Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

101

Memories & mijmeringen Posted on wo, oktober 08, 2014 12:51:59

Heden schrijf ik niet over een regeerakkoord
en een nieuwe Franstalige premier. Heden laat ik me even niet onledig met de
grote en kleine kantjes van de actualiteit. Heden dompel ik mijn pen niet onder
in vitriool, dat is voor een keer een pontonbrug te ver. Heden huldig ik mijn
grootmoeder, die 101 wordt.

Petronella Maria Boonen. Wie bedacht die
voornamen toch een eeuw geleden? Pe-tro-nel-la. Alsof haar vader voor een grote
oliemaatschappij werkte en uit dankbaarheid voor die job zijn werkgever wilde
huldigen middels het geven van een voornaam aan zijn derde dochter. (Het zouden
er uiteindelijk vijf worden, die dochters, met daarnaast nog eens vier zonen.)

Petronella uit Stevensvennen, een gehucht bij
Lommel. Ja, vrienden, ik ben voor een kwart Limburgs, een mens bepaalt zijn
eigen achtergrond niet en ik ontken verder alle betrokkenheid. Op haar
negentiende gekaapt door mijn grootvader, een avontuurlijke man die de
wereldzeeën bevoer en die, als om te bewijzen dat hij werkelijk op al die
plekken op de aardbol geweest was, talloze souvenirs en straffe verhalen had
meegebracht en stoere tattoos van scheepsankers op zijn armen had laten aanbrengen.
Via een paar tussenstations ontvoerde hij zijn geliefde naar het verre
Antwerpen.

Petronella. Haar moeder vreesde dat ze dat gauw
zouden verkorten tot ‘Nel’ en sprak haar dochter daarom al direct na de
geboorte aan als Maria, haar tweede voornaam. ‘Maria’ heeft dan weer niets met de
petroleumsector. Het klinkt vroom en plechtstatig, bijbels haast, al werd dat in haar Limburgse familie verbasterd tot ‘Maya’ en dat heeft dan weer een hoger ‘bij’- dan ‘bels’-gehalte.

101. Ik vind dat eigenlijk een fijner getal
dan 100 (honderd), want dat klinkt me veel te gelikt en afgerond. 101. Een
priemgetal, zo leert me Wikipedia, enkel deelbaar door 1 en zichzelf, en daarin
de opvolger van 37 en de voorganger van 9.091. Palindroomgetal ook, ja, je
leert wat door Wikipedia te exploreren. De fameuze folterkamer uit 1984 van George Orwell, later gejat als
titel van een kolderiek BBC-programma: Room
101
. De Dalmatiërs, zij waren ook met 101. Het alarmnummer van de politie
in België. Het huisnummer van Samson en Gert, jawel. En het minimale aantal
toetsen op een computertoetsenbord.

101. Maar ze ziet eruit alsof ze nog maar 100 is.
Of 98. Of 91. Of 82. Vanaf een bepaalde leeftijd krijgen oude mensen een soort
tijdloosheid over zich heen. Je telt niet langer die rimpels, je vindt al die
uiterlijkheden niet meer belangrijk, je begint eindelijk de mens achter de mens
te zien. En je koestert elke ontmoeting.

Ze is een beetje vergeetachtig, klaagt ze om
het kwartier bij ieder bezoek. Ik heb dat ook. Ik ben 45,5 jaar jonger. Sinds
ze in het rusthuis met de symbolische naam Het Gouden Anker verblijft (daar
komen die tattoos van mijn grootvader weer om de hoek piepen), is ze, na
negentien jaar weduwschap, niet meer alleen. Vanaf haar hoekkamer kijkt ze toe
op de werklieden die recht tegenover haar nieuwe verblijfplaats een Delhaize
neerpoten. “En, doen ze een beetje voort, uw werkmannen, bomma?”
vraag ik dan telkens. “Goh, ik moet er toch nogal achter zitten!” repliceert ze dan, waarna een ontwapenende lach volgt. Prietpraat voor u, een
fijne babbel voor mij. Vervolgens heeft ze het over haar vrienden in het rusthuis, “maar dat zijn allemaal ouw’ mensen hé”.

Bomma. Weet u dat ik pas een paar weken
geleden ontdekte waarom dat met twee m’en geschreven wordt? Jarenlang had ik
het over boma en bompa, alsof de worstenmaker uit FC De Kampioenen er iets mee te maken had. Maar natuurlijk is dat
‘ma’ en ‘pa’ waar het woordje ‘bom’ voor gezet is, drong tot me door tijdens
een recente treinrit van Tollembeek naar Antwerpen. Wat die ‘bom’ verder wil betekenen,
Joost mag het weten, want een ‘bewust ongehuwde moeder’ was zij zeker niet en mijn
grootvader nog veel minder!

Wat zing je als iemand zijn 101ste verjaardag
viert? Lang zal ze leven in de gloria?
Hoe lang is ‘lang’ dan. Langer zal ze
leven
? Uiteraard, zeer graag, als de gezondheid dat toelaat, maar het bekt
niet echt lekker. Ach, laten we voor de eenvoud gaan, dat past bij haar:
gelukkige verjaardag, bomma!



Over wie zal ik eens schrijven?

Memories & mijmeringen Posted on za, oktober 04, 2014 12:52:51

Waarover zal ik eens iets schrijven? Over wie
of wat? Ik laat de beslissing aan u, trouwe lezer, maar ik wil u waarschuwen
dat geen enkel onderwerp veilig is voor mij, en dat bedoel ik letterlijk. Ik
verklaar mij nader.

Aan het RITS schreef ik voor het vak
Filmografie een korte biografie over Alfred Hitchcock (in werkelijkheid schreef
ik een deel van een bestaande biografie af, maar de feiten zijn inmiddels
verjaard, dus: soit): ik leverde die kort na de paasvakantie van het jaar 1980 in. Een paar weken later overleed de
regisseur.

Over wie
zal ik eens schrijven?

Met twee collega-studenten maakte ik het
daaropvolgende academiejaar een animatiefilmpje op A Day In The Life van The
Beatles. Iets surrealistisch met een eindeloos ronddraaiende camera in het Zoniënwoud,
een houten Christusbeeldje dat we beeld per beeld wat verder rond zijn as
lieten draaien, close-ups van gaten in de overspanning van een monumentaal
gebouw en een slippend speelgoedautootje. Begin december werd John Lennon
neergeknald, het was a day in the life
van de toen nog zeer gewelddadige stad New York.

Over wat
zal ik eens schrijven?

In het laatste jaar aan het RITS wilden we een
reconstructie maken van een scène uit een film van Rainer Werner Fassbinder. U
raadt het al, het liep niet goed af, noch met de reconstructie (werd nooit
gefilmd), noch met Fassbinder (stierf). Bij het vernemen van het nieuws kirde
een student aan de filmafdeling van blijdschap: “Nu komt er een plaats
vrij voor een andere regisseur”. Hij heeft nooit een film gedraaid.

In welk
onderwerp zal ik eens mijn tanden zetten?

Nog in dat gezegende jaar 1982 rondde ik mijn
thesis af, met als briljante titel: Kwantitatieve
inhoudsanalyse van het dagblad De Morgen
. Bijna was dat een postume studie,
want de krant overleefde ternauwernood één van zijn talloze crisismomenten. Ik
weet niet of we die avond zalm aten thuis, eigenlijk was ik de enige
tegendraadse thuis, dus zal het wel stoofvlees geweest zijn. (Zwemt stoofvlees ook tegen de stroom in?)

Welke BW
(Bekende Wereldburger) verdient zeer binnenkort een blogpost van mijn hand?

Vele jaren later, de eeuw stond op het punt om
afgesloten te worden, mocht ik op de sportredactie van de openbare omroep een
documentaire draaien over het honderdjarig bestaan van mijn favoriete
voetbalclub. Samen met een collega waren we net begonnen aan de interviews met de
sterren van weleer toen het nieuws werd bekendgemaakt dat onze club ophield te
bestaan en opging in een fusie met een polderclubje van aan de andere kant van ’t stad.

Heeft u
suggesties?

Weer vele jaren later ging ik zelfs werken
voor mijn favoriete voetbalclub, intussen twee fusies later. Na een jaartje
mocht ik beschikken, maar mijn vloek bleef er blijkbaar hangen: nog geen twaalf
maanden daarna was de club failliet. Wéér failliet.

Ik
herhaal: over wie zal ik eens schrijven?

Blijf uit mijn buurt, ik ben gevaarlijk.
Misschien moet ik maar eens een boek schrijven over werkloosheid of racisme of
IS of kanker of ebola. Wie weet of de vloek ook in die richting werkt.



Sugar me

Memories & mijmeringen Posted on vr, oktober 03, 2014 11:23:38

One for
you and for me, but one and one and one, pardon me – comes to three
“. Zelfs voor een dertienjarige die nog geen Engelse les had gehad,
behalve dan door het veelvuldig kijken naar Engelstalige feuilletons op tv, was
de tekst van Sugar Me van Lynsey de
Paul best te begrijpen.

Heette dat genre niet Bubblegum Pop of zoiets? Een tekst die op een paar minuten op een
bierviltje werd geschreven, een catchy
melodie en een bevallige jongedame die begerig in de camera keek, meer moest
dat niet zijn voor een puistig tienerexemplaar dat elke maandagavond zijn
portie Toppop wilde in de hoop dat
‘zij’ weer een paar plaatsen gestegen was, de voorwaarde die de programmamakers
stelden om het primitieve clipje te laten zien.

Bevallige jongedame? Ze zag er verrukkelijk
uit, met die lange blonde lokken, die opzichtige moedervlek rechts van haar
mond, die voor de rest perfect symmetrische verhoudingen van haar engelengezicht, die
ondeugende blik. Ze keek naar mij! Niet naar u, niet naar de jongen die naast
me zat in de klas, niet naar al die andere tieners die hun eerste natte droom
kregen terwijl ze in hun slaap “Baby,
baby sugar me / Gotta get my candy free / Sugar me by day, sugar me by night /
Sugar sugar sugar sugar sugar sugar sugar
” neurieden. Naar mij!

Ze zou daarna nog heel wat andere hits schrijven voor
zichzelf en voor anderen, werd tweede in het Eurovisiesongfestival, ging acteren en nam begin jaren negentig zelfs een zelfverdedigingsinstructievideo
op voor vrouwen, maar Lynsey de Paul, gisteren op haar 64ste gestorven aan de
gevolgen van een hersenbloeding, blijft voor mij verbonden aan het jaar 1972,
die ene, door stevig getokkel op de piano aangedreven, grote hit en het sensueel
ontwaken van een opgeschoten jongeman die zich een ideaalbeeld probeerde te
vormen van zijn toekomstige. (De blonde van Abba, Olivia Newton-John en Lady Di
waren nog lang niet in beeld toen en dromen werden nog geen bedrog genoemd, mag het even, ja?)

Save
me, save me / Baby, baby sugar me
“. Zou Lynsey de Paul ooit geweten
hebben dat ze mij kon krijgen?



2050

Memories & mijmeringen Posted on za, september 27, 2014 12:23:00

Onze F-16’s waren al onderweg naar doelwitten
in Verweggistan toen het parlement haar goedkeuring verleende aan de
gezamenlijke actie van een aantal westerse en Arabische landen tegen de verderfelijke IS. Het deed
terugdenken aan de jaren tachtig, toen er een poos met volmachten (pardon:
‘bijzondere machten’) geregeerd werd, want democratie is soms vervelend en
traag in de ogen van bewindvoerders. In die periode werd er ook gestemd over de
installatie van kruisraketten op de basis van Florennes, terwijl die spullen
die de Sovjet-Unie moesten afschrikken op dat moment al de overtocht maakten
vanuit de Verenigde Staten. Ook het massale protest (500.000 betogers volgens
de organisatoren, 100.000 volgens de rijkswacht) hielp daar geen lievemoederen
aan.

Terwijl onze regeringen – of ze nu van
lopende, afdruipende of besparende zaken zijn – hun uiterste best doen om ons
dertig jaar terug in de tijd te katapulteren, kijken anderen al flink ver voorwaarts in de tijd.
Weervrouw Jill Peeters voorspelde vorige week dat de klimaatverandering ervoor
zal zorgen dat we in 2050 Kerstmis op ons terras kunnen vieren. Weliswaar met jas
en trui aan, want negen graden is nu ook niet zo verschrikkelijk warm. Bovendien was
het vorig jaar, 2013, al acht graden op kerstdag, dus…

2050, het lijkt nog zover weg, maar het is al over amper vijfendertig jaar en een paar maanden: een eeuwigheid voor wie nu leeft, een lichtflits voor wie
over honderd jaar de geschiedenis van de mensheid in boekvorm zal proberen samen
te vatten. Maar wat mogen we nog verwachten in 2050? Met de bereidwillige hulp
van een kale professor, ene Barabas, reizen we even vooruit in de tijd.

***

In 2050 organiseert Limburg een referendum om
onafhankelijk te worden van het koninkrijk Nederland en van de republiek
Vlaanderen. Een marketingbureau, Slangen & Kleinzonen, bedacht een nieuwe
naam voor de toekomstige republiek (Limbo) en een catchy slogan (“Limbo, waar de lat altijd lager kan!”).

In 2050 kondigt de Vlaamse regering aan dat de
Oosterweelverbinding er definitief komt. Geen brug, geen tunnel, maar een
combinatie van beide: een snelweg met vijf verdiepingen van telkens tien
rijvakken, waarvan drie ondergronds. BAM!

In 2050 kondigt Bart De Wever (79) aan dat hij
het wat rustiger aan gaat doen. Het is echter nog onduidelijk welke functie de
Vlaamse minister-president/partij- en parlementsvoorzitter/burgemeester van
Antwerpen/CEO van de automobilistenbond/voorzitter van 23 raden van bestuur/professor
geschiedenis zal neerleggen. Mogelijk licht hij een tip van de sluier op in één
van zijn zeven columns in dag- en weekbladen.

In 2050 wordt de Amerikaanse presidente,
Chelsea Clinton, de eerste vrouw in de Oval Office, beschuldigd van seksuele
intimidatie. Ze schreeuwt haar onschuld uit (“I did not have sex with that
man. And that woman. And Conchita Wust”) en overleeft ternauwernood een impeachment-procedure. De openbare
aanklager, Brad Lewinsky, een kleinzoon van Monica, reageert teleurgesteld.

In 2050 lanceert Apple-baas Reed Jobs (59),
zoon van de legendarische oprichter Steve, een nieuw toestelletje waarmee
gebruikers kunnen vliegen en tezelfdertijd actief zijn op de sociale media. Het
hebbeding, kostprijs: 3.000 dollar, wordt de iCarus genoemd.

In 2050 stelt Telenetflix twee nieuwe zenders
voor: Spic & Span (voor huisvrouwen die lijden aan een
obsessieve-compulsieve stoornis) en Spock & Speck (voor liefhebbers van
futuristisch koken).

In 2050 presenteren Natalia en Regi een
muziekwedstrijd voor senioren: Rock and
Rollator
, ondertitel The Voice For
Oldies
.

In 2050 publiceert de nieuwssite Newsdonkey een lijstje.

In 2050 wordt KFCO Beerschot Wilrijk voor de
vierde opeenvolgende keer kampioen van Vlaanderen. In de republiek Wallonië
gaat de titel naar Standard, één van de drie resterende clubs. In het
koninkrijk Brussel haalt White Star Brussels het op de slotspeeldag van Anderlecht.
En in Oostrijk verlengt AS Eupen zijn titel.

In 2050 weet alleen Brussel zich te
kwalificeren voor het WK Voetbal. Het team van bondscoach Kompany en zijn
trouwe assistent Vanden Borre wordt uitgeloot in een poule met Brazilië,
Catalonië en het gastland, de zogeheten ‘groep des doods’.

In 2050 wordt het WK Voetbal georganiseerd
door de Islamitische Staat. FIFA-voorzitter Blatter (114): “Mijn kop eraf
als het geen gigantisch succes wordt!”.

***

In 2050 zal ik 91 zijn. Toch maar terug in die
Teletijdmachine stappen, richting 2014.



Spoorwegkathedraal

Memories & mijmeringen Posted on vr, september 19, 2014 18:51:09

De ‘Spoorwegkathedraal’ noemen Antwerpenaren
het. Nu is chauvinisme nooit ver weg als een sinjoor de monumentale gebouwen
van zijn metropool moet omschrijven en is enige relativering doorgaans op zijn
plaats, maar in het geval van het Centraal Station van Antwerpen is de benaming
‘kathedraal’ goed gekozen. Plechtstatiger en majestueuzer vind je ze
tegenwoordig niet, de openbare gebouwen. Eerder dit jaar werd het nog
uitgeroepen tot mooiste station ter wereld. Ik heb niet alle stations ter
wereld bezocht, maar ik kan me er iets bij voorstellen. Of beter: ik kan me
nauwelijks voorstellen dat er mooiere stations bestaan.

De stijl is moeilijk definieerbaar. Op de
Wikipedia-pagina hebben ze het over ‘eclectisch’, meestal synoniem voor een
samenraapsel van gepikte ideeën, vaak ook een verzamelterm om aan te geven dat
niemand het goed schijnt te weten hoe je dit nu in intelligente bewoordingen
moet omvatten. Maar in dit geval: accuraat. ‘Eclectisch’ zoals in: ‘het beste uitkiezend’. Kort door de bocht zou je kunnen
stellen dat het station iets heeft van de typische autochtoon: opdringerig, niet wars van pronkzucht, zichzelf beter voordoend dan hij eigenlijk is, qua
karakter het hele gamma bestrijkend van intimistisch tot exuberant en van heel open
en uitnodigend tot hermetisch gesloten. Op één of andere manier werkt het wel,
die mengelmoes van stijlelementen. Indrukwekkend, is een adjectief dat past.

Ooit was dat anders. Eind jaren zeventig,
begin jaren tachtig, niet eens tachtig jaar na de ongetwijfeld feestelijke
opening op 11 augustus 1905 lag het Centraal Station er extreem verwaarloosd
bij. Achter de bijna helemaal zwart uitgeslagen gevels herkende je met wat fantasie nog wel wat dit in de eerste helft van de twintigste eeuw moet
geweest zijn. Het bladgoud had in de loop van de jaren een vaalbruine kleur gekregen en was nog een flauw restant van de oorspronkelijke pracht en praal.
Roltrappen functioneerden nauwelijks, trappen zagen er allesbehalve uitnodigend
uit, op de perrons moest je tussen de brokstukken laveren, een penetrante
pisgeur waaide je tegemoet als je het gebouw betrad. Vergane glorie, was het.
Ik ben er jaren met dichtgeknepen neus binnengestapt om naar Brussel te sporen.

Halfweg de jaren tachtig dreigde de
perronoverkapping naar beneden te tuimelen. Ook de gevels stonden op het punt
om het te begeven. De overheid wilde eerst niet investeren. De minister van
Verkeerswezen, ene Herman De Croo, nam zelfs de term ‘afbreken’ in de
mond. Alleen een ultiem dreigement van de NMBS om het gebouw voortijdig te
sluiten, deed de regering overstag gaan. Het Volkshuis van Art
Nouveau-grootmeester Victor Horta in Brussel had in dat opzicht minder geluk,
want dat werd in diezelfde glorieuze jaren tachtig wel met de grond gelijk gemaakt.
Het waren de jaren dat de betonboeren in de hoofdstad handjeklap deden met gecorrumpeerde
politici à la Paul Vanden Boeynants. Vandaag kunt u de spanten van Horta’s
meesterwerk trouwens bewonderen in Grand Café Horta in… Antwerpen.

Het ten dode opgeschreven station werd stukje
bij beetje gerenoveerd, acht jaar geleden werd het van een kopstation, terminus
van alle treinen, een doorgangsstation, zodat treinen richting Nederland niet
eerst een ommetje moesten maken langs allerlei kleinere Antwerpse stations. In
2007 kwam er de uitbouw op drie niveaus. En kijk nu, drie decennia na de bijna-mokerslag:
mooiste station ter wereld, zonder verval en bijbehorende pisgeur. Je komt ogen
tekort om alle details te bewonderen. Voor een uitgeweken Antwerpenaar zoals ik
is het iedere keer thuiskomen, je welkom voelen, een combinatie van trots,
kippenvel en architectonisch genot.

Spoorwegkathedraal, ik proef het woord. Ja, toch wel. Dat de
liberaal De Croo deze parel met de grond wilde gelijk maken, bewijst drie
dingen: 1) ‘er de stekker uit trekken’ is een familietrekje bij de De Croos, 2) in de ultraliberale politieke recepten is zelden plaats voor sentiment en respect voor grootsheid, en
3) we mogen beslissingen over onze belangrijke monumenten nooit of te nimmer
alleen aan de politiek overlaten.



Top 52 van de Eeuw

Memories & mijmeringen Posted on wo, september 17, 2014 12:49:22

Ooit zullen alle grote geheimen worden
blootgelegd, lieve lezer, u moet alleen een heel klein beetje veel geduld oefenen. In deze
bescheiden bijdrage komt u vooralsnog niet te weten wie de reus van de Bende
van Nijvel was, of de moord op JFK de daad van een gemotiveerde eenzaat dan wel
het gevolg van een gigantisch complot was, en wie de Eerste Wereldoorlog won en
wie als tweede eindigde.

Neen, ik hou het vandaag bij een kleine
onthulling, die je niet als ‘de kroon ontbloten’ mag zien, ook al ziet een van
de betrokkenen, die ik verderop Externe Adviseur zal noemen, zich ongetwijfeld als koning-keizer-admiraal. In mijn
nostalgisch hersenspinseltje van gisteren, over Mijn Held, een kannibaal op
twee wielen, had ik het al over de ‘Top 52 van de Eeuw’, een initiatief van
deze jongen dat in het gezegende jaar 1999 tweeënvijftig zondagen lang een
uitsmijterrubriekje vormde in Sportweekend,
een programma dat al sinds een paar eeuwen vóór mensenheugenis op tv wordt
uitgezonden.

Het opzet was poepsimpel: de eeuw eindigt, dus
maken we een lijst met de 52 beste sporters aller tijden tot dan toe. Alleen al
dat gegeven zorgde voor lange en hevige discussies, want eindigde die
twintigste eeuw nu op 31 december 1999 of op 31 december 2000? Met andere
woorden: zit het jaar nul vervat in de vorige of in de nieuwe eeuw? Er werd
gerekend dat het een lieve lust was, Christus ging geregeld over de tongen
(zowel als onbewuste grondlegger van onze tijdrekening als in vloeken van
ongeloof over zoveel tegenstrijdige argumenten die heen en weer werden
geslingerd) en uiteindelijk werd beslist – zij het lang niet unaniem – dat we 1
januari 2000 als start van een nieuwe eeuw zouden aanvaarden en dat we die hele Top 52 in 1999 zouden uitzenden.

Daarna ging de discussie over wie allemaal
zijn persoonlijke Top 20 van vooraanstaande sportlui mocht indienen
(verschillende gevestigde waarden op de redactie: “Je gaat dat toch ook
niet aan de regieassistenten en de producers vragen, wat kennen die van
sport?”), maar ik zette door, überdemocraat die ik in onbewaakte momenten
ben. Dus zetten alle vaste en losse medewerkers hun Top 20 op papier. Ook de individuele lijstjes leidden tot luidruchtig gebekvecht, ja, er was
duidelijk veel te weinig te doen op sommige momenten of misschien rateerden we
af en toe wel iets uit de sportactualiteit omdat we te druk bezig waren met
brede maatschappelijke debatten. Met name de rubriekleiders Cricket, Krulbol en
Special Olympics werden ter verantwoording geroepen voor hun bizarre keuzes.

Toen sloeg ik aan het rekenen en kwam ik uit
op een mooie lijst van 52 illustere namen. Ik dook in het sportarchief, zocht een
instrumentaal stukje muziek dat in de tijdsgeest van de geportretteerde sporter
paste (leve Glenn Miller, The Shadows en Booker T. and the MG’s!) en monteerde
elke zaterdagavond een of meerdere items. Dat ging zo ongestoord door tot bij
nummer zes of zeven. Toen kwam er plots reactie van de Externe Adviseur die op
dat moment ongeveer alles te zeggen had over de tv-uitzendingen en die zich
uitvoerig bemoeide met elk detail, hoe pietluttig ook. Of we niet iets konden
doen aan die nummer één, want het zou toch leuk zijn dat we de winnaar de
laatste zondag van 1999 in de studio konden uitnodigen en die Amerikaanse
hardloper zouden we toch niet kunnen strikken daarvoor?

Er ontstond enig mailverkeer. Een ervaren
journalist, herkenbaar aan zijn sikje, stuurde een verontwaardigde reactie
naar de Externe Adviseur (“Wat denkt u wel, een objectief samengestelde
lijst manipuleren?”), waarop die op zijn beurt gekrenkt reageerde naar de
Hoofdredacteur (“Hoe wereldvreemd kun je zijn?”), wat dan weer in
uitvoerige discussies uitmondde waarbij de rubriekleiders Cricket, Krulbol en
Special Olympics alweer het hoge woord voerden. De Presentator van het
programma zag de gemanipuleerde lijst wel zitten, want dan kon Onze Beste Sporter
Aller Tijden bij hem in de studio zitten (“Het is toch maar een spelletje,
jongens!”), wat ook zijn persoonlijk prestige ten goede zou komen.

Enfin, de Externe Adviseur haalde zijn slag
thuis, ik verwisselde braafjes de nummers één en twee van plaats en de
Presentator was verheugd dat hij op zondag 26 december 1999 Onze Beste Sporter Aller
Tijden mocht verwelkomen. Tot de hele zaak uitlekte en de genaamde (ego) van
een onafhankelijk weekblad voor radio en televisie de opdracht kreeg om het uit
te spitten. Zo kreeg ik twee weken vóór die laatste uitzending een telefoontje
van de man. “En, doe je je job nog graag, Frank?” “Euh, ja.”
“Wij hebben vernomen dat de nummers een en twee verwisseld moesten worden
van de directie, wat heb je daarop te zeggen?”. “Euh, geen
commentaar”. De daaropvolgende dinsdag stond er een vervelend Knip-stukje op pagina zes, als ik me goed herinner. Zonder commentaar, maar wel met de ware
toedracht. Wat de Externe Adviseur en de directie dan weer niet zo fijn vonden.

Zo werd een eenvoudig idee voor een fijn
wekelijks item in een sportmagazine alsnog bijna een staatszaak. Maar u weet
het dus nu: Mijn Held was in werkelijkheid pas nummer twee, eigenlijk hadden we
De Zwarte Atleet moeten huldigen. Op drie stond De Zwarte Bokser, op vier De
Zwarte Basketter, op vijf De Vliegende Fin. Dat er nooit iemand aan gedacht
heeft om de Externe Adviseur te beschuldigen van racisme, door een blanke van
bij ons (“Eigen volk eerst!”) voor te trekken ten koste van een trio
gekleurde medemensen. Daar hebben de rubriekleiders Cricket, Krulbol en Special
Olympics een serieuze kans gemist!



Mijn Held

Memories & mijmeringen Posted on di, september 16, 2014 11:18:51

Het is allemaal de schuld van Jan Devriese. De
columnist van Het Laatste Nieuws,
tevens de laatste columnist van Het Nieuws, pende zaterdag een jeugdherinnering
neer, over een klein mannetje dat een handtekening wilde van zijn grote
wieleridool, maar dat niet door het woud van grote mensen tot bij het icoon
geraakte. Pas vele jaren later, Jantje was al Jan geworden en werkte als sportjournalist,
lukte het hem om een privé signeersessie af te dwingen.

Het deed me denken aan mijn eigen jeugdjaren,
toen ik dweepte met diezelfde wielerheld, een kannibaal op twee wielen, die,
kromgebogen over het stuur, zichzelf een weg baande en alle tegenstanders een
poepje liet ruiken. Ik weet niet of je dat laatste eventueel ook letterlijk
moet nemen, maar die andere coureurs beklaagden het zich in elk geval uitgebreid dat ze in
hetzelfde tijdperk actief waren. Eentje zei er zelfs “Hij rijdt vijf per
uur te rap voor ons, Fred” en dat vatte het prima samen. Ik hou van
winnaars en zeker als die álles willen winnen, al was het een partijtje zaklopen
op drijfzand.

Vele jaren later kwam ik Mijn Held opnieuw
tegen. Ik was hoofdredacteur op de beste sportredactie van het land geworden,
hij zat mee in de organisatie van de Brabantse Pijl, letterlijk een
zondagskoers. Het was het fijne jaar 2001, mijn werkgever had net de
uitzendrechten op een boel Vlaamse en internationale wielerwedstrijden gekocht,
zodat er tweehonderd dagen per jaar koers te zien was op de openbare
wieleromroep.

Ik had hem als eens eerder ontmoet, eind 1999,
toen hij op één was geëindigd in de Top 52 van de Eeuw van diezelfde
sportredactie waarvan ik op dat moment nog losse medewerker was. Ik monteerde
de filmpjes en mocht mee met meneer en mevrouw Held, meneer de Presentator en
meneer de Toenmalige Hoofdredacteur gaan eten in het restaurant van meneer Woestijnvis.
Ik heb weinig gezegd die avond, want ik hing aan de lippen van de Held die weinig
zei, maar het leek wel alsof elk spaarzaam woord dat zijn mond verliet heilig
was. Godenverering, het doet wat met een nuchtere mens.

Maar terug naar die 1ste april van het jaar
2001. We hadden net een vergadering in de sporthal van Alsemberg achter de rug
om de uitzending te plannen. Ik ging te voet bergop, in de steile Pastoor
Bolsstraat, de scherprechter van de koers, waar dat jaar ook nog de
aankomststreep getrokken was. Ergens halfweg de beklimming reed er een wagen
van de organisatie me tegemoet. Op de passagiersstoel herkende ik Mijn Held. En
toen gebeurde het. Hij zwaaide met een brede glimlach naar me. Ik zwaaide in
een reflex terug en bleef vervolgens tien seconden aan de grond genageld staan.
Mijn Held die me herkende (Hoogtepunt 1), naar me lachte (Hoogtepunt 2) en ook
nog eens zwaaide waardoor hij alle omstanders duidelijk maakte dat ik een goede
kennis van hem was (Hoogtepunt 3, onovertroffen): u begrijpt dat ik pas ‘s
anderendaags van mijn wolk nederdaalde om in de krant te lezen dat Michael
Boogerd die Brabantse Pijl gewonnen had. Bijzaak was dat.

Dat moment, die lach, die zwaaiende hand: daar
kan niets tegenop. Professioneel geluk is niet dat leuke bedrag op het
loonbriefje, die jaarlijkse extraatjes, de blinkende firmawagen, de rinkelende
gsm, de blitse laptop, de goede score op het evaluatieformulier, de talloze vergaderingen
met de top van het bedrijf, baas zijn van de beste sportredactie van het land.
Professioneel geluk is: je Held die naar je zwaait.



“Rik is een rat”

Memories & mijmeringen Posted on ma, september 15, 2014 13:23:22

“Rik is een rat” stond er te lezen
op de reusachtige kartonnen handen die alle toeschouwers bij het binnenkomen
van het enige Olympisch Stadion dat ons land rijk is ontvangen hadden. Voor een
buitenstaander zou het als de ultieme belediging kunnen geklonken hebben,
vooral toen uit duizenden kelen ook nog eens “Rikske is een rat, olé
olé” weerklonk, terwijl de mensen enthousiast met het gekregen hand zwaaiden
naar een paarswitte Mini die op het stukje asfalt naast het terrein reed. Op de
zijkant stond het nummer dertien.

Het was zaterdag 13 september, het oude
stamnummer van het teloorgegane Beerschot was 13 en in de kleine auto zat
achteraan Rik Coppens, “de koning van het Kiel” zoals we met zijn
6.482 konden lezen in de eveneens gratis uitgedeelde Gazet van Rik. Geen rat, maar een levende legende van het Belgische
voetbal, wereldberoemd in Antwerpen, berucht daarbuiten. “Ratten”, zo
dachten de vijandige supporters van Antwerp FC (stamnummer 1) ooit, dat is het
laagste van het laagste in de dierenwereld en dus probeerden ze er de hevige
supporters van die andere club die de bijnaam ‘Ploeg van ’t Stad’ claimt tot in
het diepste van hun wezen mee te schofferen. Die pikten de “ratten”
op en maakten er een geuzennaam van, zodat nu meerdere keren op zo’n
voetbalavond uit volle borst “Waai zen Kielse ratte, waai zen ratte van ’t Kiel”
wordt gebruld.

“Rik is een rat” is dus niet de
ultieme belediging, maar de bevestiging dat hij “één van ons is”.
Iedereen die ooit het paarswitte shirt heeft gedragen, is een rat, of was dat
toch voor hij andere oorden opzocht. Als er iemand je in de omgeving van het
Olympisch Stadion rat noemt, moet je dat vooral koesteren.

Tik op YouTube “penalty 3 tijden” in
en u weet meteen wie Rik Coppens was. In een interland tegen IJsland uit 1957 presteerde
hij het om vanop de stip een tikje opzij te geven naar een medemaat, die het
leer (toen mocht die bal met recht en reden nog “het lederen monster”
worden genoemd) netjes teruggaf, waarna Coppens de bal eenvoudig voorbij de verbouwereerde doelman schoof. Tik op YouTube “rik coppens” in en
je vindt een paar memorabele andere acties terug van de man die de allereerste
Gouden Schoen won en voor wie de voetballiefhebber destijds speciaal naar het
Kiel ging. Toen Coppens langdurig geblesseerd was en na maanden zijn rentrée
maakte bij de reserven van Beerschot, zaten er negenduizend van de pret
joelende mensen op de tribunes. Een unicum.

Jongen van de Seefhoek, zoon van vishandelaren, jazzliefhebber,
levensgenieter, onwaarschijnlijk zelfbewust, cynicus, überAntwerpenaar, Rik
Coppens is het allemaal. Maar die 84 levensjaren zitten in de knoken. De kont
staat niet meer naar de vergeefs naar de bal happende tegenstander gedraaid, de
ogen staan niet meer uitdagend in hun kassen, de tong staat wat vaker stil dan
dat ze ratelt, de blik is op oneindig gericht, hij schuifelt meer dan dat hij
stapt. De man die een God was voor mijn grootvader zaliger, wiens verhalen een
flink deel van mijn jeugd paarswit hebben gekleurd, is een sterfelijk wezen
geworden. Dat werd zaterdag pijnlijk duidelijk.

De cynicus in mij zou het een beetje zielig
gevonden hebben, die huldiging met die nep-Gouden Schoen en de moeizame aftrap
(laten we het een schijnbeweging noemen), maar die cynicus had ik zaterdagavond
thuis gelaten. Geef toe, “Cynicus is een rat, olé olé”, het klinkt niet.
De sarcast in mij zou het handige marketing genoemd hebben, om bij de eerste
thuiswedstrijd van het seizoen veel volk naar het Kiel te lokken, maar ook die
sarcast had de trip naar Antwerpen niet gemaakt. (Ook “Sarcast is een rat,
olé olé” bekt niet lekker!) De supporter in mij (“Frankske is een
rat, olé olé”, ja, waarom niet?) kreeg kippenvel en voelde enig vocht in
de ogen toen de wagen met Coppens voor de spionkop parkeerde en die hem
bedankte met een Antwerps-Engelse versie van You’ll Never Walk Alone, de primus inter pares onder de
voetbalhymnes.

Heeft hij het allemaal ten volle beseft, de
koning van het Kiel? Ik betwijfel het, maar wat maakt het uit? Zoals zo vaak is
het het gebaar dat telt. Het respect. Die diepe buiging van 6.482 toeschouwers
(zelfs de meer dan honderd fans van Witgoor Dessel hadden een mooi spandoek
gemaakt!) voor iemand die ze, op een paar oude knarren na, nooit zelf hebben
zien spelen, maar over wie hun grootvaders ’s zondags bij de koffie en de taart
onvergetelijke verhalen vertelden. De mens Rik Coppens mag dan wel van vlees en
bloed zijn en ooit tot stof en as moeten wederkeren, de legende is dat niet:
die is onsterfelijk.

(KFCO Beerschot Wilrijk – Witgoor Dessel
eindigde overigens op 3-0. In de eerste helft werd er zó traag gevoetbald, dat je dacht
dat het uit respect was voor het voetbal uit de jaren vijftig, maar de enige
die Coppensiaans met zijn kont schudde was een kleine, vinnige zwarte speler
van de bezoekers. Mensah heette die, een slimme voetballer. In de loge moet Rik
Coppens iets van zichzelf in die jongen herkend hebben.)



« VorigeVolgende »