Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Eels (Openluchttheater, Deurne)

Muziek Posted on ma, juli 21, 2014 13:29:09

Noodoproep: blogger zoekt gepast adjectief om
het concert van Eels samen te vatten.

***

Zeventien lange jaren was het geleden dat ik
Eels voor het eerst en het laatst live had gezien. Het was 28 april 1997 en de
band, die toen nog meer was dan een eenmansproject van Mark Oliver ‘E’ Everett,
plukte rijkelijk uit de enige cd die op dat moment van hen in de platenwinkel
lag: Beautiful Freak. Daarna bleef ik
Eels wel volgen (op Urbanus-toon: “Ik ‘eb al ‘un plate!”), maar het
kwam er nooit van om terug naar een concert te gaan. Datum paste niet, geen
zin, met vakantie of, wat helaas het vaakst voorkwam, op enkele minuten tijd helemaal
uitverkocht en te laat.

Zeventien jaar na die interessante, maar niet
overweldigende passage in de Vooruit – ik heb het opgezocht: de groep kwam wel
vijf keer terug voor een bisnummer – bracht de toer van E en zijn vierkoppige
gezelschap hem niet alleen naar Werchter, maar ook naar het wonderbaarlijkste
concertpodium van dit land: het Openluchttheater in het Rivierenhof in Deurne.

Als een opgewonden tiener had ik plaatsgenomen
voor de computer om op het aangekondigde uur te proberen tickets te bestellen.
Inloggen, wachten, refresh, wachten, refresh, vloeken, opnieuw inloggen, ad
infinitum (dat wil zeggen: een minuut of vijf), tot de mededeling ‘Uitverkocht’
op het scherm verscheen. En dan, wanneer ik dat niet meer verwachtte, het
prachtige nieuws: “Uw tickets zullen u via mail worden toegestuurd”. Yeah!

Eels is niet meer die beloftevolle indie-band van weleer,
die met enige moeite de Vooruit deed vollopen. Gelukkig is het ook geen Lotto
Arena- of, godbetert, Sportpaleis-megagroep geworden. En dus stond Eels op
zes optredens van het einde van een wereldtournee ter ondersteuning van The Cautionary Tales of Mark Oliver Everett
op een plek waar tweeduizend bevoorrechte getuigen een groep in absolute
topvorm konden zien.

Na tien studio-cd’s en nog een paar
live-registraties van concerten bleef van Beautiful
Freak
enkel My Beloved Monster
over op de vaste setlist, die overigens avond na avond wordt gereproduceerd, met hier en
daar een ander accent. Deze groep is beter ingespeeld dan het Duitse nationale
voetbalelftal op de wereldbeker, maar dat gaat niet ten koste van speelplezier
en E verstaat de kunst om het allemaal spontaan te doen klinken, zodat je denkt
dat hij die set die avond zelf speciaal voor jou heeft samengesteld.

Instrumentale opener Where I’m At zette de toon, gevolgd door een verrassende cover: When You Wish Upon a Star, een nummer
dat in 1940 voor het eerst te horen was in Pinocchio,
een tekenfilm uit de Disneystudio’s. “When you wish upon a star / Makes no
difference who you are / Anything your heart desires will come to you”.
Uit de mond van E, niet echt een vrolijke Frans van bij de geboorte, die dan
ook nog eens meer downs dan ups meemaakte in zijn leven, klonk dat
enigszins wrang. Te optimistisch en vrolijk, maar het typeerde wel perfect de
contrasten die het concert zou bieden.

Do
you wanna rock
?”, vroeg de Virginian bij zijn eerste interactie met
het publiek. “Yeah!”, was
het voorspelbare antwoord. “Da’s dan jammer, want het wordt niet eens soft rock vanavond. Eerder uneasy listening.” Uneasy sloeg dan vooral op de vaak cynische, in volstrekte hopeloosheid gedrenkte teksten en
de dromerige orkestraties, maar bloedmooi paste veel beter als omschrijving van de daaropvolgende
listening-ervaring van de aanwezigen.

Zes nummers van de recentste cd hadden de
reguliere setlist gehaald: ze misstonden niet tussen de pareltjes die E
opdiepte uit zijn repertoire, al bleven publiekslievelingen opvallend achterwege. Dit was geen Greatest Hits-concert, als je in het geval van Eels over ‘hits’ mag spreken tenminste. De cd Daisies
of the Galaxy
, nummer drie uit de Eels-catalogus, was het best
vertegenwoordigd met vijf stuks. Weten we meteen ook weer wat zijn eigen
lievelingsplaat is.

“She locked herself in the bathroom again
/ So I am pissing in the yard”, zong E in de openingszinnen van A Line in the Dirt, in feite een
schrijnend nummer over relationele problemen, maar alleen het visualiseren van
die eerste twee zinnen deed menigeen glimlachen. Zó treffend verwoord wat
buitensluiten betekent in een relatie die op sterven na dood is. De pijn van
het zijn en van het weldra weer alléén zijn. Niemand kan dat accurater in een beklijvende song vertalen als E.

How
wonderful that a loser like me can play in such a fine place for such a nice
audience
“, zei hij ergens halverwege de set. Om kort daarna zijn
begeleiders op te roepen om toch maar even de ernst opzij te schuiven en fun te maken. De staande bas van ‘Honest
Al’ gaf Fresh Feeling een funky
fundament, waarop de rest van de groep gretig aan het bouwen sloeg. Het werd zo
aanstekelijk dat het begrip ‘stoeldansen’ een nieuwe dimensie kreeg op een
bewolkte, maar zo goed als regenvrije zomeravond. Na een grappige introductie
van de bandleden volgde daarna een uiterst amusant I Like Birds.

De gewone set eindigde met drie nummers van The Cautionary Tales of…, waaronder
het dank zij Radio 1 bekend in de oren klinkende Mistakes of My Youth. E groette het publiek, knuffelde zijn
bandleden en deed hetzelfde met de toeschouwers op de eerste rijen, waarna heel
wat anderen een spurtje inzetten vanaf de tribune om de bebrilde baardmens even
te kunnen aanraken, als ware hij een of andere goddelijke verschijning. E liet
het zich welgevallen, sprong terug op het podium en riep: “Nu we hier toch
staan, kunnen we net zo goed nog iets spelen”. I Like the Way This Is Going, Blinking
Lights (For Me)
en Last Stop: This
Town
vormden het eerste bistrio. Ingetogen, loepzuiver gespeeld, intens.

Waarna de band nog één keer terugkeerde voor opnieuw
drie bissen. De samenzang in That Look
You Gave That Guy
zorgde voor kippenvel. En dan waagde E zich aan een
solo-versie van Can’t Help Falling In
Love
van Elvis Presley. E by E,
als het ware. E deed met dit nummer wat John Cale dertig jaar geleden met Heartbreak Hotel had gedaan: hij eigende
het zich toe, alsof hij het zelf had geschreven. Een andere cover, Turn On Your Radio van Harry Nilsson,
gooide een laatste warme deken over het dankbare publiek, waarna een staande
ovatie volgde die ruim een half uur zou duren. Terwijl de roadies en de
geluidsmensen instrumenten en apparatuur inpakten, bleef de massa joelen om
meer. Eels kwam niet meer terug, maar dat hoefde ook niet. Opperste schoonheid
mag je niet eindeloos blijven rekken.

***

Nu dat gepaste adjectief nog vinden. Was het
een goed concert? Neen, ‘goed’ is een understatement van jewelste in dit geval.
Zelfs ‘zeer goed’ kan nauwelijks omvatten wat het publiek in Deurne meemaakte
gisteravond. ‘Uitstekend’ klinkt dan weer als een beoordeling op een rapport
van een middelbare scholier. Totaal ongeschikt!

‘Prachtig’? Ja, uiteraard was het ‘prachtig’,
maar dat volstaat niet. Net zomin als ‘excellent’, ‘succulent’, ‘geweldig’,
‘fantastisch’ en ‘uniek’. ‘Subliem’ komt in de buurt van wat ik wil zeggen, net
als ‘briljant’.

Ach, geen adjectief dan maar. Heeft Eels mijn
leven in één avond veranderd? Neen, daarvoor ben ik al te oud en vooral te nuchter.
Op anderhalf uur tijd heeft het gezelschap rond E mij wel één van de
allermooiste muzikale avonden van mijn leven bezorgd en daar kan ik alleen maar ontzettend dankbaar om zijn.

Mr. E,
how wonderful that a loser like me could be part of such a nice audience in
such a fine place to listen to a concert by such a marvellous band
!



Onderschatte Platen (3): Tunnel of Love / Bruce Springsteen

Muziek Posted on za, juli 19, 2014 12:13:36

Welkom
in deze zomerrubriek, waarin ik elke week in mijn collectie elpees duik
(“I love the smell of vinyl in the morning!”) en er een exemplaar
opduik dat in mijn ogen ten onrechte onderschat of negatief gerecenseerd werd.
In deel 3:
Tunnel of Love van
Bruce Springsteen uit 1987.

Op
de hoes kijkt de zanger ons nogal mistroostig aan. Keurig in zwart kostuum met
veterdas, leunend op een stijlvolle wagen, genre Cadillac of Mustang. Op de
achterzijde heeft hij de kostuumvest afgesmeten en zijn op zijn mondhoeken de
contouren van een glimlach ontstaan. Ondanks de Tunnel of Love is er hoop, denk je dan.

Na het geweldige
succes van Born in the U.S.A. (1984), dat de
ene na de andere succesvolle single had opgeleverd, de gelijknamige compleet
uitverkochte wereldtournee en de vijfdubbele Live 1975/85 (met verpletterende live-uitvoeringen van zijn
klassiekers) was de dan 38-jarige zanger toe aan familiale rust. Helemaal leeggespeeld, ongeïnspireerd, doodmoe.

Kort daarna
spatte dan ook nog eens zijn huwelijk met actrice Julianne Phillips uiteen. Op die persoonlijke
puinhoop ontstond Tunnel of Love,
waarop de zanger heel diep graaft in zijn eigen leven. Dit keer nauwelijks
verhalen over onbestaande figuren die op treffende wijze met enkele
pennentrekken worden geportretteerd. Dit gaat over hem en zijn eigen diepste
zielenroerselen. Over de pijn van het zijn. Over een stukgelopen relatie
waarvoor hij zelf schuld bekent. Over de grote leegte in een leven dat tot dan
toe flink gevuld was.

Openingsnummer Ain’t Got You begint a-cappella, waarna
Springsteen de snaren van zijn akoestische gitaar aanslaat. Hij roept meer dan
hij zingt. Deze man is kwaad, in de eerste plaats op zichzelf. “I been
around the world and all across the seven seas / Been paid a king’s ransom for
doin’ what comes naturally / But I’m still the biggest fool honey this world
ever knew / ‘Cause the only thing I ain’t got baby I ain’t got you”.

Tougher Than the Rest is één van de bekendere nummers van de elpee. Een
slepend ritme, spaarzaam georkestreerd, mààr: met de geweldige Max Weinberg op
drums, de metronoom van de E-Street Band. Springsteen bluft tegen het mooie
meisje in de blauwe jurk op de dansvloer dat hij stoerder is dan al die andere
kerels.

In All That Heaven Will Allow weerklinkt de
dromerige Springsteen, de toon is gemoedelijker dan op de rest van de elpee. Mooi nummer, zonder meer. Hoog
tijd dan om het tempo op te drijven. Dat gebeurt in Spare Parts, aangedreven door een mondharmonica en met een alweer
boos klinkende zanger die zich schreeuwend doorheen een rockabilly-achtig nummer
wroet, ondersteund door de helft van de E-Street Band. Dit klinkt vertrouwd,
als een outtake van The River of Born in the U.S.A..

Cautious Man is een song die voor één keer niet over hemzelf gaat, maar
over ene Bill Horton, een fictief personage. Dit had op Nebraska kunnen staan, die elpee vol verstilde nummers die hij na
het gigantische succes van The River
nodig had om terug met de voeten op de begane grond te kunnen belanden. Deze Springsteen is weer helemaal bij de les: bloedstollend. Het
daaropvolgende Walk Like a Man is in
het licht van het voorgaande een overbodige track.

Kant twee opent met
het titelnummer, Tunnel of Love. Hier
wordt achtergrondzangeres Patti Scialfa geïntroduceerd, de rosse vlam die op de
daaropvolgende Tunnel of Love-tournee
zijn lief zou worden en dat zesentwintig jaar later nog altijd is. Het beeld
van de tunnel is beklemmend: deze man ziet even het licht niet meer, alleen
duisternis. “You’ve got to learn to live with what you can’t rise above if
you want to ride on down in through this tunnel of love”, klinkt het in de slotzin.

In Two Faces spuwt hij zichzelf uit.
“Two faces have I / One that laughs one that cries / One says hello one
says goodbye / One does things I don’t understand / Makes me feel like half a
man”. Zelfbeklag dat verpakt wordt in een verwaarloosbare song, als u het
mij vraagt.

Brilliant Disguise is één van de singles op Tunnel of Love: opnieuw dat zelfbeklag (“Is that you baby / Or
just a brilliant disguise”), zelfkritiek ook (“Is that me baby / Or
just a brilliant disguise”), in midtempo mijmerend over een kapot
huwelijk, maar al bij al een hele gewone noot in dat imposante œuvre van hem.

Veel beter klinkt One Step Up, waarin hij naar zijn doen
vrij hoog zingt, enkel begeleid door gitaar, synthesizer en… Patti Scialfa.
“One step up and two steps back” slaat op avontuurtjes met andere
vrouwen, maar ’s ochtends is het bed leeg en koud en komt de onvermijdelijke kater.

Op When You’re Alone, opnieuw dat
zelfbeklag!, komt ook Clarence Clemons meezingen in het achtergrondkoortje. Dit nummer deint een eindje weg op die ene mantra-achtige titel. Afronden doet Springsteen solo, in het beklemmende Valentine’s Day, over een man die zichzelf wijsmaakt dat het goed
met hem gaat en dat het uiteindelijk wel goed komt met de liefde, ja, zelfs met
dat ene lief dat het net heeft uitgemaakt.

Tunnel of Love heeft meer dan een kwarteeuw werkloos in mijn
platenkast gestaan en dat vind ik nu ten onrechte. Dit is verre van
Springsteens beste, akkoord, maar het is ook geen complete sof. Het is ook het
einde van een tijdperk, want op de eerstvolgende worp was het bijna vijf jaar
wachten. Het tweeluik Human TouchLucky Town klonk dan nog allesbehalve
overtuigend. Het duurde tot Unplugged
uit 1993, waarin Springsteen binnen de bekende format van MTV vals speelde door
toch elektrische instrumenten te gebruiken, en The Ghost of Tom Joad (zeg maar: Nebraska Part Two) alvorens hij zowel door de rockjournalisten als
door het grote publiek opnieuw omarmd werd. En sinds The Rising uit 2002, waarin hij 9/11 herdacht, zijn Bruce
Springsteen and the E-Street Band ononderbroken aan het touren, opnemen en –
vooral – plezier maken. Op 23 september wordt The Boss 65, maar tijd voor een
pensioenplan is er nog lang niet.

Drie overbodige tracks,
negen goede tot zeer goede songs: die Tunnel
of Love
valt veel beter mee dan ik zelf destijds inschatte.



For me, formidable

Muziek Posted on do, juli 17, 2014 16:39:03

“De reis is belangrijker dan de
bestemming” heeft één of andere wijsneus ooit bedacht. Hij of zij dwaalt.
Vorige week donderdag heb ik samengeteld elf uur op de trein gezeten van en
naar Avignon en dan nog eens twee keer veertig minuten in de wagen, en dat
alles voor op de kop één uur acht minuten en zeventien seconden interview met
Charles Aznavour, en dan nog samen met andere vertegenwoordigers van de Vlaamse
amusementspers (waartoe ik me af en toe durf rekenen).

Toen de opdracht tot bij mij waaide, dacht ik
eerst ‘Huh?’, dan ‘Ik? Aznavour?’ en vervolgens ‘Wat schuift dat?’, want zo
opportunistisch word je snel in het eenzame bestaan van zelfstandig journalist. Ik had voordien weinig
met de Franse zanger, moet ik toegeven. Dat komt omdat ik de zanger-acteur pas
in de jaren zeventig leerde kennen via de radio, een moment waarop hij het
Frans even had ingeruild voor Engelstalige nummers met een aandoenlijk accent. Yesterday when I was young, She en The old fashioned way, dat soort dingen.

Tijdens de voorbereiding ging ik de man die op
22 mei negentig was geworden echter steeds meer appreciëren. Geboren in Parijs,
zoon van een arm Armeens artiestenkoppel dat de ambitie had om naar de
Verenigde Staten door te reizen maar door de komst van een blèrende jongen in
de Franse hoofdstad bleef hangen, op zijn negende voor het eerst op een podium,
in de jaren veertig ontdekt door Edith Piaf en een tijdje meegelopen in haar
entourage, om uiteindelijk pas eind 1960, op zijn zesendertigste, door te
breken voor het grote publiek, in casu een dolenthousiaste volle zaal van
L’Alhambra na het zingen van Je m’voyais
déjà
, met de achteraf bekeken toepasselijke frasen “Je m’voyais déjà en
haut de l’affiche / En dix fois plus gros que n’importe qui mon nom s’étalait /
Je m’voyais déjà adulé et riche / Signant mes photos aux admirateurs qui se
bousculaient”.

Ik zocht en vond op YouTube oude zwartwit-fragmenten
van een vijftig jaar jongere zanger, die theatraal en prachtig articulerend de
ene na de andere klassieker op scène bracht: La Mamma, For me, formidable,
Que c’est triste Venise, La bohème. In dat laatste nummer schept
hij met een zakdoek en de wijsvinger van zijn rechterhand de wereld van een
schilder. Poëtisch, schilderrijk, pakkend.

En ik dacht: waarom heb ik Aznavour niet
eerder ontdekt? Een man die veel meer was dan een zanger. Met Comme ils disent uit 1972 heeft hij, de
hetero met zijn drie huwelijken en zijn zes kinderen, meer betekend voor de
homobeweging in Frankrijk dan wie dan ook. Eerlijk gezegd, ik kende het nummer niet.
Nu schaam ik me daarvoor, want dit is één van de belangrijkste chansons uit de
geschiedenis. Als je het in zijn tijdskader plaatst was het ook
onwaarschijnlijk gedurfd: het had een carrièrebreker kunnen zijn.

***

Wat wel belangrijk was aan de reis naar
Mouriès, het provençaalse dorp waar Aznavour resideert als hij niet in het
Zwitserse Saint-Sulpide verblijft, was het gezelschap. Fijne collega’s uit de
schrijvende pers, maar bovenal die ene kenner van het Franse chanson: Bart Van
Loo. Intussen bekend van televisie, theater en boeken. Iemand met een ongebreidelde
passie voor alles wat Frans is. Als ik al geen goesting zou gehad hebben om
Aznavour te ontmoeten, zou Van Loo me die ongetwijfeld bezorgd hebben.

Onderweg naar het riante landhuis van de
zanger maakten we even halt aan Le Bistro du Paradou, zijn favoriete lunchplek.
Een klein oud mannetje met een vaalgrijs gelaat kwam buitengewaggeld. Even
vreesde ik dat hij niet meer in staat zou zijn tot een ernstig interview, maar
eens in zijn vertrouwde omgeving bleek hoe kwiek en levendig deze levende
legende nog altijd is. Een kwinkslag, een verzoek aan zijn dienstbode om zijn
Belgische gasten een Belgisch bier voor te schotelen (Affligem!) en dan twee
sessies interview.

Hij is hardhorig en naar eigen zeggen soms een beetje
vergeetachtig, maar praatte honderduit, gloedvol,
met veel zin voor humor, als de laatste getuige van een métier dat met
uitsterven bedreigd is. Met de nieuwe lichting artiesten heeft hij weinig,
behalve met Stromae. De pretlichtjes in zijn ogen verrieden zijn bewondering
voor de jonge ster.

Was Bart Van Loo het jongetje dat in een
snoepwinkel wordt losgelaten en in elke rayon even wil kijken wat er te vinden
is, dan gedroeg ik me meer als de jongen die op zoek was naar enkele specifieke
snoepjes. Dat gaf het interview een mooie dynamiek. Het resultaat moet u
binnenkort maar lezen, in Het Laatste
Nieuws
en in Knack.

Doodmoe maar een hele mooie ervaring rijker
kroop ik een eind na middernacht in bed. Op zulke momenten voelt het bestaan
van journalist aan als een privilège. Dan is het for me, formidable, jawel. Misschien moet ik toch maar ingaan op die invitatie om zijn wellicht laatste concert op Belgische bodem, 22 november in de Lotto Arena, bij te wonen.

***

Dat DJ Jos er niet aan gedacht heeft om
gisterochtend La bohème aan 104 decibel
door zijn geluidsinstallatie van 14.000 Watt te draaien. Gemiste kans!



Onderschatte Platen (2): Saved / Bob Dylan

Muziek Posted on za, juli 12, 2014 12:00:37

Welkom
in deze zomerrubriek, waarin ik elke week in mijn collectie elpees duik
(“I love the smell of vinyl in the morning!”) en er een exemplaar
opduik dat in mijn ogen ten onrechte onderschat of negatief gerecenseerd werd.
In deel 2:
Saved van Bob Dylan
uit 1980.

Ik heb niets met God
en heb zo het vermoeden dat Hij/Zij ook niets met mij zou hebben mocht Hij/Zij
bestaan. Dat neemt niet weg dat ik respecteer dat u gelooft, zolang u mij maar
niet probeert te overtuigen dat er zoiets boven ons hangt als een opperwezen.
Toch kan ik intens genieten van artiesten die hun liefde voor de Heer belijden.
In de muziek denk ik dan aan Stevie Wonder in de jaren zeventig, Van Morrison
in de jaren tachtig of Bob Dylan bij de overgang van de jaren zeventig naar de jaren tachtig.

De seventies hadden de Dylanfans verblijd
met prachtplaten als Blood on the Tracks,
Desire en Street Legal, maar privé was het leven van Bawb een zootje. Hij
vervreemdde van vrouw en kinderen, moest blijven touren om zijn dure scheiding
te betalen, zat ook muzikaal in een dipje en wist met zichzelf geen blijf. Van
januari tot april 1979 ging hij dan maar bijbellessen volgen aan de Vineyard School of
Discipleship in Reseda, California.

Dylan, die door zijn
trouwe fans aanbeden werd als ware hij zelf een niet-bijbelse profeet, wou
Christus in zijn leven en werd zo een born
again Christian
. Een jaar of vijf zou zijn diepgelovigheid duren, muzikaal
liet hij zich slechts drie elpees lang beïnvloeden.

Die eerste religieuze
worp, Slow Train Coming, werd nog
goed onthaald door critici en fans. Er stonden niet alleen songs over het
geloof op (Gotta Serve Somebody),
maar ook liefdesliedjes (Precious Angel,
I Believe In You en Do Right to Me Baby (Do Unto Others)) en
zelfs een vrolijk, bijzonder aanstekelijk reggae-achtig nummer, Man Gave Names to All the Animals.

De trilogie werd in
1981 afgerond met Shot of Love,
waarop memorabele songs als Lenny Bruce
Is Dead
en Every Grain of Sand
staan, de single Heart of Mine en de
geloofsbelijdenis van Shot of Love,
het titelnummer, en Property of Jesus. Goeie elpee die toch door een aantal vooraanstaande rockcritici, o.m. in Rolling Stone, werd neergesabeld.

Tussenin was er Saved. Het jaar was 1980, de Koude
Oorlog woedde volop, de wereld was er niet al te best aan toe en dat zou nog
bijna een volledig decennium duren. Op de hoes een hand met een uitgestoken
wijsvinger die uit de hemel neerdaalt en op zoek gaat naar vijf wanhopig
grijpende handen. ‘Saved’ en ‘Bob Dylan’ staan er in sobere rode letters op.

In de achtkoppige
begeleidingsband grote namen als Jim Keltner (drums) en Spooner Oldham
(keyboards). Op de binnenkaft een spreuk uit hoofdstuk 31 van het bijbelboek
van de profeet Jeremia. “Behold, the days come, saith the Lord, that I
will make a new covenant with the house of Israel, and with the house of
Judah”. Producers waren Jerry Wexler en Barry Beckett. Over Wexler, een
grote naam in de rock- en rhythm and
blues
-wereld, doet een grappige anecdote de ronde. Toen Dylan tijdens het
opnameproces ook Wexler wilde bekeren, reageerde die droog: “Bob, ik ben
een 62-jarige joodse atheïst, ik ben hopeloos. Laten we gewoon een plaat
maken!” Hallef**kinglujah!

Opener A Satisfied Mind is een compositie van
Red Hayes en Jack Rhodes die in 1955 een grote hit was voor Porter Wagoner in
de Verenigde Staten. In de versie van Dylan wordt de countryklassieker een
aanzet tot gospel. Meer ook niet, want de spannende opbouw leidt niet tot een
apotheose. Hoewel niet door hem geschreven, geeft de tekst wel goed aan hoe
Dylan zich op dat moment moet gevoeld hebben. “Once I was waiting in
fortune and fame / Everything that I dreamed for to get a start in life’s game
/ But suddenly it happened, I lost every dime / But I’m richer by far with a
satisfied mind”. Zijn scheiding heeft hem bijna zijn hele fortuin gekost,
maar hij is tevreden dat hij God heeft gevonden, zo interpreteer ik het.

Het titelnummer is een
vier minuten durende ode aan de Heer. “I was blinded by the devil / Born
already ruined / Stone-cold dead”. “I wanna thank you, Lord”,
klinkt er als een mantra doorheen. Ach, gun deze man toch zijn blijdschap. Ons
levert het een nummer op dat bij momenten swingt als een tiet.

Covenant Woman is een atypisch liefdeslied, waarin Dylan Die van
hierboven dankt omdat Hij hem de weg heeft gewezen. “I’ve been broken,
shattered like an empty cup / I’m just waiting on the Lord to rebuild and fill
me up / And I know He will do it ‘cause He’s faithful and He’s true / He must
have loved me so much to send me someone as fine as you”. Muzikaal klinkt
het als een kladje van het prachtige License
to Kill
dat drie jaar later op Infidels
zal staan.

De laatste twee
nummers van kant één mag u gerust overslaan, wegens meer van hetzelfde: in What Can I Do For You? wordt voor het
eerst de good-old mondharmonica
bovengehaald en in Solid Rock gaat
het tempo weer de hoogte in. “Nations are angry, cursed are some / People
are expecting a false peace to come”. Het gaat slecht met de wereld: even laat de combattieve Dylan uit de jaren zestig van zich horen. Het gaat slecht met de wereld: even laat de combattieve Dylan uit de jaren zestig weer van zich horen.

Het mooiste moet
gelukkig nog komen. Over naar kant twee, waar de warme gospelklanken van Pressing On ons opwachten. De nasale
zanger wordt feilloos ondersteund door een driekoppig vrouwelijk achtergrondkoortje.
“What kind of sign they need when it all come from within”, zingt
hij, wat zoveel wil zeggen als: vraag me geen verklaringen, ik heb mij bekeerd
en laat me nu gerust. Of zoiets, want ik ben slecht in het tussen de lijnen lezen
van religieuze teksten.

In the Garden is een opzwepende tirade tegen al diegenen die Jezus
Christus aan het kruis hielpen. “When they came for Him in the garden, did
they know? / Did they know He was the son of God, did they know that He was
Lord?” De verontwaardiging spat uit de luidsprekers, deze Dylan is een beetje boos.

Zo hard hij klinkt in In the Garden, zo onderdanig toont de
man die ons in de jaren zestig overweldigde met vlijmscherpe protestsongs zich
in Saving Grace. “My faith keeps
me alive, but I still be weeping / For the saving grace that’s over me”.

De elpee eindigt met
prachtige samenzang in combinatie met een zalig de toetsen van zijn
Hammondorgel betokkelende Spooner Oldham in Are
You Ready
. Dit is een uitnodiging om Dylan te volgen op zijn christelijke
tocht. Uiteraard klinkt het nogal aanmatigend en temerig als de meester zingt
van “Have you decided whether you want to be / In heaven or in
hell?”, maar het is wel een prima song om vlak voor het slapen gaan bij
een goed glas de dag vaarwel te zeggen.

Neen, hij heeft me
niet overtuigd om in Hem te geloven, maar dit is niet zomaar een elpee om één
keer op te leggen, te vervloeken en daarna nooit meer uit de platenkast weg te plukken tussen Slow Train Coming en Shot of Love in. De boodschap van Dylan
is: gooi God niet weg. De mijne luidt: gooi Saved
niet weg.

Is dit een onmisbare
plaat in het œuvre van een artiest die een twintigtal onmisbare platen heeft
gemaakt? Neen, verre van. Is dit Dylan op een hoogtepunt van zijn carrière?
Absoluut niet. Moet u deze elpee zeker meenemen als u ooit op een onbewoond
eiland strandt? Vergeet het. Maar stel – stél! – dat de AB ooit Saved in haar reeks Rewind-concerten opneemt, dan zou ik u durven aanraden om zeker te gaan
kijken.

Amen!



Onderschatte Platen (1): Old Ways / Neil Young

Muziek Posted on za, juli 05, 2014 11:38:39

Wel, ja,
een zomerrubriek, waarin ik elke week in mijn collectie elpees duik (“I
love the smell of vinyl in the morning!”) en er een exemplaar opduik dat
in mijn ogen ten onrechte onderschat of negatief gerecenseerd werd. In deel 1:
Old Ways van Neil Young uit 1985.

De jaren tachtig van de vorige eeuw waren niet
de prettigste uit het leven van Neil ‘Ik Ben Sowieso Geen Vrolijke Frans’ Young. Hij had al een zoon, Zeke, die in 1972 werd geboren met
hersenverlamming en kreeg in 1980 met zijn tweede vrouw een andere zoon, Ben,
met dezelfde aandoening. De kans dat je twee weken na elkaar Euromillions wint
is groter dan dat je dit overkomt. Zijn enkele jaren later geboren dochter
Amber Jean heeft dan weer epilepsie. Een mens zou van minder elke vorm van
fundamentele vrolijkheid verliezen.

Young experimenteerde in de eighties volop met muziek die heel ver
van hem afstond (techno, hardrock, rockabilly, soul, R&B) en kreeg het aan
de stok met zijn toenmalige platenbaas, David Geffen, die Young voor de
rechtbank daagde en drie miljoen dollar eiste omdat hij “geen typische
Neil Young-albums” meer maakte. Young lachte er eens mee en repliceerde
dat hij “altijd Neil Young-albums maakte omdat hij nu eenmaal Neil Young
was”.

Ook de muziekrecensenten lieten de zoekende en
nukkige late dertiger vallen als een baksteen. De man die briljante platen had
gemaakt als After The Goldrush, Harvest, Zuma en Rust Never Sleeps
(de periode 1969-1977 werd overigens prachtig samengebald in het driedubbele
album Decade) werd uitgespuwd. Het
einde van een carrière leek veel te vroeg in zicht.

Halfweg de jaren tachtig en met zijn
veertigste verjaardag in het verschiet besloot de zanger-die-niet-kan-zingen-maar-dat-wonderwel-compenseert-met-een-unieke-frasering-en-intonatie
een uitstapje te doen in de wereld van de country. Old Ways werd op 12 augustus 1985 uitgebracht, al stonden de meeste
nummers al twee jaar op tape. Geffen weigerde ze oorspronkelijk uit te brengen,
ook al staat Neil Young toch dichter bij country dan bij die andere muzikale
escapades uit die periode.

Op de hoes zien we een volledig in jeans
geklede zanger die, met de rug naar de camera poserend, een landweg afwandelt,
cowboyhoed op het hoofd. De wilde grassen in de berm suggereren dat dit geen
platgetreden en goed onderhouden pad is. In de verte loert een heuvel vol bruin
gras. The country, quoi!

De opener, The
Wayward Wind
, een klassieker uit 1956 die al door tig countryartiesten was
gecoverd, zet meteen de toon. De snerpende stem van Neil Young wordt mooi
gepaard aan de heel zuiver zingende Denise Draper. ‘The wayward wind is a
restless wind / A restless wind that yearns to wander’. ‘Wayward’ betekent in
deze context ‘grillig’, ‘onberekenbaar’, maar als we het ruimer bekijken kan
het ook ‘nukkig’, ‘wispelturig’, ‘opstandig’, ‘rebels’, ‘dwars’ of
‘eigenzinnig’ betekenen en zitten we meteen bij een perfecte omschrijving van
de artiest als een niet meer zo jonge man op dat ogenblik. Al is dat natuurlijk
Hineininterpretierung van mijnentwege, aangezien de song op dat moment al bijna dertig jaar oud was.

Op Get
Back To The Country
komt Waylon Jennings voor het eerst meezingen, één van
de in totaal vijf passages van de countrylegende op de tien songs tellende
elpee. Samen met California Sunset
vormt dit de vrolijke kant van Old Ways,
waar de viool vrij spel krijgt en het tempo tot ‘Yihaa!’-niveau wordt
opgedreven. Youngs tekst is symbolisch. ‘When I was a younger man / Got lucky
with a rock ‘n’ roll band / Struck gold in Hollywood / All that time I knew I
would / Get back to the country / Back where it all began / Get back to the
country / Back in the barn again’. Neen, Young heeft het niet over de zogeheten
supergroep Crosby, Stills, Nash & Young, maar over het fabeltastische
Buffalo Springfield, waarvan hij de eigenzinnige gitarist was en waarbij hij
slechts occasioneel ook een nummer mocht kwelen.

In Are
There Any More Real Cowboys?
betreurt hij het verdwijnen van de
traditionele cowboy: de eenzaat die in de heuvels het vee samendrijft, een
vuurtje stookt en in een oude pick-up rondrijdt. ‘Not the one that’s snortin’
cocaine / When the honky-tonk’s all closed / But the one that prays for rain’.

Als u ooit hommeles heeft met uw lief, zing
hem of haar dan enkele flarden uit het wonderbaarlijk mooie Once An Angel en de liefde zal weer
opflakkeren tot ongekende hoogten. Begin met het refrein: ‘Once an angel /
Always an angel / You’re as close to heaven / As I’ll ever be’. En doe toch ook
maar die eerste strofe, waarin je dan de ‘six’ naar believen vervangt door een
voor u passend getal. ‘It’s been six years now / Since my ring slipped on your
finger / And those years have made / A better man out of me’. Rotsentimenteel,
jazeker, maar hé, who cares?

Geen vrolijkheid in het mistroostige Misfits, waar de bemanning van een
ruimtetuig (‘living Kennedy’s dream’), een doodzieke hoer (‘a see-thru’
hooker’) en een onverbeterlijke dronkenlap (‘a lone red rider’) elkaars pad
kruisen. ‘The voice of Houston callin’ / Brought them back to the scene /
Except the sky is fallin’ / Do you know what that means?’. Geen idee waarover
dit precies gaat – misschien zijn het gewoon denkbeeldige personages? – maar
vrolijker word je er niet van. Tenzij dan van de muzikale kracht.

Kant twee opent met het reeds genoemde California Sunset. Het titelnummer, Old Ways, gaat over een man die zijn
demonen vergeefs probeert af te schudden. ‘Oh, I’m gonna stop that grass / And
give up all this drinking / Really gonna make my life last / Clean up my whole
way of living / Up until the party last night / I was a different man / But old
ways got their way again’. Is dit zelfbeklag? Krijgt de zanger opnieuw te maken
met de hardnekkige verslavingen die hem de jaren voordien al zwaar teisterden?

Ook in My
Boy
graaft hij diep in zijn eigen leven. ‘Why are you growin’ up so fast my
boy? / Oh, you’d better take you time’. Het gaat over het einde van de
zomervakantie en terug naar school gaan, maar het is niet duidelijk of hij hier
zingt over de dan dertienjarige Zeke (van wie hij vervreemd was) of de
vijfjarige Ben. Dit is Sentiment met hoofdletter S: een vader die zijn zoon
klein wil houden, hem wil behoeden voor de Grote Bozemensenwereld, hem wil
koesteren.

Old Ways wordt afgesloten met Where Is
The Highway Tonight?
, opnieuw een portie onvervalste schmalz en treurnis. ‘Then when I left her behind / Never a tear
could I find / Just a haunting melody / Comin’ back to me / Where is the
highway tonight?’ Je ziet zo de eindeloze Amerikaanse wegen voor je, Route
Nummer Zoveel op weg naar overal en nergens tegelijk.

Eén track heb ik tot het einde bewaard: kant
2, nummer 4, grijsgedraaid op mijn persoonlijke jukebox en prijkend in mijn Top
20 van Neil Young-songs. Bound For Glory
begint met viool en mondharmonica, maar al snel neemt de honky tonkpiano het
over. Het thema is universeel: getrouwde man, twee kinderen, leert een andere
vrouw kennen en laat zijn gezin en zijn ’84 International’ (een merk van
tractor) in de steek om met zijn nieuwe vlam het land te doorkruisen op zoek
naar geluk. ‘They were bound for glory / Bound for living on the edge / They
were bound for each other / Like two comets heading for a bed’. Schoonheid,
droefenis en uitzichtloosheid verpakt in een nummer dat vijf minuten en vijftig
seconden duurt, maar geen seconde te lang aanvoelt, en waarin Youngs hoge
zangstijl fijn harmonieert met de diepe stem van Waylon Jennings.

Tussen Rust
Never Sleeps
(1979, met o.m. het illustere duo My My, Hey Hey (Out Of The Blue), akoestisch en ingetogen, en Hey Hey, My My (Into The Black), met
vlijmscherpe gitaren) en zijn definitieve comebackplaat Freedom (1989, met het onverslijtbare generatie-anthem Keep On Rockin’ In The Free World) liggen tien rusteloze jaren,
waarin de artiest Neil Young op zoek was naar zichzelf. Dat heeft een hoop
rotzooi en minderwaardige platen opgeleverd, maar ook deze prachtige Old Ways.

Doe eens een uitstap in de country, folks!



Wurst case scenario

Muziek Posted on ma, mei 12, 2014 12:11:44

Dat
ze het levende bewijs is van de ruimdenkendheid van Europa. Dat ze respect
verdient omwille van haar levenskeuze. Dat ze een symbool is van vrijheid.

Heel
even voelde ik me bijna schuldig omdat ik wat plagerige, op half geslaagde
woordspelingen gebaseerde opmerkingen had gemaakt over Conchita Wurst, de
Oostenrijkse (m/v) die zaterdagavond het 59ste Eurovisiesongfestival had
gewonnen, die jaarlijkse Nacht van de Wansmaak, dat festijn voor wie van kitsch
en camp houdt, die eindeloos lang durende liedjeskermis die de jongste
jaren meer op carnaval lijkt dan op een wedstrijd om het beste lied uit de
Eurovisielanden te kiezen.

Heel
even. Bijna. Omdat ik gelachen had met ‘de vrouw met de baard’, een fenomeen
dat we vandaag vooral associëren met vroeg-twintigste-eeuwse rondtrekkende
circussen die op zoek naar aanlokkelijke attracties uitpakten met freaks om de
bezoekers geld uit de zakken te kloppen: de sterkste man ter wereld, de
acrobaat zonder armen en benen, de vrouw met de baard. Spektakel! “Komt
dat zien, komt dat zien!”

Achteraf
dacht ik dat ik een transgender had beledigd. Dat was even schrikken – ik lag
er zelfs een uur van te woelen in bed – want ik ben een progressieve jongen die
vindt dat ieder individu het recht heeft om zijn eigen leven te leiden, binnen
de wettelijke beperkingen van het land waar je leeft en goed wetende dat je
eigen vrijheid ophoudt waar die van een ander begint.

Ik
wil dat iedereen normaal kan doen en onder ‘normaal’ versta ik voor alle
duidelijkheid niet heteroseksueel: wees jezelf, wat dat verder ook moge
betekenen. Beleef je seksualiteit met die mensen die je graag ziet en waar je
je goed bij voelt, op voorwaarde dat die mensen dat ook bewust willen.
(Pedofielen uitgesloten!) Het maakt mij niet uit of je hetero, homo, lesbienne,
biseksueel, transgender of wat dan ook bent.

***

Ik
sta niet mee te juichen met de ruime overwinning van Conchita Wurst,
Tom Neuwirth, een ambitieuze jongeman van 26, en ik heb daar vier goede redenen
voor.

1)
Rise Like a Phoenix is een draak van een nummer. Zo gaan er elk jaar
dertien in een Eurosongdozijn. Afvoeren die handel. We zijn twee dagen later
allemaal al vergeten hoe deze James Bond-van-den-Aldi-tune nu weer precies
klinkt.

2)
Echt zuiver stond la Wurst niet te zingen. Een valse noot zou in het verleden
de winstkansen onherroepelijk hebben doen dalen, in 2014 maakt dat niet zoveel
meer uit. Als je er maar staat, letterlijk. En opvalt.

3)
Zijn/haar act riekt naar marketing en aandachttrekkerij. Je moet steeds verder
gaan om op te vallen op dit festival en Conchita Wurst heeft de lat nu nog iets
lager (of hoger, zo u wil) gelegd. Als je de volgende jaren ook maar een schijn
van een kans wil maken, moet je al een Siamese tweeling zijn, in de gevangenis
hebben gezeten voor meervoudige moord en doodslag of minimaal drie
seksoperaties ondergaan hebben. U kan mooi zingen? Sorry, volstaat niet. Next!

4)
Ik ging ervan uit dat Neuwirth/Wurst een transgender was en daar heb ik alle
respect voor. Ik hou bijvoorbeeld zielsveel van de muziek van Antony Hegarty
van Antony and the Johnsons: bloedmooi vind ik dat. Antony is een transgender:
een man die zich vrouw voelt, maar geen geslachtsveranderende operatie laat
uitvoeren. Ik vroeg me onmiddellijk af waarom die Neuwirth/Wurst (hij/zij) dan
een baard droeg, want een man die vrouw wil zijn, zou normaal toch nooit
gezichtsbeharing laten staan?

Tot
ik in de nabeschouwingen las dat Neuwirth/Wurst hélemaal geen transgender
blijkt te zijn, maar een travestiet. Een drag queen. Een man die zich
graag verkleedt in vrouw. Dat is een waanzinnig groot verschil. Ook daar heb ik
geen probleem mee, maar dan blijft die baard een belachelijk attribuut. Vrouwen
hebben namelijk geen baard (en ik hoed me nu voor flauwe grappen over vrouwen
met snorren). Wat is dan de boodschap van Neuwirth/Wurst? Of is het puur
provocatief bedoeld? Kijk eens wat ik durf! Kijk eens, mama, zonder handen.
Kijk eens, wereld: zonder scheermes!

Hoe
meer ik erover nadenk, hoe meer ik denk dat punt 3 van tel is: marketing en
aandachttrekkerij. Dat werd nog benadrukt door de Oostenrijkse presentatrice
die de punten van haar land mocht voorlezen en dat lachend deed met een opgeschilderde
baard. Als je écht respect hebt voor een landgenoot/-genote die zich op deze
manier aan de wereld wil tonen en die vooral emancipatie voor zichzelf en
lotgenoten wil bewerkstelligen, dan doe je dat niet. Oostenrijk lachte zelf met
Neuwirth/Wurst, maar hij/zij mocht wel winnen, natuurlijk.

***

Ik
kan me vergissen, hoor, ik doe dat wel vaker. Mocht ik iemand persoonlijk
geschoffeerd hebben, weet dan dat dat zeker niet mijn bedoeling was. Al moet er
mij wel iemand van overtuigen dat wat Conchita Wurst heeft gepresteerd, oprecht
en taboedoorbrekend was, en dat het de wereld wérkelijk heeft doen nadenken
over seksualiteit in al zijn vormen en ontplooiingen. Ik vrees ervoor. De
wereld heeft gretig gelachen met de vrouw met de baard en zich danig geamuseerd
met een lang niet geziene freakshow. Op NOS Teletekst werd kort nadat het
eindresultaat vaststond overigens gemeld dat ‘de man met de baard’ had
gewonnen. Een foutje, zou je dan denken, maar neen: het bleek in alle commotie
de enige juiste interpretatie.

Wat
ik vooral vrees is dat deze op het eerste gezicht ogen openende ‘performance’
eerder vooroordelen zal bevestigen dan doorbreken. En dat is dan bijzonder
jammer voor al die mannen en vrouwen die worstelen met hun geaardheid, die zich
moeizaam en discreet een weg proberen te banen in een seksistische en nog
altijd paternalistische samenleving, en die na zaterdagavond misschien wel tot
het besef zijn gekomen dat ze ofwel brutaal moeten uitdagen, ofwel braafjes in
de kast blijven zitten.

“We
are unstoppable”, riep Conchita Wurst toen hij/zij de trofee in ontvangst
mocht nemen en vervolgens bij wijze van bis nog iets valser Rise Like a
Phoenix
triomfantelijk mocht aanheffen. Denken we echt dat de Russen, die
acht punten gaven aan Oostenrijk, nu massaal homo’s en lesbiennes in de armen
zullen sluiten dank zij dit optreden? Ik vermoed eerder het tegenovergestelde,
ook in de rest van het volgens sommigen plots zo tolerante Europa trouwens.
Morgen wordt er ergens weer een homo afgeranseld. In Amsterdam werd de affiche
van het toneelstuk Anne beklad met hakenkruisen. Helaas voelen de
onverdraagzamen zich ook ‘unstoppable’. De tijdelijke triomf van Wurst en de
valse gevoelens van een verdraagzaam Europa die daarbij werden geuit en geout,
zouden dan al snel kunnen omslaan in – komt-ie! – een Wurst Case Scenario.

***

Voorts
geef ik grif toe dat ik alleen maar naar het Eurovisiesongfestival kijk om er
eens goed mee te lachen. Dit is voor mij veel betere uitlachtelevisie dan welke
reality show ook. Ik heb deze bijeenkomst van middelmatige zangers en
zangeressen die ondermaatse en snel bij elkaar geflanste drieminutensongs
debiteren nooit kunnen appreciëren omwille van zijn culturele karakter. Maar
vroeger werd er tenminste nog echt gezongen, bleef de lichtshow beperkt tot
aan/uit en werden de artiesten nog begeleid door een groot orkest. Met andere
woorden: het ging om de muziek, stel u voor!

De
jongste decennia is het van kwaad naar erger gegaan. Alleen wie opvalt met zijn
kostuums, zijn randanimatie of zijn opvallende attitude op of naast het podium
maakt nog kans om te winnen, al was Nederland er zaterdag met een verrassende,
countryachtige Springsteen meets Sting-bijdrage dichtbij. Het
Songfestival was al een mop. Nu is het een mop met een baard geworden en zal
het mij verder wurst wezen wie er in de toekomst wint. De winnaar van vorig
jaar waren we trouwens met z’n allen al collectief vergeten, geef toe.



Neurosong

Muziek Posted on wo, mei 07, 2014 18:58:09

Axel Hirsoux zal dus toch moederdag thuis mogen vieren, in
plaats van zijn Mother met
overslaande stem te bezingen in het kille Kopenhagen. Het was één van de
subtielere grappen die vandaag de ronde deden op het internet. Studio Brussel
had het over de terugkeer van Burger King naar België en kreeg daar een boel
negatieve reacties op van mensen die die opmerking niet dik in orde vonden.

Weer zal het Eurosongfestival niet gewonnen worden door een
Belg. Onze laatste overwinning, meteen ook de enige in 58 edities (en tel die
van komende zaterdag er al maar bij, 59 dus) dateert van 1986, ons gloriejaar,
toen eerst Sandra Kim in heel slecht Frans J’aime
le vie
zong (later zou het met haar nog redelijk goed aflopen in ‘la vie’)
en een paar maanden later de Rode Duivels onverwachte dingen lieten zien in
Mexico. In die tijd werd nog de volledige benaming van het evenement gebruikt,
Eurovisiesongfestival, maar in de loop van de jaren is die ‘visie’ helemaal
verdwenen. (Van songs is ook al een tijdje geen sprake meer en dat het met de
Euro slecht zal aflopen is ook een mogelijkheid, dus voor we ’t goed en wel
beseffen heet het gewoon Festival.)

All Kinds of Everything,
maar de kans dat iemand Congratulations, Hallelujah of A-ba-ni-bi mag
roepen tegen een Belgische winnaar, wat dan het Waterloo van de andere deelnemers zou inluiden en in eigen land
enige Euphoria zou teweegbrengen, is
uitermate gering, Ding-a-dong nog aan
toe. Save your kisses dus maar voor
iemand anders, het zal weer voor What’s
another year
zijn, ‘Belgium zero points with the joker’ (zoals dat vroeger ging in Spel Zonder Grenzen). Diggi-loo
diggi-ley, Only Teardrops
zijn ons gegund.

Ik zal u meer zeggen: de kans dat een Belgische voetbalclub
triomfeert in de Champions League is groter dan dat er ooit nog een landgenoot
het Eurosongfestival wint. Wees eens eerlijk: ziet u de aanvoerder van Anderlecht,
Club Brugge, Standard of Beerschot Wilrijk écht die beker met de grote oren in
de hoogte steken in een toekomst die niet zo ver van de onze ligt? Ik dacht het
niet hé. Ha.

Neen, de VRT zou er goed aan doen om zich terug te trekken
uit die veel geld opslorpende pantomime die elk jaar in mei wordt opgevoerd. In
de puntenverdeling van dit festival zit meer nationalisme verweven dan in
alle oorlogen die in de twintigste eeuw op het Europese continent werden
uitgevochten samen. Joegoslavië implodeerde, maar de ex-Joegoslavische landen
die deelnemen aan het Eurosongfestival stemmen wel vrolijk op elkaar. Wie
vroeger deel uitmaakte van de Sovjet-Unie, is vandaag lief voor het buurland.
(Hoogst uitzonderlijk zou het kunnen dat Rusland en Oekraïne elkaar dit jaar
niet met twaalf punten toebedelen.) Op Duitsland na, in 2010, vind je de bij de
laatste vijftien winnende landen zes Scandinavische inzendingen (Denemarken,
Finland, Noorwegen en Zweden stemmen dan ook in eerste instantie op elkaar, IJsland zit meestal mee in het complot, maar die winnen dan weer nooit), vijf
ex-Sovjetstaten (Azerbeidzjan, Estland, Letland, Oekraïne en Rusland zelf), één
ex-Joegoslavisch land (Servië), en Griekenland en Turkije (eeuwige
aartsvijanden die wel sympathiek voor elkaar zijn als ze punten mogen geven in
een zangwedstrijd, terwijl ook Malta en Albanië de grotere buren steunen).

Wie heeft België als bondgenoten? Wel? Nederland, ja. En dat is
het zo ongeveer. Drie punten van Duitsland, dat gebeurt ook nog wel eens, één
schamel puntje vanwege Frankrijk, passons.
De Noordzee stemt nooit op ons, de Britten ook zelden, want die vormen dan weer
hun eigen entente met Ierland. Ach, wij zijn gewoon niet goed in netwerken. Onze
eerste netwerker zou onze minister van Buitenlandse Zaken moeten zijn, de
weledelgestrenge heer Reynders, moet er nog een tekeningetje bij? (Terloops:
het dient wel gezegd dat toen Sandra Kim won, de liberalen in de federale
regering zaten, ere wie ere toekomt!)

De rechten op het Eurosongfestival kosten stukken van
mensen, op Molokai zouden ze het niet grappig gevonden hebben. Het organiseren
van de voorronde, Eurosong, eveneens,
terwijl de openbare omroep met ons belastinggeld veel verantwoordelijker zou
kunnen omspringen. Wat zeg ik: zou moeten omspringen!
De VRT zou meer natuurdocumentaires kunnen uitzenden, bijvoorbeeld, of
historische programma’s over Adolf Hitler, want wie kent die man nog? Ze zouden
Jan Leyers vaker naar verre uithoeken van de wereld kunnen sturen of de rechten
op het Belgisch kampioenschap korfbal kopen en vervolgens alle
competitiewedstrijden live in High Definition uitzenden, waarom niet? Nog een
suggestie: geef Ben Weyts een eigen reisprogramma, Wallonië Hangbuikzwijntjesland, daar gaat gegarandeerd veel volk naar
kijken. Desnoods een culinaire show met Axel Hirsoux, Tiram’hirsoux. Of wat dacht u van een wekelijks humoristisch
actualiteitenmagazine met Geert Hoste? (Oké, nu ga ik erover, excuus!)

VRT, luister niet naar de paus, trek u terug uit die Nacht
van de Wansmaak, deze nonsensicale travestieact voor derderangsartiesten en
talentloze freaks. Het is mooi geweest. Wat schrijf ik: néén, het is niet mooi geweest, maar – om het met de
geliefde volksdichter H. Claus te zeggen – ‘Tetitatutis’. Een hele natie, min de pseudo-intellectuelen, leeft
nu met klamme handjes mee en komt altijd bedrogen uit. Eurosong blijkt telkens
weer uit te draaien op Neurosong. Bespaar ons die ellenlange ellende en de
allitererende aandachtzoekers die er het gevolg van zijn.

Merci, dank u.



Grungblavers

Muziek Posted on zo, december 08, 2013 17:43:56

Waarschuwing: nu
volgt een ongegeneerd stukje chauvinisme.

Dubbele waarschuwing:
het gaat dan ook nog eens over mijn voorliefde voor Antwerpen en het Antwerps.

Laatste mogelijkheid
om te vluchten
: mijn onderwerp is een groep BA’s, Bekende Antwerpenaren,
die evergreens in de taal van Wannes zingen.

Goed, u bent er nog, waarvoor dank. Ik beleefde afgelopen
dinsdag de grote première van De Grungblavers, een elftal échte of geadopteerde
Antwerpenaren, die evergreens
interpreteren in het Antwerps (‘evergreens’ is in het Antwerps ‘grungblavers’,
ja, er is over nagedacht!). Guillaume Van der Stighelen schreef de teksten en
zingt ook zelf mee. De andere tien: Dirk Cassiers (finalist van The Voice van Vlaanderen), Ludovic
Nyamabo (ook al bekend van The Voice…),
Erik Goossens (Leopold 3), Luc Caals (bekend van talloze revues in het Witte
Paard en andere manèges), Jan Van Looveren (de ‘Joeri’), Boogie Boy, Jean Bosco
Safari, Gène Bervoets (de favoriete rechterschouder van Patrick Janssens),
Johny Voners (van FC De Kampioenen) en Marc Fransen (de Jan Becaus van ATV).

Het was dank zij de bijzonder aimabele Marc Fransen dat ik
aan tickets was geraakt en omdat het pas haar verjaardag was geweest trakteerde
ik mijn moeder op een avondje-uit in de Arenbergschouwburg, nog altijd één van
de gezelligste zalen van de metropool. Op mensenmaat, goeie akoestiek, vlakbij
allerlei sympathieke etablissementen. En tot op de laatste stoel bezet die
dinsdagavond.

‘Liedjes die eeuwig jong blijven’, zo stond er op de website
te lezen en dat schrikte me toch enigszins af, moet ik bekennen. Ik heb
namelijk een hekel aan de meeste evergreens en de herinnering aan De Strangers
zaliger (Antwâarps amusement
variërend van melig over flauw plezant en soms politiek zeer incorrect tot af
en toe goed voor een glimlach) was ook niet van die aard om een topavond te
verwachten.

Het verschil met die Strangers is dat de teksten van Van der
Stighelen een zo letterlijk mogelijke vertaling vormen van de originele tekst.
Dat leek me dan weer een fijne uitdaging, zeker voor een ouder publiek (vreemd
genoeg reken ik mezelf daar niet toe, u vergeeft mij dat heus wel!), omdat die
destijds wel vrolijk meezongen met al die nummers, maar zelden beseften waarover de teksten echt
gingen. Vele huwelijken openden in de jaren zestig en zeventig op de LSD-tonen
van A Whiter Shade of Pale, het
sarcastische Perfect Day of het over
een afgebrand hoerenkot handelend House
of the Rising Sun
.

De Grungblavers openden met enkele nummers die in mijn leven
geklasseerd staan onder de halve jeugdtrauma’s: All of Me, Tie a Yellow
Ribbon
(‘een geel strikske’) of het helaas onsterfelijke, zeg maar:
onuitroeibare, Pour un flirt (‘Veur
een wip-ke mê aa’). Lailailailailalalalala. Jan Van Looveren had gewed voor een
Twix dat hij de zaal al bij dat derde nummer zou laten meezingen en lukte daar
moeiteloos in. De Grungblavers speelden een thuiswedstrijd, dat speelde ook
mee, ze deden ontzettend hun best om het publiek te behagen, dat was ook
onmiskenbaar zo, maar vooral: dit was ontzettend goed gebracht en die teksten
van Van der Stighelen maakten de middelmatige en veel te vaak gehoorde songs
plots weer interessant.

Niet alle zingende BA’s zijn overigens echte zangers, maar zij kregen
dan songs die bij hen pasten. Parlando-achtige dingen dus voor Luc Caals, Marc
Fransen en Johny Voners, om er maar een paar te noemen, terwijl de stem van
Paul Ambach, aka Boogie Boy, tegenwoordig té gecraqueleerd is om nog toonvast
te kunnen zingen (met een microfoon zwieren kan hij daarentegen nog altijd als
de besten). De samenzang was dan weer, opgelet: hier komt een huizenhoog cliché,
hart-ver-war-mend. Het tilde If You Don’t
Know Me By Now
, I Can’t Stop Loving You
en Are You Lonesome Tonight ver boven
de middelmaat uit. Ingetogenheid was er ook, in Carole Kings You’ve Got A Friend (hier vooral bekend
in de versie van haar ex-lief James Taylor) en Billy Joels She’s Always A Woman, waarin Safari heel mooi zong, maar de echte ster toch weer de Antwerpse vertaling was.

Naast mij zat mijn moeder te glunderen, ik wist dat het goed
zat. Maar het beste moest dan nog komen. Na de pauze waren er eerst enkele
solo-performances. Voners deed zijn idool Aznavour dunnetjes na en, ach, Cry Me A River kreeg een grappige
vertaling mee, dat wel, maar het was wachten op het lang uitgesponnen Mack The Knife (‘Schaarpe Sjarel’, met
een briljante Jan Van Looveren) en een ijzingwekkende versie van Ne Me Quitte Pas (Brel heette heel even Jean
Vijt en had verrassend genoeg Rwandese roots), die alleen werd verstoord door
het gehoest en gekuch in de zaal. ’t Is koud en ’t is december, helaas hoort
het erbij.

En dan moest Ludovic Nyamabo nog uithalen. Eerst in Have A Little Faith In Me (‘A ge mor
geloeft in maai’), niet lang daarna in Sittin’
On The Dock of the Bay
en For Once In
My Life
. Als je John Hiatt, Otis Redding en Stevie Wonder aandurft en er
ook nog eens mee wegkomt, dan ben je van goeden huize. De man heeft een
krachtige soulstem, torende een imposant eind boven zijn collega-zangers uit en straalde
met zijn zwarte huidskleur ook geloofwaardigheid uit om songs van zwarte
soulzangers om te zetten naar het Antwerpse idioom.

Had ik Gène Bervoets al vermeld? Hij maakte van In the Ghetto een aangrijpende versie
(‘In de krottenwijk’) die je zo naar de verpauperde wijken van de havenstad transporteerde.
Het was er heel even goed vertoeven. Nog meer Elvis, vroeg u? Jailhouse Rock betekende een retourtje
naar de vlakbij gelegen Begijnenstraat, gevolgd door A Little Less Conversation.

De meest humoristische interpretatie van een ‘classic’ was
weggelegd voor Brian Hylands Itsy Bitsy
Teenie Weenie Yellow Polka Dot Bikini
. Op Roof Garden van Al Jarreau werd er geswingd als een tiet, terwijl
de vierkoppige band ook even solo mocht loos gaan. Na die verpozing op het dakterras
van Jarreau ging het dak er helemaal af op Does
Your Mother Know
(‘Wêt oe moeder da?’). En toen viel het doek, na meer dan tweeëneenhalf uur.

Eén bis volgde: Those
Were The Days
van Mary Hopkin (‘Da woare taaide joeng’) stuurde de meute
goedgezind naar huis (of naar het dichtstbijzijnde café). Terug in de koude
decemberbuitenlucht wist een zoon dat hij zijn moeder heel even die hardnekkige
hernia had doen vergeten. En dat vooroordelen ook op muzikaal vlak fout zijn.
Op het gevaar af dat u mij voortaan onder ‘melig’ klasseert: De Grungblavers
deden iets fijns met evergreens, dribbelden een eind weg op platgetreden
paden zonder zelf ooit ‘plat’ te worden en toonden dat er in het zo geplaagde
Antwerpen toch nog een elftal is dat meedraait op eerste klasse-niveau.

Goe gedoan, manne!



« VorigeVolgende »