Waarschuwing: nu
volgt een ongegeneerd stukje chauvinisme.

Dubbele waarschuwing:
het gaat dan ook nog eens over mijn voorliefde voor Antwerpen en het Antwerps.

Laatste mogelijkheid
om te vluchten
: mijn onderwerp is een groep BA’s, Bekende Antwerpenaren,
die evergreens in de taal van Wannes zingen.

Goed, u bent er nog, waarvoor dank. Ik beleefde afgelopen
dinsdag de grote première van De Grungblavers, een elftal échte of geadopteerde
Antwerpenaren, die evergreens
interpreteren in het Antwerps (‘evergreens’ is in het Antwerps ‘grungblavers’,
ja, er is over nagedacht!). Guillaume Van der Stighelen schreef de teksten en
zingt ook zelf mee. De andere tien: Dirk Cassiers (finalist van The Voice van Vlaanderen), Ludovic
Nyamabo (ook al bekend van The Voice…),
Erik Goossens (Leopold 3), Luc Caals (bekend van talloze revues in het Witte
Paard en andere manèges), Jan Van Looveren (de ‘Joeri’), Boogie Boy, Jean Bosco
Safari, Gène Bervoets (de favoriete rechterschouder van Patrick Janssens),
Johny Voners (van FC De Kampioenen) en Marc Fransen (de Jan Becaus van ATV).

Het was dank zij de bijzonder aimabele Marc Fransen dat ik
aan tickets was geraakt en omdat het pas haar verjaardag was geweest trakteerde
ik mijn moeder op een avondje-uit in de Arenbergschouwburg, nog altijd één van
de gezelligste zalen van de metropool. Op mensenmaat, goeie akoestiek, vlakbij
allerlei sympathieke etablissementen. En tot op de laatste stoel bezet die
dinsdagavond.

‘Liedjes die eeuwig jong blijven’, zo stond er op de website
te lezen en dat schrikte me toch enigszins af, moet ik bekennen. Ik heb
namelijk een hekel aan de meeste evergreens en de herinnering aan De Strangers
zaliger (Antwâarps amusement
variërend van melig over flauw plezant en soms politiek zeer incorrect tot af
en toe goed voor een glimlach) was ook niet van die aard om een topavond te
verwachten.

Het verschil met die Strangers is dat de teksten van Van der
Stighelen een zo letterlijk mogelijke vertaling vormen van de originele tekst.
Dat leek me dan weer een fijne uitdaging, zeker voor een ouder publiek (vreemd
genoeg reken ik mezelf daar niet toe, u vergeeft mij dat heus wel!), omdat die
destijds wel vrolijk meezongen met al die nummers, maar zelden beseften waarover de teksten echt
gingen. Vele huwelijken openden in de jaren zestig en zeventig op de LSD-tonen
van A Whiter Shade of Pale, het
sarcastische Perfect Day of het over
een afgebrand hoerenkot handelend House
of the Rising Sun
.

De Grungblavers openden met enkele nummers die in mijn leven
geklasseerd staan onder de halve jeugdtrauma’s: All of Me, Tie a Yellow
Ribbon
(‘een geel strikske’) of het helaas onsterfelijke, zeg maar:
onuitroeibare, Pour un flirt (‘Veur
een wip-ke mê aa’). Lailailailailalalalala. Jan Van Looveren had gewed voor een
Twix dat hij de zaal al bij dat derde nummer zou laten meezingen en lukte daar
moeiteloos in. De Grungblavers speelden een thuiswedstrijd, dat speelde ook
mee, ze deden ontzettend hun best om het publiek te behagen, dat was ook
onmiskenbaar zo, maar vooral: dit was ontzettend goed gebracht en die teksten
van Van der Stighelen maakten de middelmatige en veel te vaak gehoorde songs
plots weer interessant.

Niet alle zingende BA’s zijn overigens echte zangers, maar zij kregen
dan songs die bij hen pasten. Parlando-achtige dingen dus voor Luc Caals, Marc
Fransen en Johny Voners, om er maar een paar te noemen, terwijl de stem van
Paul Ambach, aka Boogie Boy, tegenwoordig té gecraqueleerd is om nog toonvast
te kunnen zingen (met een microfoon zwieren kan hij daarentegen nog altijd als
de besten). De samenzang was dan weer, opgelet: hier komt een huizenhoog cliché,
hart-ver-war-mend. Het tilde If You Don’t
Know Me By Now
, I Can’t Stop Loving You
en Are You Lonesome Tonight ver boven
de middelmaat uit. Ingetogenheid was er ook, in Carole Kings You’ve Got A Friend (hier vooral bekend
in de versie van haar ex-lief James Taylor) en Billy Joels She’s Always A Woman, waarin Safari heel mooi zong, maar de echte ster toch weer de Antwerpse vertaling was.

Naast mij zat mijn moeder te glunderen, ik wist dat het goed
zat. Maar het beste moest dan nog komen. Na de pauze waren er eerst enkele
solo-performances. Voners deed zijn idool Aznavour dunnetjes na en, ach, Cry Me A River kreeg een grappige
vertaling mee, dat wel, maar het was wachten op het lang uitgesponnen Mack The Knife (‘Schaarpe Sjarel’, met
een briljante Jan Van Looveren) en een ijzingwekkende versie van Ne Me Quitte Pas (Brel heette heel even Jean
Vijt en had verrassend genoeg Rwandese roots), die alleen werd verstoord door
het gehoest en gekuch in de zaal. ’t Is koud en ’t is december, helaas hoort
het erbij.

En dan moest Ludovic Nyamabo nog uithalen. Eerst in Have A Little Faith In Me (‘A ge mor
geloeft in maai’), niet lang daarna in Sittin’
On The Dock of the Bay
en For Once In
My Life
. Als je John Hiatt, Otis Redding en Stevie Wonder aandurft en er
ook nog eens mee wegkomt, dan ben je van goeden huize. De man heeft een
krachtige soulstem, torende een imposant eind boven zijn collega-zangers uit en straalde
met zijn zwarte huidskleur ook geloofwaardigheid uit om songs van zwarte
soulzangers om te zetten naar het Antwerpse idioom.

Had ik Gène Bervoets al vermeld? Hij maakte van In the Ghetto een aangrijpende versie
(‘In de krottenwijk’) die je zo naar de verpauperde wijken van de havenstad transporteerde.
Het was er heel even goed vertoeven. Nog meer Elvis, vroeg u? Jailhouse Rock betekende een retourtje
naar de vlakbij gelegen Begijnenstraat, gevolgd door A Little Less Conversation.

De meest humoristische interpretatie van een ‘classic’ was
weggelegd voor Brian Hylands Itsy Bitsy
Teenie Weenie Yellow Polka Dot Bikini
. Op Roof Garden van Al Jarreau werd er geswingd als een tiet, terwijl
de vierkoppige band ook even solo mocht loos gaan. Na die verpozing op het dakterras
van Jarreau ging het dak er helemaal af op Does
Your Mother Know
(‘Wêt oe moeder da?’). En toen viel het doek, na meer dan tweeëneenhalf uur.

Eén bis volgde: Those
Were The Days
van Mary Hopkin (‘Da woare taaide joeng’) stuurde de meute
goedgezind naar huis (of naar het dichtstbijzijnde café). Terug in de koude
decemberbuitenlucht wist een zoon dat hij zijn moeder heel even die hardnekkige
hernia had doen vergeten. En dat vooroordelen ook op muzikaal vlak fout zijn.
Op het gevaar af dat u mij voortaan onder ‘melig’ klasseert: De Grungblavers
deden iets fijns met evergreens, dribbelden een eind weg op platgetreden
paden zonder zelf ooit ‘plat’ te worden en toonden dat er in het zo geplaagde
Antwerpen toch nog een elftal is dat meedraait op eerste klasse-niveau.

Goe gedoan, manne!