“De reis is belangrijker dan de
bestemming” heeft één of andere wijsneus ooit bedacht. Hij of zij dwaalt.
Vorige week donderdag heb ik samengeteld elf uur op de trein gezeten van en
naar Avignon en dan nog eens twee keer veertig minuten in de wagen, en dat
alles voor op de kop één uur acht minuten en zeventien seconden interview met
Charles Aznavour, en dan nog samen met andere vertegenwoordigers van de Vlaamse
amusementspers (waartoe ik me af en toe durf rekenen).

Toen de opdracht tot bij mij waaide, dacht ik
eerst ‘Huh?’, dan ‘Ik? Aznavour?’ en vervolgens ‘Wat schuift dat?’, want zo
opportunistisch word je snel in het eenzame bestaan van zelfstandig journalist. Ik had voordien weinig
met de Franse zanger, moet ik toegeven. Dat komt omdat ik de zanger-acteur pas
in de jaren zeventig leerde kennen via de radio, een moment waarop hij het
Frans even had ingeruild voor Engelstalige nummers met een aandoenlijk accent. Yesterday when I was young, She en The old fashioned way, dat soort dingen.

Tijdens de voorbereiding ging ik de man die op
22 mei negentig was geworden echter steeds meer appreciëren. Geboren in Parijs,
zoon van een arm Armeens artiestenkoppel dat de ambitie had om naar de
Verenigde Staten door te reizen maar door de komst van een blèrende jongen in
de Franse hoofdstad bleef hangen, op zijn negende voor het eerst op een podium,
in de jaren veertig ontdekt door Edith Piaf en een tijdje meegelopen in haar
entourage, om uiteindelijk pas eind 1960, op zijn zesendertigste, door te
breken voor het grote publiek, in casu een dolenthousiaste volle zaal van
L’Alhambra na het zingen van Je m’voyais
déjà
, met de achteraf bekeken toepasselijke frasen “Je m’voyais déjà en
haut de l’affiche / En dix fois plus gros que n’importe qui mon nom s’étalait /
Je m’voyais déjà adulé et riche / Signant mes photos aux admirateurs qui se
bousculaient”.

Ik zocht en vond op YouTube oude zwartwit-fragmenten
van een vijftig jaar jongere zanger, die theatraal en prachtig articulerend de
ene na de andere klassieker op scène bracht: La Mamma, For me, formidable,
Que c’est triste Venise, La bohème. In dat laatste nummer schept
hij met een zakdoek en de wijsvinger van zijn rechterhand de wereld van een
schilder. Poëtisch, schilderrijk, pakkend.

En ik dacht: waarom heb ik Aznavour niet
eerder ontdekt? Een man die veel meer was dan een zanger. Met Comme ils disent uit 1972 heeft hij, de
hetero met zijn drie huwelijken en zijn zes kinderen, meer betekend voor de
homobeweging in Frankrijk dan wie dan ook. Eerlijk gezegd, ik kende het nummer niet.
Nu schaam ik me daarvoor, want dit is één van de belangrijkste chansons uit de
geschiedenis. Als je het in zijn tijdskader plaatst was het ook
onwaarschijnlijk gedurfd: het had een carrièrebreker kunnen zijn.

***

Wat wel belangrijk was aan de reis naar
Mouriès, het provençaalse dorp waar Aznavour resideert als hij niet in het
Zwitserse Saint-Sulpide verblijft, was het gezelschap. Fijne collega’s uit de
schrijvende pers, maar bovenal die ene kenner van het Franse chanson: Bart Van
Loo. Intussen bekend van televisie, theater en boeken. Iemand met een ongebreidelde
passie voor alles wat Frans is. Als ik al geen goesting zou gehad hebben om
Aznavour te ontmoeten, zou Van Loo me die ongetwijfeld bezorgd hebben.

Onderweg naar het riante landhuis van de
zanger maakten we even halt aan Le Bistro du Paradou, zijn favoriete lunchplek.
Een klein oud mannetje met een vaalgrijs gelaat kwam buitengewaggeld. Even
vreesde ik dat hij niet meer in staat zou zijn tot een ernstig interview, maar
eens in zijn vertrouwde omgeving bleek hoe kwiek en levendig deze levende
legende nog altijd is. Een kwinkslag, een verzoek aan zijn dienstbode om zijn
Belgische gasten een Belgisch bier voor te schotelen (Affligem!) en dan twee
sessies interview.

Hij is hardhorig en naar eigen zeggen soms een beetje
vergeetachtig, maar praatte honderduit, gloedvol,
met veel zin voor humor, als de laatste getuige van een métier dat met
uitsterven bedreigd is. Met de nieuwe lichting artiesten heeft hij weinig,
behalve met Stromae. De pretlichtjes in zijn ogen verrieden zijn bewondering
voor de jonge ster.

Was Bart Van Loo het jongetje dat in een
snoepwinkel wordt losgelaten en in elke rayon even wil kijken wat er te vinden
is, dan gedroeg ik me meer als de jongen die op zoek was naar enkele specifieke
snoepjes. Dat gaf het interview een mooie dynamiek. Het resultaat moet u
binnenkort maar lezen, in Het Laatste
Nieuws
en in Knack.

Doodmoe maar een hele mooie ervaring rijker
kroop ik een eind na middernacht in bed. Op zulke momenten voelt het bestaan
van journalist aan als een privilège. Dan is het for me, formidable, jawel. Misschien moet ik toch maar ingaan op die invitatie om zijn wellicht laatste concert op Belgische bodem, 22 november in de Lotto Arena, bij te wonen.

***

Dat DJ Jos er niet aan gedacht heeft om
gisterochtend La bohème aan 104 decibel
door zijn geluidsinstallatie van 14.000 Watt te draaien. Gemiste kans!