar het klinkt uiteraard wel intrigerend, zoals zowat alles van deze Australische band. Alle songs zijn geschreven door de lichtjes geniale en helaas veel te jong gestorven David McComb. Beter dan de ook al veel te jong gestorven Humo-redacteur Marc Mijlemans, (mm), kan ik het niet verwoorden. “Als een trouwe hond vergezellen The Triffids mij op mijn schaarse reisjes en als de avond valt, zet ik de achterdeur open, hou mijn in een fles gereïncarneerde huisvriend Jim Bean in de buurt en dan zingen ze voor mij de tien prachtige liedjes die ze kennen. En dan nog ‘s. En dan nog ‘s. Elke dag. Anderhalve maand lang. Ik ken ze nu even goed als de kamers van het huis waarin ik woon. En ze zullen me nooit gaan vervelen.”

Luister vooral naar: Wide open road, Life of crime en Stolen property.

14. John Cale — Music for a new society (1982). Typisch Cale: dan had hij een beetje commerciële bijval met de lp Honi soit (waarop de aanstekelijke single Dead or alive staat) en wilde hij weer moeilijk gaan doen. Weg was de begeleidingsband, hij ging solo touren (wat hij héél lang heeft gedaan, helaas vaak met bijna exact dezelfde setlist als het jaar voordien) en maakte een naakte plaat, die zwart en deprimerend klonk. Alleen te beluisteren als u zelf niet in een gitzwarte bui bent. “Die plaat was afzien”, getuigde Cale erover in Melody Maker. “Krankzinnig. Ondraaglijk. Ik heb mezelf laten gaan, het werd een soort van therapie, persoonlijk exorcisme. En de liedjes gaan meestal over spijt en misplaatst vertrouwen.” Laat u dus niet misleiden door de vrolijke doedelzakken aan het eind van Thoughtless kind, de sardonische lach eroverheen zegt alles. Close watch was jarenlang het slotakkoord bij live-concerten van John Cale, tot hij Hallelujah van Leonard Cohen had ontdekt. De critici waren positief, de platenkopers keken in andere bakken: Music for a new society was een commerciële flop.

Luister vooral naar: Thoughtless kind, Close watch en Chinese envoy.

13. Van Morrison — Common one (1980). Twaalfde plaat van Van Morrison en na een aantal voor zijn doen toegankelijke lp’s, koos hij opnieuw voor ‘iets moeilijks’. Critici boorden Common one de grond in. En dan te zeggen dat meneer Morrison in een van zijn zeldzame interviews zei dat de oorspronkelijke bedoeling was om een nóg esoterischere plaat te maken dan het resultaat dat nu voorlag. De briljante saxofonist Pee Wee Ellis verlaat even de platgetreden paden die hij bij James Brown bewandelde en kiest, samen met trompettist Mark Isham, voor een sobere inkleuring van de soms naakte arrangementen. Om alle verwijzingen naar schilders en poëten door te hebben, moet je net een catalogus van álle Britse kunstenaars uit het hoofd hebben geleerd, maar dat maakt verder niet. Ga op in dat unieke universum, met twee songs die meer dan een kwartier duren. When heart is over is eerder een newage-achtige mijmering dan een lied en toch… het is bezwerend en verslavend om ernaar te luisteren. (Vind ik, niet die critici met hun slechte oren.)

Luister vooral naar: Haunts of ancient peace, Summertime in England en Satisfied.

12. Aretha Franklin — I never loved a man the way I love you (1967). Franklin was al een grote naam en toch is dit pas haar eerste plaat op het Atlantic-label van de broers Ertegün. Er staat stevige soul op deze plaat, naast gevoelige ballads. Voor het eerst valt ook de songschrijfster op die ze echt ook wel was. Een ‘natuurkracht’ noemde Q Aretha Franklin en zo is het maar net: een goedaardige wervelwind, die je even meevoert op de golven van briljante popmuziek. ‘R-E-S-P-E-C-T, find out what it means to me’. Rolling Stone had minder R-E-S-P-E-C-T voor de ‘Queen of Soul’, want I never loved a man… staat daar pas op 84 in de allertijdenlijst. Hún probleem.

Luister vooral naar: Respect, de titelsong en Do right woman, do right man.

11. Antony and the Johnsons — I am a bird now (2005). Een persoonlijke anekdote: toen ik deze cd voor het eerst oplegde, kwam mijn vrouw na het uitsterven van de laatste tonen naast mij in de zetel zitten en keken we elkaar woordenloos aan, maar we wisten perfect wat we zouden gezegd hebben, mochten we die gewijde stilte hebben willen doorbreken: “Wat was dat?” Zo mooi, zo sereen, die androgyne figuur die we voordien niet kenden — ik had Antony Hegarty (tegenwoordig: Anohni) al horen zingen tijdens een live-concert van zijn New Yorkse maatje Lou Reed — die het woord ‘gevoelig’ een nieuwe dimensie gaf. Moge deze plaat bij beluistering hetzelfde effect op u hebben.

Luister vooral naar: Hope there’s someone, You are my sister en Bird gehrl.

Morgen: 10 tot en met 4.