Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Voetbalseizoen 2013/2014 in een notendop

Sport Posted on vr, juli 26, 2013 11:35:40

Vanavond trappen Club
Brugge en Sporting Charleroi om half negen het voetbalseizoen 2013/2014 op
gang, waarin we tien maanden lang op zoek gaan naar een opvolger van uittredend
landskampioen Anderlecht. Met nog vijf weken transferperiode op de teller is
het risicovol om nu al voorspellingen te doen, maar ik doe hoe dan ook een
poging. (Deze bijdrage is ook terug te vinden op deredactie.be)

Wie wordt kampioen?

Dat Anderlecht tot de uitgesproken titelfavorieten behoort,
is normaal. Paarswit gaat voor de 33ste titel uit de clubgeschiedenis, maar zal
dan wel nog enkele spraakmakende transfers moeten realiseren. Vedetten Lucas
Biglia en Dieumerci Mbokani versierden transfers naar rijkere competities, op
de bank komt de plek van sterke invaller Tom De Sutter vrij en het contract van
Milan Jovanovic – afgelopen seizoen geregeld beslissend vóór de winterstop,
daarna een hopeloze zeur – werd niet verlengd. In hun plaats voorlopig heel
weinig: enkele beloftevolle jongeren, dat wel, Anthony Vanden Borre, die alsnog
een nieuw contract versierde, en een verlengd huurverblijf voor Demy de Zeeuw.

Dan lijken Club Brugge en Standard dit keer sneller klaar te
zijn met hun huiswerk, al moeten we wel een slag om de arm houden. Beide clubs
grossierden de afgelopen jaren vooral in mislukte transfers en het betere
dribbelwerk viel in Brugge en Luik te noteren in de bestuurskamers. Routinier
Timmy Simons en een op revanche beluste Tom De Sutter zijn nieuw bij Club, dat
wel Carlos Bacca en Ryan Donk zag vertrekken naar lucratievere oorden.

In Luik verwelkomen ze de blessuregevoelige international
Igor De Camargo, maar vooral: de contracten van sterkhouders Vainqueur en
Batshuayi werden verlengd. Toch blijft de positie van de gehate voorzitter
Duchâtelet bijzonder wankel. Een slechte seizoensstart en er wordt geheid weer luidkeels
geprotesteerd op Sclessin.

RC Genk bleef voorlopig kalm op de transfermarkt. Elyaniv
Barda keerde terug naar zijn vaderland, maar de Israëlier was de jongste twee
seizoenen niet meer dan een veredelde invaller. Het Limburgse huishouden is al
een tijdje een toonbeeld van rustige vastheid.

Om de G5 compleet te maken: AA Gent zorgt deze zomer voor de
meest opvallende nieuwkomer, de Ghelamco Arena. Het eerste fonkelnieuwe
Belgische voetbalstadion in veertien jaar tijd, met een capaciteit van 20.000. De
Buffalo’s zullen meer volk over de vloer krijgen, dat is nu al zeker. De kern
werd uitgedund, vooral de lastige jongens mochten tijdelijk of definitief
beschikken. In de plaats kwamen spelers die direct inzetbaar zijn in het eerste
elftal. Best mogelijk dat de Gentse Feesten tot in mei volgend jaar duren.

En dan is er nog de revelatie van vorig seizoen: Zulte
Waregem. Kan Essevee bevestigen of bezwijkt het onder de druk, de naweeën van
de stamnummerperikelen en het vertrek van sterkhouders Delaplace (al
vertrokken), Berrier en Malanda (willen absoluut weg)? Een opsteker is wel dat
Thorgan Hazard, gehuurd van Chelsea, Zulte Waregem verkoos boven Anderlecht en
Genk. Qua opgestoken middelvinger kan dat tellen.

Een gedurfde pronostiek: Club Brugge wordt ofwel kampioen,
ofwel slaagt het er niet eens in Play-off I te halen. Tenzij Anderlecht alsnog
flink toeslaat op de transfermarkt. Play-off I wordt iets voor de ploegen uit
de G5 en mogelijk opnieuw Zulte Waregem. Tenzij er een nieuwe revelatie zou
opstaan…

Wie wordt de
revelatie?

Voor de zesde plek in Play-off I is Zulte Waregem uiteraard
een belangrijke kandidaat. Net als vorige seizoenen zullen Lokeren, KV Mechelen
en KV Kortrijk tot op het eind willen meedoen voor een plaatsje bij de elite.
Maar ik tip op een onverwachte ploeg: Lierse!

Al een aantal seizoenen is het speeltje van de Egyptische
eigenaar Maged Samy een toonbeeld van sportief wanbeleid en gebrek aan
stabiliteit. Maar blijkbaar wordt nu eindelijk grote kuis gehouden onder de karrevracht
Egyptenaren, terwijl inkomende transfers Hernán Losada, Wouter Corstjens en
Hossam Ghaly duidelijk versterkingen zijn. Ghaly is weliswaar de zoveelste
Egyptenaar, maar dan wel één die al 43 interlands gespeeld heeft. Eentje die
weet hoe hij zijn voetbalschoenen moet vastknopen. Dat kon van die andere
landgenoten van Samy niet altijd gezegd worden.

Wie wordt de beste
transfer?

Moeilijk om te zeggen wanneer er nog 37 dagen, tot en met 2
september, spelers zullen komen en gaan. Toch zou Timmy Simons op zijn 36ste
(37 in december) wel eens de tijdelijke leider kunnen zijn die Club nodig heeft.
‘Tijdelijk’, want Simons is hooguit nog twee seizoenen op het hoogste Belgische
niveau inzetbaar, maar aangezien hij vorig seizoen nog vaste titularis was bij
een middenmoter in de Bundesliga, moet dat in de tragere en minder intensieve
Jupiler Pro League ook wel lukken.

Wie degradeert?

KV Oostende, uiteraard. Een nieuwkomer heeft het altijd
moeilijk en bovendien moet het economisch opboksen tegen maar liefst vier
andere clubs uit West-Vlaanderen. Het stamnummer is weliswaar aan zee gebleven
(en niet naar Antwerpen verhuisd), maar de kans is zeer reëel dat het slechts
één seizoen zal toebehoren aan een eersteklasser. Ook al omdat Oostende
financieel geen speelruimte heeft: vorig seizoen was er al sprake van
achterstallige betalingen van de spelers en met een gemiddelde van pakweg 4.000
toeschouwers kan je je ook in de nabije toekomst weinig veroorloven.

Wie promoveert?

Door het faillissement van Beerschot en het overleven van
Cercle Brugge in de eindronde met tweedeklassers zal er voor het eerst sinds
lang geen daler uit eerste aan het seizoen in tweede klasse, zeg maar: de Belgacom
League, beginnen. Dat scheelt een flinke slok op een borrel, want zo’n club
krijgt een financiële parachute uit de pot van de tv-rechten. Nu zal het een
strijd met gelijke wapens worden: traditierijke clubs als Antwerp, STVV en
Westerlo zullen om promotie strijden.

Bij de Great Old is de zoveelste make-over aan de gang. Het
kan een voltreffer worden, maar het kan net zo goed alweer een pijnlijke afgang
inluiden. Ik gok dit keer toch op het eerste. Het zou ons volgend jaar pijnlijke
taferelen met stamnummertransfers naar de stad Antwerpen kunnen besparen. Als
er natuurlijk geen financiële lijken uit allerlei kaduke kasten vallen op de
Bosuil.

Wie wint de Gouden
Schoen?

Dieumerci Mbokani, Lucas Biglia, Carlos Bacca, Maxime Lestienne, Franck
Berrier en Junior Malanda zullen flink wat punten gesprokkeld hebben in de
eerste jaarhelft, maar die zijn allemaal weg (of toch bijna). Het is niet
ondenkbaar dat Timmy Simons twaalf jaar na zijn vorige Gouden Schoen een nieuw
exemplaar op zijn schoorsteen mag zetten. Voorwaarde is wel dat hij Club Brugge
inderdaad florissantere tijden helpt bezorgen, want in het Jan Breydelstadion
smachten ze straks al negen jaar naar een nieuwe landstitel. Da’s lang. In
Brugge zijn ze het hoongelach uit Anderlecht en Luik grondig beu.

Wat met die verdomde
play-offs?

Het seizoen 2013/2014 is het derde en laatste van het
huidige tv-contract. Zoals dat gebruikelijk is, zullen de clubs aan de
competitieformule willen sleutelen, om die in de eerste plaats voor henzelf, in
de tweede plaats voor de geïnteresseerde tv-zenders zo interessant mogelijk te
maken. Mijn verwachting: de verdoemde play-offs zullen blijven, maar in
Play-off I zal de halvering van de punten na de reguliere competitie wegvallen,
omdat de grote clubs dat nu eenmaal zo willen.

Al de rest zal in de conservatieve en angstige omgeving die
het Belgische voetbalwereldje is, niet wijzigen. De clubs kiezen meestal voor
het status quo, ook al zal het resultaat zijn dat onze Mickey Mouse-competitie straks
verder ‘Down down’ gaat.



Standard wordt te vivant voor Duchâtelet

Sport Posted on wo, juli 03, 2013 09:52:47

Als het aan de supporters van Standard ligt, vertrekt
voorzitter Roland Duchâtelet liever vandaag dan morgen op Sclessin. Vurige
stede, vurige supporters, dat is nooit anders geweest. Wie tegen de kar van de
machtige ‘La Famille des Rouches’ rijdt, kan maar beter flink verzekerd zijn.
Of krediet hebben opgebouwd. Dat laatste heeft de eigengereide voorzitter, in
de twee jaar dat hij de club nu leidt, nagelaten en dat breekt hem dezer dagen zuur
op.

Standard staat opnieuw in de etalage, maar een koopje kan je
’t niet noemen: Duchâtelet wil zijn investering terug. En er zijn twee extra
voorwaarden: negentig procent van de commerciële partners én de meerderheid van
de abonnees moet de nieuwe aandeelhouder aanvaarden. Vind zo maar iemand in de
wetenschap dat het seizoen over minder dan een maand begint!

STVV

Toen schatrijke voetballeek Duchâtelet in 2004
neerstreek in Sint-Truiden om er de plaatselijke voetbalclub in en onder handen
te nemen, werd dat nog als sympathiek bestempeld. De nieuwe grote man had een
mooie carrière doorlopen als bedrijfsleider en was ook oprichter-voorzitter van
de politieke beweging Vivant, die eerst met originele ideeën afkwam, zoals een
basisinkomen voor iedereen, en daarna haar wagonnetje vergeefs trachtte aan te
pikken bij de VLD.

STVV was in die periode een behoorlijk vaste waarde in de
eerste klasse van ons voetbal en de verwachting was dat de Limburgse hemel dank
zij de centen van suikernonkel Duchâtelet snel geel-blauw zou kleuren. Maar in
zeven jaar tijd slaagde STVV er slechts één keer in om hoger te scoren dan een
twaalfde plaats: vijfde in het seizoen 2009/2010. Een seizoen eerder stond het nog
in tweede klasse, waar het na één jaar vagevuur wel kampioen werd. Een
zeldzaam vreugdemoment in de Duchâtelet-jaren op Stayen.

Het was dan ook nogal verrassend dat Duchâtelet in juni 2011
plots 33 miljoen euro neertelde om Standard Luik over te nemen. De vorige grote
mannen, Robert-Louis Dreyfus en Luciano D’Onofrio, waren respectievelijk dood
en met de noorderzon vertrokken, en de supporters (!) verzetten zich tegen de
mogelijke overname door een Nederlandse investeringsgroep.

Het eerste wat Duchâtelet deed als nieuwe voorzitter van
Standard was het verkopen van zijn beste spelers: Witsel, Defour, Mangala,
Carcela. Het duurde maar één zomer om al driekwart van zijn investering terug
te winnen. De fans morden, maar ze wisten ook: als een speler echt weg wil, dan
kan je hem niet tegenhouden. En dus bleef het relatief kalm in en om het Stade
Maurice Dufrasne.

Pogoënde olifanten

Het tweede wat Duchâtelet in Luik deed, was een
alleenheerschappij uitbouwen. Wie niet honderd procent mét hem was, was tégen
hem, en werd onverbiddelijk bij het groot huisvuil gezet. Bestuurders mochten
beschikken, trainers kwamen en gingen, spelers idem dito, maar vooral: er werd
niet meer geluisterd naar de machtige supporters. En zo maakte Duchâtelet krek
dezelfde fout die andere bedrijfsleiders recent ook maakten: hij ging voorbij
aan het échte hart van een voetbalclub. Dat zijn niet voorzitters,
bestuursleden of spelers, want dat zijn passanten geworden. Een club wordt
gedragen door de supporters.

Het hap-snapbeleid van Duchâtelet kan perfect vergeleken
worden met het eigenwijze en ondoordachte gedrag van Bart Verhaeghe (Club
Brugge) en Patrick Vanoppen (Beerschot), die ook als zelfverklaarde witte
ridders de andere leden van de Pro League eens zouden laten zien hoe je zo’n
voetbalbedrijf professioneel moest runnen. Of neem nu zo’n Patrick Decuyper,
die dacht dat je eventjes ongestraft met een stamnummer kon zwaaien naar het
voetballoze Antwerpen.

Niet dat ze helemaal ongelijk hebben: ons voetbal mag wel
eens wat zakelijker worden bekeken. Maar je doet dat niet door als een olifant
in een hele krappe porseleinwinkel te beginnen pogoën. Daar komen scherven van.
En ‘vodden’. En dus zit Decuyper nu even stilletjes te bekomen in een Waregems
hoekje, bereidt Verhaeghe zijn derde total
make-over
in het Jan Breydelstadion voor en probeert Vanoppen de pek en
veren van het failliete Beerschot AC af te schudden. De heren hebben soms goede
ideeën, maar ze spreken de taal van het voetbal niet en ze willen te snel te
veel realiseren. En hun personeelsbeleid getuigt van impulsiviteit: de waan van
de dag regeert.

Voetbal is sport. Voetbal is emotie. ‘Voetbal is
belangrijker dan leven en dood,’ zei de legendarische Liverpool-manager Bill
Shankly ooit. Flauwekul, natuurlijk, maar supporters maken die nuance niet.
Stamnummer en clubkleuren zijn heilig voor hen. Ga dat maar eens vragen aan de
zevenduizend aanwezigen op de fandag van het ‘dode’ Beerschot. Zakenlieden die
het voetbal betreden kunnen daar maar beter rekening mee houden, ook als ze
stinkend rijk zijn en hun pad in het zakenleven met goud bestrooid lag.

Provocatie met
hoofdletter P

Duchâtelet was wel de hele tijd consequent in zijn beleid:
hij hield met niemand rekening. In de media wordt hij niet voor niets
omschreven als een ‘zonnekoning’. De slimme zakenman van weleer is niet meer (de
man die me een jaar of vijftien geleden in een interview voor het weekblad Imediair toevertrouwde: ‘De
mensen moeten uitgaan van een gezamenlijk belang: dat het goed gaat met hen én
met het bedrijf waar ze werken’). In de plaats kwam een weinig verlichte dictator.
Hij pleitte voor een ‘BeNeLiga’ en liet tegelijk verstaan dat Standard desnoods
naar de Franse Ligue 1 zou trekken, als hij geen gelijk kreeg (in Frankrijk
lieten ze al snel fijntjes verstaan dat ze niet zaten te wachten op Standard de
Liège).

Trainer Mircea Rednic kreeg, de dag nadat hij een Europees
ticket veroverde door met 7-0 te winnen van AA Gent, te horen dat zijn contract
niet zou worden verlengd. Een onbekende Israëliër, Guy Luzon, werd aangekondigd als nieuwe
sportieve baas. Spelers weigerden hun contract te verlengen, dreigden met
juridische achterpoortjes om op te stappen, zeiden openlijk dat ze liefst naar
grote rivaal Anderlecht willen. En ondertussen keerde de
voorzitter-hoofdaandeelhouder zichzelf een dividend van twintig miljoen euro uit.
Voor supporters is de optelsom van dat alles Provocatie met hoofdletter P.

Niet dat supporters altijd gelijk hebben. De manier waarop
die van Standard hun ongenoegen uiten is fel overdreven. Dreigen met fysiek
geweld is hoe dan ook altijd een zwaktebod. Trouwens, als er morgen een nieuwe
grote man opstaat, met de steun van de fans, is de kans nog altijd reëel
dat die de club binnen de kortste keren ten gronde richt. En dan zijn diezelfde
supporters nog medeplichtig ook.

Volgens sommigen speelt Duchâtelet een spelletje blufpoker
en probeert hij vooral tijd te winnen: door de supporters te paaien met een
mogelijke overname, kan hij ondertussen proberen enkele spraakmakende transfers
te doen (er wordt gesproken over het terughalen van ex-international Igor De
Camargo) en zo zijn eigen populariteit weer wat op te vijzelen. Mij lijkt het
voor hem veiliger en intelligenter om 38 kilometer naar het noordwesten te trekken
en daar tweedeklasser STVV opnieuw leven proberen in te blazen, de club die hij
in handen van zijn vriendin heeft gegeven, maar waar hij achter de schermen nog
altijd aan de touwtjes trekt.

Slotbedenking: het Belgische voetbal zou er goed aan doen om
naar Duitsland te kijken. Niet zo ver hier vandaan, nationale ploeg en topclubs
doen het voorwaar niet zo slecht. In de Bundesliga mag een aandeelhouder nooit
meer dan de helft van de aandelen in zijn bezit hebben en hebben
vertegenwoordigers van supportersclubs inspraak in het bestuur. En kijk:
democratie wérkt, zelfs in het voetbal!



Tene quod bene

Sport Posted on zo, juni 30, 2013 10:18:24

Afscheid nemen. Het is iets waar Beerschot-supporters door
omstandigheden meer in thuis zijn dan fans van andere Belgische voetbalclubs.
De eerste keer gebeurde dat op zondag 9 mei 1999. Het oude Beerschot, dat van
stamnummer 13, speelde toen voor vijfduizend toeschouwers thuis tegen FC Rita
Berlaar. Om het decorum gedetailleerder te schetsen: het was de allerlaatste
speeldag van de competitie in de derde klasse B, waarin paarswit als
voorlaatste zou eindigen. Sportief gedegradeerd, financieel geradbraakt, maar
de redding was nabij, in de vorm van een fusie met Germinal Ekeren. Maar voor
die vijfduizend mensen in het Olympisch Stadion was het toch een pijnlijk
afscheid van een geliefde.

Ik was daar toen niet als supporter, maar als reporter voor Sportweekend. Of de samensteller van toen
van dat zondagavondprogramma op de VRT een slecht karakter had, weet ik niet
meer, maar feit is dat hij een paarswitte jongen naar de zwanenzang van zijn
favoriete club stuurde. In de dertiende minuut mochten dertien supporters
symbolisch het veld op. Ze ontplooiden een spandoek, gingen even op het ‘heilige’ gras zitten
en namen dan braafjes opnieuw hun plaats op de tribune in. Tot overmaat van
ramp verloor Beerschot VAC dan nog met 1-2. Niet dat die van Berlaar gekomen
waren om het afscheidsfeest te verpesten, maar ze kregen zoveel dotten van
kansen dat je hen niet kwalijk kon nemen dat ze er pardoes twee van binnen
trapten.

Na het laatste fluitsignaal volgde een vreedzame
overrompeling van het terrein. De tristesse viel als een loden deken op mij.
Mijn cameraman was verdwenen tussen de massa. Ik zocht hem vruchteloos, want ik
wist dat ik hem in het oog moest houden. Een schitterende cameraman, maar een
koppige vent, die meestal zijn eigen zin deed. (Voor de petite histoire: ooit had een collega-sportjournalist hem gezegd
dat het fijn zou zijn om eens tijdens een match een beeld te kunnen schieten van onder de
basketkorf. Waarop de man zijn camera nam, het veld opstapte, onder de korf
ging klaar staan tot er een bal naar beneden kwam en dan verbaasd was dat de boze
scheidsrechters de wedstrijd stillegden. De collega liep drie dagen later nog
met een rooie kop van schaamte rond.) In plaats van zoveel mogelijk close-ups
te maken, zoals ik hem tot drie keer toe had opgedragen, had hij zich op het
Kiel geconcentreerd op één jongeman van een jaar of vijfentwintig, met een
ringbaardje. Gelukkig leverde het wel een onvergetelijk beeld op: een met
paarswitte strepen beschilderd gezicht, waarvan de verf al wat was uitgelopen
door de tranen, en dan het onstelpbare verdriet, de wanhoop en de grenzeloze
eenzaamheid die zich erop aftekenden. Dat was het perfecte beeld om te illustreren wat
clubliefde met een mens doet. Ik bleef professioneel en afstandelijk, maar
intern huilde ik bittere tranen. Het was de moeilijkste montage die ik ooit heb
moeten maken. In drie minuten de afgang en de ellende van mijn geliefde
samenballen, dat viel niet mee.

Twaalf jaar later implodeerde Germinal Beerschot door het
geruzie binnen het bestuur en herdoopte de nieuwe grote man, Patrick Vanoppen,
de club opnieuw tot Beerschot AC. Stamnummer 13 werd als worst voor de
hongerige supporters gehouden, om toch vooral duidelijk te maken dat de glorieuze
tijden zouden terugkeren. Wat werd vergeten, was dat Beerschot AC meteen ook
het definitieve einde betekende van Germinal. Zoals dat wel vaker gaat in een
meerderheid-minderheid-situatie werden de supporters van Germinal, ook al waren
het er misschien nog maar vijfhonderd op het eind, gewoon vergeten. Hardvochtig en
onvergeeflijk. Zo zijn supporters dan ook weer wel.

Nauwelijks twee jaar later staat het afscheid van Beerschot
AC op het programma. Officieel werd de club al op 21 mei ten grave gedragen, de
dag dat de handelsrechter het faillissement uitsprak. Officieus is er nu een
ultieme fandag, waarop veel schoon volk wordt aangekondigd, van gewezen sterspeler Rik Coppens over Olympisch kampioene Tia Hellebaut tot topacteur Matthias
Schoenaerts. Allemaal Beerschotters in hart en nieren. Ik heb de voorbereidingen van het
Beerschot Collectief, onder de noemer ‘Wij zijn Beerschot’, intensief gevolgd
via Facebook; het was hartverwarmend om te zien hoe duizenden, door het
wanbeleid van de ‘Me Myself and I’-voorzitter verweesd achtergelaten, mensen hun
laatste greintje moed hebben samengeraapt om hùn Beerschot een waardig afscheid
te gunnen.

Ik ga dit keer niet om te werken, maar als échte supporter. Ik
kijk ernaar uit om vele toffe mensen, die ik er heb leren kennen, opnieuw te
zien. Ik kijk er absoluut niet naar uit om op het eind afscheid te nemen, ook
al weet ik dat binnenkort KFCO Beerschot Wilrijk eerste provinciale onveilig
zal maken en dat de naam ‘Beerschot’, alweer, zal overleven. ‘Tene quod bene’, zoals de Latijnse van het oude Beerschot al aangaf: behoud wat goed is. Dus verdwijnt Beerschot… en toch weer niet.

Ik kan niet beloven dat ik het dit keer droog zal houden.



La centième

Sport Posted on za, juni 29, 2013 12:58:37

Alle wielerogen waren vanmiddag gericht op Porto-Vecchio,
een Corsicaanse kustgemeente van amper 11.000 inwoners. Daar startte om 12 uur
de honderdste Tour de France (als u nu niet aan het kijken bent, heeft u le grand départ al gemist!), 110 jaar
nadat Maurice Garin de allereerste Ronde van Frankrijk wist te winnen. Dat
verschil van tien heeft uiteraard te maken met de oorlogsjaren. Toen waren ze
in Frankrijk met andere dingen bezig.

De Tour passeert voor het eerst op het weerbarstige eiland
Corsica (Frans tegen wil en dank, geboorteplaats van Napoléon Bonaparte) en dat
zullen we geweten hebben, want de renners krijgen op deze beperkte oppervlakte maar
liefst drie ritten voor de wielen geworpen. Geen traditionele proloog om de
festiviteiten te openen (dat verklaart meteen al waarom Fabian Cancellara niet
meerijdt), maar één vlakke en twee heuvelritten. Want Corsica, dat staat voor
smalle, heuvelachtige wegen.

Een geaccidenteerd
parcours, zoals dat heet, en ook dat zullen we geweten hebben. Het woord accident houdt u maar best in het achterhoofd
de komende dagen. Honderdachtennegentig renners aan de start: dat zijn er,
gezien de jaarlijks terugkerende hectiek, sowieso al vijftig te veel. De eerste,
hypernerveuze ritten zijn dan ook meestal een kwestie van vallen en proberen
terug op te staan voor tientallen coureurs. Op Corsica zou dat wel eens een pak
erger kunnen zijn dan gewoonlijk. Een gokje: voor twee spurtbommen en drie
outsiders in het algemeen klassement eindigt de Tour al op Corsica.

***

Ik weet nog niet hoe intensief ik de Tour op tv zal volgend
dit jaar. Na het historische tweeluik Giganten
van de Tour
, een uitstekende documentaire met een zéér kritische ondertoon, was ik
geneigd om te zeggen: ‘Foert, bedriegers! Ik ga wat in de tuin werken!’ (wat
mijn lokale populariteit alleen maar zou opvijzelen). Maar het vierdelige God in Frankrijk, waarin cyclofiel Karl
Vannieuwkerke en francofiel Bart Van Loo op badinerende toon door la douce trokken, ondertussen vrolijk
strooiend met anecdotes over het land én de koers, was dan weer een ideale
opwarmer om toch drieëntwintig dagen lang, inclusief twee rustdagen, een
gemakkelijke zithouding aan te nemen en de avonturen van het peloton te volgen.
Ik zie wel. Of: ik zie niet.

Bijna even traditioneel als de sportieve voorbeschouwingen
in de aanloop naar het grootste wielerevenement van het jaar zijn de
dopingverhalen. Dit jaar viel dat ontzettend goed mee. Geen renners die vlak
vóór de start al met de billen bloot gingen en hun rugnummer moesten inleveren,
zoals in zowat alle voorgaande edities. Er was wel Riccardo Riccò, die zijn
collega’s mee in het dopingbad probeerde te sleuren, een bad waar Riccò al een
hele tijd bubbelend in doorbrengt, maar dat verhaal werd grotendeels
weggelachen. Riccò is zelfs te ongeloofwaardig om als spijtoptant in aanmerking
te komen.

Er waren verder nog dopinghistories rond Jan Ullrich, winnaar in
1997, en Laurent Jalabert, maar ook dat was oude koek. En een aantal maanden
geleden was er natuurlijk de grote dopingbiecht van Lance Armstrong, die op een
paar dagen tijd van recordhouder met zeven eindzeges in Parijs werd
gedegradeerd tot grootste bedrieger aller tijden. Armstrong, de man die in 1999
opgestaan was uit de dood en de witte ridder moest worden na de Festina-Tour
van ’98. Wat geloven we toch graag in sprookjes!

‘Niet doping, maar de strijd tegen doping doodt de Tour.
Epo, kom terug!’ schrijft Rik Vanwalleghem vandaag in zijn zaterdagse
wielercolumn in De Standaard. Ik hoop
dat hij dit met een vette knipoog bedoelt, maar anderzijds begrijp ik hem ook
wel. Jarenlang hebben renners gefraudeerd, ons een rad voor ogen gedraaid. Maar
we hebben wel al die jaren boeiende koersuren beleefd. Stel dat doping
gelegaliseerd zou worden, we zouden die renners onveranderlijk als helden
beschouwen. (Behalve die verschrikkelijk saaie Miguel Indurain dan, de meest
kleurloze aller winnaars.)

Let wel, doping nemen is strafbaar, dus vind ik dat er
strenge straffen moeten uitgesproken worden. Door een rood licht rijden wordt
nu eenmaal bestraft. Maar ik vind ook dat er genuanceerd moet worden nagedacht,
bijvoorbeeld over de smalle grens tussen het slikken en spuiten van
prestatiebevorderende middelen (wat vals spelen is en dus bijzonder laakbaar)
en het waken over de gezondheid van de renners. Het is een huizenhoog cliché:
de Tour win je niet op water, brood en drieëntwintig borden pasta.

De Tour is onverantwoord zwaar en dat komt omdat wij, het wielerminnende
kijkvee, dat spektakel nu eenmaal verwachten. Wat zeg ik: éisen! Dag in, dag uit, op twee rustdagen na. Maar beeld u even in dat de wielerkalender op zaterdag de E3 Prijs
Harelbeke voorziet, op zondag de Ronde van Vlaanderen, op maandag
Gent-Wevelgem, op dinsdag de Scheldeprijs, op woensdag de Waalse Pijl en op
donderdag Luik-Bastenaken-Luik. We zouden de UCI voor gek verklaren. Maar in de
Tour vinden we dat heel normaal. Wie een zuivere Tour bepleit, moet dus ook
realistisch zijn en tegelijkertijd pleiten voor minder ritten, met meer rust
tussendoor. De vrees bestaat dat in dat geval de kijkcijfers dramatisch zouden dalen,
de Tour nog maar een fractie van de belangstelling zou genieten van vandaag, de
jaarlijkse hype zou uitsterven.

***

Hoe groot de Tour is, bewijst de Google doodle van de dag.
Het opschrift ‘La centième’ (voor inwoners van Denderleeuw: ‘de honderdste’) met twee flink trappende mannetjes in het geel. Een
beetje vreemd, overigens, want er is er elke dag maar eentje die de gele trui
mag omgorden, maar het toont wel aan dat de Tour alomtegenwoordig is. Zelfs
wielerhaters zullen er de komende drie weken en twee dagen mee worden
geconfronteerd.

Een Tour die wat mij betreft de jongste jaren een te hoge
mate van voorspelbaarheid inhoudt. In de vlakke ritten: een vroege ontsnapping
die tien minuten of meer voorsprong krijgt van een wandelend peloton, de
ploegen van de spurters die op een tachtigtal kilometer van de streep plots als
door een wesp gestoken beginnen jagen, algemene hergroepering in de laatste
tien kilometer, Cavendish die wint. In de tijdritten: de favoriet die wint. In de
overgangsetappes (een beetje heuvelachtig): een lange vlucht die doorgaans wel
stand houdt tot het einde en een schaduwkopman die wint. In de bergritten:
wachten tot halfweg de slotbeklimming voor er in het groepje van de favorieten wordt
gedemarreerd.

In die zin hield ik wel van Armstrong. Die viel tenminste
nog aan in de gele trui. Dat was geleden van Eddy Merckx (akkoord, af en toe
deed Bernard Hinault dat ook, maar sta me toe even chauvinistisch te zijn).
Bradley Wiggins en Cadel Evans, de jongste twee winnaars, zijn controlerende
renners, die er altijd bij waren vooraan, maar die nooit de kopgroep aan
flarden reden. Ik vind dat jammer. Ik wil ofwel een hele spannende strijd zien,
en niet alleen op de laatste col van de dag, ofwel een machtsdemonstratie van
één dominante renner.

Misschien dat die nivellering en het weinig boeiende
verloop van de ritten ook iets te maken hebben met een zuiverder verloop van de
koers? De boswachters zitten dicht tegen de stropers aan en die laatsten houden
zich gedeisd. Zou het kunnen? Dan heeft Rik Vanwalleghem gelijk met zijn ‘Laat ze maar doen’-opmerking.

***

Voor een lijstje favorieten moet u elders zijn, al valt dat
qua ‘lijst’ nogal tegen, zo te lezen. Chris Froome wint, als ik de kenners mag geloven, voor
de groene trui gaat het tussen Sagan en Cavendish, en de bolletjestrui is sinds
Richard Virenque zodanig gedevalueerd in waarde, dat haast niemand behalve de
Fransen er nog wakker van ligt.

Ik zie wel, ik zie niet. Ik zit nu, al driftig tikkend, wel
te kijken, dat zegt toch iets over de aantrekkingskracht van de Tour.



Pleidooi voor vaste locaties voor grote sporttoernooien

Sport Posted on wo, juni 19, 2013 13:03:27

Gelukkig zijn er de sociale media, anders zouden we veel
minder te weten komen over de volksopstand in Turkije en het massale protest
tegen de organisatie van het WK voetbal in Brazilië. Herinner
u het wereldkampioenschap voetbal van 1978 in het Argentinië van de junta onder
leiding van de pas overleden dictator Jorge Videla. Dank zij bevlogen
journalisten zoals Jan Wauters en geëngageerde artiesten als Neerlands Hoop (Bloed aan de paal!) werden de gruwelijke
praktijken van de Argentijnse regeringsleiders nog enigszins onder de aandacht
gebracht, maar bovenal heerste toch een hoera-het-is-weer-voetbal-en-laat-ons-nou-maar-rustig-genieten-sfeertje.
Het nieuws sijpelde traag en onvolledig door. Vandaag gebeurt net het
omgekeerde: er komt zoveel informatie op je af, dat je nauwelijks nog weet naar
wat eerst kijken of luisteren en je ook onmogelijk kunt inschatten hoe
geloofwaardig al dat ‘breaking news’ wel is.

Maar het is zonder meer beter dat we in 2013 toch vrij snel
te zien krijgen dat er 200.000 Brazilianen op straat zijn gekomen om te
protesteren tegen het dure WK van volgend jaar en de niet minder dure
Olympische Spelen van 2018, dan dat zulk feit – zoals een kwarteeuw en langer
geleden – straal genegeerd zou worden. En toch… De meeste media besteedden
toch nog vooral aandacht aan de klungelaars in de defensie van Tahiti, het
lachertje van de Confederations Cup die momenteel in Brazilië wordt gespeeld, dan
aan het volksprotest.

Maar als een journaliste van een Vlaamse omroep pepperspray
in haar gezicht krijgt, terwijl ze net met letterlijk vallen en opstaan een
stand-up probeert te doen, dan wordt dat protest plots zichtbaar en ook voor
ons relevant. Zonder de beelden van de tijdelijk verblinde en wegvluchtende
Annelies Beck waren de Braziliaanse betogers ook de vorige dagen hooguit een
berichtje van tien lijnen waard, en dat zou jammer geweest zijn. Nu krijg je plots allerlei analyses voor de voeten geworpen. Rijkelijk laat, maar toch: eindelijk!

Andere prioriteiten

Het massale protest in de grote Braziliaanse steden wordt in
de eerste plaats veroorzaakt door het ongenoegen over de verhoogde tarieven in
het openbaar vervoer. Een ticket voor trein, tram of bus is er plots tien procent duurder geworden. De betogers schrijven dat toe aan de hoge kostprijs
van de organisatie van het WK, de overheid zegt dat die prijsstijging lager is
dan de inflatie en dus verwaarloosbaar. Maar de onderliggende boodschap van een
deel van de bevolking is duidelijk: het wereldkampioenschap is geen prioriteit
voor het land. Prioritair zijn wel onderwijs, werkgelegenheid, gezondheidszorg,
armoedebestrijding, huisvesting en bestrijding van de criminaliteit. Thema’s
die ook in andere organiserende landen compleet ondersneeuwden in de jaren
vóór, tijdens en vlak na een groot sporttoernooi.

Het probleem is zeker niet nieuw. Landen willen zo’n
evenement organiseren om prestige te verwerven, om de economie te doen draaien,
om het toerisme aan te zwengelen, om het beeld dat de buitenwereld ervan heeft
te verbeteren, om de eigen positie in de wereld te verankeren. Doelstellingen
die nobel kunnen lijken, maar die in de praktijk zelden of nooit verwezenlijkt
worden. Als het uiteindelijke kostenplaatje dan wordt berekend, blijkt dat
meestal dubbel zo hoog te liggen als oorspronkelijk geraamd.

Euro 2012, een gezamenlijke organisatie van Polen en
Oekraïne, kostte beide landen respectievelijk 22,5 en 11 miljard euro. Het
wereldkampioenschap van 2010 in Zuid-Afrika, het allereerste op Afrikaanse
bodem, kostte 2,6 miljard, omdat de infrastructuur er onbestaande was. Dus
moesten er tien nieuwe stadions worden gebouwd voor een toernooi dat nauwelijks
een maand duurt. Stadions die in het beste geval achteraf nog halfvol lopen
voor de wedstrijden van de lokale ploeg, in het slechtste geval staan ze gewoon
te verkommeren. Vraag meer eens aan de Grieken wat de Spelen van 2004 gekost hebben
(het tienvoudige van het oorspronkelijke budget!) en hoe vaak ze die Olympische
installaties negen jaar later nog gebruiken, en kijk dan even naar de
economische toestand van dat land. Juist, ja.

Vorig jaar in maart werd de totale kostprijs van het WK 2014
geraamd op 11,25 miljard euro. Toen de wereldvoetbalbond, FIFA, vaststelde dat
de werken veel trager verliepen dan gepland, werd de organisator zwaar onder
druk gezet, met als gevolg dat die er alles aan heeft gedaan om de
infrastructuur klaar te krijgen tegen de Confederations Cup die nu aan de gang
is. Sneller werken wil zeggen: meer werklieden die op veel kortere tijd veel meer
moeten presteren. Maar ook: toeleveranciers die van de situatie profiteren om
de factuur op te drijven. Dus: het prijskaartje loopt op en wordt
oncontroleerbaar.

Het gebeurt elke keer opnieuw: het originele budget blijkt
in de praktijk minstens verdubbeld te zijn. Rusland, organisator van het WK in
2018, had 15,5 miljard euro gebudgetteerd en heeft nu, vijf jaar vóór de start!,
al berekend dat ze eerder rond de 21 miljard zullen uitkomen. Reken maar dat
het uiteindelijk rond de dertig miljard zal stranden. De organisatie van de
Olympische Winterspelen, volgend jaar in Sotchi, kost de Russen 36 miljard
euro. Voor een evenement dat zestien dagen duurt! Voor installaties waarvan ze
hopen dat die daarna intensief zullen worden gebruikt door wintertoeristen,
alsof die van 24 februari 2014 af eventjes vrolijk van de schans zullen
springen. Een waanzinnig idee.

FIFA schept poen

Het is een vicieuze cirkel. Telkens weer plant het
organiserende land belangrijke infrastructuurwerken (nieuwe luchthavens, nieuwe
stadions, nieuwe hotels, nieuwe of verbeterde toegangswegen), komt het
vervolgens in tijd- en geldnood en beslist het dan om de gezondheid van de
staatskas op te offeren ten gunste van het tijdelijke internationale prestige.
Altijd loeren er wel ergens verkiezingen om de hoek en kunnen politici zich
geen gezichtsverlies permitteren.

De FIFA kijkt intussen toe en schept poen. De sponsorgelden
en tv-rechten stromen rechtstreeks naar Zürich en worden mondjesmaat verspreid naar de aangesloten lidstaten, die vervolgens niet doen wat ze behoren te doen: het geld (her)investeren in de jeugd en in sociale projecten rond het voetbal. Inkomsten uit merchandising
worden ook voor een groot deel versluisd naar Zwitserland. De FIFA is één van
de meest corrupte organisaties ter wereld. Aan het hoofd staat de autocraat
Sepp Blatter, een 77-jarige Zwitser die zich met hand- en spandiensten weet te
handhaven aan de top, zoals hij dat van zijn al even corrupte voorganger Joao
Havelange geleerd heeft.

Binnen de FIFA draait het niet om ‘the beautiful game‘, maar om macht. En om poen. U mag zelf de
volgorde bepalen. Dat er in de favela’s straks tijdens het WK kansloze kinderen
zullen worden geboren, die hun armoedige bestaan alleen maar bij toeval kunnen
ontvluchten (als ze, bijvoorbeeld, goed tegen een balletje kunnen trappen en
als er dan ook nog een scout van een grote club zo vriendelijk wil zijn om dat talent
te komen bewonderen), zal de FIFA worst wezen. Maar door het economische
debacle dat de Confederations Cup (2013), het WK (2014) en de Olympische Spelen
(2018) Brazilië ongetwijfeld zullen opleveren, zal een doorsnee favela-kind nóg
meer achteruit gesteld worden. Voor zover dat nog kan. Denk maar niet dat Sepp
Blatter er zijn slaap om zal laten. Welterusten, meneer de president. Hij
slaapt zacht.

Oplossing: vaste
locaties

Zolang grote sporttoernooien worden toegewezen en
georganiseerd zoals dat vandaag gebeurt – in een sfeer van corruptie, met
snel-snel opgemaakte en dus zeer wankele budgetten, waarbij prestige
belangrijker wordt geacht dan economische vooruitgang – zal een organiserend
land achteraf altijd voor de harde financieel-economische realiteit komen te
staan. Als je Duitsland heet, vind je daar nog wel een oplossing voor. En in
het Rusland van Poetin (WK 2018) en in Qatar (WK 2022), ach, daar wordt wel
weer één of andere duistere geldader aangeboord. Maar de Grieken zweten het
uit, de Zuid-Afrikanen doen dat eveneens en straks ongetwijfeld ook de
Brazilianen.

Er is maar één oplossing om dit te doorbreken, en dat zullen
sportbonzen, regeringsleiders en reisgrage sportjournalisten niet graag horen: laat
deze evenementen plaatsvinden op vaste locaties. Laat de FIFA, de UEFA en het
IOC zelf hun geldpotten aanspreken en investeren in sportinfrastructuur,
gekoppeld aan een eenmalige inspanning van het land of de landen waar het
toernooi uiteindelijk doorgaat, en hou het daarbij. Laat het organiserend land
niet rechtstreeks deelnemen, maar verplicht het om ook kwalificaties te spelen
en zorg ervoor dat de lokale toeschouwers even veel recht hebben op tickets als
fans uit alle andere landen. Met andere woorden: beperk het thuisvoordeel.

In economische harde tijden klinkt dit volgens mij eerder
realistisch dan utopisch, zij het dat het qua haalbaarheid allicht toch opnieuw
utopisch wordt. Maar waarom het WK niet afwisselend in een Zuid-Amerikaans en
een Europees land laten plaatsvinden (de enige twee continenten die tot nog toe
wereldkampioenen leverden) en de Spelen in een Noord-Amerikaans en een
Aziatisch land? Oneerlijk ten opzichte van Afrika, zegt u? Geloof me, dat
continent heeft andere zorgen en prioriteiten dan het organiseren van
exuberante sportfeestjes. En ik schrijf dat niet vanuit een dédain voor Afrika, maar omdat daar eerst aan de lokale bevolking moet gedacht worden, niet aan het internationale prestige van de gecorrumpeerde regimes.

In het geval van vaste locaties zouden landen die zich nu onnoemelijk zwaar in
de schulden steken voor een maand prestige zich kunnen bekommeren om onderwijs,
werkgelegenheid, gezondheidszorg, wegwerken van de armoede, betere behuizing en
bestrijding van de criminaliteit. Daar hebben hun burgers oneindig veel meer
aan.



Het overbodige toernooi

Sport Posted on za, juni 15, 2013 12:28:37

Net als alle rechtgeaarde voetballiefhebbers kijkt u er
ongetwijfeld al vele weken naar uit: de FIFA Confederations Cup. Acht landen
strijden vanaf vandaag tot en met 30 juni in Brazilië voor een beetje voetbaleer. Gastland
Brazilië, dat volgend jaar ook de échte wereldbeker mag organiseren,
wereldkampioen Spanje en vertegenwoordigers van de zes continentale
voetbalbonden: Italië (als verliezend finalist van Euro 2012, waar Spanje zich
tot Europees kampioen kroonde), Uruguay (winnaar van de Copa América, namens
Zuid-Amerika), Nigeria (winnaar African Cup of Nations), Mexico (winnaar
CONCACAF Gold Cup, namens Noord- en Midden-Amerika), Japan (winnaar Asian Cup)
en Tahiti (winnaar OFC Nations Cup, namens Oceanië). Antarctica mag helaas
alweer geen vertegenwoordiger afvaardigen, een ware schande die ooit toch eens
door de Verenigde Naties moet aangepakt worden, maar dit geheel terzijde.

De eerste editie van de Confederations Cup werd betwist in
1992, al heette dat toen nog de Koning Fahd Cup en mocht er op dat ogenblik nog gewoon gezegd
worden dat dit een toernooi was om ook rijke Arabieren van nabij te laten
kennismaken met de betere voetballers van de wereld. Ook in 1995 was ‘Koning
Fahd Cup’ nog de officiële benaming, al waren er onverlaten die het reeds hadden
over de Confederations Winners Cup of het Intercontinentale Kampioenschap. Maar de boodschap bleef dezelfde: it’s all about money!

Toen dacht de wereldvoetbalbond, FIFA: als we dat nu eens om
de twee jaar zouden organiseren, onder onze eigen naam. Eureka! En zo
geschiedde: tussen 1997 en 2005 ging de FIFA Confederations Cup tweejaarlijks
door, in de onpare jaren zonder WK of EK, want er was heus wel nagedacht over
het concept, zij het dan ook weer niet al te lang.

In 2005 werd beslist om het toernooi slechts om de vier jaar
te organiseren, met name in het jaar dat voorafgaat aan de wereldbeker. Een
slimme marketeer bedacht dat dit een uiterst interessante gelegenheid was voor
het gastland van de wereldbeker om een generale repetitie te houden. Och ja, de
stadions voor het WK moesten nu nog meer in ijltempo worden afgewerkt, dat klopt, maar
da’s hooguit een vervelend detail voor het gastland zelf; daar maalt zo’n
marketeer niet om.

U wil een erelijst? U krijgt een erelijst! De Koning Fahd
Cup werd gewonnen door Argentinië (1992) en Denemarken (1995), de FIFA
Confederations Cup achtereenvolgens door Brazilië (1997), Mexico (1999),
Frankrijk (2001 en 2003) en Brazilië (2005 en 2009). Eerste vaststelling: als
graadmeter voor de wereldbeker van het jaar nadien stelt die hele
Confederations Cup niets voor. Geen enkele winnaar won een jaar later het WK of
het EK. Brazilië was er nog het dichtste bij: winst in 1997, in ’98 finalist op
het WK.

Commercieel gedrocht

Ach, laten we het toch gewoon rechttoe rechtaan zeggen: de FIFA
Confederations Cup is een commercieel gedrocht. FIFA blij, sponsors blij,
organiserend land min of meer blij, deelnemende landen half blij (de betrokken
voetbalbonden worden goed betaald voor hun deelname, dus wrijven de lokale De
Keersmaeckers en penningmeesters zich in de handen, maar de spelers zitten zeker niet
te wachten op die verlenging van een sowieso al slopend voetbalseizoen en de
daaruit voortvloeiende inkorting van hun kostbare vakantie).

TV-zenders die de rechten verwerven op de wereldbeker,
worden meteen ook rechtenhouder van de Confederations Cup, al moet je die
‘rechten’ eerder lezen als ‘plichten’, want in de waterdichte FIFA-contracten
staat dat er uitzendverplichting is. Wat klinkt als een cadeau (koop de
wereldbeker en u krijgt er de Confederations Cup bovenop, één kopen-één
gratis!), is in de praktijk een vergiftigd geschenk. Zendtijd kost geld,
commentatoren sturen hapt een flink stuk weg uit het jaarbudget van de
sportredacties van de betrokken omroepen. (En u weet hoe openbare omroepen eraan toe zijn, kijk naar de ERT in Griekenland!)

Alleen door die verplichte uitzending kan de FIFA haar
sponsors garanderen dat dit een interessante formule is. En dus zult u straks
commentatoren en journalisten in tig verschillende wereldtalen horen zeggen hoe
belangrijk dit toernooi wel is en hoe ontzettend interessant als voorbode op
het WK. Kunstmatige evenementen oppompen hoort tegenwoordig bij de
journalistieke opdracht.

Sportief waardeloos

Als we kijken naar de deelnemende landen, dan merk je meteen
dat de sportieve waarde van dit toernooi nihil is. Spanje is het beste team ter
wereld, na tweevoudige winst op het EK en de eindzege op het WK in Zuid-Afrika in
2010. Het beste land ter wereld is aanwezig op de Confederations Cup, check.

De nummers twee tot en met zeven op de FIFA-ranking zijn er echter
niet bij. Geen Duitsland, Argentinië, Kroatië, Nederland,
Portugal en Colombia dus. Wel Italië, het nummer acht op die lijst. (O ja, ik
moet eigenlijk schrijven: de FIFA/Coca-Cola World Ranking, want voor het
samenstellen van zo’n landenrangschikking heb je blijkbaar ook al een sponsor
nodig dezer dagen.)

We gaan verder: ook de nummers 9 tot en met 16 ontbreken. Geen
België (nummer twaalf op de lijst), bijvoorbeeld, wat onze kansen op de
wereldtitel aanzienlijk verhoogt, maar daarover zo dadelijk meer. Nummer 17 mag
wel meedoen: Mexico. Nummer 19 eveneens: Uruguay. En nummer 22 móet wel
deelnemen en zit de komende weken met organisatiestress: Brazilië.

Zakken we vervolgens af naar plaatsen 31, Nigeria, en 32,
Japan. En dan is er tenslotte nog Tahiti, 138ste op de FIFA-ranking. Hon-derd-acht-en-der-tig-ste.
(Op een lijst met in totaal 209 landen.) Tahiti won vorig jaar de OFC Nations
Cup door in de finale het geweldige Nieuw-Caledonië met 1-0 te verslaan. Een
doelpunt van Chong, ik heb het opgezocht. Nieuw-Zeeland werd derde in dat
toernooi. En Australië, zult u zeggen? Dat is sinds enkele jaren lid van de
Aziatische voetbalbond, omdat dat lucratiever en competitiever is dan van
eiland tot eiland te hoppen in de Indische Oceaan en daar wat tegen een balletje
te gaan trappen tegen een stelletje amateurs die een kwartier voordien nog een
nieuw dak op hun huis aan het leggen waren. Bah ja, het zal ook wel zijn charmes
hebben, maar niet op een internationaal voetbaltoernooi. Tahiti op de
Confederations Cup, dat is vergelijkbaar met Eric Moussambani in een Olympisch
zwembad. Je kan er even om lachen, maar eigenlijk is het zielig.

Dat Mexico mag deelnemen heeft het te danken aan de CONCACAF
Gold Cup, een toernooi dat onvermijdelijk gewonnen wordt door Mexico (zes keer)
en de Verenigde Staten (vier keer). Canada was in 2000 the odd one out. Af en toe wordt er een gastteam uitgenodigd, zoals
Brazilië of Colombia, maar die waren tot nog toe altijd zo vriendelijk om de
finale te verliezen.

Goed nieuws voor ons

Als u volgend jaar rond deze tijd vindt dat Sergio Ramos, Jordi
Alba, Sergio Busquets, Xavi, Cesc Fabregas of Andrès Iniesta het minder goed doen dan
gebruikelijk, en dat ze weinig fris, ja, zelfs loom ogen, denk dan even terug
aan de Confederations Cup 2013. Topvoetballers verdienen een exuberant salaris,
maar dat wil nog niet zeggen dat hun spierstelsel bij elke extra euro soepeler
en onaantastbaarder wordt. Spieren reageren niet op bankrekeningen. Spieren
raken vermoeid en gaan dan verrekken of scheuren.

Na een lange, intense voetbalcompetitie worden de sterren
van het voetbal nu nog naar een ver land in een andere tijdszone gestuurd om
daar een verplicht nummertje af te werken. En drie weken na afloop van dat
overbodige toernooi begint de voorbereiding op het nieuwe voetbalseizoen al.
Zoals geweten wordt net tijdens die voorbereiding het zwaarste conditionele
werk verricht. De amper herstelde spieren worden dan opnieuw geteisterd, met
alle risico’s op spierblessures van dien. De Confederations Cup heeft de waarde
van een Super Cup of Community Shield, maar die veredelde oefenwedstrijden
worden tenminste in twee keer vijfenveertig minuten afgehaspeld vlak vóór het
seizoen officieel begint, niet aan het eind ervan en gespreid over drie tot
vijf matchen.

Tien maanden na de start van de competitie – en in de meeste landen enkel met een zeer korte winteronderbreking tussendoor – staat dan het WK al voor de deur. Terug
naar Brazilië. Spelers van FC Barcelona, Real Madrid, Juventus, Inter en Milan
zullen veertig tot zestig wedstrijden tot het uiterste moeten gaan, zonder dat
ze vooraf fysiek of mentaal tot rust zijn kunnen komen. Ze zullen het WK moeten
spelen op wilskracht en pure klasse, niet op frisheid van geest, lijf en leden.
De wereldvoetbalbond zou dit als eerste moeten beseffen, maar ja, wat is zo’n
Sepp Blatter nou geïnteresseerd in een kwalitatief sterke wereldbeker? Het geld
van de sponsors moet rollen, ook in onpare jaren. Vooràl in onpare jaren!!!

Daarom is de Confederations Cup goed nieuws voor de Rode
Duivels, die niet naar Brazilië hoeven af te reizen de komende weken, tenzij ze
ter plekke vakantieplannen zouden hebben. Ze zullen in 2014 fris aan de aftrap
van de wereldbeker staan. Eén klein, onbeduidend detail moeten ze nog wel in
orde brengen, maar dat ontgaat me nu even.



Van Celtic Glasgow tot Bayern München: winnaars van de treble

Sport Posted on do, juni 06, 2013 12:47:57

(Deze bijdrage verscheen eerder op de website Extrasport.be.)

Bayern München won afgelopen zaterdag zijn derde grote trofee van het
seizoen 2012/2013. In de finale van de DfB Pokal werd VfB Stuttgart verslagen
met 3-2. Voordien waren er al de titel in de Bundesliga en winst in de
Champions League voor Bayern. En dus mag de club die ooit smalend FC Hollywood
werd genoemd nu als eerste Duitse team ooit de ’treble’ vieren: winst in het
eigen landskampioenschap, het nationale bekertoernooi en de Champions League
(vóór 1992 de Europabeker voor Landskampioenen geheten). Daarmee is Bayern nog
maar de zevende club uit de voetbalgeschiedenis die daarin slaagt.

Opmerkelijk is dat de drie succesrijkste teams in de
Europacup I-historiek – Real Madrid, AC Milan en Liverpool – er nooit in
geslaagd zijn zulke drievoudige triomf te vieren in één seizoen. Andere
combinaties met drie trofeeën in één seizoen komen bij die clubs wel voor, maar
dat heeft ongeveer dezelfde waarde als een speler die drie keer scoort in één
wedstrijd, maar niet in dezelfde speelhelft en niet ononderbroken: dat is een
hattrick van den Aldi, de kenners
lachen dat weg. Al tellen die goals net zo goed, natuurlijk, net zoals een
trofee een trofee is, zeker voor de op succes beluste supporters.

Real Madrid slaagde er overigens wel in om tussen mei 2002
en mei 2003 vier trofeeën te winnen: de Champions League, de UEFA Super Cup,
het WK voor clubs en de Spaanse titel, allemaal in één jaar. Knap, maar minder
straf dan wat aartsrivaal FC Barcelona presteerde tussen mei 2009 en mei 2010.
Zeven trofeeën: Spaanse titel, Copa del Rey, Champions League, de Spaanse
Supercopa, UEFA Super Cup, WK voor clubs en opnieuw Spaanse titel. In het kalenderjaar
2009 wonnen Pep Guardiola en zijn mannen alles wat er te winnen viel, zes
bekers, een ongenaakbare prestatie.

Jimmy & Johan
(& Eric)

Dat Celtic Glasgow een patent heeft op de Schotse titel en
beker hoeft niet te verwonderen. In Schotland heeft het altijd gedraaid om de twee
clubs uit Glasgow: de katholieken van Celtic en de protestanten van Rangers.
Heel af en toe was er een lachende derde die Aberdeen, Kilmarnock of FC Dundee
heette, Voor de vier titels van Hibernian en Heart of Midlothian moeten we al
meer dan vijftig jaar terug in de tijd. De titel en de beker die Celtic dit
seizoen behaalde, voor het eerst zonder concurrentie van de eeuwige aartsrivaal,
waren respectievelijk de 44ste en de 36ste uit de clubgeschiedenis.

In 1967 werd Celtic het eerste Britse team dat de beker met
de grote oren won. De underdog haalde het in Lissabon van Internazionale, het
vervloekte Inter Milaan van het door haar Argentijnse succestrainer Helenio
Herrera geïntroduceerde, verderfelijke catenaccio. De Celtic-vedette van toen was de
22-jarige Jimmy Johnstone, bijgenaamd de ‘vlo’ (jawel, één van de bijnamen die
Lionel Messi vandaag ook heeft). Een 1m57 kleine, vinnige, aalvlugge, rosse
rechtsbuiten die zijn rechtstreekse tegenstander in de vernieling dribbelde,
gemeten voorzetten trapte en ook zelf geregeld een bal tegen de touwen joeg.

De legendarische Inter-verdediger Giacinto Facchetti had een
verkoudheid na die finale, van de ontelbare keren dat Johnstone hem voorbij
zoefde. Het elftal van Celtic, dat volledig was samengesteld uit voetballers
uit eigen streek, won met 2-1, nadat het al vroeg in de wedstrijd op achterstand was gekomen.
Maar het team in dat prachtige shirt met die horizontale groene en witte
strepen trok massaal ten aanval, duwde Inter terug in het eigen
strafschopgebied en scoorde twee keer met afstandsschoten. De pers bedacht hen bij
hun triomfantelijke terugkeer met de heroïsche bijnaam ‘Lisbon Lions’.

Het bleef bij die ene Schotse eindzege in Europacup I. Drie
jaar later verloor Celtic de finale van Feyenoord. In de periode 1965-1974 won
het wel negen keer op rij de Schotse titel. Toch speelde dribbelkont Johnstone
slechts 23 interlands. De vlo kon het niet hebben dat hij door de supporters
van andere Schotse teams werd uitgejouwd en hield het al snel voor bekeken als
international. Naast het veld was Johnstone een levensgenieter, al verliep zijn
leven lang niet zo liederlijk als dat van zijn Noord-Ierse tegenhanger George
Best. Toch werd hij maar 61: hij overleed in 2006 aan de gevolgen van de ongeneeslijke
spierziekte ALS.

Spelers die een haat/liefde-verhouding hebben met hun
nationale team, het brengt ons naadloos bij Johan Cruijff, de sterspeler van
het Ajax Amsterdam dat in 1972 de treble won. In de finale van Europacup I
was… Internazionale alweer slachtoffer met dienst. Cruijff scoorde beide
doelpunten in de Rotterdamse Kuip. Inter speelde nog altijd ultradefensief, maar
werd door het totaalvoetbal van de Amsterdammers overrompeld.

Heeft Celtic 80 Schotse trofeeën in de etalagekast staan,
dan blijft dit bij Ajax ‘beperkt’ tot vijftig, maar dat zijn er nog altijd
twintig meer dan PSV Eindhoven. En zo maken we een sprong van 1972 naar 1988. Toen
behaalde de Philips’ Sportvereeniging de gegeerde treble. De finale van de
Europabeker voor Landskampioenen in Stuttgart, tegen Benfica Lissabon, was een
draak van een wedstrijd. Nul-nul, zes-vijf met strafschoppen. En zo mocht Eric
Gerets als allereerste Belg de trofee in de hoogte steken, als aanvoerder van
het elftal nog wel.

Ferguson &
Guardiola & Mourinho

Eén Schots en twee Nederlandse teams waren er in de eerste
drieëenveertig seizoenen Europacup I in geslaagd om de treble binnen te rijven.
Met alle respect: knappe prestatie, maar kleine voetballanden. Het was wachten
tot 1999 en Manchester United voor er een treble te vieren viel in een grote
voetbalnatie. Al scheelde het maar een haar. In de competitie telde United één
luttel punt meer dan Arsenal, dat drie speeldagen van het einde nog op kop
stond. In de FA Cup ging het makkelijker: 2-0 winst op Wembley tegen Newcastle.
En hoe het de Mancunians in de finale van de Champions League verging is alle
voetballiefhebbers bijgebleven. Tegen Bayern München stond het na negentig
minuten in Camp Nou 0-1. Maar in de toegevoegde tijd zorgden Sheringham en
Solskjaer voor de op één na meest opzienbarende ontknoping uit de moderne
voetbaltijden (op nummer één staat uiteraard voor eeuwig en een dag Antwerp-Vitosja
Sofia!). De ultieme bekroning voor Sir Alex Ferguson, op dat moment een vlotte
vijftiger.

Weer was het tien jaar wachten op een nieuwe treble. FC
Barcelona was de gelukkige in dat wonderjaar 2009. Trainer Pep Guardiola vuurde zijn
team aan in de eindstrijd tegen… Manchester United. In Rome werd het 2-0,
onder meer via een zeldzame kopbalgoal van Lionel Messi. Het andere
Barça-doelpunt werd al vroeg in de match gemaakt door Samuel Eto’o.

Diezelfde Eto’o brengt ons naar de volgende treble, een jaar
nadien. De Kameroener had het rood-blauwe gestreepte shirt van FC Barcelona
inmiddels ingeruild voor de vertikale blauwe en zwarte strepen van Inter, dat
werd geleid door José Mourinho. In het systeem van Mourinho, een moderne
variant op het catenaccio van Herrera, werd spits Eto’o gedwongen om zo vaak
mee te verdedigen dat hij meer op een tweede rechtsachter dan op een
vleugelaanvaller leek. In de halve finale had Inter topfavoriet Barcelona al
uitgeschakeld op die destructieve manier en in de finale tegen Bayern speelde
het ook zeer afwachtend. Twee flitsen van Diego Milito volstonden voor de zege.

Cero cero cero cero
cero cero coma cinco

Van Jimmy ‘de vlo’ Johnstone en Johan ‘de verlosser’
Cruijff, voetbalkunstenaars die onnavolgbare bewegingen boetseerden met het leer
aan hun voeten gekleefd en die hun team hielpen winnen van Inter, gingen we
via de tussenstap PSV (Eric Gerets!) naar het fijne gezelschap
Ferguson-Guardiola-Mourinho. Man. United won de treble in 1999 en was vervolgens
de speelbal van Barcelona in 2009. Samuel Eto’o was een belangrijke schakel
voor zowel Barcelona (2009) als Inter (2010). En nu is er het Bayern van afscheidnemend coach
Jupp Heynckes, dat drie jaar geleden nog de treble misliep tegen… Inter. De internationale voetbaltop, het is een kleine wereld!

De kans dat een Schotse of Nederlandse club ooit nog de
treble wint, is bijna onbestaande. De kans dat een Belgisch team daar ooit in
slaagt hoeft niet eens berekend te worden, wegens nog veel geringer dan de ‘cero
cero cero cero cero cero coma cinco’ van Alberto Contador. Neen, als u een gokje
wil wagen op wie volgend seizoen mogelijk de treble wint, houdt u het best bij
de usual suspects: Manchester United,
Manchester City of Chelsea, Barcelona of Real Madrid, en Bayern München.

Vooral in Madrid moet het toch steken dat de witte armada nooit
de drie belangrijkste trofeeën in één seizoen heeft gewonnen, terwijl veel
mindere Europese goden daar wel in slaagden. De pas voor vier jaar herverkozen
voorzitter Florentino Pérez weet wat hem te doen staat. Gelukkig blijft voetbal
onvoorspelbaar en zijn het niet altijd de big
spenders
die aan het eind de beker in de lucht mogen steken.



En de Ploeg van ’t Stad is… Royal Antbeerwerpschot AC

Sport Posted on wo, juni 05, 2013 12:48:46

Het is een kwestie die zonder enige twijfel veel belangrijker is dan de
economische toestand in de wereld, respect voor de democratie en vrede op aarde
voor iedereen, toch zeker als je in Antwerpen woont, ’t is te zeggen een
voetballiefhebber bent, nou ja, een supporter van Antwerp of Beerschot dan
toch: wie is de Ploeg van ’t Stad?
Enige voorspelbaarheid kan voetbalfans niet ontzegd worden, dus antwoorden die
van Antwerp ‘Antwerp’ op die hamvraag, en die van Beerschot ‘Beerschot’.

Grosso modo zijn er twee maatstaven om enigszins objectief
te kunnen beoordelen wie er nu gelijk heeft: de sportieve resultaten en de
populariteit. Versta: wat hebben ze gewonnen en hoeveel volk is daar naar komen
kijken? Welnu, zelfs dan kan je met je interpretatie nog verschillende
richtingen uit, zodat een voorzichtig en beredeneerd antwoord op de vraag ‘Wie
is de ploeg van ’t stad?’ kan zijn: allebei en geen van beide. Ik verklaar mij nader.

Erelijst

Royal Antwerp Football Club is de oudste voetbalvereniging
van het land. Stamnummer 1, dat vonden ze in 1880 niet meer dan normaal, want
niet alleen was Antwerp Athletic Club (vanaf 1887 Antwerp Football Club) de
allereerste voetbalclub in het koninkrijk België, ze was ook de enige. Pas
negen jaar later zou Brussels Football Club worden opgericht. Hoe er die eerste
negen jaar werd gevoetbald, is me een raadsel. Pas in 1897 werd het eerste
officiële kampioenschap van België georganiseerd en Racing Club de Bruxelles,
stamnummer 6, mocht de titel vieren. De eerste zeventien jaar van het bestaan
van Antwerp FC waren vergelijkbaar met de ‘Hou jullie een beetje in stilte
bezig’ die leraren vaak tegen leerlingen zeggen.

Zoals de vrouw uit de rib van de man voortkwam, zo kwam in
september 1899 Beerschot voort uit Antwerp. Een stel revolterende Antwerp-spelers
stapte boos op en richtte een nieuwe club op, met het stamnummer 13. De rivaliteit is van dan af altijd gebleven. Je mag zelfs stellen dat ze omgekeerd evenredig is met de sportieve prestaties: hoe slechter beide clubs het deden of doen, hoe groter de onderlinge naijver.

Royal Beerschot
Athletic Club zou tussen de twee wereldoorlogen zeven keer kampioen worden.
RAFC moest wachten tot 1929, net voor de viering van het vijftigjarig bestaan!,
om voor het eerst de beste van het land genoemd te mogen worden. Daarna werd
Antwerp nog drie keer kampioen, voor het laatst in 1957.

Twee keer won het ‘oude’ Beerschot, dat van stamnummer 13,
de beker van België, in 1971 en 1979. In 1968 was het verliezend finalist. Ook
Antwerp triomfeerde twee keer in het bekertoernooi: 1955 en 1992. In 1975 was
Anderlecht te sterk in de finale. Als we er ook nog Germinal Beerschot bij
betrekken, de fusieclub die in 1999 werd opgericht tussen het ‘kleine’ Germinal
Ekeren, dat dringend een nieuw onderkomen nodig had, en het failliete Beerschot
VAC, valt er nog een extra bekerzege te noteren, met name die van 2005. (Terloops,
Germinal Ekeren won zelf ook de beker in 1997, maar die overwinning telt in dit verhaal
uiteraard niet mee.)

Twee Antwerp-spelers ontvingen de Gouden Schoen: Vic Mees
(1956) en Wilfried Van Moer (1966). Alleen Rik Coppens werd als Beerschotter
beloond (1954), maar dan wel als allereerste in een tijd dat een speler de
Gouden Schoen slechts één keer mocht winnen. Voetbalkenners zijn het erover
eens dat Coppens anders meerdere keren zo’n trofee op zijn schouw had mogen
zetten.

Zes keer was een speler van Antwerp topschutter in de
competitie. Cisse Severeyns was in 1988 de laatste in de rood-witte rij.
Beerschot deed het een pak beter: twaalf stuks, al dateren de 29 doelpunten van
Lothar Emmerich in paars-witte outfit al van het seizoen 1969/1970. Of tellen we er Tosin Dosunmu en
François Sterchele bij, respectievelijk topschutter in 2006 en 2007 voor
Germinal Beerschot?

Europees slaagde Beerschot er nooit in uit te blinken.
Antwerp wel. Denk aan het UEFA Cup-toernooi in 1989/1990, met die fameuze
eerste ronde tegen het Bulgaarse Vitosja Sofia. Pas in de kwartfinales
sneuvelde Antwerp toen tegen FC Köln. Nog straffer was de campagne in de
Europabeker voor Bekerwinnaars 1992/1993, die de Great Old helemaal tot in de finale op Wem-be-ley voerde, waar Parma te sterk was.

Maar vergeet even de trofeeën. Je kunt het ook anders
aanpakken en alle rangschikkingen van alle seizoenen optellen. Ik heb dat ooit
gedaan, omdat ik ervan overtuigd was dat Beerschot primus zou zijn. Niets was echter
minder waar: of ik nu alles omrekende naar het tweepunten- of het
driepuntenstelsel, Germinal Beerschot er wel of niet bij optelde, altijd
opnieuw telde Antwerp een pak meer punten dan de stadsrivaal. Pakte Beerschot meer titels, dan was
Antwerp door de jaren heen wel regelmatiger, daar zijn sluitende bewijzen voor.

Conclusie: Beerschot heeft meer titels behaald (daar gaat
het uiteindelijk toch om!), ze tellen beiden even veel bekerzeges (tenzij je
die van Germinal Beerschot mee zou rekenen), Antwerp deed het Europees af en
toe uitstekend (in tegenstelling tot Beerschot dat hoogst uitzonderlijk een
eerste ronde overleefde) en in het ‘eeuwige puntenklassement doet Antwerp het
een pak beter.

Populariteit

Je kan het Olympisch Stadion op het Kiel en de Bosuil in
Deurne-Noord moeilijk met elkaar vergelijken, omwille van het grote verschil in
capaciteit. Het Olympisch Stadion kon in zijn hoogdagen 25.000 toeschouwers
ontvangen (uitzonderlijk werden er 27.000 in gepropt, maar dan zaten de
supporters tot in de bomen!), de Bosuil was in betere tijden goed voor 68.000
plaatsen. Op het Kiel mocht in de jaren vijftig, zestig en zeventig geregeld
het bordje ‘Uitverkocht’ worden bovengehaald, op de Bosuil gebeurde dat wel
eens als Nederland kwam afzakken voor de Derby der Lage Landen, maar niet voor
wedstrijden van Antwerp.

Helaas zijn er over die gloriejaren van Braine, Coppens, Lozano, Mees, Van Moer en Kodat geen statistieken terug te vinden op het internet. Wel een
aantal losse gegevens, maar er zit geen systematiek in. Betrouwbare, globale
gegevens van onze competitie vind je pas terug vanaf het seizoen 1978/1979, op
de website www.bsdb.be, wat staat voor Belgian Soccer Database, een heel nuttig
privé-project van Luc Kempen, de secretaris van Verbroedering Geel-Meerhout. Als je die gegevens voor de jongste veertien jaar combineert met
de statistieken op www.european-football-statistics.co.uk kom je aan een betrouwbaar
overzicht, behalve van de twee seizoenen die Beerschot VAC in derde klasse
doorbracht (1991/1992 en 1998/1999). Daarvan zijn enkel partiële cijfers
beschikbaar.

Over die periode van 35 jaar, 1978-2013 (35 seizoenen voor
Antwerp en 33 voor Beerschot, omwille van die twee jaar in derde), ontving
Antwerp bij haar thuiswedstrijden gemiddeld 6.556 toeschouwers tegenover 6.442
voor Beerschot. Als we de twaalf seizoenen Germinal Beerschot en de twee jaar
Beerschot AC zouden vergeten, zakt het gemiddelde van Beerschot naar 5.179.
Op zich is dat niet abnormaal, want in de periode 1978-1999 speelde Beerschot
negen seizoenen op een lager niveau, Antwerp slechts één. Maar laten we niet
moeilijk doen: we tellen er de periode na het ‘echte’ Beerschot, dat van
stamnummer 13, gewoon bij, want de club mag dan officieel niet meer bestaan,
voor de supporters is er niet zo veel veranderd. Die roepen nog altijd met hart
en ziel ‘Beerschot’.

Kortom, Antwerp telt dus in de onderzochte periode per thuismatch gemiddeld 114 toeschouwers
meer dan Beerschot. Bijna verwaarloosbaar en zeker niet overeenstemmend met het
in Antwerpen nogal makkelijk verspreide ‘Antwerp heeft een grotere en een
trouwere aanhang’. Bovendien: als we alleen het gemiddelde zouden nemen van de
jaren in eerste klasse, krijgen we een compleet ander beeld. Dan is Beerschot
plots koploper met 7.335 toeschouwers per thuismatch, 129 meer dan de 7.206 van
Antwerp. Zelfs al had Antwerp in 1981/1982, 1982/1983 en vooral 1987/1988
succesjaren, waarin het gemiddelde een eind boven de 10.000 steeg.

Laten we de rollen weer omkeren. In de tweede klasse is
Antwerp een stuk populairder. Op dat niveau zit de ploeg van de Bosuil aan
gemiddeld 5.138 toeschouwers, tegenover 3.127 voor Beerschot, dat vooral in de
jaren vóór de ondergang van 1999 nauwelijks nog volk naar het Kiel lokte.

Conclusie 1: het globale gemiddelde en het gemiddelde in
eerste klasse houden elkaar min of meer in evenwicht. In het eerste scoort
Antwerp lichtjes beter, in het tweede Beerschot. Antwerp maakt het verschil
vooral in tweede klasse. Je mag dus zeker niet concluderen dat Antwerp
populairder is an sich, maar allicht
wel dat de aanhang iets trouwer en fanatieker is, want men blijft ook in de
tweede klasse naar het stadion komen. Die van Beerschot haken sneller af.

Conclusie 2: de Antwerpenaar is een successupporter. Vroeger
nog veel meer dan nu, trouwens. Als het goed gaat en het voetbal is
oogstrelend, dan zitten de tribunes vol. Als het wat tegenzit, net wanneer je
hun steun hard nodig hebt, zoeken ze hun vertier elders. Er valt veel te
beleven in ’t stad. Alleen de die hard­-fans, zeg maar: de harde kernen
(‘hard’, in de zin van trouw, niet in de betekenis die gelinkt is aan hooliganisme!) blijven altijd gaan.

Conclusie 3: een toekomstig nieuw stadion met een capaciteit van 25.000 mensen
is bijzonder hoog gegrepen, als je ziet dat Beerschot in de afgelopen
vijfendertig jaar nooit meer dan 19.000 toeschouwers mocht verwelkomen, terwijl
Antwerp alleen in het seizoen 1987/1988, toen het vele maanden alleen op kop
stond en enkel op het eind werd bijgebeend en voorbijgestoken, enkele keren
boven de 25.000 uittorende (met als absolute uitschieter de 40.000 fans voor
Antwerp-Anderlecht). Voorlopig zijn 15.000 (Bosuil) en 12.500 (Olympisch Stadion) ruim voldoende.

Ploeg van ’t Stad?

Ach, ’t is maar een spelletje, dat voetbal, en dat getreiter
tussen supporters van Antwerp en Beerschot moet je ook niet overdreven ernstig
nemen. Ze houden elkaar eigenlijk vrij goed in evenwicht, zowel qua sportieve
prestaties, als qua populariteit. Tot spijt van wie ’t benijdt of van wie niet
de moeite heeft gedaan om het even uit te zoeken.

Voorts zouden de supporters nu beter ophouden met elkaar te
jennen of een hoge borst op te zetten naar de buitenwereld. Nu eerst even in de
luwte proberen aan een remonte te werken, remonte die hen richting Belgische
elite moet voeren. Voor Antwerp wordt dat een lastig karwei, voor KFCO
Beerschot-Wilrijk is de weg nog véél langer, zijn de gidsen onervaren en wachten er langs het
kronkelige, oneffen pad vele moeilijke uitdagingen. Ik mag hopen dat de Beerschot-supporters respect opbrengen voor de club die hen nu met
open armen verwelkomt. Graag bij het bedenken van kreten toch ook die ‘KFCO
Wilrijk’ erbij betrekken, beste paars-witte fans, anders krijg je een vergelijkbaar scenario als met de
fans van Germinal Ekeren, die eerst welkom waren, daarna alleen nog maar
‘Beerschot’ te horen kregen en tenslotte werden uitgespuwd en als voetbalwezen
terug naar het noorden van Antwerpen trokken.

En tenslotte: laten we term Ploeg van ’t Stad nu maar een tijdje opbergen. Niemand verdient die
titel op dit ogenblik. Het ziet er naar uit dat dat nog een tijdje zal duren.
Neen, ’t is gene stoef in ’t Antwerps
voetbal en ’t zal gene kattepis zijn om de gouden jaren – die al bij al sinds eind jaren vijftig hooguit verguld mogen worden genoemd – te laten herleven.



« VorigeVolgende »